Document1 HANDLEIDING VOOR DE INDIENING VAN EEN AANVRAAG BETREFFENDE EEN PROJECT VOOR ALTERNATIEVE EN ONDERSTEUNENDE ZORG VOOR KWETSBARE OUDEREN In het hele document stemt het teken nr. overeen met het teken in het aanvraagdossier. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 1 Document1 I NLEIDI NG Doel van dit document Dit document is opgesteld om personen te helpen die een project willen indienen om hun dossier aan te leggen. Het vormt een aanvulling op de conceptuele nota die beschikbaar is op de website van het RIZIV1; de nadruk wordt gelegd op de meer praktische aspecten van de beschrijving van uw project. Wettelijke context Om kwetsbare ouderen in staat te stellen thuis te blijven wonen, voorziet het protocolakkoord nr. 3 over het te voeren ouderenzorgbeleid in het identificeren van vormen van vernieuwende en ondersteunende zorg en doet het hiervoor een beroep te doen op de deskundigheid van de zorgverleners die bij die personen actief zijn. Concreet wordt voorzien in 2 projectoproepen. De eerste projectoproep is afgesloten (KB van 2.7.2009) en de projecten lopen sinds 1/3/2010. De belangrijkste doelstelling van de projecten van de eerste oproep was het bieden van vernieuwende en alternatieve oplossingen aan de zorg los van een verblijf in RVT’s en ROB’s tegen een dagprijs voor het RIZIV die de prijs van de huisvesting in een RVT niet overschrijdt. De tweede projectoproep is gelanceerd naar aanleiding van de inwerkingtreding van het KB van 17/8/2013. Hoewel de globale doelstelling dezelfde blijft, verschilt het kader waarin de projecten moeten passen van dat van de eerste oproep. In die tweede oproep houdt het voorgestelde kader immers rekening met de eerste lessen die uit de projecten van de eerste oproep zijn getrokken. Zo wordt bijvoorbeeld de nadruk gelegd op de noodzaak van de deelname van de huisarts, op het effectieve gebruik van de BelRAI als evaluatie-instrument, op een echte transmuraliteit en een betere verankering van de vernieuwende interventie, waardoor het centrale positie van de patiënt alsook zijn vrije keuze van zorgverlener kunnen worden behouden. Die projecten komen in aanmerking om een duurzaam karakter te krijgen via een structurele financiering vanaf 2018. Verwachte projecttypes Die projecten moeten instaan voor innoverende verzorging of zorgondersteuning: “De (…) tegemoetkoming wordt verleend voor geneeskundige verstrekkingen aan ouderen die omwille van chronische aandoeningen kwetsbaar zijn en een multidisciplinaire aanpak vergen, waarvoor geen tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging is voorzien, maar die noodzakelijk zijn om een opname in een rustoord voor bejaarden of in een rust- en verzorgingstehuis uit te stellen of te vermijden en die behoren tot een van de 2 volgende categorieën”. Zoals hierboven is aangehaald, heeft deze oproep slechts betrekking op 2 van de 4 categorieën die aanvankelijk in het protocolakkoord nr. 3 waren opgenomen, enerzijds wegens de lessen die uit de eerste projectoproep konden worden getrokken en anderzijds wegens de evolutie van de verstrekkingen die door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten laste worden genomen. Die 2 categorieën zijn; Categorie 2: het gaat om nieuwe zorg- en zorgondersteuningsactiviteiten, verstrekt door een residentiële instelling bij de ouderen thuis en bovenop het bestaande zorgaanbod. Bijvoorbeeld: - Geriatrisch verpleegkundig advies (in complementariteit en continuïteit met de thuisverpleging) - Outreachende zorg (o.a. bij personen met dementie) bijvoorbeeld door het inzetten van een mobiele verpleegkundige of zorgkundige tijdens de nacht. - De coördinatie van de zorg rond een patiënt, met inbegrip van: o De ergotherapeutische interventie ter ondersteuning van de autonomie o de psychologische steun in geval van problemen die het gevolg zijn van een autonomieverlies van de oudere en/of de mantelzorgers (met uitzondering van de behandelingen in geestelijke gezondheidszorg). 1 http://www.riziv.fgov.be/care/nl/residential-care/alternative_forms/pdf/concept.pdf Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 2 Document1 Categorie 3: het gaat om het organiseren, het structureren van de samenwerking en de integratie van de zorgen die de continuïteit van de zorg- en zorgondersteuning aan kwetsbare ouderen, die een beroep doen op verschillende zorgverleners, garanderen. Projecten in categorie 3 richten zich meer op het organisatorische aspect van de zorgverlening voor patiënten in de thuissituatie, rond een individuele patiënt: het zorgtraject, de coördinatie, de continuïteit, het overleg, de zorgevaluatie, de planning en de opvolging. Het is dit verband dat de rol van de behandelende arts van groot belang is, als zijnde diagnostische en therapeutische referentiepersoon van een team of een netwerk. Deze rol als referentiepersoon impliceert onder meer de deelname aan en de betrokkenheid bij de opmaak van en het delen van informatie rond een gedeeld dossier en de globale geriatrische evaluatie-instrumenten. Binnen deze nieuwe samenwerkingsverbanden kunnen ook nieuwe zorgactiviteiten aangeboden worden bij de oudere thuis (bijvoorbeeld: case management, ergotherapie voor behoud van autonomie, psychologische ondersteuning,…). De 2 categorieën zijn zeker niet exclusief, maar komen tegemoet aan verschillende types van zorgbehoeften, en de organisatie van zorg en zorgondersteuning aan kwetsbare ouderen thuis. De transmurale samenwerking zal in elk geval worden nagestreefd. Enkele belangrijke elementen van het aanvraagdossier Een projectsoort: een project van alternatieve en ondersteunende zorg, verstrekt verzorging op gecoördineerde, geïntegreerde en overlegde wijze en waarvoor momenteel geen enkele tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen is vastgesteld. Een doelgroep: de “kwetsbare” ouderen of ouderen die een risico hebben op complexe en/of langdurige verzorging. Een doelstelling “patiënt”: versterking van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Een woongelegenheid voor de ouderen: het behoud of de terugkeer naar huis. De organisaties van zorgverleners voor die projecten zijn: diensten, groeperingen of instellingen voor verzorging, hulp of dienstverlening, inclusief de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging (GDT), die bij de tenlasteneming van de ouderen betrokken zijn. (KB, 1, 4°). Noodzakelijke partners zijn in het bijzonder: o De diensten voor thuisverpleging, o De geïntegreerde diensten voor thuisverzorging (GDT), o De ROB’s of RVT’s. o De structuren die door de Gemeenschappen/Gewesten met de coördinatie worden belast., Een formeel partnerschap met de huisartsenkringen van de geografische zone is sterk aanbevolen. De samenwerkingsverbanden tussen de voormelde structuren zijn verplicht geworden zodat de oudere kan rekenen op een globale, geïntegreerde en multidisciplinaire tenlasteneming. De deelname van structuren of organisaties, zoals een adviesraad voor ouderen of een wordt aangemoedigd om de band tussen het project en zijn doelpubliek te versterken. De deelname van de behandelend geneesheer is één van de slaagfactoren en wordt sterk aanbevolen. Het vervolg van de handleiding heeft dezelfde structuur als die van het aanvraagdossier van het RIZIV: Deel 1: Identificatiegegevens Deel 2: Inhoudscriteria voor de alternatieve zorg en zorgondersteuning. Bijgevoegd bij deze handleiding vindt u een BESCHRIJVING VAN DE WETENSCHAPPELIJKE FOLLOW-UP van de projecten die geselecteerd zijn en van de gegevens die in die context moeten worden verzameld. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 3 Document1 D E E L 1: I DENTI FIC ATI EGEG EVENS 1.1. I DE NT I F I C AT I E Deze volledige sectie moet door de aanvrager worden ingevuld V AN H E T P R OJ E CT V AN AL T E R N AT I E V E Z O RG 1 Gemeenschap / Gewest Het is de identiteit van de administratief coördinator die bepaalt tot welke Gemeenschap of Gewest het project behoort. Als de administratief coördinator een ROB, een RVT of een DGT is, wordt het project toegekend aan de Gemeenschap/Gewest die deze instelling of dienst heeft erkend. Als de administratief coördinator een dienst voor thuisverpleging is, wordt de Gemeenschap/het Gewest waaraan het project wordt toegekend, bepaald op basis van het adres van de vestigingseenheid gekozen door die dienst. Als het gaat om een dienst voor thuisverpleging met het adres in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is het de taal waarin het project is ingediend die bepaalt of het aan de Vlaamse Gemeenschap of aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend. Een project dat in het Frans is ingediend, zal worden betaald door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Cocof of Cocom – keuze te maken). Een project dat in het Nederlands is ingediend, zal worden betaald door Cocom (Brussels Hoofdstedelijk Gewest) of door de Vlaamse Gemeenschap. 2 Sociaal akkoord Werft een dienst voor thuisverpleging in uw project verplegings-, verzorgings of reactiveringspersoneel aan voor de innoverende verzorging? Schrap de onjuiste vermelding. 3 Uitbreiding van het project De projecten die een overeenkomst met het Verzekeringscomité hebben ondertekend in het kader van de eerste projectoproep hebben de mogelijkheid om een uitbreiding van hun project voor te stellen. Met die uitbreiding kunnen ze enerzijds de voorgestelde tenlasteneming uitbreiden, zodat zij overeenstemt met de minimumkenmerken die in hoofdstuk 5 van het KB van 17/8/2013 worden vermeld; anderzijds biedt de uitbreiding de mogelijkheid aan de projecten die zullen worden geselecteerd een proefperiode te genieten die loopt tot 2018. In geval van projectuitbreiding, zullen de opstartkosten worden berekend op de bijkomende financiering die werd gevraagd in het kader van de tweede oproep en niet op het geheel van de jaarlijkse tegemoetkoming die nodig is om het project te verwezenlijken. Er zijn immers al opstartkosten gefinancierd in het kader van de eerste projectoproep. 4 Administratief coördinator Onder de verschillende partners die meewerken aan het project, is de administratief coördinator de structuur die verantwoordelijk is voor de administratieve en financiële relaties met het RIZIV, overeenkomstig art. 14 van het KB. De administratief coördinator wordt eveneens het contactpunt voor de verzekeringsinstellingen (V.I.’s) wanneer de financiering niet meer rechtstreeks door het RIZIV gebeurt, maar per patiënt via de V.I. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 4 Document1 5 Bankgegevens van de administratief coördinator Voor bijkomende informatie betreffende IBAN en BIC kunt u de website van SEPA raadplegen op http://www.sepabelgium.be/fr/node/62 . Het bankrekeningnummer, de naam van de titularis van de rekening en zijn adres moeten overeenstemmen met de naam van de rekeningtitularis en zijn adres zoals bekend bij de financiële instelling van dat rekeningnummer. 6 Globale beschrijving van het project Beschrijf kort uw project voor alternatieve en ondersteunende zorg en benadruk de essentiële kenmerken, de concrete doelstellingen en de verwachte voordelen voor de oudere (en voor de mantelzorgers) (max.10 lijnen). Bv.: “Ons project biedt dergelijke verzorging / zorgondersteuning, voor die groep ouderen, met die concrete doelstelling en verwachte voordelen.” 1.2. I DE NT I F I C AT I E V AN D E P AR T NE R ( S ): 7 Partners Zie ook de conceptuele nota II. 2.1. (1°) Ter herinnering: de partners zijn de rechtspersonen die samen een project indienen en die elk een wezenlijke, onontbeerlijke rol hebben in de verstrekking van de innoverende zorg. Die samenwerking moet vervolgens worden geformaliseerd in een samenwerkingsakkoord dat door elkeen wordt ondertekend (KB, art.1, 4°, a). Concreet kan het gaan om verplichte partners zoals een ROB, een RVT, een GDT, een dienst voor thuisverpleging en een coördinatiecentrum of om een niet-verplichte partner zoals een huisartsenkring, een vrijwilligerscentrale, een OCMW, een ouderenvereniging, een ziekenfonds, een dienst voor gezinshulp, een medisch huis, enz. 8 Verplichte partners overeenkomstig art. 7 van het KB In elk project moeten de volgende partners aanwezig zijn: o Een ROB/RVT; o Een dienst voor thuisverpleging; o Een geïntegreerde dienst voor thuisverzorging; o Een structuur belast met de coördinatie, erkend overeenkomstig de reglementering van de betrokken Gemeenschap/het betrokken Gewest. 9 Partners (andere dan de verplichte partners) Gelieve hier de partners van uw project te noteren (rechtspersonen die onontbeerlijk zijn voor de verstrekking van de innoverende verzorging) die geen deel uitmaken van de “verplichte” partners. Voorbeelden: o huisartsenkring; o zorgnetwerk; o vrijwilligersorganisatie, OCMW, o ouderenvereniging, ziekenfonds,… Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 5 Document1 Als er in uw werkingsgebied geen GDT is, duid dan de betrokken huisartsenkring aan. 10 Wat moet worden verstaan onder “andere deelnemers”, hieronder ook wel “deelnemers” Zie KB, art. 1, 4°, b en de conceptuele nota II. 2.1. (2°) genoemd? Een “deelnemer” is een dienst, een groepering van professionele hulpverleners en/of een individuele persoon die rechtstreeks betrokken is bij de tenlasteneming van de oudere die in het project is opgenomen. Die dienst, groepering van individuele personen, neemt deel aan het project uit persoonlijke of klinische interesse (als bevoorrechte zorgverlener voor een patiënt die in het project is opgenomen) en zijn specifieke inbreng, die momenteel niet in de nomenclatuur is opgenomen, kan eventueel worden vergoed via het project. Die “ deelnemer” kan via het project ook ondersteuning genieten (bijvoorbeeld: opleiding). Een individu kan dus een “deelnemer” zijn. Concreet kan het dus gaan om formele of informele zorgverleners die de oudere al bijstaan, zoals de mantelzorger, een zelfstandige kinesitherapeut, een zelfstandige verpleegkundige, een huisarts, enz. Als uw project eveneens gericht is tot de informele zorgverleners die de oudere die in het project is opgenomen, bijstaan, moeten zij als “deelnemers” worden beschouwd en in deze rubriek worden vermeld. 10ter Is er een bepaald aantal “partners” of “deelnemers” nodig? Het aantal partners en andere deelnemers hangt af van het type project dat is ingediend. De filosofie van de alternatieve verzorging bestaat erin de samenwerking tussen de verschillende zorgverleners te bevorderen, in het bijzonder tussen de residentiële sector en de thuiszorg. Daarom krijgt de beschrijving van de partners en de deelnemers 25 punten. Bovendien wordt de manier waarop men de interactie tussen de verschillende partners en deelnemers organiseert ook geëvalueerd. Er is geen maximum aantal partners, maar het project moet beheersbaar blijven. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 6 Document1 Deel 2: Inhoudscriteria voor de alternatieve en ondersteunende zorg. Deze volledige sectie moet door de aanvrager worden ingevuld 11 Evaluatie van de inhoud van uw project Om geselecteerd te kunnen worden door het Verzekeringscomité moet uw project in totaal 69 punten op 115 (60%) behalen en minstens 50% op elk domein, zoals vermeld in het KB, art.20. De domeinen, geciteerd in art. 17 van het KB, zijn geëxpliciteerd in de “Conceptuele nota betreffende de alternatieve en ondersteunende zorg”. Op bladzijde 2 staan in een tabel de overeenkomsten tussen de evaluatiedomeinen en de conceptuele nota vermeld. In deze HANDLEIDING vindt u een reeks vragen om uw gedachten te begeleiden. Die vragen zijn noch volledig, noch dwingend; ze worden u voorgesteld als hulp bij het reflecteren. U moet dus niet alles beantwoorden, maar precieze indicaties geven voor de vier evaluatiedomeinen. Antwoord kort, precies en vermijd herhalingen: de doelstelling is de jury de elementen te bezorgen op basis waarvan uw project kan worden geëvalueerd en beoordeeld. 2.1. D OE LS T E L LI N GE N 12 Doelstellingen Zie ook de conceptuele nota II. 1.2, 1.3., 1.5. & 2.2. De rubrieken 2.1.1 en 2.1.2. vormen een geheel. In 2.1.1. beschrijft u concreet de aangeboden verzorging. Welke soorten doelstellingen heeft die verzorging? Zie ook 13 tot 16. - patiëntendoelstellingen? - klinische doelstellingen? - “innoverende” doelstellingen? - organisatorische doelstellingen? Zet een kruisje in de overeenkomstige kolom. Eenzelfde verzorging kan aan verschillende types van doelstellingen voldoen: zet dan een kruisje in de verschillende betrokken kolommen. Vervolgens licht u in 2.1.2. toe op welke manier uw project aan die doelstellingen beantwoordt. Voor elk type doelstelling vindt u in de punten 13 tot 16: - eerst een korte definitie, - dan een tabel met in een 1e kolom de criteria op basis waarvan die doelstellingen kunnen worden geëvalueerd; in een 2e kolom een toelichting van die criteria; in een 3e kolom verschillende vragen zodat u het type doelstellingen beter kunt begrijpen en uw project kunt evalueren. De projecten moeten niet beantwoorden aan alle toelichtingsvragen die zijn vermeld in kolom 3 van de onderstaande tabellen. Die vragen zijn er om u te helpen in de verduidelijking van de acties die u met dat project wenst uit te voeren. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 7 Document1 13 Licht uw doelstellingen toe: doelstellingen “patiënten” Zie ook de conceptuele nota II. 1.2. Patiëntendoelstellingen: het zijn de doelstellingen die de levenskwaliteit, de zelfredzaamheid en de zelfstandigheid van de oudere thuis willen versterken. Criteria Toelichting Acties aangeboden met het oog op het Vragen ter verduidelijking de Op welke manier versterkt uw project behoud thuis of de terugkeer naar zelfredzaamheid en de de zelfredzaamheid van de oudere? huis zelfstandigheid thuis te Anders gezegd, in hoeverre draagt de van de oudere in goede omstandigheden Vermogen om oudere bevorderen. werkelijk bij aan de beslissingen die op hem betrekking Zelfzorgondersteuning Vermogen om de levenskwaliteit hebben? van de oudere te verbeteren 14 Licht uw doelstellingen toe: de klinische doelstellingen Zie ook de conceptuele nota II. 1.3. Klinische doelstellingen: het gaat om doelstellingen die ervoor zorgen dat de hoger vermelde patiëntendoelstellingen kunnen worden behaald. Nauwkeuriger gezegd: ze beogen de versterking van de verzorging die op de patiënt is gericht, van toegankelijke verzorging (financieel, binnen een redelijke termijn en geografisch) en, bij uitbreiding, de versterking van de verzorging in zijn leefomgeving, de reactivering en de sociale integratie van de kwetsbare oudere. Criteria Toelichting Vragen ter verduidelijking Aanpak gericht op de patiënt Geïndividualiseerde verzorging / Op welke manier biedt uw project specifieke toegankelijke verzorging en diensten? evaluatie van de Wat verstaat u onder toegankelijke individuele behoeften. Activering van de middelen van Op welke manier biedt uw project “zorg de patiënt. op maat”? Toegankelijkheid van de diensten voor de patiënt (financiële Op welke manier evalueert uw project toegankelijkheid, wachttijd, af te de leggen afstand, nabijheid van diensten van de persoon? Welke vervoer, objectieve criteria gebruikt u? Op openbaar transportdiensten ad hoc, enz.). Betere integratie in het leefmilieu en verzorging en diensten? behoeften welke manier aan verzorging houdt uw en project rekening met de keuzen en voorkeuren Actieve deelname van de oudere. Reactivering en sociale integratie Op welke manier ondersteunt / draagt van de oudere. uw project bij tot de integratie van de het sociale leven van de oudere? oudere in zijn leefmilieu? Op welke manier creëert hij een sociale band? Nabijheid van het aanbod ten opzichte van de patiënt Beperkte geografische zone Toegankelijkheid patiënten voor Welk gebied dekt het project ten de opzichte van de patiënten? Welke maximale afstand (in km en/of in tijd) moeten de patiënten afleggen om de diensten te Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 8 bereiken of Document1 omgekeerd? Staat het gedekte werkingsgebied in voor de toegankelijkheid van de diensten voor de patiënten en van de zorg “op maat”? Licht toe. Aanpak gericht op de mantelzorger of de zorgverlener Actieve deelname van de mantelzorgers of zorgverleners Ondersteuning van informele verzorging Op welke manier zorgt uw project voor de implicatie van de oudere? En die van de mantelzorgers en zorgverleners? Op welke manier ondersteunt en houdt uw project rekening met de informele verzorging? Op welke manier evalueert uw project de behoeften van de mantelzorgers of zorgverleners? Welke objectieve criteria gebruikt u? 15 Licht uw doelstellingen toe: de doelstellingen “innovatie” Zie ook de conceptuele nota II. 1.5. Innovatiedoelstellingen: het zijn de zorg- of zorgondersteuningsdoelstellingen waarvoor momenteel geen terugbetaling is vastgesteld. Criteria Innoverend karakter Toelichting Vragen ter verduidelijking - Originaliteit van het zorgaanbod Welk(e) proble(e)m(en) betreffende de verzorging en diensten voor de oudere wordt uw project geacht op te lossen? Worden die problemen al ten laste genomen door andere projecten? Waarin verschilt uw project van die andere? Wat is de verwachte meerwaarde van de verzorging die in uw project wordt aangeboden (in vergelijking met de huidige tenlasteneming)? Bijvoorbeeld: een meerwaarde op het vlak van de voldoening van de patiënt, kwaliteit, doeltreffendheid, veiligheid, financiering, enz. Op welke manier is innoverend? Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 9 uw project Document1 Alternatief karakter Zorgondersteuning Tegemoet komen aan behoeften Aan welke nog onvervulde behoeften of lacunes kan uw project voldoen? die momenteel niet zijn vervuld (omdat ze niet bekend zijn of Op welke manier kan uw project wegens het gebrek aan een voldoen aan een huidig gebrek aan structureel aanbod) een zorg- en dienstenaanbod voor ouderen die wensen thuis te blijven? Waarin onderscheidt uw project zich van het bestaande zorg- en dienstenaanbod? Aanvullend karakter in vergelijking met het bestaande aanbod Kennis van het bestaande aanbod en Licht in het bijzonder toe op welke vermogen om aan te tonen hoe het manier uw project zou kunnen passen project daarmee zal overeenstemmen. in het huidige zorg- en dienstenaanbod. 16 Licht uw doelstellingen toe: de organisatorische doelstellingen Zie ook de conceptuele nota II. 1.2. Organisatorische doelstellingen: het gaat om doelstellingen die bijdragen tot de goede werking van het project zelf, of het nu om de samenwerking tussen de leden van het project, zijn partners en deelnemers gaat, dan wel om het adequaat vrijmaken van middelen. Die organisatorische doelstellingen zijn vastgesteld, rekening houdende met de klinische, innoverende en patiënten- doelstellingen. Criteria Toelichting Vragen ter veruidelijking Zorgcontinuïteit Toon aan op welke manier uw project ervoor zorgt dat ouderen op tijd en ononderbroken verzorging kunnen krijgen? Samenwerking tussen de Complementariteit en Op welke manier bevordert uw project informele de complementariteit van de formele ondersteuning de patiënt en de zorgverleners verzorging en diensten en formele verzorging tussen wederzijdse partners/deelnemers, met inbegrip van en diensten – ondersteuning van de mantelzorger,… en informele verzorging? Op welke manier wordt in uw project rekening gehouden met de bevoegdheden en de bekwaamheden van de mantelzorgers en zorgverleners? Coördinatie verzorging en integratie van de Door klinische paden en zorgtrajecten, Op welke manier kan uw project de maar niet uitsluitend. coherentie en de coördinatie van de verzorging van de oudere garanderen? Welke hulpmiddelen verspreiding van vergemakkelijken om informatie de te zal u gebruiken teneinde deze integratie van de zorg te bewerkstelligen (vergaderingen, software,…) Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 10 Document1 Gelijkheid tussen de organisatorische De doelstellingen moeten de klinische doelstellingen aspecten dienen (zorgaanbod). tenlasteneming van de patiënt? en de klinische doelstellingen 2.2. U W organisatorische doelstellingen Hoe dragen de bij organisatorische tot een betere P AR T N E R S , D E AN D E R E DE E L NE M E RS E N HU N T AK E N Voorafgaande opmerking: In deze rubriek moeten hun volledige gegevens niet worden herhaald, maar moet u de manier waarop de instellingen samenwerken, in detail beschrijven. Zie KB artikelen 9 en 10 en de conceptuele nota II. 2.1. 17 Partners / deelnemers Voor de definitie van “partners”, zie toelichting in 7, 8 en 9. Voor de definitie van “andere deelnemers”, zie toelichting in 10bis. Criteria Project in partnerschap met verschillende deelnemers dan alleen Toelichting Vragen ter verduidelijking Aantal en diversiteit van de partners Hoeveel partners/deelnemers denkt u in het project op te nemen? Inclusie van de huisartsen(kringen) de ROB/RVT en/of de dienst voor Inclusie van andere organisaties (bijv. thuisverpleging en/of GDT de vrijwilligerscentrales, de patiëntenverenigingen, enz.) Vermeld de partner(s)/deelnemer(s) van het project. Welke verzorging en diensten kan elke partner Complementariteit van de partners verstrekken? Over welke expertise beschikt elke partner om Interdisciplinariteit tegemoet te komen aan de behoeften Transsectoriële samenwerking van de doelgroep? Respect voor de vrije keuze van de Welke relatie hebben de verschillende betrokken patiënt partners met de doelgroep(en)? Gezamenlijke aanwezigheid van een ROB, een RVT, een GDT en een dienst voor thuisverpleging en een structuur belast met de coördinatie, erkend overeenkomstig reglementering Verband met doelstellingen de klinische van de de betrokken Op welk vlak kan de vereniging van de verschillende partners / deelnemers in het project beter tegemoetkomen aan de behoeften van het doelpubliek? Wat is de meerwaarde ten opzichte Gemeenschap/Gewest. van een enkele dienst? Vermogen om aan te tonen op welke Welke meerwaarde voor de patiënt manier de voormelde organisatorische betekent elke partner? doelstellingen zullen bijdragen tot een verbetering van de verzorging (klinische doelstellingen) Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 11 Document1 18 Organisatorische modaliteiten Zie ook de conceptuele nota II. 2.4. Organisatorische voorwaarden: het gaat om de beschrijving van de werkingsregels die zijn opgesteld door het project. Ze betreffen de coördinatie van het project, gaande van de promotie van het project, over de coördinatie van de verzorging tot de evaluatie van het project. Ze betreffen ook de informatiesystemen. Criteria Toelichting Vragen ter verduidelijking Coördinatie / het werken in een Wederzijds engagement Op welke coördinatiewijze is uw project netwerk Interdisciplinaire samenwerking gebaseerd? Hoe ziet u de coördinatie Transsectoriële samenwerking van de zorg? Definitie van de rol van coördinator partners/deelnemers van het project? Uitwisseling van informatie tussen Welke plaats zullen de deelnemers partners en/of deelnemers (niet partners) innemen, zodat het voor Financiering de patiënt ook duidelijk is? van de partners Beschrijf de functie van de klinisch en/of deelnemers Op basis van welke criteria kiest u de Kwaliteit van het coördinator als die er is. Als u een coördinator samenwerkingsakkoord tussen de klinisch partners en/of deelnemers administratief coördinator en een overweegt, beschrijf dan elke functie. Rol van de huisarts Overweegt u een proefgroep voor het project? Uit wie zal hij eventueel zijn samengesteld? Voorziet u in financieringsvoorwaarden (het bedrag van de terugbetaling inbegrepen) voor de partners en/of deelnemers? Zo ja, welke? Informatiesysteem Regel voor de registratie van de Welke informatie tussen de partners en/of deelnemers communicatiemechanismen Regel voor de overdracht en de met verdeling van de informatie overweegt u? Regel voor het informeren van de Welke beslissingsmechanismen met patiënt en de familie betrekking tot de patiënt overweegt u? Link naar het GMD Beschrijf uitvoerig de manier waarop betrekking tot de patiënt de informatie aan de patiënten en hun familie zal worden bezorgd. Zelfevaluatie Regels voor zelfevaluatie eventuele aanpassing en Welke regels beoogt u voor uw zelfevaluatie? Welke garanties voor de duurzaamheid van de voorgestelde oplossingen kunt u aantonen? Verband met doelstellingen de klinische Welke plaats zal de patiënt innemen in de organisatie van die verzorging? Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 12 Document1 18.1 verankering van uw project en band met de huisarts Als er een element is dat beschouwd kan worden als een factor die het op poten zetten van een project vergemakkelijkt, dan is het de verankering van het project in het bestaande zorgaanbod in het werkingsgebied. Het louter toevoegen van een project dat vernieuwende zorg of zorgondersteuning aanbiedt is a priori onvoldoende. Het project moet interageren, functioneren met reeds bestaande structuren en verstrekkers. Om deze interactie te vergemakkelijken en om het mogelijk te maken dat nieuwe synergiën zich ontwikkelen, is partnerschap tussen structuren verplicht8. Het gaat om partnerschappen tussen structuren. Dit houdt in dat het project dat zich hiertoe beperkt geen rekening houdt met individuele verstrekkers. Welnu, tussen deze bevindt zich vaak de medische referentiepersoon van de patiënt: zijn huisarts. In praktijk is een individueel partnerschap met elke huisarts niet werkbaar. Vandaar moedigen wij u aan om een partnerschap op te zetten met de huisartsenkring die actief is in uw werkingsgebied. In functie van hoe het terrein lokaal of locoregionaal georganiseerd is, zou dit partnerschap zich kunnen formaliseren via de RML die een ruime doelpubliek hebben dan dit van de zorgtrajecten, of via de GDT’s. Deze RML vormen een brug tussen de huisartsenkringen en de GDT’s en ontwikkelen een vierjaarlijks actieplan. Bij gebrek hieraan kan de individuele huisarts in het project geïntegreerd worden als andere deelnemer. Als de deelname van de verschillende partnerstructuren in het kader van de vernieuwende dimensie mogelijk geworden is binnen de financiële tegemoetkoming die is toegekend ,dan is dat niet het geval voor de huisarts, ondanks zijn essentiële rol. Om die reden heeft het project de mogelijkheid om voor de huisarts een tegemoetkoming te voorzien, die is vastgelegd op 80 euro per patiënt per jaar. Om deze tegemoetkoming te verwerven moet er aan 3 voorwaarden voldaan worden (KB art.6, §1, 3°): a) b) c) Gebruikmaken van het globaal medisch dossier voor elke patiënt die in het project is opgenomen; Actief deelnemen aan coördinatie- en overlegvergaderingen, en in het bijzonder met het oog op de realisatie en de uitvoering van een zorgplan; Volledige deelname aan het delen van informatie met betrekking tot de patiënt. Deze informatie is noodzakelijk binnen het gebruik van BelRAI. 18.2 Welke instrumenten moeten worden gebruikt? Bij de organisatorische modaliteiten vragen we u om naar het preciseren van de instrumenten die u zal gebruiken in het kader van uw project. Hieronder vindt u de verschillende instrumenten die u verplicht moet gebruiken en die u dient te integreren in uw projectwerking. U behoudt de mogelijkheid om andere instrumenten te gebruiken indien deze beantwoorden aan specifieke noden. Er zijn 3 situaties waarbij een schaal of meetinstrument moet worden gebruikt in het project: 1. bij de opname van een oudere in het project; 2. om gegevens aan het onderzoeksteam te bezorgen; 3. om de zorg te organiseren en te plannen.(opmaak, evaluatie en aanpassing van het zorgplan; communicatie tussen de zorgverleners. 1. Bij de opname van een oudere in het project. Om “alternatieve” zorg te kunnen genieten, moet de oudere minstens voldoen aan de leeftijdscriteria (minimum 60 jaar oud zijn tenzij het om een project gaat waarvoor het Verzekeringscomité van het RIZIV in een uitzondering heeft voorzien) - EN complexe verzorging nodig hebben; - OF lijden aan dementie ; - OF aan de kwetsbaarheidscriteria voldoen. Dat wordt toegelicht in de onderstaande beslissingsboom uit de conceptuele nota (II. 1.1.). - Heeft de oudere complexe verzorging nodig? Het antwoord wordt duidelijk in de Katz-schaal; - Lijdt de oudere aan dementie? De diagnose van een geneesheer-specialist is vereist in dat geval. - Gaat het om een kwetsbare oudere? Dat wordt aangetoond door de Edmontonschaal. De patiënten met een score gelijk aan of hoger dan 6 op de Edmontonschaal worden beschouwd als kwetsbaar in het kader van protocol 3. Sommige elementen van Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 13 Document1 BelRAI bepalen eveneens de kwetsbaarheid. 2. Om de gegevens aan het onderzoeksteam te bezorgen, gebruiken de projecten de BelRAI, Zarit-12, de WHO-QoL vragenlijst en een economische vragenlijst. In bijlage 1 worden de grote principes van die wetenschappelijke opvolging uitgelegd. Er worden minimum 3 evaluatiemomenten van de toestand van de kwetsbare ouderen voorzien : bij de opname, elke 6 maanden en bij de uitstap uit het project. Ook bij een significante verandering van de gezondheidstoestand dient een volledige beoordeling afgenomen te worden. Een gedetailleerd organigram waarin de momenten worden gepreciseerd waarop die schalen moeten worden gebruikt is beschikbaar op het adres: https://wiki.belrai.org/nl/Wiki.jsp?page=OrganigrammenP3. Om de kosten voor die gegevensverzameling te dekken, wordt voorzien in een forfaitaire tegemoetkoming van 181,71 euro per patiënt per jaar (artikel 6, §1, 8°). 3. Om de zorg te organiseren en te plannen moeten de partners de elektronische versie van BelRAI gebruiken. Via dat instrument kan een evaluatie worden uitgewerkt die de gezondheids- en welzijnstoestand van de ouderen weergeeft en de realisatie van een holistisch zorgplan van hoge kwaliteit beoogt. Hij bevordert ook een interdisciplinaire aanpak. Om de resultaten van de zorgschalen en de CAP’s te kunnen verkrijgen, en de zorg te kunnen plannen op basis van een geheel van noden van de oudere, is het onontbeerlijk om de elektronische BelRAI direct in te vullen. Het is net de permanente aanpassing van het zorgplan aan de noden van de oudere die toelaat om die zorgen te definiëren die het meest adequaat zijn in functie van de evolutie van de gezondheidstoestand en de noden. Wees efficiënt en voorzie de organisatie van uw project zodanig dat ,voor zover mogelijk, de momenten waarop de toestand van de oudere geëvalueerd wordt gekoppeld worden aan de wetenschappelijke doeleinden (2), teneinde uw organisatie en zorgplanning te voeden (3) ! Belangrijke opmerking: niet alle gezondheidswerkers hebben toegang tot alle rubrieken van de BelRAI. Deze toegang hangt af van hun kwalificatie en de rol dat hen zal worden toegekend in de applicatie. Enkel de verpleegkundigen en de artsen hebben toegang tot alle rubrieken in BelRAI. Zorg ervoor dat u samenwerkt met een verpleegkundige of de behandelende arts. Deze zorgverlener moet bij de verzorging betrokken zijn en de oudere kennen, zo niet zal hij niet in staat zijn om het instrument op een adequate wijze in te vullen.. Deze toegangsrechten zijn opgenomen in de matrices van bijlagen 2 & 3. Hou er eveneens rekening mee dat het bezit van een elektronische Belgische identiteitskaart verplicht is om toegang te krijgen tot de applicatie. Meer informatie: http://wiki.belrai.org/nl/ Protocol 3-project follow-up P3 Algemene vragen en antwoorden Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 14 Document1 Verzekeringscomité heeft een afwijking voor het betrokken project goedgekeurd NEEN Leeftijd ≥ 60 jaar JA NEEN OUI JA Nood aan complexe verzorging Fysische of psychische afhankelijkheid Residentiële Katz B, C of Cd NEEN Kan niet geïncludeerdworden JA Dementie Diagnose van geneesheer-specialist(*) NEEN JA NEEN Kwetsbaarheid Edmonton schaal 6 JA Beantwoordt aan de minimale inclusiecriteria Specifieke inclusiecriteria van het project (*) Een psychiater, een neuropsychiater, een internist-geriater of een neuroloog Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 15 Document1 19 2.3 WIJZE VAN OVERLEG EN COÖRDINATIE 2.3.1 Het overleg en de zorgcoördinatie zijn van essentieel belang in het kader van de tenlasteneming van patiënten met een chronische aandoening. Het opnemen van uw project in het bestaande aanbod is dus van primordiaal belang. Dat aanbod wordt momenteel verzekerd door structuren die zowel door de Federale Overheid als door de Gemeenschappen/Gewesten worden gefinancierd. Die structuren hebben specifieke opdrachten die in de wetgeving van de verantwoordelijke overheid worden vermeld. De aard van de opdrachten alsook de structuur waaraan die opdrachten worden toevertrouwd variëren naargelang de subsidiërende overheid. Bovendien werken de structuren binnen eenzelfde subsidiërende overheid verschillende benaderingen uit die op dit moment verwarring veroorzaken tussen concepten zoals “coördinatie”, “overleg”, “integratie”,… van zorg. Parallel met die vaststelling kan het huidige aanbod volgens sommigen nog worden verbeterd. Als het project het nodig acht, kan het project het aspect waarvan het vindt dat het ontbreekt ontwikkelen. Het project moet dan de doelstellingen die het beoogt met de voorgestelde verbetering, de benodigde middelen alsook de koppeling aan de bestaande structuren beschrijven. Er moet een evidente link bestaan tussen die beschrijving en de organisatorische modaliteiten (18). Opgelet, het gaat niet om het creëren van een bijkomend niveau of coördinatiestructuur, maar wel om het optimaliseren van de werking van de huidige structuren of om ze kwalitatief te versterken, voor meer doeltreffendheid en ter versterking van het belang en de deelname van de patiënt. 2.3.2 Een belangrijk element om overleg- en coördinatie-activiteiten te verwezenlijken is het bepalen van de behoeften van de patiënt en zijn mantelzorger, indien mogelijk door de patiënt en mantelzorger zelf. Het gaat om een voorwaarde waarbij aan de patiënt een reeks aangepaste diensten, zorg en zelfzorg wordt voorgesteld. De BelRAI maakt het onder meer mogelijk die analyse uit te voeren. Het gebruik van dat instrument in het kader van deze oproep is verplicht geworden (19). Buiten het feit dat zij een opleiding hebben gevolgd voor het gebruik ervan, moeten voor elk project specifieke organisatorische modaliteiten worden uitgewerkt die de partners moeten onderschrijven. Die modaliteiten kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op: de manier waarop de informatie (type verantwoordelijke professionele zorgverlener(s), materiaal, ….) wordt verzameld; de frequentie van het gebruik van de BelRAI voor de evaluatie van de noden (vergelijkbaar met de wetenschappelijke opvolging, vaste frequentie, degressieve frequentie, frequentie afhankelijk van de gezondheidstoestand, …); de modaliteiten van gebruik van de resultaten van BelRAI: realisatie van een geïndividualiseerd zorgplan, coördinatie en evaluatie van het zorgplan, geplande herevaluatie etc: door wie en aan welke frequentie… Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 16 Document1 20 2.4. B E S C H R I J F D E D OE L GR O E P V AN O UDE RE N W AAR OP UW P R OJ E CT GE RI C HT I S . W AT I S B OV E N DI E N HE T W E RK I N GS GE BI E D D AT D O O R UW P R OJ E CT W OR D T GE D E K T ? Zie ook de conceptuele nota II. 1.1. DOELGROEP de “kwetsbare” ouderen de personen die complexe of langdurige verzorging Gebruik van schalen, specifiek voor de Beschrijf uitvoerig de manier waarop kwetsbaarheid (zie elders in de tekst) potentiële patiënten voor uw project worden gezocht. nodig Welke zijn de inclusiecriteria van de hebben patiënten in het project? Welke zijn de de ouderen die aan dementie exclusiecriteria? lijden (diagnose gesteld door een Geef een raming van het aantal geneesheer- specialist) potentiële patiënten dat aan het project kan deelnemen. WERKINGSGEBIED Operationele haalbaarheid Omvang van het netwerk (aantal partners en geografische afstand tussen partners) Toegankelijkheid voor de partners Geen en maximum aantal partners/deelnemers vastgesteld in het project Welk gebied dekt het project ten opzichte van de partners? Welke maximale afstand (in km en/of Noodzakelijk verband met het bestaande Minimum overleg te plegen/elkaar te ontmoeten? concurrentie verschillende in tijd) moeten de partners afleggen om tussen projecten of bestaande diensten Andere projecten werkingsgebied in hetzelfde Geen nodeloze herhalingen Heeft uw project dezelfde doelstellingen als andere projecten in het werkingsgebied? Hoe denkt u die verschillende activiteiten te verenigen? Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 17 Document1 2.5. F I N AN C I Ë LE 21 AN AL Y S E E N V O ORS T E L V AN S P E C I FI E KE T E GE M O E T K OM I N G Zie ook de conceptuele nota II. 2.3. 2.5.1. Raming van de kostprijs van de alternatieve en ondersteunende zorg (= RIZIV-tegemoetkoming op basis van de overeenkomst “artikel 56”) 21 Algemene opmerkingen bij de in te vullen tabel Beschrijf uitvoerig, op jaarbasis, de werkelijke kosten van uw project, waarvoor u de tegemoetkoming van het RIZIV aanvraagt met toepassing van artikel 6 van het koninklijk besluit. Het RIZIV zal uw inschatting analyseren om, indien nodig, een advies aan de jury voor te leggen voor de evaluatie. Het TOTAAL vertegenwoordigt de globale specifieke tegemoetkoming die aan het RIZIV wordt gevraagd op jaarbasis voor de periode dat het project rechtstreeks door het RIZIV wordt gefinancierd. Als een overeenkomst wordt gesloten, zal die specifieke tegemoetkoming van het RIZIV worden gestort op de bankrekening van de partner die is aangeduid als administratief coördinator (sectie 1.1. van het formulier). Om de opstartkosten van het project te dekken, zal eveneens een bijkomende tegemoetkoming van 15% van het jaarlijkse budget worden gestort. In geval het project een project omvat dat reeds gefinancierd werd in het kader van de 1 e oproep, dan zal de bijkomende opstarttegemoetkoming enkel uitgekeerd worden voor dat stuk van de jaarlijkse tegemoetkoming dat het toegekende budget aan het project ten tijde van de eerste oproep, overstijgt. 22 Loonkosten 22.1. Welke loonkosten moet u gebruiken? Duidt voor het personeel het aantal VTE aan. De te gebruiken loonkosten (index 119,62 van 1-12-2012, basis 2004 = 100) zijn: Jaarlijkse loonkosten Zorgkundige barema 1/35 Loonkosten per uur Zonder onregelmatige prestaties Met onregelmatige prestaties Enkel ’nachtprestati es (zie 23.3) Zonder onregelmatige prestaties Met onregelmatige prestaties Enkel nachtprestatie s (zie 23.3) 42.491,16 47.661,07 55.660,50 24,85 27,87 32,55 55.931,29 62.998,87 73.934,59 32,71 36,84 43,24 51.076,55 57.482,79 67.395,20 29,87 33,62 39,41 54.448,12 54.842,90 31,84 32,07 62.874,29 63.334,66 36,77 37,04 122.820,27 122.820,27 71,28 71,82 Verpleegkundige A1 (bachelor verpleegkunde) barema 1/55-1/61-1/77 Verpleegkundige A2 (ziekenhuisverpleegkundi ge) Barema 1/43-1/55 Andere gegradueerden of bachelors barema 1/55-1/61-1/77 Universitair barema 1/80 Arts barema geneesheer adviserend Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 18 Document1 223.2. Welke barema-anciënniteit komt in aanmerking voor het zorgpersoneel van het project? Het RIZIV heeft de loonkosten berekend die een project moet gebruiken om het vakje 2.4.1. van het aanvraagdossier in te vullen. Het gaat om loonkosten per jaar en per uur voor een zorgkundige, een verpleegkundige A1 (gegradueerde verpleegkundige of bachelor), een verpleegkundige A2 (gebrevetteerde verpleegkundige of ziekenhuisverpleegkundige), een personeelslid voor reactivering, een universitair en een arts, zonder en met onregelmatige prestaties en voor enkel nachtprestaties. De loonkosten van de zorgkundigen, bachelor en ziekenhuisverpleegkundigen, en personeelsleden voor reactivering zijn berekend op basis van een gemiddelde barema-anciënniteit, zoals ook gebeurt in de financiering van de sector van de rustoorden: 8 jaar voor de zorgkundige of het personeelslid voor reactivering, 10 jaar voor de verpleegkundige. De loonkosten voor de universitair of de arts zijn berekend op basis van een barema-anciënniteit van vijf jaar. 22.3. Mag het project verpleegkundige zorg ’s nachts aanbieden? Het antwoord is genuanceerd: in principe niet, maar in de praktijk kan het wel indien aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Het forfait van de thuisverpleging dekt de <<verzorgingsdag>>, dit wil zeggen met inbegrip van de nacht. Bepaalde thuisverpleegkundigen, groeperingen of diensten komen, indien nodig, reeds langs tijdens de avond of ’s morgens vroeg, maar zelden tijdens de nacht. Welnu, de behoefte aan verpleegkundige hulp ’s nachts blijkt een reden te zijn voor de opname van kwetsbare ouderen in een rusthuis. Daarom heeft het Verzekeringscomité geoordeeld dat deze verpleegkundige zorg ’s nachts kan gedekt worden door de specifieke tegemoetkoming (dit wil zeggen bovenop de nomenclatuur of het forfait) onder de volgende voorwaarden: - de prestaties worden geleverd tussen 22u en 6u; - ze kunnen niet overdag gegeven worden; - ze zijn onontbeerlijk voor het handhaven van de oudere thuis. 22.4. Mag een dienst voor thuisverpleging zorgkundigen voor ’s nachts aanwerven in het kader van de innoverende zorg? Ja, maar met naleving van de regelgeving betreffende de zorgkundigen én de voorwaarden opgelegd voor de pilootprojecten “zorgkundigen in de thuiszorgsector” ( ter uitvoering van artikel 56, § 5 van de Wet van 14 juli 1994 op de ziekteverzekering, ingevoerd door de Programmawet (I) van 27 december 2006). Dat pilootproject laat toe dat de gezondheidszorgverzekering de verstrekkingen ten laste kan nemen die door de verpleegkundigen van diensten thuisverpleging werden gedelegeerd aan zorgkundigen, op basis van de overeenkomsten tussen diensten thuisverpleging en de Belgische staat. Bij stopzetting van deze projecten, stoppen ook de zorgvernieuwingsprojecten die zorgkundigen ’s nachts inzetten in het kader van de innoverende verzorging. Aanvankelijk zou het project, gestart in 2007, vier jaar duren. De bestaande overeenkomsten werden echter verlengd tot eind 2013, datum waarop een structurele oplossing zou moeten worden voorgesteld. Vanaf het moment dat een regelgeving deze praktijk structureel maakt, zullen deze projecten die zorgkundigen aanwerven de voorwaarden moeten respecteren die bepaald zullen worden. Het project moet beknopt omschreven de voorwaarden respecteren aangaande: Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 19 Document1 De zorgkundigen: - Ze moeten gemachtigd zijn om het beroep uit te oefenen (FOD Volksgezondheid); - beschikken over een identificatienummer toegekend door het RIZIV. De organisatie van de dienstverlening: - de zorgkundigen moeten werken in een dienst voor thuisverpleging (die geniet van de forfaitaire tegemoetkoming uit het KB van 16 april 2002); - de zorgkundigen moeten werken onder het effectieve toezicht en gezag van een verantwoordelijke verpleegundige en met de zorgverstrekkers; - maximaal 1 VTE zorgkundige voor 2 VTE verpleegkundigen; - de verpleegkundigen leggen controlebezoeken af van de verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen uitvoeren (het minimum aantal controlebezoeken is verduidelijkt in het aanvraagdossier en is in elk geval hoger dan 1 controle per 7 nachtbezoeken). De activiteiten: - de strikte naleving van de regelgeving aangaande het statuut en de activiteit van de zorgkundige (KB van 12 januari 2006). 22.5 Welke kwalificaties komen in aanmerking voor het reactiveringspersoneel De leden van het reactiveringspersoneel moeten minstens over de volgende kwalificaties beschikken: - graduaat of bachelor of licentiaat of master in de kinesitherapie; - graduaat of bachelor of licentiaat of master in de logopedie; - graduaat of bachelor in de ergotherapie; - graduaat of bachelor in de arbeidstherapie; - graduaat of bachelor in de readaptatiewetenschappen; - graduaat of bachelor in de dieetleer; - graduaat of bachelor of licentiaat of master in de orthopedagogie; - graduaat of bachelor of postgraduaat of master in de psychomotoriek; - licentiaat of master in de psychologie; - graduaat of bachelor psychologisch assistent; - graduaat of bachelor sociaal werker of in de sociale gezondheidszorg of maatschappelijk verpleegkundige of “infirmière spécialisée en santé communautaire”; - bachelor of master in het sociaal werk; - graduaat of bachelor in de gezinswetenschappen; - licenciaat of master in de gerontologie; - graduaat of bachelor opvoeder. Opmerking: deze lijst is volledig. Zo kan bijvoorbeeld een licentiaat lichamelijke opvoeding niet aangeworven worden in het kader van deze projecten zorgvernieuwing. (Ministerieel Besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, artikel 4, §2, vervangen door het MB van 16.2.2007 dat op 1.7.2007 in werking is getreden. Gecoördineerde tekst beschikbaar op http://www.riziv.fgov.be/care/nl/residential-care/pdf/residentialcare002.pdf.) Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 20 Document1 23 Afschrijvingsregels Voor zorggebonden werkingskosten en de technische hulpmiddelen zijn de standaardregels voor afschrijving van toepassing. Concreet betekent dit: - 25% / jaar voor het lopend materieel (computers, GSM, ...) - 10% / jaar voor het medisch materiaal, , technische hulpmiddelen, .... 24 Opleiding / sensibilisering 1. Wat moet worden verstaan onder “kosten voor opleiding en sensibilisering”? De kosten voor de opleiding en sensibilisering van het personeel en vrijwilligers, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken die deel uitmaken van het project, en eventueel de kosten voor de opleiding en sensibilisering van de formele en informele zorgverleners (mantelzorgers) die rechtstreeks zijn betrokken bij de tenlasteneming van de oudere die in het project is opgenomen in hun hoedanigheid van “andere deelnemers” en die onontbeerlijk zijn om de patiënt in de thuissituatie te houden. Cf.KB artikel 7, 6° en 7°. De oudere blijft de eerste rechthebbende van de innoverende verzorging: een project dat alleen de zorgverlener betreft, kan niet worden geselecteerd. 2. Zijn de opleidingen betreffende het gebruik van de Bel-RAI (Residents Assessment Instrument) opgenomen in de kosten voor de opleiding en sensibilisering? Nee: ze worden gefinancierd door de 15 % opstarttegemoetkoming die het project als aanvulling krijgt. 25 Kosten voor de overdracht van gegevens De kosten voor de verzameling en de overdracht van gegevens in het kader van het wetenschappelijk onderzoek, inclusief de financiering van de veiligheidsadviseur en de deelname aan de analyse van de werking van de projecten, zijn vastgesteld op 181,71 euro per patiënt en per jaar (index 119,62, basis 2004 = 100). Ter informatie, dat stemt overeen met ongeveer 5 uur per patiënt per jaar. Die bedragen moeten worden gebruikt voor de financiering van de tijd die het personeel besteedt aan het verzamelen en decoderen van de gegevens in de zorginstrumenten, maar ook aan het invullen van vragenlijsten van het wetenschappelijk team (implementatieanalyse). Ze hebben geen betrekking op de tijd die nodig is voor de multidisciplinaire bespreking van de resultaten. Die tijd moet dan ook niet worden geboekt als zorgtijd. Om die redenen en hoewel het op het terrein gaat om één en dezelfde persoon die zorgt voor de tenlasteneming van de patiënt en de gegevensverzameling, zjin er dus 2 financieringsbronnen aanwezig. Hiermee moet rekening worden gehouden in de ramingen van de personeelsmiddelen die nodig zijn om een dubbele financiering te vermijden Becijferd voorbeeld: Tijd die nodig is om de innoverende zorg te verlenen aan 1 oudere in de loop van het jaar: 130 uur; Aantal ouderen die jaarlijks ten laste worden genomen: 30; Aantal VTE’s nodig om de innoverende zorg te verzekeren (zie 28: 30∗130 1710 = 2,28 𝑉𝑇𝐸 (gefinancierd door middel van het verzorgingspersoneel in tabel 2.5.1); Aantal VTE’s nodig voor het verzamelen van informatie 5∗30 1710 = 0,09 𝑉𝑇𝐸 (gefinancierd door middel van het forfait) Totaal aantal VTE’s die nodig zullen zijn voor de realisatie van het project: 2,28 + 0,09 = 2,37 VTE. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 21 Document1 26 Verplaatsingskosten van het personeel Het gaat om verplaatsingskosten in het kader van het project, en dus NIET om woon-werkverplaatsingen. Deze kosten zijn vastgelegd in het Koninklijk Besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Kostprijs / km: 0,3461 / km (op 1.7.2013). 27 verzorgingsgebonden werkingskosten Wat moet worden verstaan onder “verzorgingsgebonden werkingskosten”? Maken de aankoop of huur van het gebouw daarvan deel uit? De werkingskosten die (on)rechtstreeks verbonden zijn aan de verstrekkingen voor ouderen kunnen worden gedekt door de specifieke tegemoetkoming. 1. de kosten voor de terugbetaling van de “deelnemers”, de vrijwilligers,…: Cf. Koninklijk besluit, artikel 6, 11°: “De verzorgingsgebonden werkingskosten zoals de kosten verbonden aan specifieke interventies van de deelnemers die niet gedekt zijn door de nomenclatuur of een tegemoetkoming door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen”. 2. de kosten voor het materiaal dat noodzakelijk is voor innoverende zorg: Het gaat om materiaal, andere dan technische hulpmiddelen, dat noodzakelijk is om het innoverende karakter van het project te garanderen alsook de context en de flexibiliteit die vereist worden. Bijvoorbeeld; een laptop of een tablet om de BelRAI gegevens thuis bij de patiënt te kunnen verzamelen, een ‘data mobile’ abonnement, GPS. Algemene kosten die voor eender welke context gelden, zoals een klassieke vaste lijn-telefoon, postzegels, printer, systeem voor klassement worden hier niet in rekening gebracht. Deze kosten worden ondergebracht bij de administratieve kosten (afschrijving, zie 23). De aankoop, de renovatie of het in orde brengen van een gebouw maakt daarvan geen deel uit. Patiëntenaandeel 29 Noteer in dit vak de – negatieve – bedragen die u ook in 2.5.4 vermeldt. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 22 Document1 2.5.3. inschatting van het activiteitsvolume 28 het activiteitsvolume is een verzameling indicatoren die een inschatting mogelijk maakt van de kwantitatieve aspecten van de tenlasteneming door het project. Het activiteitsvolume bestaat uit volgende indicatoren: de definitie van de activiteitseenheid; het aantal activiteitseenheden op jaarbasis; het aantal ten laste genomen ouderen op jaarbasis; het gemiddelde aantal activiteitseenheden per oudere De gemiddelde duur van tenlasteneming van een patiënt in het project: de gemiddelde duur van tenlasteneming definieert zich als de periode gedurende dewelke een contact met een professionele zorgverlener van het project is gepland binnen een periode van maximum 3 maanden. Na deze periode wordt de oudere niet meer beschouwd als rechthebbende van het project. Opgelet: de gemiddelde duur van tenlasteneming moet minimum 3 maanden bedragen. Wees aandachtig voor het feit dat, zelfs wanneer een patiënt het project verlaat na 3 maanden tenlasteneming, het project deze patiënt opnieuw moet contacteren om de evaluatie op 6 maanden na opname te realiseren ! Het aantal ouderen dat tegelijkertijd ten laste kan worden genomen door het project = de actieve lijn = caseload. De inschatting hiervan gebeurt in 2 stappen: de definitie van de activiteitseenheden en de berekening van het totale aantal activiteitseenheden. 1e stap: het definiëren van het (de) type(s) activiteitseenhe(i)d(en) van uw project Indien de zorg een eenmalige interventie is, dan definieert de activiteitseenheid zich als de tijd (uitgedrukt in uren) nodig om een gemiddeld aantal gerealiseerde taken bij een patiënt uit te voeren door een type professionele zorgverlener. Indien de zorg een regelmatig karakter heeft dan wordt de activiteitseenheid gedefinieerd als de tijd (uitgedrukt in uren) nodig om een gemiddeld aantal gerealiseerde taken uit te voeren bij een patiënt door een type professionele zorgverlener; en deze taken worden met een zekere regelmatigheid herhaald. Indien het project verschillende diensten voorstelt, ttz, gepresteerd door verschillende types zorgverleners (verpleegkundigen, psycholoog, ergotherapeut, …) dan is het noodzakelijk om voor elk van deze types een activiteitseenheid te definiëren. Opmerking: de individuele situaties van de patiënten vereisen soms verschillende prestaties en frequenties. Desalniettemin is deze vorm van berekening noodzakelijk om een onderschatting van het personeelsvolume, nodig om de alternatieve zorg te verrichten, te voorkomen. 2e stap: de berekening van het totaal aantal activiteitseenheden Aan de hand van het voorbeeld hieronder kan u de verschillende parameters inschatten. Voorbeeld van een project dat hoofdzakelijk psychosociale ondersteuning en ergotherapie aanbiedt gedurende 3maanden. 1e stap: het definiëren van het (de) type(s) activiteitseenhe(i)d(en) van uw project: in dit voorbeeld bestaat de voorgestelde activiteit uit een geheel met psychologische en ergotherapeutische tenlasteneming; dit wordt een zorgbundel of zorgpakket genoemd. Het project kan dit pakket uitdrukken in ofwel aantal uren, ofwel in aantal zorgpakketten bestaande uit xx uur werk. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 23 Document1 2e stap: de berekening van het totaal aantal activiteitseenheden: Hoewel de voorgestelde activiteiten een geheel vormen tav de patiënt, is het onontbeerlijk om het op te splitsen in deelactiviteiten, teneinde een inschatting te kunnen maken van de capaciteiten en de bronnen die nodig zijn om het project te kunnen verwezenlijken. 1. Deelactiviteit: psychosociale begeleiding - Inschatting van de nodige tijd om de prestatie uit te voeren Een psycholoog wendt zich x keer naar de oudere thuis. Een psychosociale begeleiding vereist in totaal 2u/patiënt/week: 1u huisbezoek + 1u diversen (verplaatsing, planning, rapportage, coördinatie, overleg, opleiding, …). De totale tijd die bij de patiënt doorgebracht wordt gedurende de 3maand durende tenlasteneming bedraagt 2u * 12 weken (3 maand tenlasteneming) = 24u/patiënt. Van zodra men deze informatie vergaard heeft, zijn er 2 mogelijkheden: a. Ofwel maakt men, op basis van een vastgelegd aantal VTE’s, een schatting van het aantal patiënten die ten laste kunnen worden genomen; b. Ofwel schat men het aantal VTE’s in dat nodig is om een vastgelegd aantal patiënten ten laste te kunnen nemen (bijvoorbeeld op basis van studie van de noden van de doelgroep). - Inschatting van het aantal patiënten dat ten laste kan worden genomen op basis van een vast aantal VTE’s (a): Het project beslist om 2 VTE psychologen aan te werven. Tezamen zijn zij in staat om, op jaarbasis, 1710,03u *2VTE = 3420,06u te werken. Per trimester werken zij dus samen 3420,06/4 = 855,01u. Gegeven het feit dat er per patiënt 24u werk vereist is, dan zou men kunnen stellen dat het team van psychologen per trimester maximum 855,01/24 = 35,6 patiënten, oftewel 35 patiënten ten laste kan nemen. Dit cijfer geeft het aantal actieve patiënten weer. Om het aantal patiënten op jaarbasis te kennen volstaat het om het cijfer te vermenigvuldigen met 4. In dit voorbeeld kunnen dus op jaarbasis 35 *4 = 140 patiënten (of inclusies) ten laste genomen worden. 2. Deelactiviteit : aanpassing van de woning Het aantal patiënten dat jaarlijks ten laste kan worden genomen is nu gekend, en bedraagt 140. De volgende oefening bestaat uit het bepalen van het nodige aantal VTE’s om de voorziene zorg te kunnen bieden (b). De verantwoordelijken van het project ramen dat een aanpassing van de woning 7,6u vergt. Dit cijfer omvat het totale aantal uren dat bij de patiënt wordt doorgebracht of aan de patiënt gelinkt is (administratieve taken). De berekening van het aantal activiteitseenheden in detail ziet er als volgt uit: - Een evaluatiebezoek van 2u, - Een bezoek van 2u tijdens hetwelke de aanpassing van de woning plaatsvindt, - Een opvolgbezoek en deelname aan overleg: 2u, - administratieve taken en diversen (opleiding,..) voor een patiënt, en met een totale duur van 1,6u Aangezien er 140 patiënten op jaarbasis ten laste worden genomen en een aanpassing van de woning 7,6u vereist, kan men stellen dat de nodige tijd op jaarbasis om deze activiteit uit te voeren 140*7,6 = 1064u bedraagt. Gegeven het feit dat 1 VTE 1710,03u/jaar presteert (zie tabel hieronder), zal het project 1054/170,03 = 0.62VTE nodig hebben. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 24 Document1 3. Het verzamelen van de deelactiviteiten 2 Op basis van de berekeningen uit 1. en 2. weten we dat: - De activiteitseenheid van het project een geheel is van psychosociale begeleiding EN een aanpassing van de woning. Samen vergen deze activiteiten 31,6u; - Het aantal activiteitseenheden op jaarbasis 140 ≈~(1064 + 3420,06)/31,6 bedraagt; - Het gemiddelde aantal activiteitseenheden per oudere 1 is; - Het aantal ouderen dat tegelijkertijd ten laste kan worden genomen 35 bedraagt; - Het aantal ouderen op jaarbasis vastligt op 140; - En dat de gemiddelde tenlasteneming door het project 90 dagen (1 trimester) duurt Type professionele zorgverlener Op jaarbasis Tijd Tijd zorgverlener patiënt uren 1710,03 8760 dagen 225 365 weken 45 52,14 jaar 1 1 29 2.5.4. Financiële bijdrage van de patiënt aan de verzorging Het gaat om zorgkosten. Hier wordt niet de bijdrage bedoeld voor eventuele andere kosten dan de verzorging zoals het verblijf in kortverblijf, het transport voor dagopvang,…. Het totale bedrag van die bijdragen moet als negatief in tabel 5.1. worden vermeld. 2 Het project kan evenzeer bepalen dat zijn activiteitseenheid 1 uur zorg bedraagt met het oog op het realiseren van het voorziene zorgpakket: In dat geval veranderen de parameters als volgt: De activiteitseenheid van het project is 1u zorg; Het aantal activiteitseenheden op jaarbasis is 4424 (= 140 *31,6); Het gemiddelde aantal activiteitseenheden per oudere is 31,6u; Het aantal ouderen dat tegelijkertijd ten laste kan worden genomen bedraagt 35 Het aantal ouderen op jaarbasis is 140. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 25 Document1 30 Deel 3: Handtekening van de verantwoordelijke van elke instelling / dienst / organisatie Heel dit deel moet door de aanvrager worden ingevuld Op de laatste bladzijde van het aanvraagdossier wordt gevraagd de handtekeningen van de partners te plaatsen. Gaat het om de verplichte partners of om alle partners? Het gaat om alle partners die bijdragen tot de realisatie van een project en die vervolgens onderling een samenwerkingsakkoord sluiten. Elke partner heeft een welbepaalde rol in het project. De “deelnemers” ondertekenen dat samenwerkingsakkoord niet. Elk project bepaalt de aard en de regels van de formele band die de “deelnemers” met het project verbindt. Hoe moeten de handtekeningen van de verschillende partners elektronisch worden ingevoerd en verstuurd? De papieren kopie van het aanvraagdossier wordt door alle partners ondertekend. De handtekening van elke partner wordt bij voorkeur op dezelfde bladzijde van het aanvraagdossier geplaatst. Als dat niet kan, mogen de handtekeningen ook apart op verschillende bladzijden worden geplaatst. Alleen het papieren aanvraagdossier heeft bewijskracht. De elektronische versie, ter aanvulling van de papieren versie, is voor ons nodig, enerzijds om de dossiers aan de juryleden te bezorgen en anderzijds om daaruit elementen over te nemen en op te nemen in de overeenkomst van de geselecteerde projecten. Daarom moeten de eigenaars van het document toestaan dat gegevens kunnen worden gekopieerd en dat in het document, zelfs als het niet is ondertekend, op zijn minst de naam van elke partner wordt vermeld. Men kan bijvoorbeeld gebruik maken van een niet beschermd Word-document of een “searchable” PDF-document. 31 Selectieprocedure: formele criteria Dit vak is voorbehouden aan de bevoegde Gemeenschap / Gewest (KB, artikel 16). De Gemeenschap / Gewest evalueert de formele criteria: - zijn de documenten tijdig ingediend? - voldoet het project aan de prioriteiten van de Gemeenschap / Gewest (artikel 3) en aan de reglementering ervan inzake huisvesting? - is het dossier volledig? - zorgt het project voor een voorstel van overleg- en coördinatieprocedure zonder dubbele financiering? 32 Selectieprocedure: inhoudelijke criteria Een jury zal samenkomen om de inhoudelijke criteria te evalueren (artikelen 17 tot 20). Per Gemeenschap / Gewest zal er een jury zijn die is samengesteld uit: - 3 vertegenwoordigers van de administraties; - 3 leden van de verzekeringsinstellingen; - 3 vertegenwoordigers van de zorgverleners. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 26 Document1 B IJLAGE 1: F OLLOW - UP VAN DE PROJECTEN EN RECHTVAARDIGING VAN DE VERZAMELING V AN DE “ PATIËNTEN -” EN “ PROJECTGEGEVENS ” De gekozen projecten zullen wetenschappelijk worden gevolgd (verschillend van een administratieve controle) door een interuniversitair team (UCL, KUL, UA, ULg). In die context zal een systematische en gestandaardiseerde gegevensverzameling worden uitgevoerd door betrouwbare en geldige wetenschappelijke instrumenten. De analyse van die gegevens zal niet alleen als indicator dienen voor de follow-up van de projecten (zie follow-updoelstelling hierna), maar moet eveneens het denken van de zorgverleners, de ouderen en hun informele zorgverleners voeden wat de organisatie van de meest pertinente en aanvaardbare verzorging en diensten betreft. Belangrijke opmerking: voor zover de evaluatie van de oudere via het platform e-Health gebeurt, moet erop worden toegezien dat de professionele zorgverleners die bij het project zijn betrokken, daartoe toegang hebben, met uitzondering van iedereen die geen toegangsrecht heeft. Ter bescherming van de gegevens van de oudere wordt de toegang tot BelRAI beveiligd. Om toegang te krijgen moet de professionele zorgverlener beschikken over zijn elektronische identiteitskaart en zijn PINcode om zich te kunnen identificeren. Zo kan het systeem verifiëren of deze persoon over de vereiste toegangsrechten beschikt. Enkel de verpleegkundigen en artsen hebben toegang tot alle rubrieken, de andere professionele zorgverlenders hebben enkel toegang tot een deel ervan. De toegangsmatrices zijn opgenomen in bijlage 2 en 3. Meer info vind u op http://wiki.belrai.org/nl). W AAR OM M OE T E N D E P R OJ E C T E N W OR DE N GE V O L GD ? De follow-up van de projecten heeft als doelstelling de volgende vragen te beantwoorden: 1. Wie zal die tegemoetkomingen werkelijk kunnen genieten? 2. Is het mogelijk om projecttypes te identificeren waarbij de kwetsbare oudere langer thuisblijft? 3. Wordt de functionele achteruitgang van de kwetsbare oudere gewijzigd door sommige projecttypes? Evaluatie met behulp van de Bel-RAI 4. Worden sommige projecttypes in verband gebracht met een verlaging van de last van de belangrijkste informele zorgverlener (d.w.z. werklast en emotionele belasting gelinkt aan de hulp aan de oudere) ? Evaluatie met behulp van ZBI-12 5. Wordt de levenskwaliteit van de oudere beïnvloed door bepaalde types van projecten? Evaluatie met behulp van de WHO-QoL-8 6. Economische evaluatie 1. Wat is de totale kostprijs van het thuis laten wonen van de kwetsbare oudere (voor het RIZIV), wat is het verschil tussen de projecttypes? 2. Welke zijn de projecttypes met de beste verhouding tussen kostprijs en doeltreffendheid? Geschatte gemiddelde duur voor het invullen van de verschillende vragenlijsten per oudere: Schaal of vragenlijst Duur van het invullen van de schaal Frequentie Bel-RAI 60’ Elke 6 maand en bij een bijzondere gebeurtenis: WHOQoL-8 5’ - Verandering van de functionele of gezondheidstoestand ZBI-12 5’ - Opname in het ziekenhuis Economische vragenlijst 25’ - Opname < 3 maand - 2 tot 4 weken na het ontslag uit het ziekenhuis of de Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 27 Document1 instelling Als de inclusie van de oudere in uw project minder dan zes maanden duurt (bijvoorbeeld: de interventie is maar gedurende vier maanden voorzien), wordt u gevraagd een evaluatie uit te voeren op het moment dat de persoon uit het project stapt, én zes maanden na de eerste evaluatie of zes maanden na het ontslag. Als de persoon op dat moment is opgenomen in een rusthuis, gelieve dit dan alleen te vermelden in de vragenlijst Bel-RAI. I NS T RUM E N T E N V O O R D E GE GE V E NS V E RZ AM E LI N G GE BR UI KT I N H E T K AD E R V AN DE W E T E NS C H AP P E L I J KE F O L L OW - UP OM HE T E F FE CT V AN D E P R OJ E C T E N O P DE OU DE RE N E N H UN M AN T E LZ O R GE RS T E AN AL Y S E R E N . Als er zich geen wijziging voordoet in de toestand van de patiënt, worden elk half jaar gegevens verzameld bij de ouderen en hun mantelzorger. Per oudere worden minimum twee evaluaties gevraagd, met een interval van 6 maand. Let op: Als de inclusie van de oudere in uw project minder dan zes maanden duurt (bijvoorbeeld: de interventie is maar gedurende vier maanden voorzien), wordt u gevraagd een evaluatie uit te voeren op het moment dat de persoon uit het project stapt, én zes maanden na de eerste evaluatie of zes maanden na het ontslag. Als de persoon op dat moment is opgenomen in een rusthuis, gelieve dit dan alleen te vermelden in de vragenlijst Bel-RAI. 1. B E L R A I (Resident Assessment Instrument): evalueert de gezondheidstoestand, de functionele toestand en het risico van opname van de kwetsbare oudere. Dat instrument is een verkorte versie van 14 zorgschalen op basis waarvan beslissingen worden genomen over de organisatie van de zorg voor de kwetsbare oudere. Het instrument is zodanig ontworpen dat katalysatoren (“triggers”) worden geactiveerd wanneer de toestand van de oudere bijzondere aandacht vereist (verhoogd risico op opname bijvoorbeeld). Om toegang te krijgen tot de resultaten van BelRAI is het belangrijk om alle gegevens zo snel mogelijk in te voeren in de elektronische toepassing. Met de papieren versie kan u immers geen resultaten berekenen, terwijl de resultaten nuttig zijn voor de zorgplanning en de evaluatie van haar relevantie. Daarnaast zal een onvolledig ingevulde BelRAI geen resultaten kunnen berekenen. Een BelRAI die laattijdig ingevoerd wordt in de elektronische toepassing zal geen relevante resultaten opleveren voor de huidige tenlastenmenig van de oudere. 2. Z B I - 1 2 (Zarit Burden Interview, schaal betreffende de belasting van de mantelzorger): evalueert de werklast in verband met de zorg, zoals ze wordt ervaren door de mantelzorger. Een hoge score op de schaal van Zarit (≥ 10) wijst op een beduidende zorglast, wat een risico inhoudt voor de zorgverlener. 3. WHO-QoL-8 (World Health Organization scale of Quality of Life, korte versie): schaal van de WHO ter evaluatie van de levenskwaliteit: deze schaal meet de levenskwaliteit zoals waargenomen door de ouderen. Een hoge score wijst op verminderde levenskwaliteit. 4. EC O N O M I S C H E V R A G E N L I J S T : staat in voor de evaluatie van de werkelijke werklast voor de zorgverlener. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 28 Document1 5. I N S T R U M E N T E N G E B R U I K T V O O R D E A N A L Y S E V A N D E W E R K I N G V A N D E P R O J E C T E N ( J A A R L I J K S E VRAGENLIJST) Voor alle geselecteerde projecten: De medewerkers van de projecten vullen de vragenlijst online in. Dat moet door elk projectteam worden uitgevoerd in de drie eerste maanden nadat het project van start is gegaan; vervolgens moet het elk jaar en moet men zich concentreren op de wijzigingen die optreden op het vlak van de intentie. De tijd die nodig is om die jaarlijkse vragenlijsten in te vullen, is geraamd op gemiddeld 3 uur. Het spreekt vanzelf dat die tijd sterk kan variëren afhankelijk van het aantel verschillende professionele zorgverleners in het project. Voor 15 projecten (van alle geselecteerde projecten van de twee projectoproepen): De onderzoekers zullen vervolgens de teams van sommige geselecteerde projecten contacteren om de inhoud van het project diepgaand te bestuderen tijdens een jaarlijks interview met de coördinator van het project en de zorgverleners die direct zorg verlenen aan de kwetsbare ouderen . Die interactie moet eveneens een kans zijn voor de projectteams om te evolueren in hun denken over hun project, inclusief een beter begrip van de mechanismen die in het project een invloed hebben op de functionele en de gezondheidstoestand van de kwetsbare ouderen. 6. FOCUS GROUP Ter verfijning van het implementatieproces, zullen vanaf 2014 jaarlijks twee focusgroepen georganiseerd worden, een met 10 Nederlandstalige projecten en de andere met 10 Franstalige projecten. De duur van deze focusgroepen wordt geschat op 2 à 3 uur. De projecten die reeds deel uitmaken van de casestudies zullen geen deel uitmaken van deze focusgroepen. Het belangrijkste doel van deze bijeenkomsten is het valideren en vergelijken van de resultaten van de analyse van de casestudies en dus het bereiken van een driehoeksmeting. Een tweede doel is om aan de projectcoördinatoren de mogelijkheid te bieden de positieve aspecten alsook de ervaren moeilijkheden m.b.t. de implementatie van hun project te bespreken, en de barrières en hefbomen in dat implementatieproces te begrijpen. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 29 Document1 B IJLAGE 2 : T OEGANGSM ATRIX Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 30 Document1 B IJLAGE 3 : M ATRIX ROLLEN /I NFORM ATIES (1) T = standaard toegang. Het is toegang die standaard wordt toegekend. O= overschrijfbaar. Deze toegang kan alleen toegestaan worden door de vragenlijstverantwoordelijk. De rollen waarin “O” aangevinkt is, hebben dus geen standaard toegang. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 31 Document1 B IJLAGE 3 : M ATRIX ROLLEN /I NLFORM ATIES (2) T = standaard toegang. Het is toegang die standaardwordt toegekend. O= overschrijfbaar. Deze toegang kan alleen toegestaan worden door de vragenlijstverantwoordelijk. De rollen waarin “O” aangevinkt is, hebben dus geen standaard toegang. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 32 Document1 B IJLAGE 3 : M ATRIX ROLLEN /I NLFORM ATIES (3) T = standaard toegang. Het is toegang die standaardwordt toegekend. O= overschrijfbaar. Deze toegang kan alleen toegestaan worden door de vragenlijstverantwoordelijk. De rollen waarin “O” aangevinkt is, hebben dus geen standaard toegang. Handleiding voor de indiening van een project ten gunste van kwetsbare ouderen, bladzijde 33