TIJD – HISTORISCHE TIJD De verschillende periodes in de historische tijd 1. 2. 3. 4. 5. De prehistorie: De oudheid: De middeleeuwen: De nieuwe tijd: Onze tijd: vanaf het ontstaan van de aarde – tot het ontstaan van het schrift vanaf 500 v. Chr. – tot 500 n. Chr. vanaf 500 – 1500 vanaf 1500 – 1945 vanaf 1945 - … De prehistorie Wanneer? Vanaf het ontstaan van de aarde tot aan de ontdekking van het schrift, ca. 500 v. Chr. Kenmerken en belangrijke gebeurtenissen. 1) Ongeveer 15 miljard jaar geleden vond de “Big Bang” plaats. Uit deze oerknal ontstonden verschillende sterren en één van die sterren was onze zon. 2) Ongeveer 4,6 miljard jaar geleden smolten verschillende rondzwervende stoffen een gloeiende bol: onze aarde. Het leven op onze planeet ontstond in de oceanen en meren. Van hieruit evolueerden verschillende diersoorten. 3) Ongeveer 3 miljoen jaar geleden evolueerde uit de mensaap de “eerste mens” op het Afrikaanse continent. 4) De eerste mensen waren jagers en voedselverzamelaars. Ze sliepen in eenvoudige tenten of grotten. Voor de jacht maakten ze gebruik van wapen die ze steeds beter leerden gebruiken en leerden maken. Later leerden de mensen hoe ze gewassen moesten oogsten en dieren moesten kweken en werden ze boeren. Ze stopten met rondzwerven en begonnen te leven in groep, in de eerste dorpen en uiteindelijk steden. 5) Belangrijke uitvindingen die de mens geholpen heeft zich steeds verder en beter te ontwikkelen: vuur, wapens en werktuigen. Enkele kenmerkende beelden grotschildering wapens jagers en verzamelaars, eerste dorpen De oudheid Wanneer? Vanaf het ontstaan van het schrift, ca. 500 v. Chr. tot 500 na Chr. Kenmerken en belangrijke gebeurtenissen. 1) De Egyptenaren: De Nijl zorgde voor vruchtbare oevers waardoor de Egyptenaren snel leerden de grond goed te bewerken. Met klei bakten ze potten en bouwden ze huizen en werden ze goede ambachtslui. De Egyptische samenleving was goed georganiseerd en aan het hoofd stond een farao. Egypte had een sterk leger en de ambtenaren konden lezen en schrijven. 2) De Grieken: Ze leefden vooral van de landbouw. De Grieken dreven ook handel met andere verre steden. Ze stonden ook bekend als ‘geleerd’ en veel Romeinen haalden Griekse slaven in huis om van hen te leren. 3) De Romeinen: Ze waren goede soldaten en bouwden snel een reusachtig rijk uit. Ze legden wegen (heirbanen) aan, aquaducten en bouwden grote tempels. Rome werd een grootstad en iedereen had een dak boven zijn hoofd. De gewone man leefde in appartementsblokken en de rijke mensen leefden in luxueuze villa’s. De Romeinen organiseerden ook verschillende spelen zoals paardenraces en gladiatoren gevechten. Enkele kenmerkende beelden. De middeleeuwen Wanneer? Van 500 na Chr. tot 1500 Kenmerken en belangrijke gebeurtenissen. 1) De tijd van burchten en steden: Het Romeinse Rijk viel rond 500 na Chr. uiteen en dat was het begin van de middeleeuwen. Het was een duistere periode met veel oorlogen(rijke heren onderling), plunderingen(verschillende boevenbendes) en rooftochten(Noormannen). Om zich te beschermen bouwde de bevolking burchten en ook de abdijen werden versterkt. Want in het leven van de middeleeuwer stond de Christelijke godsdienst centraal. Rond het jaar 1000 keerde de rust steeds meer terug en kon er weer meer handel gedreven worden . Aan kruispunten van belangrijke handelsroutes werden door kooplui en ambachtslui steden gebouwd. 2) Platteland vs. stad: Het grootste deel van de bevolking woonde op het platteland rond de verschillende burchten. Ze moesten in ruil voor bescherming door de kasteelheer zware belastingen betalen. De boeren op het platteland voorzagen de steden van voedsel en grondstoffen. Als er een misoogst was, ontstond soms hongersnood. In de steden verenigden de handelaren zich in gilden (per ambacht). Om bij zo’n gilde te komen moest je enkele stappen doorlopen: leerling, gezel, meesterproef en uiteindelijk was je een meester. 3) Leven in de stad: Het leven in de stad was veelal vuil. De mensen gooiden hun afval op straat, de straten waren gewoon zandpaadjes, het ongedierte liep overal rond. De meester woningen bestonden ook uit hout en waren dicht bij elkaar gebouwd waardoor er een groot brandgevaar was. Enkele kenmerkende beelden. De nieuwe tijd Wanneer? Deel 1 - tijd van ontdekkingen: vanaf 1 500 tot 1800 Deel 2 –tijd van revoluties: vanaf 1 800 tot 1945 Deel 3 – wereldoorlogen: WOI 1914 – 1918 WOII 1940 - 1945 Kenmerken en belangrijke gebeurtenissen. Deel 1 – tijd van ontdekkingen 1) Ontdekkingen: In de drie eeuwen tussen 1492 tot 1815 werd de wereld kleiner. Europese zeevaarders en ontdekkingsreizigers brachten de oceanen en de kustlijnen in kaart. Dit alles kostte handen vol geld: belastinggeld en winsten uit verre kolonies (= overzeese gebieden via ontdekkingsreizen in handen genomen). Columbus ontdekte (per toeval) Amerika in 1492, Vasco Da Gama voer vanuit Europa naar India langs Kaap de Goede Hoop en Magelhaes ontdekte een route onder Zuid- Amerika en voer de wereld rond (hij stierf onderweg). 2) Uitvindingen: Door de boekdrukkunst werd kennis gemakkelijker verspreid. Kaarten en kompassen hielpen de zeevaarders de wereld te ontdekken met hun karvelen. Dankzij de vele reizen kwamen er ook meer en verschillende landbouwproducten op de markt. 3) Onrust: De groei van Antwerpen als een wereldhaven werd bemoeilijkt door de onrusten russen het Katholieke Zuiden (nu België) en het Protestante Noorden (nu Nederland). Deel 2 – tijd van revoluties 1) Stadsvlucht: Vanaf de 18de eeuw was de landbouw fel verbeterd. Er kwam meer en beter voedsel. De bevolking op het platteland groeide aan. Vele boeren trokken naar de stad op zoek naar werk. In de fabrieken werden machines gebruikt om te spinnen en te weven. Stoomtuigen brachten de machines in beweging. Stoomtreinen en stoomschepen zorgden voor beter transport van mensen en goederen. 2) De Nederlanden worden België en Nederland: In 1800 was koning Willem baas over de Nederlanden. De mensen in zijn rijk werden steeds onrustiger en er waren ook veel verschillen. In het zuiden waren ze vooral katholiek en in het noorden protestant. De mensen in zuiden voelden zich ook niet eerlijk behandeld en vertegenwoordigd. Dit leidde tot een grote revolutie en in 1830 werd België onafhankelijk. In 1831 werd Leopold I de eerste koning der Belgen. 3) Industriële revolutie: De bevolking groeide en er was steeds een grote vraag naar kleding en andere zaken. Al snel ontstonden aan de rivieren fabrieken waarin machines op waterkracht dingen konden maken. De machines op waterkracht hadden ook hun nadelen (droogte, weinig stroming, …) en werden spoedig vervangen door machines op stoomkracht. De arbeiders in de eerste fabrieken leefden in verschrikkelijke omstandigheden. Ze moesten lang werken en werden weinig betaald en het werk was vaak ook erg ongezond en zelfs gevaarlijk. Ook kinderen werkten. De arbeiders gingen zich verenigen en uiteindelijk ontstonden sociale wetten. Er kwam leerplicht en de lonen werden vastgelegd. Deel 3 – wereldoorlogen 1) De Eerste Wereldoorlog: Aan het begin van de 20ste eeuw zijn veel Europese landen wapens aan het produceren om hun macht aan de andere landen te tonen. Dit veroorzaakt veel spanningen tussen de landen en enkele landen beloven elkaar te zullen helpen als er oorlog zou uitbreken. In 1914 wordt in Sarajevo de Oostenrijk- Hongaarse kroonprins vermoord. Oostenrijk is woedend en verklaart de oorlog aan Servië. Duitsland, Hongarije, Turkije en andere steunen Oostenrijk. Zij zijn de Centralen. Frankrijk, Engeland, Rusland en later Amerika steunen Servië. Zij zijn de Geallieerden. De oorlog duurt veel langer dan gepland want door nieuwe technieken is verdedigen gemakkelijker dan aanvallen. De verschillende troepen graven zich in loopgraven in. Tussen de loopgraven ligt het slagveld dat ook wel eens Niemandsland wordt genoemd. De oorlog vraagt het leven van 10 000 000 soldaten. Het aantal ligt zo hoog door de nieuwe wapens die gebruikt worden: granaten, machinegeweren, tanks, vliegtuigen, gifgas, … Als uiteindelijk in 1918 de Amerikanen mee komen vechten geven de Centralen zich over en worden de wapens op 11 november 1918 neergelegd. We herdenken deze dag nog steeds als Wapenstilstand. Elke avond wordt in Ieper de Last Post geblazen als een eerbetoon aan de gesneuvelde soldaten. 2) De Tweede Wereldoorlog: Toen Duitsland na de eerste wereldoorlog verslagen was wilden de Duitsers wraak. In 1933 kreeg Duitsland een nieuwe minister president; Adolf Hitler. De partij van Hitler heette de NSDAP; De Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij. De aanhangers van deze partij noemden we nazi’s. Hij verbood de andere partijen en schafte de democratie af. Hij wilde van Europa één groot Duits rijk maken. Hij wilde de hele wereld veroveren. Hij was een dictator. Hij beschouwde de Duitsers als een soort supermensen (übermenschen ). Hij beloofde de Duitsers weer werk, en dus geld . Helemaal onderaan stonden het Joodse volk. De Joden kregen de schuld van alles wat er in het verleden fout was gegaan. Zo werden ze een zondebok en vijand van het volk. Veel mensen proberen te vluchtten naar Engeland. Er kwam censuur op de kranten en er mocht niet meer geluisterd worden naar Engelse radio. Er was een tekort aan eten, kleding en brandstof. Alles werd door de Duitsers meegenomen. Om alles eerlijk te verdelen kwam er een bonnensysteem. Ook kwam er een avondklok; ‘s avonds mocht er niemand meer naar buiten. Verzet tegen Duitsers was levensgevaarlijk. De enkelen die dat wel durfden worden verzetsstrijders genoemd. Ze hielpen onderduikers aan een schuilplaats, vervalsten persoonsbewijzen en stalen voedselbonnen voor hen. Daarna werden Joden opgepakt. Ze moesten naar een concentratiekamp. In totaal zijn 6 miljoen Joden omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen de Engelsen er achter kwamen wat er gebeurde met de mensen in de concentratiekampen beloofden ze dat de Duitsers zouden worden gestraft voor wat ze deden. Ook Amerika en Canada wilden helpen. Het waren onze bondgenoten. Ze werden de ‘geallieerden‘ genoemd. Omdat de geallieerden met zoveel waren wist Hitler dat hij het niet meer kon winnen. Toch vocht hij met zijn leger door tot 1945. Hij pleegde uiteindelijk zelfmoord in zijn bunker in Berlijn. Vanaf september 1945 werd de bevrijding ingezet. Enkele kenmerkende beelden. Onze tijd Wanneer? Vanaf 1945 tot …. Kenmerken en belangrijke gebeurtenissen. 1) Een wereld van verschil: Na 1945 ontstond in West- Europa een welvaartmaatschappij waarin de mensen goed verdienden. Techniek is zich snel blijven ontwikkelen en de rol van de mensen wordt heel dikwijls door machines overgenomen. Zeker de computer is steeds meer een belangrijke plaats aan het innemen. Wie niet meekon met de snelle vooruitgang bleef en blijft nog steeds arm waardoor in Europa een grote kloof gegroeid is tussen rijk en arm. Dit is echter niet alleen zo in Europa maar over heel de wereld. 2) Snel, sneller, snelst: Het transport van mensen en goederen in de 21ste eeuw verloopt razendsnel. Vliegtuigen vliegen naar overal en binnen de Europese Unie liggen overal spoorlijnen. De toename van het verkeer kent ook een grens en de wegen beginnen stilaan volledig vol te lopen. Zo komen de wegen rondom steden volledig stil te staan in monsterfiles. 3) Milieuproblemen: De groei van de industrie veroorzaakt ernstige lucht- en waterverontreiniging. Ook de steeds groeiende bevolking is een probleem. Waar halen we binnenkort al onze energie vandaag en al ons voedsel. Hoe zorgen we dat het milieu niet helemaal stuk gaat en wat doen we met al dat afval? Enkele kenmerkende beelden.