Schaarste, geld en handel havo

advertisement
havo
Economie voor havo & vwo bovenbouw
Praktische Economie voor havo & vwo bovenbouw
Schaarste, geld en handel
ISBN 978 94 020 0602 5
563395
Schaarste, geld en handel
prof. dr. J. Hinloopen • drs. P. Adriaansen
havo
Werken met Praktische Economie
Praktische Economie, de titel van dit boek, geeft meteen de essentie weer van deze methode:
vanuit de praktijk kennismaken met economie. Je ontdekt dat economie overal om je heen is.
Je gaat economische principes herkennen en inzien dat situaties die verschillend lijken, toch
dezelfde economische logica kennen. Je gaat begrijpen dat economie overal om je heen is en dat
het juist daarom zo’n actief en boeiend vak is.
Werken vanuit concepten
In de economie vormen acht concepten de basis van het vak. Om het vak economie te leren
beheersen, moet je met deze acht basisconcepten goed kunnen omgaan. De acht concepten zijn:
Schaarste, Ruil, Markt, Ruilen over de tijd, Samenwerken en onderhandelen, Risico en informatie,
Welvaart en groei, Goede tijden, slechte tijden.
In elke module van Praktische Economie behandelen we één concept. De concepten Schaarste en
Ruil zijn zo nauw met elkaar verbonden dat deze twee concepten zijn samengevoegd in de module
Schaarste, geld en handel. Het concept Markt is het grootste concept. Dit concept behandelen we
in twee modules.
Praktische Economie bestaat uit de volgende acht modules:
Module
Concepten
Schaarste, geld en handel
Schaarste en Ruil
Vraag en aanbod
Markt
Markt en overheid
Markt
Heden, verleden en toekomst
Ruilen over de tijd
Speltheorie
Samenwerken en onderhandelen
Risico en rendement
Risico en informatie
Economische groei
Welvaart en groei
Conjunctuur en economisch beleid
Goede tijden, slechte tijden
Opbouw Praktische Economie
1.1 Kiezen is kostbaar
Hoofdstuk 1
Voor niks gaat de zon op
Een module bestaat uit drie of vier
hoofdstukken, opgebouwd rond een
economisch concept.
1.1
Iedereen heeft wensen. De een wil zijn honger stillen, de ander wil zich van de ene plek
naar een andere plek verplaatsen en weer iemand anders wil vermaakt worden. Deze
wensen zijn onze behoeften. Zo heb je bijvoorbeeld behoefte aan eten, aan vervoer en
aan vermaak. Onze behoeften hebben een belangrijke eigenschap: ze zijn onbegrensd. Dit
betekent dat meer altijd beter is. Een mens luiert liever zes weken dan vier weken en wordt
liever drie keer vermaakt dan twee keer. Omdat onze behoeften onbegrensd zijn, blijft er
voor iedereen altijd wel iets te wensen over.
Bron 1 Ieder mens heeft onbegrensde behoeften.
Elk hoofdstuk bestaat uit:
• Hoofdstukopener
Hier maak je kort kennis met het
onderwerp van het hoofdstuk,
inclusief de Kernbegrippen.
Middelen en schaarste
Om je behoeften te bevredigen, heb je middelen nodig. Een bioscoopbon is bijvoorbeeld
een middel. Je kunt er de behoefte aan vermaak mee bevredigen. Een middagje vrij is
ook een middel. Je kunt er de behoefte aan luieren in een park mee bevredigen. Er is één
probleem: middelen zijn niet onbeperkt beschikbaar. Meer dan een paar bioscoopbonnen
zal iemand niet hebben en iemand in loondienst heeft meestal maar 25 vakantiedagen per
jaar. Hierdoor ontstaat er schaarste.
Deze schaarste heeft niks te maken met zeldzaamheid. Het betekent alleen dat er te
weinig middelen zijn om alle behoeften van iedereen te bevredigen. Met een bioscoopbon
van € 7,50 kun je één film gaan bekijken. Meer films bekijken kan niet; daarvoor heb je
te weinig bioscoopbonnen. Met vakantiedagen werkt het net zo. Als alle vakantiedagen
op zijn, willen veel mensen graag nog een keer op vakantie. Maar dat kan niet, want alle
vakantiedagen zijn verbruikt.
Kernbegrippen
In het najaar van 2014 kon je met Ryanair voor ongeveer € 40 van
Maastricht naar de Zuid-Italiaanse stad Bari vliegen. Een weekje zon in de
herfstvakantie ligt misschien ook wel voor jou binnen handbereik. Maar
een weekje vakantie kost geld én tijd.
Je kunt in de herfstvakantie ook gaan werken als vakkenvuller bij een
supermarkt. Ook dat kost tijd, maar het levert je wel geld op. En daar kun
je weer wat voor kopen. Een combinatie is ook mogelijk: je maakt een
kortere reis en je gaat een paar dagen vakken vullen. Zo houd je wat geld
over, bijvoorbeeld voor een paar sportschoenen.
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Aanwendingsrichting
Alternatief aanwendbaar
Baten
Behoefte
Budget
Budgetlijn
Kosten
Middel
Opbrengsten
Productcombinatie
Schaarste
Tijd en geld kun je op verschillende manieren gebruiken. Daarom moet
je keuzes maken. Wat doe je met je tijd? Waar geef je je geld aan uit?
Dat is niet altijd even gemakkelijk. Want als je in de supermarkt aan het
werk bent, vraag je jezelf misschien toch af: was een weekje onder de
Italiaanse zon niet veel leuker geweest?
6
2
Kiezen is kostbaar
Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op
Werken met Praktische Economie
Bron 2 Een rugzak
heeft verschillende
aanwendingsrichtingen.
Keuzes maken: aanwendingsrichting
Middelen hebben nog een belangrijke eigenschap: ze zijn alternatief aanwendbaar.
Dat betekent dat je met hetzelfde middel verschillende behoeften kunt bevredigen.
De manier waarop je een middel gebruikt, is de aanwendingsrichting. Met een rugzak kun
je bijvoorbeeld boeken meenemen naar school. Je zou er ook gymspullen in kunnen doen.
In dat geval moet je kiezen: op welke manier gebruik je het middel? Gebruik je de rugzak
voor je boeken of voor je gymspullen? Allebei kan misschien ook. Maar de ruimte die de
boeken innemen kun je niet meer gebruiken voor gymspullen.
Economie gaat over het maken van keuzes die ontstaan door schaarste: op welke manier
worden alternatief aanwendbare middelen ingezet? In bron 3 is dit samengevat.
Bron 3 De kern van de economie.
Middelen om behoeften
te bevredigen
• Beperkt aanwezig
• Alternatief aanwendbaar
➜
Behoeften
• Onbegrensd
Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op
➜
Schaarste
➜
Keuzeprobleem:
hoe worden
middelen
ingezet?
7
1.1 Kiezen is kostbaar
Markeerpunt Waar gaat economie over?
in context
Iedereen heeft verschillende behoeften. Sommige van die behoeften heeft iedereen,
zoals de behoefte aan eten en drinken. Andere behoeften worden niet door iedereen
gedeeld, zoals de behoefte om te sporten. De behoeften die iemand heeft, hangen af van
zijn voorkeuren. De een fietst het liefst op een mountainbike, de ander geeft de voorkeur
aan een racefiets. De keuzes die gemaakt worden, verschillen dan ook van persoon tot
persoon. Maar dat je moet kiezen, daar ontkomt niemand aan.
Kosten en opbrengsten
Het gebruik van een middel levert iets op. Dit zijn de opbrengsten, ook wel baten
genoemd. Als je boodschappen doet met de auto, gebruik je het middel ‘auto’. Dit levert
vervoer op naar de supermarkt. Het gebruik van een middel brengt ook kosten met zich
mee. Zo moet je voor de benzine die de auto verbruikt betalen. Maar is het wel verstandig
om de benzine te gebruiken voor een ritje naar de supermarkt? Had je de benzine niet
moeten uitsparen voor een andere bestemming?
Anja moet kiezen hoe ze haar vrije zaterdagochtend zal doorbrengen. Anders gezegd:
ze moet kiezen hoe ze het middel ‘tijd’ gaat aanwenden. Ze heeft drie mogelijkheden:
uitslapen, werken bij de supermarkt of sporten. Om een keuze te maken, zet Anja van
alle aanwendingsrichtingen de kosten en baten op een rij (bron 4). Uitslapen kost
niks en het is Anja € 4 waard om te mogen uitslapen. Achter de kassa zitten bij de
supermarkt levert € 24 aan loon op. Maar echt leuk is het niet. Zou ze moeten werken
bij de supermarkt zonder dat ze ervoor betaald werd, dan zou ze bereid zijn om € 12
te betalen om maar niet te hoeven werken. Dit zijn haar kosten van ongerief. Andere
kosten heeft ze niet. Het verschil tussen de baten en kosten van een ochtend werken bij
de supermarkt is dus € 24 – € 12 = € 12.
Bron 4 Anja’s kosten en baten van alternatieve aanwendingsrichtingen van een zaterdagochtend.
Wie krijgt een donororgaan?
uit de wetenschap
De zaterdagochtend van Anja
Sporten vindt Anja leuk. Ze heeft er € 15 voor over om het te mogen doen. Ze gebruikt
haar scooter om bij de sportvelden te komen. Dat kost € 1 aan benzine. Een ochtend
sporten levert Anja € 15 – € 1 = € 14 aan voordeel op. Uit de laatste kolom van bron 4
blijkt dat de baten het meeste uitstijgen boven de kosten als Anja gaat sporten. Van
de drie aanwendingsrichtingen van het middel ‘tijd’ levert sporten haar het meeste
voordeel op.
De vraag die een econoom telkens probeert te beantwoorden, is deze: hoe kun je een
middel het best gebruiken? Deze vraag moet je in drie stappen beantwoorden:
1 Bepaal alle verschillende manieren waarop het middel gebruikt kan worden.
2 Bereken voor iedere aanwendingsrichting de kosten en de baten.
3 Kies de aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten het meest boven de kosten
uitstijgen; deze aanwendingsrichting levert het meeste voordeel op.
Als er ergens sprake is van schaarste, dan is het wel bij orgaandonatie. Het middel
(donororganen) is veel beperkter aanwezig dan er behoeften zijn (zieke mensen die
op een donororgaan wachten). Daarom moet er worden gekozen: wie krijgt wel een
donororgaan en wie niet? In Amerika hadden ze een systeem opgezet dat artsen helpt
bij het maken van deze moeilijke keuze. Daarbij werd gekeken welke patiënt biologisch
het best past bij de donor. De kans dat een donororgaan wordt afgestoten, is dan het
kleinst. Op deze manier levert een donororgaan het meeste op. Het betekent wel dat
een patiënt die telkens niet goed past bij een donororgaan, er nooit een zal krijgen.
Activiteit
Kosten
Baten
Baten – kosten
Uitslapen
€
€
€
Werken bij de supermarkt
€ 12
€ 24
€ 12
Sporten
€
€ 15
€ 14
0
1
4
4
Opdrachten
Uit een onderzoek van de Universiteit van Pennsylvania bleek dat de meeste
Amerikanen dit niet het beste systeem vonden. Iedereen is het ermee eens dat een
donororgaan zo veel mogelijk moet opbrengen. Maar de meeste Amerikanen vinden dat
de keuze eerlijker moet worden gemaakt: ook als je biologisch niet helemaal goed past
bij een donororgaan, moet er een kans zijn dat je het toch krijgt. Dit onderzoek laat zien
wat veel mensen vinden: middelen moeten zo goed mogelijk worden ingezet, maar een
keuze mag niet te oneerlijk uitpakken.
1
De paragrafen bevatten verder Bronnen en
Markeerpunten en sluiten af met Opdrachten.
De inleiding van het hoofdstuk legt met voorbeelden de kern van het vak economie
uit. Lees bron 5. Wat is de overeenkomst tussen de inleiding en bron 5?
Bron 5
Europa zet rem op biobrandstof
Europa gaat het gebruik van biobrandstof beperken. In de toekomst mag maximaal
zes procent van de Europese transportbrandstoffen afkomstig zijn van voedselgewassen,
zoals palmolie.
Reden voor de rem op het gebruik van biobrandstof is dat de keerzijden de afgelopen
jaren een stuk duidelijker zijn geworden. Bossen worden gekapt voor het verbouwen
van bijvoorbeeld suikerriet en dat komt het klimaat niet ten goede. Ook verdringen
grondstoffen voor biobrandstof de verbouw van voedsel.
In de Nederlandse politiek vinden steeds meer partijen het onacceptabel dat wij in
Nederland en Europa onze tanks volgooien met goedkope biobrandstof, terwijl deze
toepassing van eetbare gewassen elders in de wereld tot voedselschaarste leidt.
(Bron: Peter A. Ubel en George Loewenstein. (1996). 'Distributing scarce livers: the moral reasoning of
the general public.' Social Science & Medicine 42 (7), 1049 -1055.)
Kosten van ongerief
Kosten en baten zijn niet altijd gemakkelijk te bepalen. Wat zijn bijvoorbeeld de baten
van een zaterdagochtend uitslapen? Is dat € 10 of € 100? Om de baten van een ochtend
uitslapen te kunnen bepalen, moet je de volgende vraag beantwoorden: hoeveel euro heb
je ervoor over om zaterdagochtend te mogen uitslapen? Als dat € 4 is, dan is dat jouw
opbrengst van een ochtend uitslapen.
8
• Theorie
Paragrafen met theorie en economische
contexten. Hierbij onderscheiden we twee
speciale rubrieken:
• Uit de wetenschap:
vraagstukken en discussies in de
economische wetenschap;
• In context:
economische onderwerpen in de praktijk.
Bij de berekening van de kosten moet je ook goed opletten. Wat zijn bijvoorbeeld de
kosten van een ochtend werken bij de supermarkt? Als je op een scooter naar je werk
gaat, moet je in ieder geval de benzinekosten meerekenen. Maar ook de kosten van
ongerief moet je meenemen. Je werkt bij de supermarkt om geld te verdienen. Maar liever
zou je iets anders doen. Om de kosten van ongerief te bepalen, moet je de volgende
vraag beantwoorden: hoeveel euro heb je ervoor over om niet te hoeven werken bij de
supermarkt als je daar zonder loon zou moeten werken? Als dat € 12 is, dan zijn dat jouw
kosten van ongerief van het werken bij de supermarkt.
Mensen hebben behoeften en beschikken over middelen om in deze behoeften te
voorzien. Behoeften zijn onbegrensd, middelen zijn beperkt aanwezig. Hierdoor ontstaat
er schaarste. Middelen zijn ook alternatief aanwendbaar. Daarom moeten er keuzes
worden gemaakt: op welke manier worden de middelen ingezet om de behoeften te
bevredigen? Het vak economie gaat over het maken van deze keuzes.
(Vrij naar nrc.nl)
Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op
9
Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op
• Toepassen
In dit onderdeel pas je het geleerde uit
de theorie toe op andere economische
contexten.
Toepassen
• Begrippen & Samenvatting
De module sluit af met Begrippen &
Samenvatting, waarin je alle gemarkeerde
begrippen uit de tekst aantreft met uitleg en
waarin de theorie uit de hoofdstukken kort
en bondig is samengevat.
Bron 22
Bron 19
€ 50 geïnvesteerd, € 4.000 winst
De consumentenwaakhond VS wijst op gevaren Bitcoin
Johan in december 2013: ‘Ik kocht voor de lol in 2011 voor € 50 zes Bitcoins, nu zijn ze
€ 4.500 waard.’
De Amerikaanse consumentenwaakhond CFPB ziet grote risico’s bij het gebruik van de
Bitcoin. Hackers sloegen al eerder hun slag op het Japanse handelsplatform Mt. Gox.
Johan: ‘Ik ontdekte de Bitcoin op internet. Toen ik er een paar kocht, was de Bitcoin nog
vrij onbekend en niet zo populair. De waarde lag veel lager dan nu. De Bitcoin is uniek.
Consument en verkoper betalen rechtstreeks, we hebben de overheid en banken met
de Bitcoin niet meer nodig bij betalingen. En je kunt de Bitcoin niet zomaar vervalsen.
Fantastisch toch? Nadat ik de Bitcoins had gekocht, steeg de waarde ineens. De waarde
blijft schommelen.
Het gebrek aan bescherming is volgens de CFPB ook een groot probleem doordat
overheden en centrale banken de digitale munten niet ondersteunen.
Ook in Europa accepteert de bankwereld de virtuele munten niet zolang er geen toezicht
is op Bitcoins.
(Vrij naar telegraaf.nl)
28
Ik bewaar mijn Bitcoins in een wallet. Een wallet is zoiets als een digitale portemonnee,
die je op je harde schijf installeert. Een tip: maak een back-up van je wallet op een
externe harde schijf. Als je computer dan crasht, ben je niet in één keer al je geld kwijt.
Of zet je wallet op een offline computer. Je wallet kan dan niet worden gehackt.’
(Vrij naar gewoonovergeld.nl)
Lees bron 23. Welke waarde van de dollar past bij dit artikel?
A De extrinsieke waarde van de dollar.
B De intrinsieke waarde van de dollar.
C De interne waarde van de dollar.
D De nominale waarde van de dollar.
Bron 23
Bron 20
Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond
Wat is een Bitcoin?
Jarenlang hebben de critici moord en brand geschreeuwd over de inflatie die op komst
zou zijn en die maar niet wilde komen. Ze lijken nu eindelijk dan toch het gelijk aan hun
kant te krijgen.
Bitcoin is elektronisch geld, dat gebruikers opslaan op hun personal computer in de
vorm van het wallet-bestand. Met de Bitcoin kun je op internet aankopen doen, snel en
met lage transactiekosten. Bitcoin is bovendien een globale munteenheid en overal ter
wereld verhandelbaar.
Daar is namelijk de inflatie: de Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het
plafond. Vooral landbouwproducten zijn fors duurder geworden. Maar ook zonder de
voedingsprijzen in rekening te brengen, zit de Amerikaanse inflatie in de lift.
Bitcoins worden vaak vergeleken met goud. Net als goud dient een Bitcoin gedolven te
worden. Net als goud is er geen onbeperkt aantal Bitcoins. Bitcoins worden met de dag
schaarser. Men denkt in 2033 het maximaal aantal Bitcoins van 21 miljoen te hebben
bereikt.
Nieuwe Bitcoins worden geschapen aan de hand van een extreem ingewikkelde
wiskundige puzzel. Wie het eerst de oplossing vindt, krijgt een beloning. Tegenwoordig
zijn dat 25 Bitcoins. Tot november 2012 was dat nog 50 Bitcoins, maar in de loop van de
tijd halveert de beloning telkens. Totdat de 21 miljoen bereikt is.
(Vrij naar moneytalk.knack.be)
29
(Vrij naar bitcoinmining.nl)
Bron 21 Koers van de Bitcoin in dollars.
1.200
1.200
1.100
1.100
1.000
1.000
Bron 24
900
Indexcijfer
gemiddeld
prijsniveau
Indexcijfer
extrinsieke waarde
van de euro
Indexcijfer interne
waarde van de euro
900
800
800
2014 (basisjaar)
100,0
100
100
700
700
2015
103,2
100
600
96,9
600
2016
107,1
100
93,4
500
500
2017
115,8
100
86,4
400
400
300
300
200
200
100
100
0
Inflatie veroorzaakt een daling van de koopkracht van de euro.
d Lees in bron 24 de procentuele daling af van de koopkracht van de euro van 2014
naar 2017.
e Bereken de procentuele afname van de koopkracht van de euro van 2016 naar
2017.
f Welk voordeel van indexcijfers kun je afleiden uit de vergelijking van opdracht d
met opdracht e?
r
ju
li
be
m
gu
st
us
pte
se
au
ju
ni
rt
ei
ril
m
ari
ap
m
aa
fe
bru
r
r
14
be
be
20
ce
m
ari
de
no
ve
m
nu
ja
ok
to
be
r2
01
3
0
50
• Naar het examen
In Naar het examen vind je opgaven op
eindexamenniveau. Met deze opgaven
combineer je verschillende concepten
binnen een context, zoals dat ook tijdens het
eindexamen gebeurt.
Bron 24 geeft het gemiddelde prijsniveau in een Europees land dat de euro
gebruikt, uitgedrukt in een indexcijfer. Het land heeft van 2014 naar 2015
(103,2 – 100,0) × 100% = 3,2% inflatie. Dat wil zeggen: de prijzen van de goederen en
diensten stijgen in deze periode gemiddeld met 3,2%.
a Hoe had je het inflatiecijfer van 3,2% ook direct uit de bron kunnen aflezen?
b Bewijs dat de inflatie van 2015 naar 2016 (afgerond) 3,8% bedraagt.
c Bereken de inflatie van 2016 naar 2017.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
51
Digitale leeromgeving
begrippen & samenvatting
begrippen & samenvatting
Begrippen & Samenvatting
Begrippen
Hoofdstuk 1
Aanwendingsrichting
manier waarop middelen kunnen worden gebruikt
Alternatief aanwendbaar
feit dat middelen gebruikt kunnen worden in
verschillende aanwendingsrichtingen
Baten
opbrengsten
Behoefte
wens die iemand vervuld wil zien
Budget
hoeveelheid middelen waarover iemand beschikt
Budgetlijn
lijn van alle mogelijke productcombinaties die
maximaal kunnen worden gekocht met het gegeven
budget
Kosten
geldwaarde van het gebruik of verbruik van
productiefactoren
Middel
product dat of dienst die in een behoefte kan voorzien
Opbrengsten
resultaat van het gebruik van een middel
Productcombinatie
mandje van goederen en/of diensten waar het budget
aan besteed wordt
Schaarste
spanningsveld tussen onbegrensde behoeften en
beperkt aanwezige middelen
Hoofdstuk 2
Arbeid
productiefactor die het menselijk handelen tijdens het
productieproces omvat
Arbeidsdeling
opdeling van een productieproces in afzonderlijke
deeltaken
Arbeidsproductiviteit
productie per arbeidskracht per tijdseenheid
Autarkie
situatie waarin er niet wordt geruild
Consument
iemand die goederen en/of diensten koopt om
daarmee in zijn behoeften te voorzien
Consumptie
kopen van goederen en/of diensten om behoeften te
bevredigen
Institutie
organisatie die de transactiekosten van een ruil
verlaagt
Organisatievorm
de manier waarop alle activiteiten van een institutie
onderling georganiseerd zijn
Producent
persoon of organisatie die producten en/of diensten
voortbrengt
Productie
transformatie van inputs naar goederen en/of
diensten
Ruil
uitwisseling van middelen
Ruilverhouding
de waarde van een middel uitgedrukt in eenheden van
een ander middel
Scholing
opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden
Specialisatie
het toeleggen op een afgebakend onderdeel van
productie
Transactiekosten
kosten om tot een ruil te komen
Wederzijds voordeel
voordeel dat tot stand komt bij een ruil
Nominale waarde van geld
waarde die op chartaal geld staat afgebeeld
Oppotmiddel
functie van geld waardoor de aanwending van
middelen uitgesteld kan worden
Prijs
ruilverhouding van middelen tot het middel geld
Rekenmiddel
functie van geld waardoor de waarde van
verschillende middelen met elkaar vergeleken kan
worden
Ruilmiddel
functie van geld waardoor goederen en diensten
geruild kunnen worden
Wet van Gresham
ervaringsgegeven dat zegt dat geld met een
relatief hoge intrinsieke waarde uit de omloop gaat
Centrale bank
bank belast met de ontwikkeling en uitvoering van
monetair beleid en met het toezicht op het bank- en
verzekeringswezen
Chartaal geld
munten en bankbiljetten
De Nederlandsche Bank
centrale bank van Nederland
Europese Centrale Bank
centrale bank van de eurolanden
Fiduciair geld
geld dat zijn waarde uitsluitend ontleent aan het
vertrouwen dat mensen erin hebben
Geld
middel dat kan worden geruild tegen alle andere
middelen
Geldschepping
nieuw geld in omloop brengen
Geldwissel
document waarop staat hoeveel geld de houder aan
de bank in beheer heeft gegeven
Giraal geld
direct opvraagbare tegoeden op bank- of
girorekeningen
Inflatie
stijging van het algemene prijspeil door de tijd
Interne waarde van geld
koopkracht van het geld
Intrinsieke waarde van geld
waarde van het materiaal waarvan het geld
gemaakt is
Maatschappelijke geldhoeveelheid
totale hoeveelheid chartaal en giraal geld die in
omloop is
Hoofdstuk 1
Mensen hebben behoeften en beschikken over
middelen om in deze behoeften te voorzien.
Behoeften zijn onbegrensd, middelen zijn beperkt
aanwezig. Hierdoor ontstaat er schaarste: er zijn te
weinig middelen om alle behoeften van iedereen
te bevredigen. Daarom moeten er keuzes worden
gemaakt: op welke manier worden de alternatief
aanwendbare middelen ingezet om de behoeften te
bevredigen? Het vak economie gaat over het maken
van deze keuzes.
Om te bepalen hoe een middel het best gebruikt
kan worden, moet je telkens dezelfde drie stappen
doorlopen:
1 Bepaal alle verschillende manieren waarop het
middel gebruikt kan worden.
2 Bereken voor iedere aanwendingsrichting de
kosten en de baten.
3 Kies de aanwendingsrichting waarbij de
opbrengsten het meest uitstijgen boven de
kosten; deze aanwendingsrichting levert het
meeste voordeel op.
Het budget is de optelsom van alle middelen
waar iemand over beschikt en bestaat uit tastbare
middelen en tijd. Het wordt uitgegeven aan
productcombinaties: een mandje van goederen
en diensten. De budgetlijn geeft alle mogelijke
productcombinaties die maximaal kunnen
worden gekocht met een bepaald budget; alle
productcombinaties op en onder de budgetlijn
kunnen worden aangeschaft. De budgetlijn verschuift
53
54
naar links bij een daling van het budget en naar
rechts bij een budgettoename. De helling van de
budgetlijn verandert als de prijs van een van de
producten verandert.
Hoofdstuk 2
Middelen kunnen geruild worden. Bij een ruil is
iedere partij zowel vrager als aanbieder. Een ruil komt
tot stand wanneer beide partijen er baat bij hebben.
Zo ontstaat er wederzijds voordeel. In een economie
in autarkie wordt niet geruild. In de praktijk komt
dit niet voor, want in economieën waar wel geruild
wordt, bevredigen mensen hun behoeften beter dan
in een economie waar niet geruild wordt. Een land in
autarkie is minder welvarend dan landen die ruilen
met het buitenland.
Om te kunnen ruilen, moet de ruilverhouding bekend
zijn: de waarde van het ene middel uitgedrukt in het
aantal eenheden van het andere middel.
Samenvatting
Hoofdstuk 3
Begrippen & Samenvatting
Begrippen & Samenvatting
Bij een ruil ontstaan transactiekosten: kosten die
gemaakt worden voor het maken van een geschikte
ruil. Transactiekosten kunnen het wederzijdse
voordeel van een ruil tenietdoen, waardoor de
ruil niet doorgaat. Ze verklaren het ontstaan van
instituties: organisaties die een bepaalde ruil
vergemakkelijken doordat ze de transactiekosten van
die ruil verlagen.
In ruil voor tijd kan werk verricht worden. Zo ontstaat
arbeid. Daarbij wordt er eerst gewerkt waarna het
verdiende loon kan worden uitgegeven aan andere
middelen: productie en consumptie wisselen elkaar
af; iedereen is zodoende zowel consument als
producent.
De beloning voor arbeid is afhankelijk van de
arbeidsproductiviteit: de productie per gewerkte
tijdseenheid. In het algemeen geldt dat het uurloon
hoger is naarmate de arbeidsproductiviteit hoger is.
Arbeidsproductiviteit kan op twee manieren verhoogd
worden: door scholing en door specialisatie. Scholing
omvat het opdoen van nieuwe kennis en het aanleren
van nieuwe vaardigheden. Een beter geschoold
iemand kan dezelfde productie leveren in minder
tijd. Door specialisatie wordt het productieproces
verdeeld over meerdere mensen en ontstaat
arbeidsdeling: iedereen vervult een deeltaak. Door
deze specialisatie wordt iedereen steeds beter in
het uitvoeren van de deeltaak. Daardoor stijgt de
arbeidsproductiviteit.
Een belangrijk onderdeel van Praktische
Economie is de digitale leeromgeving.
Alle modules zijn ook volledig digitaal te
bestuderen, waarbij je bovendien gebruik
kunt maken van de Rekentrainer om je
rekenvaardigheden te oefenen. Na elk
bestudeerd hoofdstuk maak je de bijbehorende
Test jezelf om een indruk te krijgen van je
beheersing van de theorie. Aan het einde van
de module maak je in de Examentrainer de toets
met uitgebreide eindexamenvragen.
Wij wensen je een boeiende en uitdagende tijd
met Praktische Economie!
Transactiekosten, specialisatie en arbeidsdeling
bepalen samen de organisatievorm: de manier
waarop alle activiteiten van een institutie onderling
georganiseerd zijn.
Begrippen & Samenvatting
De zesde druk van Praktische Economie is tot
stand gekomen door de inbreng van velen.
Speciale dank gaat uit naar R.J. Boeijinga MSc,
docent economie en management &
organisatie van het Carmel College Salland,
en het Docentenpanel voor hun waardevolle
opmerkingen bij deze editie van Praktische
Economie.
Werken met Praktische Economie
3
Module
Schaarste,
geld en handel
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op
6
1.1 Kiezen is kostbaar
7
1.2 Kiezen of delen
11
Toepassen 15
Hoofdstuk 2 Van ruilen komt geen huilen
17
2.1 Wederzijds voordeel
18
2.2 Transactiekosten en instituties
20
2.3 Ruil, scholing en specialisatie
25
Toepassen
29
Hoofdstuk 3 Geld, de smeerolie van ruil
35
3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld
36
3.2 De verschijningsvormen van geld
39
3.3 De waarde van geld
42
3.4 Waar komt geld vandaan?
46
Toepassen
49
Begrippen & Samenvatting
53
Register
57
5
Hoofdstuk 3
Geld, de smeerolie van ruil
Kernbegrippen
In 2011 bood een ouder echtpaar een handjevol oude munten te koop
aan bij een muntenhandelaar in Rotterdam. De meeste van deze
muntjes hadden een bescheiden verzamelwaarde. Maar de handelaar
zag ook dat er een zeer zeldzaam exemplaar tussen zat: een muntje
van 25 cent uit 1818. Dit ‘kwartje’ was geslagen ten tijde van Koning
Willem I. Er zijn maar twaalf van deze muntjes geslagen en van vier
was bekend waar ze zijn.
De muntenhandelaar adviseerde het echtpaar het muntje te laten
veilen, ook al wilden ze het voor € 200 aan hem verkopen. Op
26 november 2011 kwam het muntje onder de hamer en verwisselde
voor € 37.000 van eigenaar. Daarmee is de verzamelwaarde van dit
kwartje in 193 jaar met ruim 32 miljoen procent gestegen.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
• Centrale bank
• Chartaal geld
• Fiduciair geld
•Geldschepping
• Giraal geld
•Inflatie
• Interne waarde van geld
•Maatschappelijke
geldhoeveelheid
• Nominale waarde van geld
•Oppotmiddel
•Prijs
•Rekenmiddel
•Ruilmiddel
• Wet van Gresham
35
3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld
3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld
Zoals in hoofdstuk 2 is uitgelegd, moet er een ruilverhouding bestaan om middelen te
kunnen ruilen. Omdat er heel veel middelen bestaan die geruild kunnen worden, zouden
er ook heel veel ruilverhoudingen moeten worden vastgesteld om al die middelen tegen
elkaar te kunnen ruilen. Er moet bijvoorbeeld worden bepaald hoeveel kilo kaas er
geruild wordt voor een auto, hoeveel knipbeurten bij de kapper geruild worden voor een
paar voetbalschoenen, hoeveel mobiele telefoons geruild worden voor een fiets en zo
verder. Maar het is niet praktisch om al die ruilverhoudingen vast te stellen, al was het
maar omdat er grote transactiekosten mee gemoeid zouden zijn. Al meer dan 3.500 jaar
geleden is er een oplossing bedacht voor dit probleem: bepaal voor alle middelen de
ruilverhouding ten opzichte van een en hetzelfde middel. Dit ene middel heeft een
speciale naam: geld. En al die ruilverhoudingen tot geld hebben ook een speciale naam:
prijs.
Bron 1 Prijzen zijn de ruilverhoudingen tot een en hetzelfde middel: geld.
Geld is ooit bedacht om ruilen te vergemakkelijken. Inmiddels heeft geld drie functies:
ruilmiddel, oppotmiddel en rekenmiddel.
Ruilmiddel
Geld vergemakkelijkt het ruilen. Middelen kun je ruilen tegen geld en dit geld kun je weer
ruilen tegen andere middelen. Geld is dan ruilmiddel. De transactiekosten van ruilen
worden hierdoor enorm verlaagd, want van ieder middel hoeft alleen nog maar de prijs te
worden bepaald. ‘Een pond kaas kost € 6,99’ is een stuk overzichtelijker dan een dik boek
met daarin de ruilverhoudingen van een pond kaas met alle andere middelen.
Oppotmiddel
Geld maakt het ook mogelijk om te ruilen in de tijd. Je kunt bijvoorbeeld besluiten om geld
dat je nu hebt, op de bank te zetten zodat je er later iets voor kunt kopen. Geld is dan een
oppotmiddel. Zo kun je arbeid in de zomer ruilen tegen geld en dit geld in de winter weer
ruilen tegen een skivakantie. In de module Heden, verleden en toekomst gaan we dieper in
op dit ruilen in de tijd.
Rekenmiddel
Met geld kun je gemakkelijk rekenen. Om bijvoorbeeld de waarde te bepalen van een
mandje met boodschappen, tel je eenvoudig de prijzen van de spullen in het mandje bij
elkaar op. Geld als rekenmiddel is een abstracte vorm van geld, in tegenstelling tot de
concrete verschijningsvormen van geld als ruilmiddel en oppotmiddel: bij een rekensom
met geld hoeft er geen concreet geld aan te pas te komen. Er wordt geen product
overgedragen of een dienst afgenomen. Een projectontwikkelaar die bijvoorbeeld de
kosten van een nieuw kantoorgebouw moet inschatten, praat gemakkelijk over miljoenen
euro’s, terwijl die miljoenen euro’s er in concrete zin niet zijn. Geld als rekenmiddel is een
waardemeter. Want een rekensom met geld gaat altijd over de geldwaarde van middelen.
36
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
Opdrachten
1
2
In de inleiding van dit hoofdstuk slaat een ouder echtpaar een goede slag. Laat met
een berekening zien dat een stijging van 25 cent in 1818 naar € 37.000 in 2011 gelijk
is aan ruim 32 miljoen procent, zoals in de inleiding staat. Een euro is gelijk aan
220 centen in de tijd van de gulden.
a Welk nadeel van ruilhandel wordt in de leertekst genoemd?
b Lees bron 2. Welke twee andere nadelen van ruilhandel kun je uit deze bron
afleiden?
Bron 2
Nadelen van ruilhandel
In de oudheid werden goederen en diensten rechtstreeks geruild in een verhouding die
onderling werd afgesproken. Maar ruilhandel heeft grote nadelen.
Er is niet altijd een wederzijds verlangen. Als er een tijd weinig behoefte is aan vis,
heeft de visser een probleem. En vis is bederfelijk. De visser kon geen vis sparen om
later een huis te kopen. Het is ook moeilijk om producten op waarde te schatten. Eén vis
is bijvoorbeeld twee broden waard, maar er moet ook een verhouding zijn met het huis,
met een ei, een jas enzovoort.
3
4
5
6
Stel: de Nederlandse economie gebruikt geen geld. In winkeletalages staan de
volgende artikelen met hun prijs:
– prijs van een broek = 60 flessen bronwater;
– prijs van een computer = 60 broeken;
– prijs van een brood = 2 flessen bronwater.
a Erik wil een computer kopen en kan als zoon van een bakker over brood
als ruilmiddel beschikken. Hoeveel broden betaalt hij bij bovenstaande
ruilverhoudingen voor een computer?
b Leg uit dat Erik bij dit voorbeeld van ruilhandel met alle bij opdracht 2 genoemde
nadelen van ruilhandel te maken heeft.
c Hoe maakt de komst van geld als rekenmiddel de som voor Erik eenvoudiger?
d Hoe maakt de komst van geld als ruilmiddel de aankoop voor Erik eenvoudiger?
Waarom kan onze economie, met tienduizenden verschillende goederen en diensten,
niet bestaan zonder geld als ruilmiddel?
Geef voor elke uitspraak aan of de euro hier de functie heeft van ruilmiddel,
oppotmiddel of rekenmiddel.
I Ruud bewaart € 450 in een blik verborgen op zolder.
II Bart koopt een pak koffie en betaalt daarvoor € 2,40.
III Karin heeft een aanrijding gehad en de schade aan haar auto bedraagt € 1.250.
IV Een computer bij Elektro kost € 1.150 en dezelfde computer kost bij Dyna € 1.050.
Welke functies zijn in bron 3 weggelaten?
Bron 3
Steun voor de zwakke economie
De Europese economie kwakkelde in 2015. De Europese consument gaf te weinig
uit. Dus besloot de Europese Centrale Bank om zelf maar het nodige op te kopen.
Logisch, want als de euro als …A… niet voldoende circuleert, maar te veel wordt
gebruikt als …B…, wat met name in Nederland op grote schaal gebeurt (onder meer in
pensioenpotten), is er alle reden om meer geld in de economie te pompen. Niet alleen
de zuidelijke Europese landen zullen daarvan profiteren, maar ook de noordelijke, waar
de consumptie best een impuls kan gebruiken.
(Vrij naar fd.nl)
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
37
3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld
7
Lees bron 4. De auteur gebruikt het woord ‘ruilhandel’ in verband met de lokale
ruilkring Lets. Is er bij de ruilkring van Lets sprake van ruilhandel of is er sprake van
geld als ruilmiddel? Verklaar je antwoord.
Bron 4
Zonnetjes in omloop
Els heeft laatst een tuinpad laten aanleggen. Dat zou haar normaal € 200 hebben
gekost. ‘Nu was ik 55 zonnetjes kwijt,’ glundert de Nijmeegse.
Zonnetjes zijn het betaalmiddel van Lets, de lokale ruilkring van Nijmegen. Meer dan
160 leden zijn hierbij aangesloten. De een laat honden uit, helpt met verhuizingen of
geeft biologieles, de ander vervoert spullen en mensen met zijn busje.
Er is niet alleen een levendige ruilhandel in diensten, maar ook in goederen. Een
architectentafel, racefiets, computerwerkkast, een (ongebruikte) elektrische
tandenborstel en een regenton. Allemaal af te rekenen met zonnetjes.
(Vrij naar de Gelderlander)
8
Lees bron 5. Welke functie(s) van geld heeft de Noaber in Enschede?
Verklaar je keuze.
I Ruilfunctie.
II Rekenfunctie.
III Oppotfunctie.
Bron 5
De ruilkring Enschede
Hoe werkt het?
Je zoekt bijvoorbeeld iemand die je tuin onderhoudt, die je helpt om goed te leren
omgaan met je computer of die op je kinderen komt passen als je eens weg wilt.
Zelf kun je dan bijvoorbeeld aanbieden om boodschappen voor iemand te doen, de
honden van iemand anders uit te laten of zangles te geven.
Voor iedere ruil wordt vooraf samen een prijs afgesproken. Je rekent niet in euro’s af
maar in Noabers, onze zelfbedachte geldeenheid.
Elk lid heeft een eigen Noaberrekening. Via een geautomatiseerd systeem kun je
internetbankieren: op elk moment kun je via je computer zien wat je aan Noabers hebt
verdiend en wat je hebt uitgegeven.
(Vrij naar ruilkringenschede.nl)
38
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
3.2 De verschijningsvormen van geld
3.2 De verschijningsvormen van geld
De geschiedenis laat zien dat er veel verschillende middelen als geld zijn gebruikt.
Op het eiland Yap bijvoorbeeld (dat een onderdeel is van de Carolinen in de Grote Oceaan)
dienden in een ver verleden ronde stenen met een gat in het midden als geld. Dat gat in
het midden maakte vervoer van deze Yapstenen mogelijk met speciaal daarvoor gemaakte
stokken. In het vroegere Nederlandse Nieuw-Guinea werden kaurischelpjes als ruilmiddel
gebruikt. En de indianen in Noord-Amerika gebruikten kralenkettingen als geld.
Bron 6 Yapstenen werden vroeger gebruikt als geld. Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen,
want ze zijn niet deelbaar en niet handzaam.
Technische vereisten
Niet elk middel kan als geld worden gebruikt. Om geld de drie functies uit de vorige
paragraaf te laten vervullen, moet het aan vier technische eisen voldoen:
1Geld moet deelbaar zijn. Als er alleen munten van bijvoorbeeld twee euro zouden
bestaan, kun je geen middelen met een lagere eurowaarde ruilen tegen geld.
2Geld moet handzaam zijn. Als geld niet gemakkelijk mee te nemen is, kun je er ook niet
gemakkelijk mee betalen. De Yapstenen bijvoorbeeld passen niet in een portemonnee.
3 Geld moet duurzaam zijn. Als geld slijt, verliest het zijn waarde.
4Geld mag niet gemakkelijk na te maken zijn. Als geld gemakkelijk na te maken is, komt
er steeds meer geld in omloop. Hierdoor worden de ruilverhoudingen van alle middelen
ten opzichte van geld bijgesteld: je kunt voor hetzelfde geld minder kopen; alles wordt
duurder. Anders gezegd: het geld wordt minder waard. In het ergste geval verliest het
geld al zijn waarde en zal de munteenheid verdwijnen. Hoe dit precies werkt, wordt in
paragraaf 3.4 uitgelegd.
De edelmetalen goud en zilver waren zeer geschikt om als geld te functioneren. Ronde
stukken met een mooi opschrift zijn handzaam, duurzaam en moeilijk na te maken, al was
het maar omdat zilver en vooral goud in beperkte mate voorradig zijn. Deze vorm van geld
is ook deelbaar, want munten van verschillende omvang kunnen verschillende waarden
aanduiden. Nog steeds worden overal ter wereld munten geslagen die als geld dienst
doen. Tegenwoordig zijn ze alleen niet meer van edelmetalen gemaakt; dat is veel te duur.
Moderne munten zijn van bijvoorbeeld koper of zink gemaakt. Moderne munten zijn ook
zeer moeilijk na te maken.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
39
in context
3.2 De verschijningsvormen van geld
Valsmunterij
Zelf geld maken is bij wet verboden. Artikel 209 van het Nederlandse Wetboek van
Strafrecht stelt: ‘Hij die opzettelijk als echte en onvervalste muntspeciën of muntof bankbiljetten uitgeeft, muntspeciën of munt- of bankbiljetten die hij zelf heeft
nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving,
bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven
of te doen uitgeven, ontvangt, zich verschaft, in voorraad heeft, vervoert, invoert,
doorvoert of uitvoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren
of geldboete van de vijfde categorie.’
Ondanks de hoge gevangenisstraf komt valsmunterij nog steeds voor. Het gaat dan
bijna altijd om vervalste bankbiljetten. Zo liep op 27 december 2005 een 33-jarige man
uit Dordrecht tegen de lamp. Die dag betaalde hij een krat bier met een nagemaakt
biljet van vijftig euro. De bierleverancier vertrouwde het biljet niet en deed aangifte bij
de politie. Een paar weken later werd de valsmunter opgepakt. De rechter veroordeelde
hem uiteindelijk tot een taakstraf van 180 uur.
Geldwissels en bankbiljetten
Munten van edelmetaal lokten het ontstaan van bankbiljetten uit. Om niet met een huis
vol waardevolle munten te zitten, brachten mensen hun gouden en zilveren munten naar
een bank, in ruil voor een geldwissel. Dat was een officieel document waarop het aantal
en soort munten stond beschreven dat naar de bank was gebracht. De geldwissel kon
weer worden ingewisseld voor de munten die erop beschreven stonden. Dat kon ook bij
een andere bank gebeuren. Vooral mensen die regelmatig met grote hoeveelheden munten
op reis moesten, zoals zakenlieden, profiteerden van dit systeem. Het was nu niet meer
nodig om met al die munten op reis te gaan. Dat was veiliger en het scheelde in gewicht.
Geldwissels verdrongen na verloop van tijd het merendeel van het muntgeld. Houders
van een geldwissel gingen steeds minder vaak naar een bank om deze om te ruilen voor
munten. Ze gebruikten de geldwissel zelf als betaalmiddel. Zo veranderden geldwissels
geleidelijk in bankbiljetten.
Bron 7 Geldwissel: de voorloper van het bankbiljet.
40
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
Fiduciair geld
In moderne economieën is het vertrouwen in bankbiljetten zo groot, dat banken de
tegenwaarde niet meer in edelmetaal hoeven te bewaren. Er is nu sprake van fiduciair
geld. Dat betekent dat het geld zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin
hebben en niet aan de waarde van het materiaal waarvan het gemaakt is.
Chartaal geld en giraal geld
Modern geld is fiduciair en komt op twee manieren voor: als chartaal geld en als
giraal geld. Chartaal geld is het geld dat je kunt aanraken: de euromunten en -biljetten
in je portemonnee. Giraal geld kun je niet aanraken. Het is het tegoed dat op de
bankrekeningen staat. Om het vertrouwen in giraal geld te behouden, is het noodzakelijk
dat giraal geld direct kan worden omgezet in chartaal geld. En dat is ook zo: als je € 100
op de bank hebt staan, kun je dat bedrag bij elke geldautomaat omzetten in chartaal geld.
Markeerpunt Ontstaan en functie van geld
Geld is ontstaan om ruilen te vergemakkelijken. Het wordt ook gebruikt als rekenmiddel
en oppotmiddel. Door de technische vereisten aan geld kan niet ieder middel als geld
dienst doen. In moderne economieën bestaat alleen fiduciair geld. Dit geld is gebaseerd
op vertrouwen en komt als chartaal en giraal geld voor.
Opdrachten
9
Goud en zilver werden vroeger als geld gebruikt.
a Hoe kunnen goud en zilver aan de eis van ‘deelbaar’ voldoen?
b Het was belangrijk dat goud en zilver maar in beperkte hoeveelheid voorradig
waren. Wat zou het gevolg zijn als goud en zilver als geld werden gebruikt en er
veel van deze twee metalen beschikbaar zou zijn?
10 Lees bron 8. Welke woorden zijn weggelaten op plaats A, B en C?
Bron 8
Zout in het Romeinse rijk
In het Romeinse rijk was zout een moeilijk te winnen product. Het was dus een …A…
en waardevast product en dus geschikt voor gebruik als …B… De soldaten van het
Romeinse leger werden betaald met zoutstaven, salarium genoemd. Het huidige woord
...C... is daarvan afgeleid.
11 Leg uit dat zout in de Romeinse tijd aan alle technische eisen voldeed om als
ruilmiddel te kunnen functioneren.
12 Zet de volgende vier stappen over het ontstaan van het bankbiljet in de juiste
volgorde. Begin bij II.
I Geldwissels transformeerden geleidelijk tot bankbiljetten.
II Particulieren brachten hun munten naar een bank in ruil voor een geldwissel.
III Zakenlieden gebruikten steeds vaker geldwissels in plaats van munten.
IV De geldwissels werden dus steeds minder vaak bij de bank omgewisseld voor
munten.
13 Vroeger was het nodig dat de banken de tegenwaarde van de in omloop zijnde
bankbiljetten in edelmetaal bewaarden.
a Waarom was een tegenwaarde in edelmetaal nodig om bankbiljetten als ruilmiddel
te laten functioneren?
b Waar is de waarde van het huidige geld op gebaseerd?
14 In bron 9 gebruikt de auteur het woord ‘fiducie’. Leg uit dat de betekenis van dit
woord in deze bron overeenkomt met het gebruik in het begrip ‘fiduciair geld’.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
41
3.3 De waarde van geld
Bron 9
De kansen van het Nederlandse voetbal
Kan Ajax in de toekomst nog eens de Champions League winnen? PSV of Feyenoord
misschien? Een rondvraag langs trainers en journalisten levert weinig hoopvolle
antwoorden op. Men heeft er weinig fiducie in. De begrotingen van buitenlandse clubs
zijn zo fors dat de beste Nederlandse spelers als snel naar het buitenland gaan.
(Uit de Nederlandse media)
15 Nederland heeft de euro als geld ingevoerd, samen met een aantal andere landen.
Geld is een ...1... aanvaard ruilmiddel. Prijzen worden dan uitgedrukt in euro’s zodat
de waarde van producten internationaal beter vergeleken kan worden; hier is de
functie van de euro als ...2... aan de orde.
De maatschappelijke geldhoeveelheid in Nederland bestaat uit munten, bankbiljetten
en ...3...
Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst
te krijgen?
Bij 1: algemeen / door de overheid / internationaal
Bij 2: rekenmiddel / ruilmiddel / oppotmiddel
Bij 3: chartaal geld / giraal geld
3.3 De waarde van geld
Chartaal geld heeft drie waarden: de intrinsieke waarde, de nominale waarde en de
interne waarde. Giraal geld heeft alleen een nominale waarde en een interne waarde.
Intrinsieke waarde
De intrinsieke waarde van chartaal geld is de waarde van het materiaal waarvan het geld
gemaakt is. De munten van tien, twintig en vijftig eurocent zijn bijvoorbeeld gemaakt
van een legering van 1 procent tin, 5 procent aluminium, 5 procent zink en 89 procent
koper. Doordat er in een munt maar weinig grondstof wordt gebruikt, blijft de intrinsieke
waarde beperkt. De intrinsieke waarde van bankbiljetten is bijna nul; het papier waar
bankbiljetten van gemaakt zijn, is zo goed als waardeloos.
Nominale waarde
De nominale waarde van chartaal geld is gelijk aan de waarde die op het geld gedrukt
staat. De nominale waarde van giraal geld is gelijk aan de omvang van het banktegoed. De
nominale waarde wordt ook wel de extrinsieke waarde genoemd. De nominale waarde van
geld blijft altijd gelijk; wat er op een muntstuk of bankbiljet staat, verandert niet. En een
banktegoed verandert ook niet vanzelf.
Interne waarde
De interne waarde van geld is gelijk aan de koopkracht van het geld: de hoeveelheid
middelen die je voor het geld kunt kopen. In 2015 kun je voor € 10 bijvoorbeeld een boek
kopen of zes bruine broden.
Waardeschommelingen
De nominale waarde van geld blijft altijd gelijk. Wat er op een muntstuk of bankbiljet staat
verandert niet, een banktegoed verandert ook niet vanzelf. Dat is anders bij de intrinsieke
waarde van geld; die schommelt. De intrinsieke waarde van bijvoorbeeld een gouden
munt varieert met de goudprijs. En die kan stijgen en dalen. Als bijvoorbeeld de goudprijs
stijgt, dan stijgt ook de intrinsieke waarde van een gouden munt.
42
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
De interne waarde van geld verandert ook. De gebeurt in de loop der tijd en bijna altijd
in dezelfde richting: naar beneden. Een euro nu vertegenwoordigt een lagere waarde dan
bijvoorbeeld tien jaar geleden; toen kon je voor een euro meer kopen dan tegenwoordig.
Dit verschijnsel van geldontwaarding heet inflatie. De invloed van inflatie op de interne
waarde van geld is vanzelfsprekend: als gevolg van inflatie daalt de koopkracht door de
tijd, want voor een euro kun je steeds minder kopen. Anders gezegd: door inflatie daalt de
interne waarde van geld.
Chartaal geld blijft in omloop zolang de nominale waarde groter is dan de intrinsieke
waarde. Bij bankbiljetten is dat altijd het geval. Maar bij munten kan de nominale waarde
lager zijn dan de intrinsieke waarde. Een gouden munt van twee euro is bijvoorbeeld
veel meer waard dan de twee euro die erop staat. In dat geval loont het de moeite om
de munt om te smelten en het klompje edelmetaal te ruilen tegen een hoger bedrag dan
oorspronkelijk op de munt stond.
Bron 10 De intrinsieke waarde van muntgeld schommelt met de prijs van de grondstoffen waarvan de
munten gemaakt zijn.
Wet van Gresham
Het is ook niet mogelijk dat munten met een verschillende intrinsieke waarde en dezelfde
nominale waarde naast elkaar worden gebruikt. De munten met de hogere intrinsieke
waarde zullen vanzelf uit roulatie verdwijnen. Wat zal er bijvoorbeeld gebeuren als
er naast de gewone 1 euromunt ook een gouden munt van één euro in omloop wordt
gebracht? De gouden euromunt zal vanzelf verdwijnen. Iedereen die een gouden euromunt
in zijn portemonnee vindt, zal die niet meer uitgeven, maar achterhouden, omdat het goud
in de munt veel meer waard is dan één euro. Dit verschijnsel heet de Wet van Gresham:
‘Bad money drives out good money.’
Bron 11
Sir Thomas Gresham.
Deze wet is zo’n vijfhonderd jaar geleden ontdekt. Het muntgeld werd toen gemaakt van
edelmetaal, maar bij het slaan van het muntgeld ging er wel eens iets mis. Daardoor
kwamen er munten in omloop met dezelfde nominale waarde en een verschillende
intrinsieke waarde. Iemand met een munt met een hoge intrinsieke waarde (‘good
money’) schraapte daar dan edelmetaal vanaf, net zolang totdat de intrinsieke waarde
dezelfde was als die van munten met de lagere intrinsieke waarde (‘bad money’). De
geschraapte munt werd vervolgens weer gebruikt. Er gaat dan geen geld verloren, want
de nominale waarde van de geschraapte munt wordt niet aangetast; je kunt er nog steeds
hetzelfde voor kopen. Maar het afgeschraapte edelmetaal is pure winst voor de schraper.
Uiteindelijk blijven alleen munten over met een lage intrinsieke waarde, het ‘slechte’ geld.
Eeuwen later werd er een oplossing bedacht om het geldschrapen tegen te gaan: graveer
een spreuk in de rand van de munt. Zo staat in de rand van de Nederlandse munt van twee
euro de tekst: ‘God zij met ons’.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
43
3.3 De waarde van geld
Opdrachten
16 Bekijk bron 12. Deze cartoon is getekend in de tijd van de kredietcrisis in 2008, toen
er weinig vertrouwen in de banken was. Bij sommige mensen was het vertrouwen zo
laag, dat zij hun geld van de bank haalden.
a Waarom halen mensen hun geld van de bank als het vertrouwen in banken laag is?
b Waarom kopen sommige mensen goud in een tijd van onzekerheid?
c Welk economisch begrip past bij deze cartoon? Verklaar je antwoord.
Bron 12
17 Bekijk bron 13. Welke waarde van een euro kan bij gespaarde euro’s in de loop der tijd
stijgen? Verklaar je antwoord.
Bron 13
18 Leg uit wat het verschil is tussen de intrinsieke en de extrinsieke waarde van
de euro.
44
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
19 Welke twee voorbeelden passen bij het dalen van de interne waarde van de euro?
I De koopkracht van de euro daalt.
II De koopkracht van de euro stijgt.
III De prijzen van goederen en diensten stijgen.
IV De prijzen van goederen en diensten dalen.
20 In bron 14 wordt het gemiddelde prijspeil in een land omgezet in indexcijfers.
a Toon met een berekening aan dat het gegeven indexcijfer van het gemiddelde
prijsniveau in 2015 (105) juist is.
b Toon met een berekening aan dat het gegeven indexcijfer van het gemiddelde
prijsniveau in 2016 (114) juist is.
c Toon met een berekening aan dat de gegeven inflatie (gemiddelde prijsstijging van
de producten) van 2015 naar 2016 (8,6%) juist is.
d Bereken de juiste cijfers op plaats A en B.
Bron 14
Gemiddeld
prijsniveau in
een land
Indexcijfer
gemiddeld
prijsniveau
Procentuele
verandering van
het prijspeil ten
opzichte van het
voorgaande jaar
(= inflatie)
2014 (basisjaar)
€8
100
–
2015
€8,40
105
+5%
2016
€9,12
114
+8,6%
2017
€9,76
... A...
...B...
21 a
Bereken in bron 15 de ontbrekende cijfers op plaats A tot en met F.
b Welke conclusie kun je trekken over de interne waarde van de euro in de periode
2013-2016?
Bron 15
2013 (basisjaar)
Gemiddeld
prijsniveau in
een land
Indexcijfer
gemiddeld
prijsniveau
Procentuele
verandering van
het prijspeil ten
opzichte van het
voorgaande jaar
(= inflatie)
€12
100
–
2014
... A...
107
... D...
2015
€13,08
... B...
... E...
2016
€13,80
...C...
... F...
22 Bekijk bron 16. In de periode 2014-2017 is in Geelland ...
A
B
C
D
de nominale waarde van de munt gedaald.
de nominale waarde van de munt gestegen.
de interne waarde van de munt gedaald.
de interne waarde van de munt gestegen.
Bron 16
Jaar
De hoogte van de prijzen van
goederen en diensten in Geelland
2014
100
2015
102
2016
105
2017
106
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
45
3.4 Waar komt geld vandaan?
3.4 Waar komt geld vandaan?
In paragraaf 3.2 is uitgelegd dat je geld niet gemakkelijk moet kunnen namaken. Op
deze manier blijft er vertrouwen in het geld. Dat werkt als volgt. Als iedereen geld zou
kunnen maken, komt er steeds meer geld in omloop. Waarom niet even wat geld maken
voordat je boodschappen gaat doen? Iedereen wordt vanzelf rijker en wil meer gaan
kopen. Winkeliers reageren hierop door hun prijzen te verhogen. Mensen kopen het
toch wel. Maar door de verhoogde prijzen kan er met dezelfde hoeveelheid geld minder
gekocht worden. De interne waarde van het geld is gedaald. Anders gezegd: als er
steeds meer geld in omloop komt, daalt de interne waarde van dat geld; er is sprake van
geldontwaarding.
in context
Deze wetmatigheid heeft grote gevolgen. Want als de geldontwaarding heel vlug gaat,
weet niemand meer wat je voor het geld kunt kopen. Niemand zal het geld nog accepteren
als ruilmiddel; iedereen is het vertrouwen in het geld kwijt. Het geld kan niet meer de drie
functies vervullen waarvoor het bedoeld is. De economie valt terug tot een ruileconomie
zonder geld. Dit brengt weer hoge transactiekosten met zich mee en daardoor komt veel
wederzijds voordelige ruil niet meer tot stand.
Hyperinflatie in Zimbabwe
Op 21 juli 2008 introduceerde de centrale bank van Zimbabwe een nieuw bankbiljet van
honderd miljard Zimbabwaanse dollar. Bij de introductie had dit biljet een tegenwaarde
van ongeveer drie euro. Maar lang hield het deze waarde niet vast, want de prijzen in
Zimbabwe bleven fors stijgen. Door deze enorme inflatie verloor de Zimbabwaanse
dollar dagelijks aan waarde. Analisten schatten de inflatie op meer dan tien miljoen
procent. Mensen met Zimbabwaanse dollars in hun portemonnee gaven die zo snel
mogelijk uit. ’s Middags was de waarde namelijk minder dan de helft van wat die
’s ochtends was.
Om de geldontwaarding het hoofd te bieden, schrapte de centrale bank op 1 augustus
2008 tien nullen; een nieuwe Zimbabwaanse dollar was evenveel waard als tien miljard
oude dollars. Maar ook deze ingreep hield geen stand. Nog geen vijf maanden later
moest alweer een biljet van vijf miljoen nieuwe dollars worden geïntroduceerd. Op
12 februari 2009 werd een tweede poging gedaan. Ditmaal sneuvelden er twaalf nullen;
een nieuwe ‘nieuwe dollar’ was evenveel waard als een biljoen oude ‘nieuwe dollars’.
Ook deze ingreep hielp niet.
Het vertrouwen in de Zimbabwaanse dollar was helemaal weg. De munt kon niet meer
functioneren als wettig betaalmiddel. De Zimbabwaanse economie verviel tot een
ruileconomie; goederen en diensten werden geruild zonder dat daar geld aan te pas
kwam. Maar een hedendaagse samenleving kan niet functioneren zonder een financieel
systeem. De Zimbabwaanse economie stortte dan ook in elkaar.
Inmiddels is de Zimbabwaanse dollar uit het straatbeeld verdwenen. Transacties
worden gedaan in Amerikaanse dollars. Zimbabwe zit door de politieke crisis in het land
nog steeds in een economische crisis. Zolang er geen politieke stabiliteit is, zal een
eigen munt een utopie blijven.
Het in omloop brengen van chartaal geld en het reguleren van de girale geldhoeveelheid
is wettelijk voorbehouden aan een onafhankelijke instantie: de centrale bank. Dit is geen
bank waar particulieren of bedrijven een rekening hebben. De centrale bank is de bank
van de banken. Het is de bank waar alle andere banken een bankrekening hebben. Die
andere banken, zoals de Rabobank en de ABN AMRO-bank, heten ook wel algemene bank
of handelsbank. Consumenten en producenten komen meestal niet in aanraking met de
centrale bank. De Nederlandsche Bank (DNB) is de centrale bank van Nederland. DNB is
een onderdeel van het netwerk van centrale banken dat verantwoordelijk is voor de euro.
Dit netwerk wordt geleid vanuit Frankfurt. Daar staat de Europese Centrale Bank (ECB).
46
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
De centrale bank bepaalt hoeveel geld er in omloop wordt gebracht. Nieuw geld in omloop
brengen heet geldschepping. De centrale bank kan geld op twee manieren in omloop
brengen: door het uitgeven van chartaal geld en van giraal geld.
Bron 17 Alleen centrale banken mogen geld in omloop brengen.
Uitgifte van chartaal geld
In opdracht van het ministerie van Financiën worden de Nederlandse euromunten
geslagen door de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) in Utrecht. Bankbiljetten worden
gedrukt door diverse drukkerijen in Europa. Al het nieuwe munt- en papiergeld dat
bestemd is voor Nederland, wordt eerst naar het bankgebouw van DNB in Amsterdam
gebracht. Van daaruit wordt het geld naar handelsbanken vervoerd, die het op hun beurt
in omloop brengen via geldautomaten en bankloketten. Op deze manier weten DNB en de
ECB precies hoeveel chartaal geld er in omloop wordt gebracht. Handelsbanken brengen
gebruikte bankbiljetten ook weer terug naar DNB. Die controleert of gebruikte biljetten
nog van voldoende kwaliteit zijn. Bankbiljetten van goede kwaliteit worden weer in
omloop gebracht, de rest wordt vernietigd.
Het reguleren van de girale geldhoeveelheid
De ECB regelt via haar rentetarief de hoeveelheid giraal geld die in omloop is. De
handelsbanken kunnen geld lenen bij de ECB. Als de ECB de rente verlaagt die de banken
daarbij moeten betalen, zullen de handelsbanken meer geld lenen en dit geld ook tegen
lagere rente als lening aan hun klanten aanbieden. Als consumenten en bedrijven door de
lagere rente meer krediet opnemen, zal de girale geldhoeveelheid in het land toenemen.
Gezinnen lenen het geld bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis; bedrijven lenen het
geld voor het doen van investeringen. Bij de bespreking van ruilen over de tijd in module
Heden, verleden en toekomst komen we nog uitgebreid terug op het lenen van geld door
bedrijven en gezinnen.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
47
3.4 Waar komt geld vandaan?
De optelsom van al het chartale en girale geld dat in handen is van gezinnen en
bedrijven, is de maatschappelijke geldhoeveelheid. De ECB stuurt met haar beleid de
maatschappelijke geldhoeveelheid. Eerder heb je gezien dat de inflatie toeneemt als er
meer geld in omloop wordt gebracht. De ECB streeft een inflatie na van twee procent per
jaar. Als de inflatie te laag wordt, zoals in 2014, verlaagt de ECB haar rente. Ze hoopt
dan dat de handelsbanken veel geld bij de ECB lenen en dit geld als lening doorgeven
aan hun klanten, waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid groeit en de inflatie
toeneemt. Als de inflatie boven de twee procent komt, verhoogt de ECB haar rente om de
maatschappelijke geldhoeveelheid te verkleinen.
Markeerpunt De waarde van geld
Geld heeft een intrinsieke, nominale en interne waarde. De daling van de interne waarde
in de tijd heet inflatie. Als er meer geld in omloop wordt gebracht, stijgt de inflatie.
De centrale bank beïnvloedt met haar beleid de grootte van de maatschappelijke
geldhoeveelheid. De Europese Centrale Bank streeft een inflatie van twee procent na.
Bij een te hoge inflatie verhoogt de ECB de rente, bij een te lage inflatie probeert de ECB
met een lage rente de maatschappelijke geldhoeveelheid te vergroten.
Opdrachten
23 De ECB kan de maatschappelijke geldhoeveelheid beïnvloeden met een
renteverlaging. Zet de stappen die daarvoor nodig zijn in de juiste volgorde.
Begin met V.
I Handelsbanken kunnen goedkoper geld lenen.
II De handelsbanken verlagen hun rente.
III Consumenten en bedrijven kunnen goedkoper geld lenen.
IV Consumenten en bedrijven lenen meer geld voor bestedingen.
V De ECB verlaagt de rente.
VI Er komt meer geld in omloop, de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt.
24 De ECB zou de Europese economie kunnen stimuleren met een renteverlaging. In
welke situatie heeft de ECB daar het minst zin in? Verklaar je antwoord.
A Als er veel inflatie in Europa is.
B Als er weinig inflatie in Europa is.
25 Zimbabwe kampte met hyperinflatie. De prijzen van goederen en diensten stegen zeer
snel. Het gevolg: met één dollar kon je steeds minder goederen en diensten kopen.
Oftewel: de koopkracht van het geld daalde.
a Laat met een berekening zien dat de koopkracht van een dollar met 80% daalt
als je met een dollar alleen dropjes koopt die in prijs stijgen van 2 dollarcent naar
10 dollarcent per stuk.
b Vul op basis van opdracht a het ontbrekende percentage in.
Als de prijzen van goederen en diensten met …% stijgen, zal de koopkracht van het
geld met 80% dalen.
c Vul het ontbrekende percentage in.
Als de prijzen van goederen en diensten met 50% stijgen, zal de koopkracht van
het geld met …% dalen’.
48
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
Toepassen
Toepassen
26 Lees bron 18.
a Leg uit dat maatregelen van de marktkooplui om het vals geld te weren samengaan
met hogere transactiekosten.
b Hoe kan een toename van het aandeel van vals geld in de totale geldomloop het
aantal transacties verlagen? Geef een verklaring van de kant van de aanbieder en
van de kant van de vrager.
c In dit hoofdstuk en in hoofdstuk 2 staan nog twee andere voorbeelden van een
verminderd vertrouwen in het geld als ruilmiddel. Welke twee andere voorbeelden
ben je in hoofdstuk 2 en in dit hoofdstuk tegengekomen?
Bron 18
Nederlandse marktkooplui kampen in toenemende mate met namaakeuro's
Een probleem dat zich voorheen beperkte tot markten in de Randstad bereikte
inmiddels ook steden als Zwolle, Enschede en Eindhoven, meldt de Centrale Vereniging
van Ambulante Handel (CVAH). ‘We moeten voorkomen dat er straks massaal met vals
geld betaald wordt,’ aldus CVAH-woordvoerder Henk Achterhuis. ‘We horen met steeds
grotere regelmaat dat valse biljetten van twintig en vijftig euro er doorheen piepen.’
(Vrij naar powned.tv)
27 Een aantal jaar geleden kwam er een nieuw betaalmiddel: de Bitcoin. De meningen
over de Bitcoin waren verdeeld. Voorstanders roemden de voordelen. Tegenstanders
betwijfelden de betrouwbaarheid. Bron 19 tot en met 22 geven informatie over de
Bitcoin.
a Lees in bron 19 het verhaal van Johan. Hij is heel enthousiast. Waarom zijn de
banken niet meer nodig bij de Bitcoin?
b Lees bron 20. Leg uit waarom de transactiekosten dalen als de Bitcoin gebruikt
wordt in plaats van officieel geld.
c Welke tweede oorzaak van een daling van de transactiekosten bij het gebruik van
Bitcoins kun je uit de bronnen halen?
d Het officiële geld heeft drie functies: ruilmiddel, rekenmiddel en oppotmiddel. Kan
de Bitcoin alle functies vervullen? Verklaar je antwoord.
Johan profiteerde tot 2014 van forse koersstijgingen. Aan het eind van december 2013
waren zijn zes Bitcoins in totaal € 4.500 waard.
e Bereken met behulp van bron 21 hoeveel euro de zes Bitcoins in september 2014
waard waren. Ga uit van een koers van € 0,77 per dollar.
De Bitcoin heeft een aantal voordelen ten opzichte van het officiële geld, maar ook
nadelen. Een van die nadelen zijn de sterke koersschommelingen ten opzichte van het
officiële geld. De sterke koersschommelingen worden onder andere veroorzaakt door
de onzekerheid over de positie van de Bitcoin in het internationale betalingsverkeer.
Een belangrijke vraag is: komen er niet te veel Bitcoins in omloop, waardoor de
waarde daalt?
f Gebruik bron 20. Hoe houdt het systeem van de Bitcoin de hoeveelheid Bitcoins
beperkt?
Toch vertrouwde een deel van de wereld er niet op dat de hoeveelheid Bitcoins beperkt
blijft.
g Welk argument kun je uit bron 22 halen om te verdedigen dat je op lange termijn
weinig vertrouwen hebt in de waarde van de Bitcoin?
h Willemien is kunstenares. Zij verkoopt haar kunstwerken via internet, 95% in
Nederland, België en Duitsland. Zij twijfelt of zij zal overstappen op betaling met
de Bitcoin en vraagt jou om advies. Geef in ongeveer 50 woorden twee argumenten
waarmee je uitlegt dat het beter is niet over te stappen op de Bitcoin.
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
49
Toepassen
Bron 19
€ 50 geïnvesteerd, € 4.000 winst
Johan in december 2013: ‘Ik kocht voor de lol in 2011 voor € 50 zes Bitcoins, nu zijn ze
€ 4.500 waard.’
Johan: ‘Ik ontdekte de Bitcoin op internet. Toen ik er een paar kocht, was de Bitcoin nog
vrij onbekend en niet zo populair. De waarde lag veel lager dan nu. De Bitcoin is uniek.
Consument en verkoper betalen rechtstreeks, we hebben de overheid en banken met
de Bitcoin niet meer nodig bij betalingen. En je kunt de Bitcoin niet zomaar vervalsen.
Fantastisch toch? Nadat ik de Bitcoins had gekocht, steeg de waarde ineens. De waarde
blijft schommelen.
Ik bewaar mijn Bitcoins in een wallet. Een wallet is zoiets als een digitale portemonnee,
die je op je harde schijf installeert. Een tip: maak een back-up van je wallet op een
externe harde schijf. Als je computer dan crasht, ben je niet in één keer al je geld kwijt.
Of zet je wallet op een offline computer. Je wallet kan dan niet worden gehackt.’
(Vrij naar gewoonovergeld.nl)
Bron 20
Wat is een Bitcoin?
Bitcoin is elektronisch geld, dat gebruikers opslaan op hun personal computer in de
vorm van het wallet-bestand. Met de Bitcoin kun je op internet aankopen doen, snel en
met lage transactiekosten. Bitcoin is bovendien een globale munteenheid en overal ter
wereld verhandelbaar.
Bitcoins worden vaak vergeleken met goud. Net als goud dient een Bitcoin gedolven te
worden. Net als goud is er geen onbeperkt aantal Bitcoins. Bitcoins worden met de dag
schaarser. Men denkt in 2033 het maximaal aantal Bitcoins van 21 miljoen te hebben
bereikt.
Nieuwe Bitcoins worden geschapen aan de hand van een extreem ingewikkelde
wiskundige puzzel. Wie het eerst de oplossing vindt, krijgt een beloning. Tegenwoordig
zijn dat 25 Bitcoins. Tot november 2012 was dat nog 50 Bitcoins, maar in de loop van de
tijd halveert de beloning telkens. Totdat de 21 miljoen bereikt is.
(Vrij naar bitcoinmining.nl)
Bron 21 Koers van de Bitcoin in dollars.
1.200
1.200
1.100
1.100
1.000
1.000
900
900
800
800
700
700
600
600
500
500
400
400
300
300
200
200
100
100
0
50
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
be
r
pt
em
se
ju
li
gu
st
us
au
ju
ni
ei
m
ril
ap
rt
m
aa
ri
ua
fe
br
14
20
ri
ua
ja
n
ce
m
be
r
r
de
no
ve
m
be
ok
to
be
r2
01
3
0
Bron 22
De consumentenwaakhond VS wijst op gevaren Bitcoin
De Amerikaanse consumentenwaakhond CFPB ziet grote risico’s bij het gebruik van de
Bitcoin. Hackers sloegen al eerder hun slag op het Japanse handelsplatform Mt. Gox.
Het gebrek aan bescherming is volgens de CFPB ook een groot probleem doordat
overheden en centrale banken de digitale munten niet ondersteunen.
Ook in Europa accepteert de bankwereld de virtuele munten niet zolang er geen toezicht
is op Bitcoins.
(Vrij naar telegraaf.nl)
28 Lees bron 23. Welke waarde van de dollar past bij dit artikel?
A
B
C
D
De extrinsieke waarde van de dollar.
De intrinsieke waarde van de dollar.
De interne waarde van de dollar.
De nominale waarde van de dollar.
Bron 23
Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond
Jarenlang hebben de critici moord en brand geschreeuwd over de inflatie die op komst
zou zijn en die maar niet wilde komen. Ze lijken nu eindelijk dan toch het gelijk aan hun
kant te krijgen.
Daar is namelijk de inflatie: de Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het
plafond. Vooral landbouwproducten zijn fors duurder geworden. Maar ook zonder de
voedingsprijzen in rekening te brengen, zit de Amerikaanse inflatie in de lift.
(Vrij naar moneytalk.knack.be)
29 Bron 24 geeft het gemiddelde prijsniveau in een Europees land dat de euro
gebruikt, uitgedrukt in een indexcijfer. Het land heeft van 2014 naar 2015
(103,2 – 100,0) × 100% = 3,2% inflatie. Dat wil zeggen: de prijzen van de goederen en
diensten stijgen in deze periode gemiddeld met 3,2%.
a Hoe had je het inflatiecijfer van 3,2% ook direct uit de bron kunnen aflezen?
b Bewijs dat de inflatie van 2015 naar 2016 (afgerond) 3,8% bedraagt.
c Bereken de inflatie van 2016 naar 2017.
Bron 24
Indexcijfer
gemiddeld
prijsniveau
Indexcijfer
extrinsieke waarde
van de euro
Indexcijfer interne
waarde van de euro
2014 (basisjaar)
100,0
100
100
2015
103,2
100
96,9
2016
107,1
100
93,4
2017
115,8
100
86,4
Inflatie veroorzaakt een daling van de koopkracht van de euro.
d Lees in bron 24 de procentuele daling af van de koopkracht van de euro van 2014
naar 2017.
e Bereken de procentuele afname van de koopkracht van de euro van 2016 naar
2017.
f Welk voordeel van indexcijfers kun je afleiden uit de vergelijking van opdracht d
met opdracht e?
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
51
Toepassen
30 Bekijk bron 25.
a Waarom horen de spaartegoeden niet bij de girale geldhoeveelheid?
b Stel dat de girale geldhoeveelheid € 130 miljard is. Bereken de maatschappelijke
geldhoeveelheid.
c Het gebruik van betaalautomaten is de laatste vijftien jaar enorm toegenomen.
Leg uit welke invloed dat heeft op de samenstelling van de maatschappelijke
geldhoeveelheid.
Bron 25 Vermogen van Nederlanders.
Chartaal geld
8%
Buitenlands geld
5%
Spaartegoeden
40%
Aandelen
19%
Giraal geld
28%
31 Lees bron 26. Zwart geld is geld dat voor de Belastingdienst verzwegen wordt, zodat
er geen belasting over betaald wordt.
a Leg uit dat de invoering van een nieuwe munt een manier kan zijn om zwart geld op
te sporen.
b Hoe kun je uit de bron afleiden dat het aantal bankbiljetten in omloop met minder
dan 8,2% daalde?
c Hoe kun je zonder berekening uit de bron afleiden dat het aandeel chartaal geld in
de maatschappelijke geldhoeveelheid in oktober 2015 daalde?
Bron 26
In oktober 2015, twee maanden voor de invoering van een nieuwe munt op 1 januari
2016, zijn in een Afrikaans land veel bankbiljetten bij banken ingeleverd en op een
rekening gestort. Opvallend was dat het daarbij vooral om bankbiljetten met een hoge
extrinsieke waarde ging. Sommige economen zagen hierin een aanwijzing dat zwart
geld werd witgewassen.
De stortingen van bankbiljetten in oktober 2015 leidden in het land tot een daling van
de waarde van in omloop zijnde bankbiljetten met 8,2 procent.
1 oktober 2015
31 oktober 2015
Chartaal geld (× 1.000)
€43.328
€41.165
Giraal geld (× 1.000)
€127.325
€127.989
Spaargeld (× 1.000)
€230.041
€231.567
Maak de Test jezelf bij dit hoofdstuk.
52
Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil
Download