1 Pluraliteit, ethiek en christelijke levensbe-schou-wing

advertisement
11. Pluraliteit, ethiek en christelijke levensbeschouwing
Onze tijd is een tijd van pluraliteit, ook op het vlak van het maken van ethische keuzes. Dit
is zeer duidelijk op het vlak van de zogenaamde grote ethische debatten, zoals het abortusen euthanasiedebat; de discussies omtrent (de aanmaak van) menselijke embryo’s en
wetenschappelijke proeven, omtrent het gebruik van proefdieren. Andere probleemvelden,
die zeker even goed een discussie verdienen zijn de verwachtingen ten aanzien van de
gentherapie, klonen,... Ook buiten de biomedische en -wetenschappelijke sfeer doet zich
voldoende conflictstof voor: het migrantenvraagstuk en het recht op eigen cultuur; de
uitgerektheid van het sociale vangnet en de vraag naar de financiële beheersbaarheid ervan;
geweld en seks op televisie en in de reclame en de weerslag ervan op de samenleving,
onderwijs en levensbeschouwing; nieuwe politieke cultuur; pedofilie en kinderrechten;
belastingontduiking en de plichten ten aanzien van de samenleving; homohuwelijk (met
adoptierecht) en het gezin als hoeksteen van de samenleving;... De ethische vraagstelling
dient zich echter ook buiten de zgn. grote maatschappelijke debatten aan; meer bepaald in
het persoonlijke leven van ieder: de ordening van de korte relaties in de familiesfeer, de
sfeer van arbeid en ontspanning, etc. Hoe ga ik om met degene van wie ik hou, en met
degene waarvan ik zeker niet hou? Wanneer kan wat op gebied van seksualiteit? Wat
betekenen trouw en vriendschap? Wat betekent respect voor de ander, ook wat diens
materiële goederen betreft? Wat met eerlijkheid en vertrouwen? Telkens opnieuw worden
we geconfronteerd, niet alleen met het onvermogen tot diepmenselijke houdingen, maar
tegelijk – en meer en meer –, tot diverse invullingen ervan. De samenleving biedt weliswaar
kaders hiertoe (bv. wat is diefstal), maar doet dit slechts gedeeltelijk, en de kaders kunnen
verschuiven, naargelang de maatschappelijke consensus (of meerderheid) verschuift
(seksuele meerderjarigheid op 12, 14, 16 of 18?).
In wat volgt, worden geen antwoorden gegeven op concrete probleemvelden; wel
worden enige redeneerschema’s meegegeven, en aandachtspunten vermeld. Dit hoofdstukje
valt uiteen in vier onderdelen. Het eerste onderdeel omschrijft de ethische vraagstelling in
een context van veelheid. Het tweede richt zich op termverklaring, het derde op
redeneerschema’s en het laatste op de ethiek in de actuele context en de plaats van het
christelijke verhaal in deze.1
1 Pluraliteit en conflict op levensbeschouwelijk vlak
Wat in voorgaande inleiding meer algemeen gesteld werd, maken we hier concreter.
Want ook op ethisch (en religieus) vlak is de pluraliteit observeerbaar geworden en
bovendien tot het bewustzijn van de ethische (en religieuze) mens zelf doorgedrongen.
Gehelen van waarden en onwaarden, ethische denkpatronen, de confrontatie met cultureel
verwortelde uiterst diverse soorten ethos, maken zowel op individueel als op
maatschappelijk vlak, eenduidige ethische keuzen bijzonder moeilijk. (Het religieuze
subject en de religieuze gemeenschap worden opmerkzaam voor de onherleidbare
religieuze pluraliteit: het bewustzijn groeit dat naast de eigen specifieke religieuze
bestaanswijze andere godsdienstige subjecten en gemeenschappen, zowel buiten de eigen
1
Dit hoofdstuk werd deels geïnspireerd door P. Schotsmans, En de mens schiep de mens. Medische
(r)evolutie en techniek, Kapellen: DNB/Pelckmans, 1988; en T. van Willigenburg e.a. (red.), Ethiek in
praktijk, Assen: Van Gorcum, 1993.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
2
godsdienst als erbinnen, op een even intense en authentische, maar onherleidbaar andere
manier op zoek zijn naar religieuze vervulling). Dit kunnen we omschrijven als het
verworven inzicht in de eigen, onophefbare particulariteit.
Pluraliteit gaat echter ook in de ethiek (en de religie) gepaard met conflict. Wat de
ethische vraagstellingen betreft, dienen keuzes – elk geïnspireerd vanuit een telkens
divergerend waardeaanvoelen en ethische reflectie – zich aan zonder verzoenend
alternatief: euthanasie bijvoorbeeld is, welke de achterliggende redenering ook moge zijn,
óf (beperkt) toelaatbaar, óf niet; proefnemingen op menselijke embryo’s (laat staan het
kweken van deze embryo’s voor onderzoeksdoeleinden, is moreel toelaatbaar of verwerpelijk; geweld is óf wel óf niet geoorloofd bij vredestichtende VN-operaties; je bent voor óf
tegen de doodstraf; beide posities tegelijk innemen kan niet. (Incommensurabel zijn ook de
diverse godsdiensten: voor joden en moslims is het ongehoord dat in het christendom God
mens wordt of als triniteit wordt vereerd; de persoonlijke God/vader/moeder van de
christenen valt niet te verzoenen met de gecontempleerde leegte uit het boeddhisme;
geloven in de verrijzenis of in reïncarnatie valt moeilijk te rijmen met een materialistische
visie die betoogt dat met het vergaan van de materie alles definitief ophoudt; de actueel
bestaande hiërarchische katholieke verticale kerkstructuur valt vele niet-katholieke en
katholieke geloofsgemeenschappen en gelovigen zwaar).
Dit eerste inzicht in pluraliteit, particulariteit en conflict levert ons alvast volgende
basiselementen voor een reflectie over levensbeschouwing: (1) discussies en conflicten zijn
zelden zo eenvoudig, maar vaak zeer gecompliceerd – oversimplifiëring (bijvoorbeeld door
al te gemakkelijk schema’s van goed en kwaad op de werkelijkheid te leggen, en dus de
andere te gaan diaboliseren) is zelden een goede oplossing. (2) Overleg en het suggereren
van oplossingen over problemen geschieden zelden nog tegen een gemeenschappelijke
achtergrond, en de problemen vallen uiterst zelden op rationeel niveau op te lossen. In
discussies over ethiek en levensbeschouwing gaat men best zo concreet mogelijk de
eventuele discussiepunten op zichzelf betrekken (euthanasie overwegen bij een partner of
ouder is iets anders dan zeer algemeen de vraag naar euthanasie bespreken). In deze
concretisering mogen ook de morele emoties en de ethische houdingen die ons – prereflexief – eigen zijn niet vergeten worden. In de discussie omtrent het verlagen van de
leeftijd betreffende de toelaatbaarheid van seksuele betrekkingen vanaf de leeftijd van 14
jaar, of omtrent het geoorloofd-zijn van proeven op menselijke embryo’s, is het altijd goed
zich voor te stellen dat het de eigen dochter/zoon betreft, respectievelijk embryo’s voortkomend uit de eigen relatie. (3) Ethische consensus, dit zijn maatschappelijk aanvaarde
oplossingen voor ethische problemen, is vaak een gerationaliseerd gegeven waarbij
abstractie wordt gemaakt van vele concretiseringen. Maatschappelijk gezien is enige
consensus wel nodig om de samenleving als dusdanig te laten overleven. Ook zogenaamde
overkoepelende religies (in de aard van een religieus ‘esperanto’) maken abstractie van de
zeer specifieke en altijd concrete religieuze verhalen en ervaringen. Ook hier is consensus
vaak zeer abstract.
Een opmerking terzijde hierbij is dat de wetenschappelijke rationaliteit geen ethiek in
zichzelf draagt, wel een vocabulaire en een kader levert om de discussie te voeren. Vaak
beroepen alle posities in een debat zich op wetenschappelijke gronden om hun ethische
oordelen te funderen. Maar ethische oordelen zijn nu eenmaal niet gefundeerd in dé
realiteit, wel in de manieren (de verhalen) waarmee mensen met deze realiteit omgaan. En
deze verhalen zijn structureel gezien in onze maatschappij opties, keuzes – die het
keuzeproces verder gaan bepalen.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
3
2 Termverklaringen
Ethiek kunnen we, heel concreet, definiëren als de bewust ondernomen poging reflexief
te onderzoeken en kritisch te bevragen welke mensbeelden, waarden en normen het
menselijke handelen leiden, met het oog op (1) het komen tot ethische zelfuitklaring, (2) het
bekomen van enige transparantie en communicabiliteit in ethische discussies, en (3) het
komen tot ethische oordeelsvorming op individueel en collectief niveau. In de geschiedenis
van de ethische reflectie werden hiertoe diverse modellen ontwikkeld. Even verderop gaan
we hier op in. Eerst definiëren we wat normen en waarden, mensbeeld en ethische intuïties
zijn.
“Normen zijn handelingsvoorschriften die aangeven wat wij in bepaalde situaties
behoren te doen of na te laten”. Je woord houden, niet spieken op het examen, niet stelen
wat een andere toebehoort, zijn normen. Vaak gaat het om concrete handelingsbeginselen
die structuur brengen in het menselijke handelen.
“Waarden zijn op zich nastrevenswaardige ervaringen, situaties en standen van zaken, of
nastrevenswaardige eigenschappen van mensen, organisaties of van een samenleving als
zodanig”. Voorbeelden hiervan zijn vrijheid, solidariteit, betrouwbaarheid, geluk,
gezondheid. Ze zijn veel algemener en opener geformuleerd dan normen, en vragen vaak
afgeleide normen die de waarde helpen realiseren (zoals de norm iemand te helpen in nood,
de waarde van de solidariteit concreter vorm doet krijgen). Wel is het zo dat iets slechts een
waarde is voor iemand, als dit op zich waardevol en nastrevenswaardig is. Democratie is
voor de meeste westerlingen een waarde; in bepaalde culturen is dit echter een onwaarde.
Bedelordes in de katholieke kerk streven het ideaal van de armoede na, ofschoon dit voor
vele mensen een onwaarde bij uitstek is.
Een geheel van waarden, en gecorreleerde ethische normen, zit verankerd – en geeft
vorm – aan een ethisch mensbeeld: dit omvat het geheel van wat een mens werkelijk mens
maakt, en geeft aan wat echte menselijkheid is. Vaak gaat dit gepaard met het prioritair
stellen van bepaalde waarden boven andere. Bepaalde mensbeelden zijn bijvoorbeeld
rationalistisch van aard, en zoeken het volle mens-zijn in de ontplooiing van de menselijke
rede; andere plaatsen de rechten van gemeenschap bovengeschikt aan de individuele
verzuchtingen; nog andere gaan uit van een absoluut vrijheidsideaal.
Veel van onze gedragingen of onze oordelen komen onbereflecteerd voort uit ethische
intuïties. Deze zijn ervoor verantwoordelijk, als we geconfronteerd met een bepaalde
situatie deze onmiddellijk en intuïtief beoordelen als goed of slecht, als juist of onjuist. Als
een politieman een bedelaar uit het Brusselse Noordstation zet, zijn diverse reacties,
naargelang de ethische intuïties mogelijk. Dergelijke primaire ethische reacties zijn,
wanneer er verder op ingegaan wordt, verbonden met het mensbeeld, de waarden en de
normen van waaruit iemand leeft, handelt, denkt en oordeelt. Een reflectie dient deze
achterliggende waarden en normen op de voorgrond te halen.2
Vaak echter in de ethische reflectie duiken vier fundamentele ethische principes op (die
meestal wel in bredere ethische denkkaders passen). Ze geven “vanuit een publieke ethiek,
in allerlei keuzesituaties uitdrukking [...] aan de normatieve uitgangspunten voor een
samenleving van mensen”. Het zijn
(1) het ‘principe van het geen schade toebrengen’ (non-maleficence-beginsel) – ‘primum
non nocere’). Zolang we de anderen geen schade toebrengen, zijn onze daden
geoorloofd.
(2) het ‘weldadigheidsprincipe’ (benificence-beginsel). Deze daden behoren wij te
verkiezen die het meest welzijn opbrengen.
2
Voor de definitie van norm en waarde, en een aantal voorbeelden, zie Ethiek in praktijk, p. 10-12.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
4
(3) het ‘autonomiebeginsel’ (radicaal zelfbeschikkingsrecht). Dit principe houdt in dat
alle daden die de autonomie van de andere belemmeren gelaten worden en daden die
deze bevorderen actief nagestreefd worden. Een gevolg van dit principe is dat
iemands autonome keuzes gerespecteerd dienen te worden.
(4) het ‘rechtvaardigheidsprincipe’: “formeel criterium van gelijke behandeling:
‘Gelijken behoren wij gelijk te behandelen, en ongelijken ongelijk’”; meer specifiek
uitgedrukt impliceert dit het principe van de verdelende of distributieve
rechtvaardigheid (aan ieder dat wat hij redelijkerwijs nodig heeft).3
Deugden situeren zich op het niveau van het morele subject en kenmerken de interne
gesteldheid van de ethische mens. Het zijn “karaktertrekken, disposities die in zeer
gevarieerde handelingen en handelingspatronen tot uiting kunnen komen. Verworven via
een leerproces, helpen ze de mens het hoofd te bieden aan emotionele en motivationele
problemen die een juiste wijze van handelen in de weg staan”.4
Een laatste notie die om verduidelijking vraagt, is het geweten. L. Janssens schrijft
hierover: “Het geweten komt ons voor als een wezenlijke functie of dimensie van ons
zelfbewustzijn. We zijn ons bewust van onszelf als zedelijke subjecten”.5 Dit laatste duidt
op twee aspecten: (1) het geweten doet zich voor als een moreel besef dat in staat stelt een
onderscheid te maken tussen goed en kwaad, tussen wat hoort en niet hoort; het is met
andere woorden de zetel van onze morele intuïties, waarden en normaanvoelen. (2) Het
geweten stelt hiertoe niet alleen in staat, maar doet ook streven naar het goede, en
incorporeert dus ook een besef van absolute morele verplichting. Het morele schuldbesef
komt voort uit het verzaken aan deze verplichting, of aan het niet kunnen beantwoorden
eraan.
3 Klassieke ethische redeneerpatronen
Utilitarisme: prioriteit van het nutsbeginsel
“Een vrije daad is zedelijk goed, als ze zoveel mogelijk welzijn oplevert aan zoveel
mogelijk mensen of zo weinig mogelijk schade berokkent aan zo weinig mogelijk
mensen”.6 Welke handeling heeft het grootste nut? Dergelijke ethische reflectie vangt aan
bij het bekijken van de waarde van de gevolgen: wat zijn de gevolgen van een daad (of
regel, norm) op korte, middellange en lange termijn? In conflictgevallen speelt de discussie
zich af middels een vergelijking van de mogelijke gevolgen.
Problemen van deze methode: hoe wordt over de maat van dit nut geoordeeld? wie
beslist hierover? wat is menselijk welzijn? wat is schade?
Deontologische modellen
Deontologische theorieën zijn niet gericht op de gevolgen van handelingen als ethisch of
onethisch te kwalificeren, maar vertrekken van de intrinsiek morele waarde van dit
handelen zelf. Het doel heiligt niet de middelen. “De zedelijke waarde van een handeling
3
Voor de citaten, zie Ibidem, p. 33.
4
Ibidem, p. 121.
5
L. Janssens, Gewetensvorming, in J. Baers en E. Henau (red.), God is altijd groter. Werkboek rond het
geloven, Tielt/Weesp: Lannoo, 31985, 452-459, p. 452.
6
P. Schotsmans, Op. cit., p. 68-69.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
5
hangt niet af van haar gevolgen, maar van de innerlijke kwaliteiten van de daad zelf”.7 Dit
betekent dat bijvoorbeeld ook de intentie van wie een daad stelt, niet in rekening wordt
gebracht. De ethische reflectie ziet het ethische goede of slechte op de daad als dusdanig,
los van intentie of gevolg. Deze kwaliteiten zitten gevat in theorieën omtrent de
werkelijkheid, in de geloofsovertuigingen, uit morele ervaringen, enz.
De kritiek op dergelijke ethische modellen richt zich op de overconcentratie op de
handeling die als dusdanig uit het ethische handelingsproces wordt losgerukt.
Deugdenethiek
Goede redenen hebben om iets te doen, is niet genoeg; daarom doe je het goede nog
niet: ‘het goede kennen, is niet het goede doen’. Principes, normen, regels – de werkwijze
van de ‘plichtenethiek’ – werken niet uit zichzelf. Ethische reflectie kan dus niet alleen
stilstaan op het niveau van het argumenteren, maar dient ook te kijken naar de motivering.
Hoe motiveren wij ons handelen?
Een verklaring zou het ‘welbegrepen eigenbelang’ kunnen zijn. Rekening hou je met
anderen, omdat dit anders je eigenbelang schaadt. “Een mens moet niet eerlijk zijn omdat
oneerlijk gedrag de medemens schaadt, maar omdat eerlijkheid het langst duurt [...], met
oneerlijkheid schaad je op den duur jezelf”.8
Maar “moreel juist handelen dient niet altijd je eigenbelang. de mens moet daarom
motivationeel zo in elkaar zitten, dat hij uit zichzelf doet wat de moraal, die niet tot
eigenbelang te herleiden is, voorschrijft. Hij moet moreel juist willen handelen”.9 Dit
betekent dat iedere norm, iedere stap om een waarde te realiseren, corresponderend een
deugd vereist. De norm een immigrant te respecteren correspondeert in het morele leven
met de dispositie van tolerantie in respect. Zo ook is iemand écht eerlijk, die de waarheid
vertelt, omdat hij de deugd van de oprechtheid bezit, en niet diegene die eerlijk is uit
welbegrepen eigenbelang. Echt moreel handelen vereist een intrinsiek moreel persoon,
deugdzaam, verantwoordelijk, plichtbewust.
In een deugdenethiek kijkt men dan ook niet naar het morele handelen op zich, maar
veel meer naar de handelende morele persoon: wie goed is, handelt goed. Het richtinggevende beginsel is dan ook: ‘doe wat de deugdzame mens zou doen’. Maar wat is een
deugdzame mens? zijn er niet diverse modellen van deugdzaamheid?
Het communitarisme
Tot dusver stonden alle modellen die we ontwikkelden, in de zoektocht naar het goede,
een ethiek voor die universaliseerbaar is: het goede is dus iets wat principieel door ieder
zou moeten (en moeten kunnen) gedaan worden. Ook in ethische aangelegenheden wordt zo
objectiviteit gezocht (analoog aan de exacte wetenschappen). Maar zo werkt ethisch
handelen niet, volgens sommigen. Deugden zijn veeleer gelinkt aan wat mensen willen op
individueel en collectief vlak (en dus particulier en historisch). Omdat ik iets wil, stel ik
handelingen, zodat ik, wat ik wil, kan realiseren. Het ‘wat ik wil’ wordt ingevuld vanuit de
opvoeding, de socialisatie in de gemeenschap, de traditie, waartoe ik behoor. Deugden
zitten verweven in het individuele en maatschappelijke handelen en zijn even noodzakelijk
als zakelijke kennis en vaardigheden om iets te bereiken. “Verschillende mensen uit diverse
7
Ibidem, p. 74.
8
Ethiek in praktijk, p 112.
9
Ibidem.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
6
tradities zullen, gezien de verscheidenheid aan vormen die het goed voor een ieder kan
aannemen, uiteenlopende verzamelingen van deugden nodig hebben”. Opdat een gezin
bijvoorbeeld goed functioneert, zijn specifieke deugden nodig, die juist aangeleerd worden
in gezinsverband, en kunnen verschillen van tijd tot tijd, van plaats tot plaats.
4 Ethiek in een plurale samenleving
Ethiek en levensbeschouwing
Zijn ethiek en levensbeschouwing met elkaar verweven? Het antwoord is positief.
Levensbeschouwing biedt een ethiek niet alleen richting, maar situeert deze in een breder
zinkader, een bredere visie op het goede leven. Wie zich louter op het niveau van de
handeling zelf beweegt, kan in het ethische handelen van personen met diverse
levensbeschouwingen soms nog min of meer gelijke handelingspatronen zien en deze – op
het niveau van de handeling – dezelfde ethische kwaliteit toemeten. Maar naar motivering
en intensiteit toe, zullen deze handelingen, en dus ook de ethische kwaliteit, verschillen. De
bedrijfsleider die uit eigenbelang (voor de goede naam van de firma) kankerpreventie
financiert, doet niet hetzelfde als diegene die omwille van de kankerpatiënten zelf, geld in
het Kom-op-tegen-kanker-fonds stopt. Euthanasie toestaan op grond van het absolute
respect voor de vrije wilsbeschikking van het individu is uiteindelijk iets anders dan tot
ditzelfde besluiten vanuit een nadenken, in de lijn van een besef van het gave-karakter van
het leven, over het minste kwaad, ook al zal de feitelijke daad van levensbeëindiging
dezelfde zijn.
Pluraliteit
In een voorgaande sectie hebben wij er reeds op gewezen dat oversimplifiëring en
overdreven abstractie van ethische discussies uit den boze is. Zelden zijn ethische
discussies rationeel op te lossen, omdat dit nog een denken of rationeel kader vooropstelt
waarin ethiek en ethisch handelen objectief verankerbaar en aantoonbaar zouden zijn. De
feitelijke situatie falsifieert dit. Zoals in de deugdenethiek betoont, heeft ethisch handelen
vooral te maken met het morele subject en diens toebehoren tot en gesocialiseerd zijn in een
bepaalde traditie, een bepaald verhaal. Ethiek vertrekt van ethische ingesteldheid, van
ethische intuïties, die rationeel nooit (helemaal) uit te klaren zijn. De authenticiteit van de
ethiek zit sterk gekoppeld aan de authenticiteit van de traditie of het verhaal waarin de
ethiek verweven zit. Ook al zijn op het niveau van het feitelijke handelen wellicht soms
ethische compromissen mogelijk – en wenselijk gezien de noodzaak van een geordende
samenleving –, de ethische motivering van dezelfde daad kan volkomen anders (en zelfs
wederzijds exclusief) zijn.
Opgepast dient te worden in ethische vraagstellingen met de verwijzing naar de werkelijkheid-zoals-ze-is om het probleem op te lossen. Feiten leiden niet naar normen. Een
louter beroep op de wetenschap biedt geen ethische normen maar laat eventueel wel toe om
het ethische probleem adequaat te formuleren.
Christelijke ethiek
Ook in de christelijke ethische praxis, zowel op individueel als collectief niveau heerst
er een pluraliteit aan opvattingen, die echter uiteindelijk begrensd wordt door liefdegebod
dat in het christelijke dubbelgebod gegeven is: ‘bemin God bovenal en uw naaste als uzelf’.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
7
Het christelijke geloof biedt als verhaal vooral impulsen aan de morele gezindheid, de
vorming van deugden, een geheel van doelen en waarden die alle stammen uit en
terugvoeren naar dit éne funderende gebod van de liefde. Op dergelijke wijze genereert het
christelijk geloof een visie op het goede leven, vanuit het eigen verhaal.10
Zo begrepen manifesteert een christelijk open verhaal zich nadrukkelijk op ethisch vlak.
Fundamenteel hierbij is dat het de opvordering en uitdaging van het andere niet uit de weg
gaat. Juist in het dagelijkse leven, vanuit de confrontaties met andersheid, hervertelt het
christelijke verhaal zichzelf in een voortdurend proces van interpretatie en duiding –
recontextualisering. Het spreekt voor zich dat het christelijke verhaal nooit terug zal kunnen
worden gebracht tot een codex van precieze normen, waarbij de naleving ervan criterium is
van goed christen zijn. In de dynamiek van een christelijk open verhaal ontvouwt een
christelijke ethiek van de liefde zich in het opkomen voor de andere met respect voor diens
andersheid en de kritiek van die (persoonlijke en maatschappelijke) hegemonische
verhalen, waar dit niet gebeurt.
Toch kunnen een aantal beginselen, in hun algemeenheid, als richtinggevend worden
aangeduid, steeds in de context van het funderende liefdegebod: het beginsel van de
schepsellijkheid (de werkelijkheid, de ander, het leven is een gave) en hiermee
samenhangend het beginsel van de integriteit van het eigen leven en dat van anderen (en dit
zowel op persoonlijk als sociaal vlak); het beginsel van het respect voor de andere als het
beginsel van de solidariteit en in dit verband dat van de voorkeursoptie voor de arme (deze
is de andere als slachtoffer).11
Ethische knopen ontwarren
Dit gegeven zijnde, presenteren we hieronder eerder stellingmatig het (licht gewijzigde)
stappenplan voor een ethische reflectie, zoals dit gepresenteerd is in Ethiek in praktijk.12 het
betreft ethische oordeelsvorming met betrekking tot zeer concrete gevallen.
(1) Stap één omvat de fase van explicitering en omvat vragen naar wat nu juist het
morele probleem is (streven naar een concrete vraagstelling), of er zaken zijn die
deze probleemstelling verduisteren of verzwaren, welke de handelingsalternatieven
zijn en tenslotte of alle benodigde informatie aanwezig is.
(2) In stap twee volgt de analyse van het morele probleem: wie is erbij betrokken en
welke waarden en normen zijn met de probleemstelling verweven?
(3) Stap drie houdt de afweging van de waarden en normen in. Deze afweging leidt tot
een antwoord op het als vraag geformuleerde ethische probleem: wat dient er in dit
geval te gebeuren? De afweging heeft, ook als er geen consensus bereikt wordt en het
conflict blijft bestaan, tegelijk onmiddellijk te maken met de keuze van een
handelingsalternatief.
In dit verband verwijzen we ook naar twee bijkomende ethische denkinstrumenten, die
ethisch leven in situaties van pluraliteit kunnen helpen:
10
Het woord zonde is de term bij uitstek in het christelijke verhaal om aan te duiden dat ons handelen in deze
wereld ook God raakt. Juist omwille van het dubbelgebod, dat de mensenliefde in het ruime kader van de
godsliefde plaatst, raakt het kwaad dat mensen elkaar (de/het andere) aandoen ook God, en verstoort het de
schepselijke relatie tot God. Waar gesloten verhalen verteld worden, wordt de openheid op God vernietigend
opgevuld.
11
Zie hiervoor verder – en ook voor de discussie over de haalbaarheid van de christelijke ethiek zoals die
door het kerkelijke leergezag wordt voorgeschreven R. Burggraeve, Tussen Rome en leven. Essay over een
ethiek van het haalbare, Tielt, 1994.
12
Hoofdstuk 7: p. 55-70.
RELIGIE, ZINGEVING EN LEVENSBESCHOUWING – HOOFDSTUK 11
8
(1) het onderscheid tussen het menselijk wenselijke en het menselijk mogelijke (het
onderscheid komt van Paul Ricoeur). Wat ethisch het meest de voorkeur wegdraagt,
is in de praktijk niet altijd mogelijk.
(2) de blijvende nood aan ethiek, ook midden in onethische omstandigheden. R.
Burggraeve formuleerde dit als de blijvende nood aan een ethiek van het
ongeoorloofde. Wie eenmaal een onethische keuze maakte, en hierop verder gaat, is
niet compleet ontheven van ethische verplichting.
Download