Optiek Optiek: benadering, invalshoek, bijvoorbeeld financieel of commercieel. Visie: standpunt/mening, zijn er meerdere binnen een optiek. Ethische optiek: benadering dat mensen goed behoren te handelen. -goed: menswaardig handelen, hangt van je ethische visie af wat goed is -behoren: norm om het goede te doen -handelen: je doen en laten, je verstand gebruiken om na te denken wat goed is Moet-uitspraak: zo zou het moeten zijn, zo is het niet Is-uitspraak: zo zit de werkelijkheid in elkaar Waarden Waarde: dat wat mensen nastrevenswaardig vinden, meestal 1 woord Instrumentele waarde: staat in dienst van een andere hogere waarde, geen doel op zich. Intrinsieke waarde: staat op zichzelf, zonder verder doel Waardenconflict: je streeft 2 of meer waarden na die niet tegelijkertijd kunnen en dus moet je kiezen. Dit is een voorbeeld van een ethisch dilemma. Onwaarden: dingen die je níét wilt nastreven. Waardentaxonomie: rangorde van waarden. Normen Norm: gedragsregel, gaat om concreet gedrag en handelingen die verwacht worden. Morele normen:-relationele norm: directe omgang met mensen, thuis, school, winkel... -professionele norm: manier waarop een beroep uitgeoefend moet worden. -publieke norm: gedrag dat verwacht wordt ten opzichte v.d samenleving. Normen en waarden samen vormen de moraal. Ieder mens heeft een moraal: geheel van feitelijk aanwezige waarden en normen bij een individu, sociale groepering of samenleving in zijn geheel. Ethiek Ethiek denkt na over de moraal en het goede. Het is een onderdeel van de filosofie (philosophia = liefde tot wijsheid). Filosofie zoekt naar fundamenten en fundamentele problemen: a) Metafysica = is er meer dan het stoffelijke? Zijnsleer en bestaan van God? b) Wijsgerige Antropologie = wie of wat is de mens? c) Sociale Filosofie = menselijk samenleven en de inrichting van de samenleving. d) Geschiedenisfilosofie = over het proces geschiedenis. e) Kennistheorie = wat is kennis? Ethische visies: opvattingen over hoe wij ons behoren te gedragen, standpunten die worden ingenomen vanuit de ethische optiek. Ethische visies worden vaak door mensen gebruikt om (achteraf) hun handelen te rechtvaardigen. Er zijn verschillende stromingen die je hieronder ziet, inclusief substromingen: Gevolgenethiek Goed handelen wordt gekenmerkt door een goed resultaat. Het resultaat staat dan ook centraal. Gevolgenethiek kun je indelen in: 1 1.Hedonisme (hèdonè = lust of genot) gaat ervan uit dat een handeling ethisch juist is als het het meeste genot oplevert. De mens is daarom een wezen dat zoveel mogelijk probeert te genieten en tevens probeert zoveel mogelijk onlust te vermijden. Vertegenwoordiger is Epicurus (341-271 v.Chr). Hij wees erop dat een hedonist goed zijn verstand moest gebruiken. Je moet niet blind al je genietingen najagen maar berekenen wat -ook op lange termijn- het meeste genot oplevert. Ook kennen we Thomas Hobbes (1588-1679): de mens is steeds op zoek naar het optimale genot voor zichzelf. Homo homini lupus > de mens is een wolf voor zijn medemens. Egoïstisch dus. Er zou door conflicten een oorlog dreigen, maar daarvoor hebben mensen een denkbeeldig contract waardoor ze een staat kunnen vormen. 2. Eudemonisme (geluk) gaat eigenlijk verder op het hedonisme, maar geluk duurt langer dan genot, en zintuigen spelen bij geluk een minder belangrijke rol dan bij genot. Alles wat het geluk van mensen bevordert, is goed. Bij het sociaal-eudemonisme is het geluk van allen belangrijk. 3. Utilisme (nut) iets is goed als het het meeste nut oplevert. In de ogen van utilisten bevordert nuttigheid uiteindelijk het geluk van alle mensen en lijkt dus op eudemonisme. Vertegenwoordigers zijn John Stuart Mill (1748-1832) en Jeremy Bentham (1748-1832). Bentham wees erop dat we bij het streven naar nuttigheid een morele balans maken: afwegen wat belangrijk is en wat niet. Beginselethiek Goed handelen wordt gekenmerkt door de bedoeling. Je gaat uit van een bepaald beginsel of principe wat je als uitgangspunt gebruikt voor je handelen. Wanneer er meerdere waarden een rol spelen kun je een rangorde aanleggen. Belangrijkste persoon is Immanuel Kant. Immanuel Kant (1724-1804) Een handeling is goed als hij voortkomt uit goede wil. Daarbij moet je bewust je keuzes maken. Een kind van vijf die iemand vermoordt met een pistool weet niet wat hij doet, dus dat is geen kwade wil. Wanneer je authentiek ethisch wilt handelen heb je vrijheid van handelen nodig. De mens moet zelf zijn keuzes maken en uit plichtsbesef handelen. Dan is iets goed. Je kunt handelen uit plicht (het goede willen doen) en uit neiging (eigen welzijn vergroten, slecht). Wanneer handel je goed (categorische imperatief): -behandel een mens altijd als doel op zich en niet als middel -handel zo, dat het een algemeen geldende wet voor iedereen zou kunnen zijn Deugdethiek Gezindheid/deugden van iemand staat centraal. Bedoelingen en motieven moeten goed zijn, dan handel je goed. Je moet handelen vanuit een deugd. Deugd: een kwaliteit die een mens tot een goed mens maakt. Er zijn vier kardinale deugden: wijsheid, dapperheid, matigheid en rechtvaardigheid. Andere deugden zijn bijvoorbeeld eerlijkheid, betrouwbaarheid, vroomheid... etc... Opvoeding speelt een belangrijke rol, dus ook sociale gemeenschappen als gezin en school. 2 Levensbeschouwing en Etiek Een moraal is een onderdeel van de algehele levensbeschouwing van een individu of groepering. Levensbeschouwing: een samenhangend geheel van (voorlopige) antwoorden op kernvragen van het leven, met als uitingsvormen inspirerende personen, geschriften, rituelen, feesten, symbolen en organisaties. Kernvragen: 1. Wie is de mens 2. Wat is belangrijk in het leven (moraal) 3. Hoe leven mensen met elkaar samen 4. Wat is tijd 5. Wat is natuur 6. Wat is de betekenis van lijden en dood Een levensbeschouwelijke stroming is het Christendom met bijbehorende christelijke ethiek. Dé christelijke ethiek bestaat niet. Globaal heb je drie richtingen als het gaat om de vraag welke plaats de bijbel inneemt: 1. normen komen rechtstreeks uit de bijbel, de mens is niet autonoom (zelfbesturend) omdat hij de normen van God krijgt opgelegd. 2. perspectieven voor de moraal uit de bijbel, men erkent een afstand tussen vroeger en nu en laat zich inspireren door de verhalen uit de bijbel. We leven in andere omstandigheden. 3. alleen levensbeschouwelijke kaders uit de bijbel, men vindt met behulp van verstand een eigen oplossing en haalt uit de bijbel alleen een kader om binnen te denken. Waarden die centraal staan binnen het christendom: 1. God liefhebben; vooral door Jezus van Nazareth weten we hoe goed God is voor mensen, mens heeft maar beperkte mogelijkheden en is eindig. Er is meer na dit leven, het Rijk Gods. 2. Liefde en gerechtigheid; naastenliefde is streven naar rechtvaardigheid, dat is goed. Je moet opkomen voor zwakkeren (solidariteit). 3. Waarde van het menselijk leven; God dankbaar zijn voor elk mens dat er is, en ieder mens is uniek. 4. Keuze tussen goed en kwaad; de vrijheid van je keuze mag je niet gebruiken ten koste van een ander. Ieder heeft recht op een menswaardig bestaan. Ethische communicatie In het communicatieproces speelt uitwisseling van informatie en standpunten een centrale rol. Bij ethische communicatie heeft de uitgewisselde info betrekking op ethiek. Op basis van die (ethische) informatie ontwikkel je een eigen mening. Functies: 1. goed voor jezelf; je verreikt je eigen ethische standpunt 2. goed voor de samenleving; wij hebben meerdere ethische visies binnen onze samenleving. We leven in een plurale samenleving. Om morele problemen op te lossen is communicatie belangrijk, bedoeling is dan om de oplossing te kiezen die het beste argument inbrengt. Voorwaarden voor goede ethische communicatie: -Openheid (niemand uitgesloten) -Gelijkheid (iedereen serieus nemen) -Bereidheid tot dialoog (oog voor de ander en actief deelnemen) -Duidelijkheid (eenzelfde begrip moet niet meerdere betekenissen hebben) -Redelijkheid (discussie voeren met verstandelijk redeneren) -Goede argumentatie (moeten ter zake doen) 3 Wat zijn foute argumenten: ze hebben er niks mee van doen, zoals: a) ongegronde generaliseringen; algemene conclusie uit enkele gegevens alle ganzen zijn wit want in Helmond zijn ook witte ganzen b) normen ontleend aan feiten; feiten zijn niet goed, afgeleide normen ook niet iedereen gaat ooit trouwen, dus moet jij ook gaan trouwen c) autoriteitsargumenten; omdat iemand anders dat zegt of doet ik wil ook naar de bioscoop want heel de klas mag dat d) Ad Hominem argument; persoonsgebonden, iemand onderuit halen als hij het zegt is het niet waar, want hij is een Belg e) onjuiste analogie; wet of geldend iets toepassen op alle gevallen Darwin paste survival of the fittest toe op de mensen terwijl het over dieren ging f) onjuiste oorzaak; bij meerdere oorzaken wordt er maar één tot dé oorzaak gemaakt g) cirkelredenering; herhalen van een onbewezen uitgangspunt ik lus geen spruitjes omdat ik ze vies vind Ethisch stappenplan: 1. formuleren van het ethisch dilemma (a.d.h.v praktijkvoorbeeld bijvoorbeeld) 2. welke feiten spelen een rol (economisch, historisch, juridisch, personeel, sociaal) 3. welke waarden spelen een rol 4. formuleren van het ethisch probleem met voorgehouden norm 5. wie zijn de belanghebbenden 6. wie is moreel aanspreekbaar (directeur, actievoerder, lijsttrekker) 7. innemen van ethisch standpunt (conclusie en argumentatie) Proefwerkvragen: 1- Wat is de oorsprong van de wijsgerige ethiek? De vraag van Socrates: hoe moet men leven? 2- Wat is een waardentaxonomie? Een rangorde van waarden 3-Welke ethische variant kent de beginselethiek? De Kantiaanse variant 4-Wat is deugd? Kracht, goede eigenschap 5-Hoe omschrijft Aristoteles het begrip deugd? Het midden tussen een teveel en te weinig, maar het midden is niet het gemiddelde 6-Wat is deugdenleer? Analyse van afzonderlijke deugden en van hun verhouding tot elkaar 7-Drie kardinale deugden volgens Plato? Wijsheid, matigheid en rechtvaardigheid 8-Drie theologale deugden? Geloof, hoop, liefde 9-Waar moet ethische communicatie aan voldoen in eerste instantie? Gelijkheid 10-Wat is de eerste stap volgens het ethisch stappenplan? Formuleren van ethisch dilemma 4