havo Economie voor havo & vwo bovenbouw Praktische Economie voor havo & vwo bovenbouw Schaarste, geld en handel ISBN 978 94 020 0602 5 563395 Schaarste, geld en handel prof. dr. J. Hinloopen • drs. P. Adriaansen havo Werken met Praktische Economie Praktische Economie, de titel van dit boek, geeft meteen de essentie weer van deze methode: vanuit de praktijk kennismaken met economie. Je ontdekt dat economie overal om je heen is. Je gaat economische principes herkennen en inzien dat situaties die verschillend lijken, toch dezelfde economische logica kennen. Je gaat begrijpen dat economie overal om je heen is en dat het juist daarom zo’n actief en boeiend vak is. Werken vanuit concepten In de economie vormen acht concepten de basis van het vak. Om het vak economie te leren beheersen, moet je met deze acht basisconcepten goed kunnen omgaan. De acht concepten zijn: Schaarste, Ruil, Markt, Ruilen over de tijd, Samenwerken en onderhandelen, Risico en informatie, Welvaart en groei, Goede tijden, slechte tijden. In elke module van Praktische Economie behandelen we één concept. De concepten Schaarste en Ruil zijn zo nauw met elkaar verbonden dat deze twee concepten zijn samengevoegd in de module Schaarste, geld en handel. Het concept Markt is het grootste concept. Dit concept behandelen we in twee modules. Praktische Economie bestaat uit de volgende acht modules: Module Concepten Schaarste, geld en handel Schaarste en Ruil Vraag en aanbod Markt Markt en overheid Markt Heden, verleden en toekomst Ruilen over de tijd Speltheorie Samenwerken en onderhandelen Risico en rendement Risico en informatie Economische groei Welvaart en groei Conjunctuur en economisch beleid Goede tijden, slechte tijden Opbouw Praktische Economie 1.1 Kiezen is kostbaar Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op Een module bestaat uit drie of vier hoofdstukken, opgebouwd rond een economisch concept. 1.1 Iedereen heeft wensen. De een wil zijn honger stillen, de ander wil zich van de ene plek naar een andere plek verplaatsen en weer iemand anders wil vermaakt worden. Deze wensen zijn onze behoeften. Zo heb je bijvoorbeeld behoefte aan eten, aan vervoer en aan vermaak. Onze behoeften hebben een belangrijke eigenschap: ze zijn onbegrensd. Dit betekent dat meer altijd beter is. Een mens luiert liever zes weken dan vier weken en wordt liever drie keer vermaakt dan twee keer. Omdat onze behoeften onbegrensd zijn, blijft er voor iedereen altijd wel iets te wensen over. Bron 1 Ieder mens heeft onbegrensde behoeften. Elk hoofdstuk bestaat uit: • Hoofdstukopener Hier maak je kort kennis met het onderwerp van het hoofdstuk, inclusief de Kernbegrippen. Middelen en schaarste Om je behoeften te bevredigen, heb je middelen nodig. Een bioscoopbon is bijvoorbeeld een middel. Je kunt er de behoefte aan vermaak mee bevredigen. Een middagje vrij is ook een middel. Je kunt er de behoefte aan luieren in een park mee bevredigen. Er is één probleem: middelen zijn niet onbeperkt beschikbaar. Meer dan een paar bioscoopbonnen zal iemand niet hebben en iemand in loondienst heeft meestal maar 25 vakantiedagen per jaar. Hierdoor ontstaat er schaarste. Deze schaarste heeft niks te maken met zeldzaamheid. Het betekent alleen dat er te weinig middelen zijn om alle behoeften van iedereen te bevredigen. Met een bioscoopbon van € 7,50 kun je één film gaan bekijken. Meer films bekijken kan niet; daarvoor heb je te weinig bioscoopbonnen. Met vakantiedagen werkt het net zo. Als alle vakantiedagen op zijn, willen veel mensen graag nog een keer op vakantie. Maar dat kan niet, want alle vakantiedagen zijn verbruikt. Kernbegrippen In het najaar van 2014 kon je met Ryanair voor ongeveer € 40 van Maastricht naar de Zuid-Italiaanse stad Bari vliegen. Een weekje zon in de herfstvakantie ligt misschien ook wel voor jou binnen handbereik. Maar een weekje vakantie kost geld én tijd. Je kunt in de herfstvakantie ook gaan werken als vakkenvuller bij een supermarkt. Ook dat kost tijd, maar het levert je wel geld op. En daar kun je weer wat voor kopen. Een combinatie is ook mogelijk: je maakt een kortere reis en je gaat een paar dagen vakken vullen. Zo houd je wat geld over, bijvoorbeeld voor een paar sportschoenen. • • • • • • • • • • • Aanwendingsrichting Alternatief aanwendbaar Baten Behoefte Budget Budgetlijn Kosten Middel Opbrengsten Productcombinatie Schaarste Tijd en geld kun je op verschillende manieren gebruiken. Daarom moet je keuzes maken. Wat doe je met je tijd? Waar geef je je geld aan uit? Dat is niet altijd even gemakkelijk. Want als je in de supermarkt aan het werk bent, vraag je jezelf misschien toch af: was een weekje onder de Italiaanse zon niet veel leuker geweest? 6 2 Kiezen is kostbaar Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op Werken met Praktische Economie Bron 2 Een rugzak heeft verschillende aanwendingsrichtingen. Keuzes maken: aanwendingsrichting Middelen hebben nog een belangrijke eigenschap: ze zijn alternatief aanwendbaar. Dat betekent dat je met hetzelfde middel verschillende behoeften kunt bevredigen. De manier waarop je een middel gebruikt, is de aanwendingsrichting. Met een rugzak kun je bijvoorbeeld boeken meenemen naar school. Je zou er ook gymspullen in kunnen doen. In dat geval moet je kiezen: op welke manier gebruik je het middel? Gebruik je de rugzak voor je boeken of voor je gymspullen? Allebei kan misschien ook. Maar de ruimte die de boeken innemen kun je niet meer gebruiken voor gymspullen. Economie gaat over het maken van keuzes die ontstaan door schaarste: op welke manier worden alternatief aanwendbare middelen ingezet? In bron 3 is dit samengevat. Bron 3 De kern van de economie. Middelen om behoeften te bevredigen • Beperkt aanwezig • Alternatief aanwendbaar ➜ Behoeften • Onbegrensd Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op ➜ Schaarste ➜ Keuzeprobleem: hoe worden middelen ingezet? 7 1.1 Kiezen is kostbaar Markeerpunt Waar gaat economie over? in context Iedereen heeft verschillende behoeften. Sommige van die behoeften heeft iedereen, zoals de behoefte aan eten en drinken. Andere behoeften worden niet door iedereen gedeeld, zoals de behoefte om te sporten. De behoeften die iemand heeft, hangen af van zijn voorkeuren. De een fietst het liefst op een mountainbike, de ander geeft de voorkeur aan een racefiets. De keuzes die gemaakt worden, verschillen dan ook van persoon tot persoon. Maar dat je moet kiezen, daar ontkomt niemand aan. Kosten en opbrengsten Het gebruik van een middel levert iets op. Dit zijn de opbrengsten, ook wel baten genoemd. Als je boodschappen doet met de auto, gebruik je het middel ‘auto’. Dit levert vervoer op naar de supermarkt. Het gebruik van een middel brengt ook kosten met zich mee. Zo moet je voor de benzine die de auto verbruikt betalen. Maar is het wel verstandig om de benzine te gebruiken voor een ritje naar de supermarkt? Had je de benzine niet moeten uitsparen voor een andere bestemming? Anja moet kiezen hoe ze haar vrije zaterdagochtend zal doorbrengen. Anders gezegd: ze moet kiezen hoe ze het middel ‘tijd’ gaat aanwenden. Ze heeft drie mogelijkheden: uitslapen, werken bij de supermarkt of sporten. Om een keuze te maken, zet Anja van alle aanwendingsrichtingen de kosten en baten op een rij (bron 4). Uitslapen kost niks en het is Anja € 4 waard om te mogen uitslapen. Achter de kassa zitten bij de supermarkt levert € 24 aan loon op. Maar echt leuk is het niet. Zou ze moeten werken bij de supermarkt zonder dat ze ervoor betaald werd, dan zou ze bereid zijn om € 12 te betalen om maar niet te hoeven werken. Dit zijn haar kosten van ongerief. Andere kosten heeft ze niet. Het verschil tussen de baten en kosten van een ochtend werken bij de supermarkt is dus € 24 – € 12 = € 12. Bron 4 Anja’s kosten en baten van alternatieve aanwendingsrichtingen van een zaterdagochtend. Wie krijgt een donororgaan? uit de wetenschap De zaterdagochtend van Anja Sporten vindt Anja leuk. Ze heeft er € 15 voor over om het te mogen doen. Ze gebruikt haar scooter om bij de sportvelden te komen. Dat kost € 1 aan benzine. Een ochtend sporten levert Anja € 15 – € 1 = € 14 aan voordeel op. Uit de laatste kolom van bron 4 blijkt dat de baten het meeste uitstijgen boven de kosten als Anja gaat sporten. Van de drie aanwendingsrichtingen van het middel ‘tijd’ levert sporten haar het meeste voordeel op. De vraag die een econoom telkens probeert te beantwoorden, is deze: hoe kun je een middel het best gebruiken? Deze vraag moet je in drie stappen beantwoorden: 1 Bepaal alle verschillende manieren waarop het middel gebruikt kan worden. 2 Bereken voor iedere aanwendingsrichting de kosten en de baten. 3 Kies de aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten het meest boven de kosten uitstijgen; deze aanwendingsrichting levert het meeste voordeel op. Als er ergens sprake is van schaarste, dan is het wel bij orgaandonatie. Het middel (donororganen) is veel beperkter aanwezig dan er behoeften zijn (zieke mensen die op een donororgaan wachten). Daarom moet er worden gekozen: wie krijgt wel een donororgaan en wie niet? In Amerika hadden ze een systeem opgezet dat artsen helpt bij het maken van deze moeilijke keuze. Daarbij werd gekeken welke patiënt biologisch het best past bij de donor. De kans dat een donororgaan wordt afgestoten, is dan het kleinst. Op deze manier levert een donororgaan het meeste op. Het betekent wel dat een patiënt die telkens niet goed past bij een donororgaan, er nooit een zal krijgen. Activiteit Kosten Baten Baten – kosten Uitslapen € € € Werken bij de supermarkt € 12 € 24 € 12 Sporten € € 15 € 14 0 1 4 4 Opdrachten Uit een onderzoek van de Universiteit van Pennsylvania bleek dat de meeste Amerikanen dit niet het beste systeem vonden. Iedereen is het ermee eens dat een donororgaan zo veel mogelijk moet opbrengen. Maar de meeste Amerikanen vinden dat de keuze eerlijker moet worden gemaakt: ook als je biologisch niet helemaal goed past bij een donororgaan, moet er een kans zijn dat je het toch krijgt. Dit onderzoek laat zien wat veel mensen vinden: middelen moeten zo goed mogelijk worden ingezet, maar een keuze mag niet te oneerlijk uitpakken. 1 De paragrafen bevatten verder Bronnen en Markeerpunten en sluiten af met Opdrachten. De inleiding van het hoofdstuk legt met voorbeelden de kern van het vak economie uit. Lees bron 5. Wat is de overeenkomst tussen de inleiding en bron 5? Bron 5 Europa zet rem op biobrandstof Europa gaat het gebruik van biobrandstof beperken. In de toekomst mag maximaal zes procent van de Europese transportbrandstoffen afkomstig zijn van voedselgewassen, zoals palmolie. Reden voor de rem op het gebruik van biobrandstof is dat de keerzijden de afgelopen jaren een stuk duidelijker zijn geworden. Bossen worden gekapt voor het verbouwen van bijvoorbeeld suikerriet en dat komt het klimaat niet ten goede. Ook verdringen grondstoffen voor biobrandstof de verbouw van voedsel. In de Nederlandse politiek vinden steeds meer partijen het onacceptabel dat wij in Nederland en Europa onze tanks volgooien met goedkope biobrandstof, terwijl deze toepassing van eetbare gewassen elders in de wereld tot voedselschaarste leidt. (Bron: Peter A. Ubel en George Loewenstein. (1996). 'Distributing scarce livers: the moral reasoning of the general public.' Social Science & Medicine 42 (7), 1049 -1055.) Kosten van ongerief Kosten en baten zijn niet altijd gemakkelijk te bepalen. Wat zijn bijvoorbeeld de baten van een zaterdagochtend uitslapen? Is dat € 10 of € 100? Om de baten van een ochtend uitslapen te kunnen bepalen, moet je de volgende vraag beantwoorden: hoeveel euro heb je ervoor over om zaterdagochtend te mogen uitslapen? Als dat € 4 is, dan is dat jouw opbrengst van een ochtend uitslapen. 8 • Theorie Paragrafen met theorie en economische contexten. Hierbij onderscheiden we twee speciale rubrieken: • Uit de wetenschap: vraagstukken en discussies in de economische wetenschap; • In context: economische onderwerpen in de praktijk. Bij de berekening van de kosten moet je ook goed opletten. Wat zijn bijvoorbeeld de kosten van een ochtend werken bij de supermarkt? Als je op een scooter naar je werk gaat, moet je in ieder geval de benzinekosten meerekenen. Maar ook de kosten van ongerief moet je meenemen. Je werkt bij de supermarkt om geld te verdienen. Maar liever zou je iets anders doen. Om de kosten van ongerief te bepalen, moet je de volgende vraag beantwoorden: hoeveel euro heb je ervoor over om niet te hoeven werken bij de supermarkt als je daar zonder loon zou moeten werken? Als dat € 12 is, dan zijn dat jouw kosten van ongerief van het werken bij de supermarkt. Mensen hebben behoeften en beschikken over middelen om in deze behoeften te voorzien. Behoeften zijn onbegrensd, middelen zijn beperkt aanwezig. Hierdoor ontstaat er schaarste. Middelen zijn ook alternatief aanwendbaar. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt: op welke manier worden de middelen ingezet om de behoeften te bevredigen? Het vak economie gaat over het maken van deze keuzes. (Vrij naar nrc.nl) Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op 9 Hoofdstuk 1 • Voor niks gaat de zon op • Toepassen In dit onderdeel pas je het geleerde uit de theorie toe op andere economische contexten. Toepassen • Begrippen & Samenvatting De module sluit af met Begrippen & Samenvatting, waarin je alle gemarkeerde begrippen uit de tekst aantreft met uitleg en waarin de theorie uit de hoofdstukken kort en bondig is samengevat. Bron 22 Bron 19 € 50 geïnvesteerd, € 4.000 winst De consumentenwaakhond VS wijst op gevaren Bitcoin Johan in december 2013: ‘Ik kocht voor de lol in 2011 voor € 50 zes Bitcoins, nu zijn ze € 4.500 waard.’ De Amerikaanse consumentenwaakhond CFPB ziet grote risico’s bij het gebruik van de Bitcoin. Hackers sloegen al eerder hun slag op het Japanse handelsplatform Mt. Gox. Johan: ‘Ik ontdekte de Bitcoin op internet. Toen ik er een paar kocht, was de Bitcoin nog vrij onbekend en niet zo populair. De waarde lag veel lager dan nu. De Bitcoin is uniek. Consument en verkoper betalen rechtstreeks, we hebben de overheid en banken met de Bitcoin niet meer nodig bij betalingen. En je kunt de Bitcoin niet zomaar vervalsen. Fantastisch toch? Nadat ik de Bitcoins had gekocht, steeg de waarde ineens. De waarde blijft schommelen. Het gebrek aan bescherming is volgens de CFPB ook een groot probleem doordat overheden en centrale banken de digitale munten niet ondersteunen. Ook in Europa accepteert de bankwereld de virtuele munten niet zolang er geen toezicht is op Bitcoins. (Vrij naar telegraaf.nl) 28 Ik bewaar mijn Bitcoins in een wallet. Een wallet is zoiets als een digitale portemonnee, die je op je harde schijf installeert. Een tip: maak een back-up van je wallet op een externe harde schijf. Als je computer dan crasht, ben je niet in één keer al je geld kwijt. Of zet je wallet op een offline computer. Je wallet kan dan niet worden gehackt.’ (Vrij naar gewoonovergeld.nl) Lees bron 23. Welke waarde van de dollar past bij dit artikel? A De extrinsieke waarde van de dollar. B De intrinsieke waarde van de dollar. C De interne waarde van de dollar. D De nominale waarde van de dollar. Bron 23 Bron 20 Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond Wat is een Bitcoin? Jarenlang hebben de critici moord en brand geschreeuwd over de inflatie die op komst zou zijn en die maar niet wilde komen. Ze lijken nu eindelijk dan toch het gelijk aan hun kant te krijgen. Bitcoin is elektronisch geld, dat gebruikers opslaan op hun personal computer in de vorm van het wallet-bestand. Met de Bitcoin kun je op internet aankopen doen, snel en met lage transactiekosten. Bitcoin is bovendien een globale munteenheid en overal ter wereld verhandelbaar. Daar is namelijk de inflatie: de Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond. Vooral landbouwproducten zijn fors duurder geworden. Maar ook zonder de voedingsprijzen in rekening te brengen, zit de Amerikaanse inflatie in de lift. Bitcoins worden vaak vergeleken met goud. Net als goud dient een Bitcoin gedolven te worden. Net als goud is er geen onbeperkt aantal Bitcoins. Bitcoins worden met de dag schaarser. Men denkt in 2033 het maximaal aantal Bitcoins van 21 miljoen te hebben bereikt. Nieuwe Bitcoins worden geschapen aan de hand van een extreem ingewikkelde wiskundige puzzel. Wie het eerst de oplossing vindt, krijgt een beloning. Tegenwoordig zijn dat 25 Bitcoins. Tot november 2012 was dat nog 50 Bitcoins, maar in de loop van de tijd halveert de beloning telkens. Totdat de 21 miljoen bereikt is. (Vrij naar moneytalk.knack.be) 29 (Vrij naar bitcoinmining.nl) Bron 21 Koers van de Bitcoin in dollars. 1.200 1.200 1.100 1.100 1.000 1.000 Bron 24 900 Indexcijfer gemiddeld prijsniveau Indexcijfer extrinsieke waarde van de euro Indexcijfer interne waarde van de euro 900 800 800 2014 (basisjaar) 100,0 100 100 700 700 2015 103,2 100 600 96,9 600 2016 107,1 100 93,4 500 500 2017 115,8 100 86,4 400 400 300 300 200 200 100 100 0 Inflatie veroorzaakt een daling van de koopkracht van de euro. d Lees in bron 24 de procentuele daling af van de koopkracht van de euro van 2014 naar 2017. e Bereken de procentuele afname van de koopkracht van de euro van 2016 naar 2017. f Welk voordeel van indexcijfers kun je afleiden uit de vergelijking van opdracht d met opdracht e? r ju li be m gu st us pte se au ju ni rt ei ril m ari ap m aa fe bru r r 14 be be 20 ce m ari de no ve m nu ja ok to be r2 01 3 0 50 • Naar het examen In Naar het examen vind je opgaven op eindexamenniveau. Met deze opgaven combineer je verschillende concepten binnen een context, zoals dat ook tijdens het eindexamen gebeurt. Bron 24 geeft het gemiddelde prijsniveau in een Europees land dat de euro gebruikt, uitgedrukt in een indexcijfer. Het land heeft van 2014 naar 2015 (103,2 – 100,0) × 100% = 3,2% inflatie. Dat wil zeggen: de prijzen van de goederen en diensten stijgen in deze periode gemiddeld met 3,2%. a Hoe had je het inflatiecijfer van 3,2% ook direct uit de bron kunnen aflezen? b Bewijs dat de inflatie van 2015 naar 2016 (afgerond) 3,8% bedraagt. c Bereken de inflatie van 2016 naar 2017. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 51 Digitale leeromgeving begrippen & samenvatting begrippen & samenvatting Begrippen & Samenvatting Begrippen Hoofdstuk 1 Aanwendingsrichting manier waarop middelen kunnen worden gebruikt Alternatief aanwendbaar feit dat middelen gebruikt kunnen worden in verschillende aanwendingsrichtingen Baten opbrengsten Behoefte wens die iemand vervuld wil zien Budget hoeveelheid middelen waarover iemand beschikt Budgetlijn lijn van alle mogelijke productcombinaties die maximaal kunnen worden gekocht met het gegeven budget Kosten geldwaarde van het gebruik of verbruik van productiefactoren Middel product dat of dienst die in een behoefte kan voorzien Opbrengsten resultaat van het gebruik van een middel Productcombinatie mandje van goederen en/of diensten waar het budget aan besteed wordt Schaarste spanningsveld tussen onbegrensde behoeften en beperkt aanwezige middelen Hoofdstuk 2 Arbeid productiefactor die het menselijk handelen tijdens het productieproces omvat Arbeidsdeling opdeling van een productieproces in afzonderlijke deeltaken Arbeidsproductiviteit productie per arbeidskracht per tijdseenheid Autarkie situatie waarin er niet wordt geruild Consument iemand die goederen en/of diensten koopt om daarmee in zijn behoeften te voorzien Consumptie kopen van goederen en/of diensten om behoeften te bevredigen Institutie organisatie die de transactiekosten van een ruil verlaagt Organisatievorm de manier waarop alle activiteiten van een institutie onderling georganiseerd zijn Producent persoon of organisatie die producten en/of diensten voortbrengt Productie transformatie van inputs naar goederen en/of diensten Ruil uitwisseling van middelen Ruilverhouding de waarde van een middel uitgedrukt in eenheden van een ander middel Scholing opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden Specialisatie het toeleggen op een afgebakend onderdeel van productie Transactiekosten kosten om tot een ruil te komen Wederzijds voordeel voordeel dat tot stand komt bij een ruil Nominale waarde van geld waarde die op chartaal geld staat afgebeeld Oppotmiddel functie van geld waardoor de aanwending van middelen uitgesteld kan worden Prijs ruilverhouding van middelen tot het middel geld Rekenmiddel functie van geld waardoor de waarde van verschillende middelen met elkaar vergeleken kan worden Ruilmiddel functie van geld waardoor goederen en diensten geruild kunnen worden Wet van Gresham ervaringsgegeven dat zegt dat geld met een relatief hoge intrinsieke waarde uit de omloop gaat Centrale bank bank belast met de ontwikkeling en uitvoering van monetair beleid en met het toezicht op het bank- en verzekeringswezen Chartaal geld munten en bankbiljetten De Nederlandsche Bank centrale bank van Nederland Europese Centrale Bank centrale bank van de eurolanden Fiduciair geld geld dat zijn waarde uitsluitend ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin hebben Geld middel dat kan worden geruild tegen alle andere middelen Geldschepping nieuw geld in omloop brengen Geldwissel document waarop staat hoeveel geld de houder aan de bank in beheer heeft gegeven Giraal geld direct opvraagbare tegoeden op bank- of girorekeningen Inflatie stijging van het algemene prijspeil door de tijd Interne waarde van geld koopkracht van het geld Intrinsieke waarde van geld waarde van het materiaal waarvan het geld gemaakt is Maatschappelijke geldhoeveelheid totale hoeveelheid chartaal en giraal geld die in omloop is Hoofdstuk 1 Mensen hebben behoeften en beschikken over middelen om in deze behoeften te voorzien. Behoeften zijn onbegrensd, middelen zijn beperkt aanwezig. Hierdoor ontstaat er schaarste: er zijn te weinig middelen om alle behoeften van iedereen te bevredigen. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt: op welke manier worden de alternatief aanwendbare middelen ingezet om de behoeften te bevredigen? Het vak economie gaat over het maken van deze keuzes. Om te bepalen hoe een middel het best gebruikt kan worden, moet je telkens dezelfde drie stappen doorlopen: 1 Bepaal alle verschillende manieren waarop het middel gebruikt kan worden. 2 Bereken voor iedere aanwendingsrichting de kosten en de baten. 3 Kies de aanwendingsrichting waarbij de opbrengsten het meest uitstijgen boven de kosten; deze aanwendingsrichting levert het meeste voordeel op. Het budget is de optelsom van alle middelen waar iemand over beschikt en bestaat uit tastbare middelen en tijd. Het wordt uitgegeven aan productcombinaties: een mandje van goederen en diensten. De budgetlijn geeft alle mogelijke productcombinaties die maximaal kunnen worden gekocht met een bepaald budget; alle productcombinaties op en onder de budgetlijn kunnen worden aangeschaft. De budgetlijn verschuift 53 54 naar links bij een daling van het budget en naar rechts bij een budgettoename. De helling van de budgetlijn verandert als de prijs van een van de producten verandert. Hoofdstuk 2 Middelen kunnen geruild worden. Bij een ruil is iedere partij zowel vrager als aanbieder. Een ruil komt tot stand wanneer beide partijen er baat bij hebben. Zo ontstaat er wederzijds voordeel. In een economie in autarkie wordt niet geruild. In de praktijk komt dit niet voor, want in economieën waar wel geruild wordt, bevredigen mensen hun behoeften beter dan in een economie waar niet geruild wordt. Een land in autarkie is minder welvarend dan landen die ruilen met het buitenland. Om te kunnen ruilen, moet de ruilverhouding bekend zijn: de waarde van het ene middel uitgedrukt in het aantal eenheden van het andere middel. Samenvatting Hoofdstuk 3 Begrippen & Samenvatting Begrippen & Samenvatting Bij een ruil ontstaan transactiekosten: kosten die gemaakt worden voor het maken van een geschikte ruil. Transactiekosten kunnen het wederzijdse voordeel van een ruil tenietdoen, waardoor de ruil niet doorgaat. Ze verklaren het ontstaan van instituties: organisaties die een bepaalde ruil vergemakkelijken doordat ze de transactiekosten van die ruil verlagen. In ruil voor tijd kan werk verricht worden. Zo ontstaat arbeid. Daarbij wordt er eerst gewerkt waarna het verdiende loon kan worden uitgegeven aan andere middelen: productie en consumptie wisselen elkaar af; iedereen is zodoende zowel consument als producent. De beloning voor arbeid is afhankelijk van de arbeidsproductiviteit: de productie per gewerkte tijdseenheid. In het algemeen geldt dat het uurloon hoger is naarmate de arbeidsproductiviteit hoger is. Arbeidsproductiviteit kan op twee manieren verhoogd worden: door scholing en door specialisatie. Scholing omvat het opdoen van nieuwe kennis en het aanleren van nieuwe vaardigheden. Een beter geschoold iemand kan dezelfde productie leveren in minder tijd. Door specialisatie wordt het productieproces verdeeld over meerdere mensen en ontstaat arbeidsdeling: iedereen vervult een deeltaak. Door deze specialisatie wordt iedereen steeds beter in het uitvoeren van de deeltaak. Daardoor stijgt de arbeidsproductiviteit. Een belangrijk onderdeel van Praktische Economie is de digitale leeromgeving. Alle modules zijn ook volledig digitaal te bestuderen, waarbij je bovendien gebruik kunt maken van de Rekentrainer om je rekenvaardigheden te oefenen. Na elk bestudeerd hoofdstuk maak je de bijbehorende Test jezelf om een indruk te krijgen van je beheersing van de theorie. Aan het einde van de module maak je in de Examentrainer de toets met uitgebreide eindexamenvragen. Wij wensen je een boeiende en uitdagende tijd met Praktische Economie! Transactiekosten, specialisatie en arbeidsdeling bepalen samen de organisatievorm: de manier waarop alle activiteiten van een institutie onderling georganiseerd zijn. Begrippen & Samenvatting De zesde druk van Praktische Economie is tot stand gekomen door de inbreng van velen. Speciale dank gaat uit naar R.J. Boeijinga MSc, docent economie en management & organisatie van het Carmel College Salland, en het Docentenpanel voor hun waardevolle opmerkingen bij deze editie van Praktische Economie. Werken met Praktische Economie 3 Module Schaarste, geld en handel 4 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op 6 1.1 Kiezen is kostbaar 7 1.2 Kiezen of delen 11 Toepassen 15 Hoofdstuk 2 Van ruilen komt geen huilen 17 2.1 Wederzijds voordeel 18 2.2 Transactiekosten en instituties 20 2.3 Ruil, scholing en specialisatie 25 Toepassen 29 Hoofdstuk 3 Geld, de smeerolie van ruil 35 3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld 36 3.2 De verschijningsvormen van geld 39 3.3 De waarde van geld 42 3.4 Waar komt geld vandaan? 46 Toepassen 49 Begrippen & Samenvatting 53 Register 57 5 Hoofdstuk 3 Geld, de smeerolie van ruil Kernbegrippen In 2011 bood een ouder echtpaar een handjevol oude munten te koop aan bij een muntenhandelaar in Rotterdam. De meeste van deze muntjes hadden een bescheiden verzamelwaarde. Maar de handelaar zag ook dat er een zeer zeldzaam exemplaar tussen zat: een muntje van 25 cent uit 1818. Dit ‘kwartje’ was geslagen ten tijde van Koning Willem I. Er zijn maar twaalf van deze muntjes geslagen en van vier was bekend waar ze zijn. De muntenhandelaar adviseerde het echtpaar het muntje te laten veilen, ook al wilden ze het voor € 200 aan hem verkopen. Op 26 november 2011 kwam het muntje onder de hamer en verwisselde voor € 37.000 van eigenaar. Daarmee is de verzamelwaarde van dit kwartje in 193 jaar met ruim 32 miljoen procent gestegen. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil • Centrale bank • Chartaal geld • Fiduciair geld •Geldschepping • Giraal geld •Inflatie • Interne waarde van geld •Maatschappelijke geldhoeveelheid • Nominale waarde van geld •Oppotmiddel •Prijs •Rekenmiddel •Ruilmiddel • Wet van Gresham 35 3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld 3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld Zoals in hoofdstuk 2 is uitgelegd, moet er een ruilverhouding bestaan om middelen te kunnen ruilen. Omdat er heel veel middelen bestaan die geruild kunnen worden, zouden er ook heel veel ruilverhoudingen moeten worden vastgesteld om al die middelen tegen elkaar te kunnen ruilen. Er moet bijvoorbeeld worden bepaald hoeveel kilo kaas er geruild wordt voor een auto, hoeveel knipbeurten bij de kapper geruild worden voor een paar voetbalschoenen, hoeveel mobiele telefoons geruild worden voor een fiets en zo verder. Maar het is niet praktisch om al die ruilverhoudingen vast te stellen, al was het maar omdat er grote transactiekosten mee gemoeid zouden zijn. Al meer dan 3.500 jaar geleden is er een oplossing bedacht voor dit probleem: bepaal voor alle middelen de ruilverhouding ten opzichte van een en hetzelfde middel. Dit ene middel heeft een speciale naam: geld. En al die ruilverhoudingen tot geld hebben ook een speciale naam: prijs. Bron 1 Prijzen zijn de ruilverhoudingen tot een en hetzelfde middel: geld. Geld is ooit bedacht om ruilen te vergemakkelijken. Inmiddels heeft geld drie functies: ruilmiddel, oppotmiddel en rekenmiddel. Ruilmiddel Geld vergemakkelijkt het ruilen. Middelen kun je ruilen tegen geld en dit geld kun je weer ruilen tegen andere middelen. Geld is dan ruilmiddel. De transactiekosten van ruilen worden hierdoor enorm verlaagd, want van ieder middel hoeft alleen nog maar de prijs te worden bepaald. ‘Een pond kaas kost € 6,99’ is een stuk overzichtelijker dan een dik boek met daarin de ruilverhoudingen van een pond kaas met alle andere middelen. Oppotmiddel Geld maakt het ook mogelijk om te ruilen in de tijd. Je kunt bijvoorbeeld besluiten om geld dat je nu hebt, op de bank te zetten zodat je er later iets voor kunt kopen. Geld is dan een oppotmiddel. Zo kun je arbeid in de zomer ruilen tegen geld en dit geld in de winter weer ruilen tegen een skivakantie. In de module Heden, verleden en toekomst gaan we dieper in op dit ruilen in de tijd. Rekenmiddel Met geld kun je gemakkelijk rekenen. Om bijvoorbeeld de waarde te bepalen van een mandje met boodschappen, tel je eenvoudig de prijzen van de spullen in het mandje bij elkaar op. Geld als rekenmiddel is een abstracte vorm van geld, in tegenstelling tot de concrete verschijningsvormen van geld als ruilmiddel en oppotmiddel: bij een rekensom met geld hoeft er geen concreet geld aan te pas te komen. Er wordt geen product overgedragen of een dienst afgenomen. Een projectontwikkelaar die bijvoorbeeld de kosten van een nieuw kantoorgebouw moet inschatten, praat gemakkelijk over miljoenen euro’s, terwijl die miljoenen euro’s er in concrete zin niet zijn. Geld als rekenmiddel is een waardemeter. Want een rekensom met geld gaat altijd over de geldwaarde van middelen. 36 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil Opdrachten 1 2 In de inleiding van dit hoofdstuk slaat een ouder echtpaar een goede slag. Laat met een berekening zien dat een stijging van 25 cent in 1818 naar € 37.000 in 2011 gelijk is aan ruim 32 miljoen procent, zoals in de inleiding staat. Een euro is gelijk aan 220 centen in de tijd van de gulden. a Welk nadeel van ruilhandel wordt in de leertekst genoemd? b Lees bron 2. Welke twee andere nadelen van ruilhandel kun je uit deze bron afleiden? Bron 2 Nadelen van ruilhandel In de oudheid werden goederen en diensten rechtstreeks geruild in een verhouding die onderling werd afgesproken. Maar ruilhandel heeft grote nadelen. Er is niet altijd een wederzijds verlangen. Als er een tijd weinig behoefte is aan vis, heeft de visser een probleem. En vis is bederfelijk. De visser kon geen vis sparen om later een huis te kopen. Het is ook moeilijk om producten op waarde te schatten. Eén vis is bijvoorbeeld twee broden waard, maar er moet ook een verhouding zijn met het huis, met een ei, een jas enzovoort. 3 4 5 6 Stel: de Nederlandse economie gebruikt geen geld. In winkeletalages staan de volgende artikelen met hun prijs: – prijs van een broek = 60 flessen bronwater; – prijs van een computer = 60 broeken; – prijs van een brood = 2 flessen bronwater. a Erik wil een computer kopen en kan als zoon van een bakker over brood als ruilmiddel beschikken. Hoeveel broden betaalt hij bij bovenstaande ruilverhoudingen voor een computer? b Leg uit dat Erik bij dit voorbeeld van ruilhandel met alle bij opdracht 2 genoemde nadelen van ruilhandel te maken heeft. c Hoe maakt de komst van geld als rekenmiddel de som voor Erik eenvoudiger? d Hoe maakt de komst van geld als ruilmiddel de aankoop voor Erik eenvoudiger? Waarom kan onze economie, met tienduizenden verschillende goederen en diensten, niet bestaan zonder geld als ruilmiddel? Geef voor elke uitspraak aan of de euro hier de functie heeft van ruilmiddel, oppotmiddel of rekenmiddel. I Ruud bewaart € 450 in een blik verborgen op zolder. II Bart koopt een pak koffie en betaalt daarvoor € 2,40. III Karin heeft een aanrijding gehad en de schade aan haar auto bedraagt € 1.250. IV Een computer bij Elektro kost € 1.150 en dezelfde computer kost bij Dyna € 1.050. Welke functies zijn in bron 3 weggelaten? Bron 3 Steun voor de zwakke economie De Europese economie kwakkelde in 2015. De Europese consument gaf te weinig uit. Dus besloot de Europese Centrale Bank om zelf maar het nodige op te kopen. Logisch, want als de euro als …A… niet voldoende circuleert, maar te veel wordt gebruikt als …B…, wat met name in Nederland op grote schaal gebeurt (onder meer in pensioenpotten), is er alle reden om meer geld in de economie te pompen. Niet alleen de zuidelijke Europese landen zullen daarvan profiteren, maar ook de noordelijke, waar de consumptie best een impuls kan gebruiken. (Vrij naar fd.nl) Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 37 3.1 Geld, geld, geld, alles kun je kopen met geld 7 Lees bron 4. De auteur gebruikt het woord ‘ruilhandel’ in verband met de lokale ruilkring Lets. Is er bij de ruilkring van Lets sprake van ruilhandel of is er sprake van geld als ruilmiddel? Verklaar je antwoord. Bron 4 Zonnetjes in omloop Els heeft laatst een tuinpad laten aanleggen. Dat zou haar normaal € 200 hebben gekost. ‘Nu was ik 55 zonnetjes kwijt,’ glundert de Nijmeegse. Zonnetjes zijn het betaalmiddel van Lets, de lokale ruilkring van Nijmegen. Meer dan 160 leden zijn hierbij aangesloten. De een laat honden uit, helpt met verhuizingen of geeft biologieles, de ander vervoert spullen en mensen met zijn busje. Er is niet alleen een levendige ruilhandel in diensten, maar ook in goederen. Een architectentafel, racefiets, computerwerkkast, een (ongebruikte) elektrische tandenborstel en een regenton. Allemaal af te rekenen met zonnetjes. (Vrij naar de Gelderlander) 8 Lees bron 5. Welke functie(s) van geld heeft de Noaber in Enschede? Verklaar je keuze. I Ruilfunctie. II Rekenfunctie. III Oppotfunctie. Bron 5 De ruilkring Enschede Hoe werkt het? Je zoekt bijvoorbeeld iemand die je tuin onderhoudt, die je helpt om goed te leren omgaan met je computer of die op je kinderen komt passen als je eens weg wilt. Zelf kun je dan bijvoorbeeld aanbieden om boodschappen voor iemand te doen, de honden van iemand anders uit te laten of zangles te geven. Voor iedere ruil wordt vooraf samen een prijs afgesproken. Je rekent niet in euro’s af maar in Noabers, onze zelfbedachte geldeenheid. Elk lid heeft een eigen Noaberrekening. Via een geautomatiseerd systeem kun je internetbankieren: op elk moment kun je via je computer zien wat je aan Noabers hebt verdiend en wat je hebt uitgegeven. (Vrij naar ruilkringenschede.nl) 38 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 3.2 De verschijningsvormen van geld 3.2 De verschijningsvormen van geld De geschiedenis laat zien dat er veel verschillende middelen als geld zijn gebruikt. Op het eiland Yap bijvoorbeeld (dat een onderdeel is van de Carolinen in de Grote Oceaan) dienden in een ver verleden ronde stenen met een gat in het midden als geld. Dat gat in het midden maakte vervoer van deze Yapstenen mogelijk met speciaal daarvoor gemaakte stokken. In het vroegere Nederlandse Nieuw-Guinea werden kaurischelpjes als ruilmiddel gebruikt. En de indianen in Noord-Amerika gebruikten kralenkettingen als geld. Bron 6 Yapstenen werden vroeger gebruikt als geld. Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen, want ze zijn niet deelbaar en niet handzaam. Technische vereisten Niet elk middel kan als geld worden gebruikt. Om geld de drie functies uit de vorige paragraaf te laten vervullen, moet het aan vier technische eisen voldoen: 1Geld moet deelbaar zijn. Als er alleen munten van bijvoorbeeld twee euro zouden bestaan, kun je geen middelen met een lagere eurowaarde ruilen tegen geld. 2Geld moet handzaam zijn. Als geld niet gemakkelijk mee te nemen is, kun je er ook niet gemakkelijk mee betalen. De Yapstenen bijvoorbeeld passen niet in een portemonnee. 3 Geld moet duurzaam zijn. Als geld slijt, verliest het zijn waarde. 4Geld mag niet gemakkelijk na te maken zijn. Als geld gemakkelijk na te maken is, komt er steeds meer geld in omloop. Hierdoor worden de ruilverhoudingen van alle middelen ten opzichte van geld bijgesteld: je kunt voor hetzelfde geld minder kopen; alles wordt duurder. Anders gezegd: het geld wordt minder waard. In het ergste geval verliest het geld al zijn waarde en zal de munteenheid verdwijnen. Hoe dit precies werkt, wordt in paragraaf 3.4 uitgelegd. De edelmetalen goud en zilver waren zeer geschikt om als geld te functioneren. Ronde stukken met een mooi opschrift zijn handzaam, duurzaam en moeilijk na te maken, al was het maar omdat zilver en vooral goud in beperkte mate voorradig zijn. Deze vorm van geld is ook deelbaar, want munten van verschillende omvang kunnen verschillende waarden aanduiden. Nog steeds worden overal ter wereld munten geslagen die als geld dienst doen. Tegenwoordig zijn ze alleen niet meer van edelmetalen gemaakt; dat is veel te duur. Moderne munten zijn van bijvoorbeeld koper of zink gemaakt. Moderne munten zijn ook zeer moeilijk na te maken. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 39 in context 3.2 De verschijningsvormen van geld Valsmunterij Zelf geld maken is bij wet verboden. Artikel 209 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht stelt: ‘Hij die opzettelijk als echte en onvervalste muntspeciën of muntof bankbiljetten uitgeeft, muntspeciën of munt- of bankbiljetten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, ontvangt, zich verschaft, in voorraad heeft, vervoert, invoert, doorvoert of uitvoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.’ Ondanks de hoge gevangenisstraf komt valsmunterij nog steeds voor. Het gaat dan bijna altijd om vervalste bankbiljetten. Zo liep op 27 december 2005 een 33-jarige man uit Dordrecht tegen de lamp. Die dag betaalde hij een krat bier met een nagemaakt biljet van vijftig euro. De bierleverancier vertrouwde het biljet niet en deed aangifte bij de politie. Een paar weken later werd de valsmunter opgepakt. De rechter veroordeelde hem uiteindelijk tot een taakstraf van 180 uur. Geldwissels en bankbiljetten Munten van edelmetaal lokten het ontstaan van bankbiljetten uit. Om niet met een huis vol waardevolle munten te zitten, brachten mensen hun gouden en zilveren munten naar een bank, in ruil voor een geldwissel. Dat was een officieel document waarop het aantal en soort munten stond beschreven dat naar de bank was gebracht. De geldwissel kon weer worden ingewisseld voor de munten die erop beschreven stonden. Dat kon ook bij een andere bank gebeuren. Vooral mensen die regelmatig met grote hoeveelheden munten op reis moesten, zoals zakenlieden, profiteerden van dit systeem. Het was nu niet meer nodig om met al die munten op reis te gaan. Dat was veiliger en het scheelde in gewicht. Geldwissels verdrongen na verloop van tijd het merendeel van het muntgeld. Houders van een geldwissel gingen steeds minder vaak naar een bank om deze om te ruilen voor munten. Ze gebruikten de geldwissel zelf als betaalmiddel. Zo veranderden geldwissels geleidelijk in bankbiljetten. Bron 7 Geldwissel: de voorloper van het bankbiljet. 40 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil Fiduciair geld In moderne economieën is het vertrouwen in bankbiljetten zo groot, dat banken de tegenwaarde niet meer in edelmetaal hoeven te bewaren. Er is nu sprake van fiduciair geld. Dat betekent dat het geld zijn waarde ontleent aan het vertrouwen dat mensen erin hebben en niet aan de waarde van het materiaal waarvan het gemaakt is. Chartaal geld en giraal geld Modern geld is fiduciair en komt op twee manieren voor: als chartaal geld en als giraal geld. Chartaal geld is het geld dat je kunt aanraken: de euromunten en -biljetten in je portemonnee. Giraal geld kun je niet aanraken. Het is het tegoed dat op de bankrekeningen staat. Om het vertrouwen in giraal geld te behouden, is het noodzakelijk dat giraal geld direct kan worden omgezet in chartaal geld. En dat is ook zo: als je € 100 op de bank hebt staan, kun je dat bedrag bij elke geldautomaat omzetten in chartaal geld. Markeerpunt Ontstaan en functie van geld Geld is ontstaan om ruilen te vergemakkelijken. Het wordt ook gebruikt als rekenmiddel en oppotmiddel. Door de technische vereisten aan geld kan niet ieder middel als geld dienst doen. In moderne economieën bestaat alleen fiduciair geld. Dit geld is gebaseerd op vertrouwen en komt als chartaal en giraal geld voor. Opdrachten 9 Goud en zilver werden vroeger als geld gebruikt. a Hoe kunnen goud en zilver aan de eis van ‘deelbaar’ voldoen? b Het was belangrijk dat goud en zilver maar in beperkte hoeveelheid voorradig waren. Wat zou het gevolg zijn als goud en zilver als geld werden gebruikt en er veel van deze twee metalen beschikbaar zou zijn? 10 Lees bron 8. Welke woorden zijn weggelaten op plaats A, B en C? Bron 8 Zout in het Romeinse rijk In het Romeinse rijk was zout een moeilijk te winnen product. Het was dus een …A… en waardevast product en dus geschikt voor gebruik als …B… De soldaten van het Romeinse leger werden betaald met zoutstaven, salarium genoemd. Het huidige woord ...C... is daarvan afgeleid. 11 Leg uit dat zout in de Romeinse tijd aan alle technische eisen voldeed om als ruilmiddel te kunnen functioneren. 12 Zet de volgende vier stappen over het ontstaan van het bankbiljet in de juiste volgorde. Begin bij II. I Geldwissels transformeerden geleidelijk tot bankbiljetten. II Particulieren brachten hun munten naar een bank in ruil voor een geldwissel. III Zakenlieden gebruikten steeds vaker geldwissels in plaats van munten. IV De geldwissels werden dus steeds minder vaak bij de bank omgewisseld voor munten. 13 Vroeger was het nodig dat de banken de tegenwaarde van de in omloop zijnde bankbiljetten in edelmetaal bewaarden. a Waarom was een tegenwaarde in edelmetaal nodig om bankbiljetten als ruilmiddel te laten functioneren? b Waar is de waarde van het huidige geld op gebaseerd? 14 In bron 9 gebruikt de auteur het woord ‘fiducie’. Leg uit dat de betekenis van dit woord in deze bron overeenkomt met het gebruik in het begrip ‘fiduciair geld’. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 41 3.3 De waarde van geld Bron 9 De kansen van het Nederlandse voetbal Kan Ajax in de toekomst nog eens de Champions League winnen? PSV of Feyenoord misschien? Een rondvraag langs trainers en journalisten levert weinig hoopvolle antwoorden op. Men heeft er weinig fiducie in. De begrotingen van buitenlandse clubs zijn zo fors dat de beste Nederlandse spelers als snel naar het buitenland gaan. (Uit de Nederlandse media) 15 Nederland heeft de euro als geld ingevoerd, samen met een aantal andere landen. Geld is een ...1... aanvaard ruilmiddel. Prijzen worden dan uitgedrukt in euro’s zodat de waarde van producten internationaal beter vergeleken kan worden; hier is de functie van de euro als ...2... aan de orde. De maatschappelijke geldhoeveelheid in Nederland bestaat uit munten, bankbiljetten en ...3... Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te krijgen? Bij 1: algemeen / door de overheid / internationaal Bij 2: rekenmiddel / ruilmiddel / oppotmiddel Bij 3: chartaal geld / giraal geld 3.3 De waarde van geld Chartaal geld heeft drie waarden: de intrinsieke waarde, de nominale waarde en de interne waarde. Giraal geld heeft alleen een nominale waarde en een interne waarde. Intrinsieke waarde De intrinsieke waarde van chartaal geld is de waarde van het materiaal waarvan het geld gemaakt is. De munten van tien, twintig en vijftig eurocent zijn bijvoorbeeld gemaakt van een legering van 1 procent tin, 5 procent aluminium, 5 procent zink en 89 procent koper. Doordat er in een munt maar weinig grondstof wordt gebruikt, blijft de intrinsieke waarde beperkt. De intrinsieke waarde van bankbiljetten is bijna nul; het papier waar bankbiljetten van gemaakt zijn, is zo goed als waardeloos. Nominale waarde De nominale waarde van chartaal geld is gelijk aan de waarde die op het geld gedrukt staat. De nominale waarde van giraal geld is gelijk aan de omvang van het banktegoed. De nominale waarde wordt ook wel de extrinsieke waarde genoemd. De nominale waarde van geld blijft altijd gelijk; wat er op een muntstuk of bankbiljet staat, verandert niet. En een banktegoed verandert ook niet vanzelf. Interne waarde De interne waarde van geld is gelijk aan de koopkracht van het geld: de hoeveelheid middelen die je voor het geld kunt kopen. In 2015 kun je voor € 10 bijvoorbeeld een boek kopen of zes bruine broden. Waardeschommelingen De nominale waarde van geld blijft altijd gelijk. Wat er op een muntstuk of bankbiljet staat verandert niet, een banktegoed verandert ook niet vanzelf. Dat is anders bij de intrinsieke waarde van geld; die schommelt. De intrinsieke waarde van bijvoorbeeld een gouden munt varieert met de goudprijs. En die kan stijgen en dalen. Als bijvoorbeeld de goudprijs stijgt, dan stijgt ook de intrinsieke waarde van een gouden munt. 42 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil De interne waarde van geld verandert ook. De gebeurt in de loop der tijd en bijna altijd in dezelfde richting: naar beneden. Een euro nu vertegenwoordigt een lagere waarde dan bijvoorbeeld tien jaar geleden; toen kon je voor een euro meer kopen dan tegenwoordig. Dit verschijnsel van geldontwaarding heet inflatie. De invloed van inflatie op de interne waarde van geld is vanzelfsprekend: als gevolg van inflatie daalt de koopkracht door de tijd, want voor een euro kun je steeds minder kopen. Anders gezegd: door inflatie daalt de interne waarde van geld. Chartaal geld blijft in omloop zolang de nominale waarde groter is dan de intrinsieke waarde. Bij bankbiljetten is dat altijd het geval. Maar bij munten kan de nominale waarde lager zijn dan de intrinsieke waarde. Een gouden munt van twee euro is bijvoorbeeld veel meer waard dan de twee euro die erop staat. In dat geval loont het de moeite om de munt om te smelten en het klompje edelmetaal te ruilen tegen een hoger bedrag dan oorspronkelijk op de munt stond. Bron 10 De intrinsieke waarde van muntgeld schommelt met de prijs van de grondstoffen waarvan de munten gemaakt zijn. Wet van Gresham Het is ook niet mogelijk dat munten met een verschillende intrinsieke waarde en dezelfde nominale waarde naast elkaar worden gebruikt. De munten met de hogere intrinsieke waarde zullen vanzelf uit roulatie verdwijnen. Wat zal er bijvoorbeeld gebeuren als er naast de gewone 1 euromunt ook een gouden munt van één euro in omloop wordt gebracht? De gouden euromunt zal vanzelf verdwijnen. Iedereen die een gouden euromunt in zijn portemonnee vindt, zal die niet meer uitgeven, maar achterhouden, omdat het goud in de munt veel meer waard is dan één euro. Dit verschijnsel heet de Wet van Gresham: ‘Bad money drives out good money.’ Bron 11 Sir Thomas Gresham. Deze wet is zo’n vijfhonderd jaar geleden ontdekt. Het muntgeld werd toen gemaakt van edelmetaal, maar bij het slaan van het muntgeld ging er wel eens iets mis. Daardoor kwamen er munten in omloop met dezelfde nominale waarde en een verschillende intrinsieke waarde. Iemand met een munt met een hoge intrinsieke waarde (‘good money’) schraapte daar dan edelmetaal vanaf, net zolang totdat de intrinsieke waarde dezelfde was als die van munten met de lagere intrinsieke waarde (‘bad money’). De geschraapte munt werd vervolgens weer gebruikt. Er gaat dan geen geld verloren, want de nominale waarde van de geschraapte munt wordt niet aangetast; je kunt er nog steeds hetzelfde voor kopen. Maar het afgeschraapte edelmetaal is pure winst voor de schraper. Uiteindelijk blijven alleen munten over met een lage intrinsieke waarde, het ‘slechte’ geld. Eeuwen later werd er een oplossing bedacht om het geldschrapen tegen te gaan: graveer een spreuk in de rand van de munt. Zo staat in de rand van de Nederlandse munt van twee euro de tekst: ‘God zij met ons’. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 43 3.3 De waarde van geld Opdrachten 16 Bekijk bron 12. Deze cartoon is getekend in de tijd van de kredietcrisis in 2008, toen er weinig vertrouwen in de banken was. Bij sommige mensen was het vertrouwen zo laag, dat zij hun geld van de bank haalden. a Waarom halen mensen hun geld van de bank als het vertrouwen in banken laag is? b Waarom kopen sommige mensen goud in een tijd van onzekerheid? c Welk economisch begrip past bij deze cartoon? Verklaar je antwoord. Bron 12 17 Bekijk bron 13. Welke waarde van een euro kan bij gespaarde euro’s in de loop der tijd stijgen? Verklaar je antwoord. Bron 13 18 Leg uit wat het verschil is tussen de intrinsieke en de extrinsieke waarde van de euro. 44 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 19 Welke twee voorbeelden passen bij het dalen van de interne waarde van de euro? I De koopkracht van de euro daalt. II De koopkracht van de euro stijgt. III De prijzen van goederen en diensten stijgen. IV De prijzen van goederen en diensten dalen. 20 In bron 14 wordt het gemiddelde prijspeil in een land omgezet in indexcijfers. a Toon met een berekening aan dat het gegeven indexcijfer van het gemiddelde prijsniveau in 2015 (105) juist is. b Toon met een berekening aan dat het gegeven indexcijfer van het gemiddelde prijsniveau in 2016 (114) juist is. c Toon met een berekening aan dat de gegeven inflatie (gemiddelde prijsstijging van de producten) van 2015 naar 2016 (8,6%) juist is. d Bereken de juiste cijfers op plaats A en B. Bron 14 Gemiddeld prijsniveau in een land Indexcijfer gemiddeld prijsniveau Procentuele verandering van het prijspeil ten opzichte van het voorgaande jaar (= inflatie) 2014 (basisjaar) €8 100 – 2015 €8,40 105 +5% 2016 €9,12 114 +8,6% 2017 €9,76 ... A... ...B... 21 a Bereken in bron 15 de ontbrekende cijfers op plaats A tot en met F. b Welke conclusie kun je trekken over de interne waarde van de euro in de periode 2013-2016? Bron 15 2013 (basisjaar) Gemiddeld prijsniveau in een land Indexcijfer gemiddeld prijsniveau Procentuele verandering van het prijspeil ten opzichte van het voorgaande jaar (= inflatie) €12 100 – 2014 ... A... 107 ... D... 2015 €13,08 ... B... ... E... 2016 €13,80 ...C... ... F... 22 Bekijk bron 16. In de periode 2014-2017 is in Geelland ... A B C D de nominale waarde van de munt gedaald. de nominale waarde van de munt gestegen. de interne waarde van de munt gedaald. de interne waarde van de munt gestegen. Bron 16 Jaar De hoogte van de prijzen van goederen en diensten in Geelland 2014 100 2015 102 2016 105 2017 106 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 45 3.4 Waar komt geld vandaan? 3.4 Waar komt geld vandaan? In paragraaf 3.2 is uitgelegd dat je geld niet gemakkelijk moet kunnen namaken. Op deze manier blijft er vertrouwen in het geld. Dat werkt als volgt. Als iedereen geld zou kunnen maken, komt er steeds meer geld in omloop. Waarom niet even wat geld maken voordat je boodschappen gaat doen? Iedereen wordt vanzelf rijker en wil meer gaan kopen. Winkeliers reageren hierop door hun prijzen te verhogen. Mensen kopen het toch wel. Maar door de verhoogde prijzen kan er met dezelfde hoeveelheid geld minder gekocht worden. De interne waarde van het geld is gedaald. Anders gezegd: als er steeds meer geld in omloop komt, daalt de interne waarde van dat geld; er is sprake van geldontwaarding. in context Deze wetmatigheid heeft grote gevolgen. Want als de geldontwaarding heel vlug gaat, weet niemand meer wat je voor het geld kunt kopen. Niemand zal het geld nog accepteren als ruilmiddel; iedereen is het vertrouwen in het geld kwijt. Het geld kan niet meer de drie functies vervullen waarvoor het bedoeld is. De economie valt terug tot een ruileconomie zonder geld. Dit brengt weer hoge transactiekosten met zich mee en daardoor komt veel wederzijds voordelige ruil niet meer tot stand. Hyperinflatie in Zimbabwe Op 21 juli 2008 introduceerde de centrale bank van Zimbabwe een nieuw bankbiljet van honderd miljard Zimbabwaanse dollar. Bij de introductie had dit biljet een tegenwaarde van ongeveer drie euro. Maar lang hield het deze waarde niet vast, want de prijzen in Zimbabwe bleven fors stijgen. Door deze enorme inflatie verloor de Zimbabwaanse dollar dagelijks aan waarde. Analisten schatten de inflatie op meer dan tien miljoen procent. Mensen met Zimbabwaanse dollars in hun portemonnee gaven die zo snel mogelijk uit. ’s Middags was de waarde namelijk minder dan de helft van wat die ’s ochtends was. Om de geldontwaarding het hoofd te bieden, schrapte de centrale bank op 1 augustus 2008 tien nullen; een nieuwe Zimbabwaanse dollar was evenveel waard als tien miljard oude dollars. Maar ook deze ingreep hield geen stand. Nog geen vijf maanden later moest alweer een biljet van vijf miljoen nieuwe dollars worden geïntroduceerd. Op 12 februari 2009 werd een tweede poging gedaan. Ditmaal sneuvelden er twaalf nullen; een nieuwe ‘nieuwe dollar’ was evenveel waard als een biljoen oude ‘nieuwe dollars’. Ook deze ingreep hielp niet. Het vertrouwen in de Zimbabwaanse dollar was helemaal weg. De munt kon niet meer functioneren als wettig betaalmiddel. De Zimbabwaanse economie verviel tot een ruileconomie; goederen en diensten werden geruild zonder dat daar geld aan te pas kwam. Maar een hedendaagse samenleving kan niet functioneren zonder een financieel systeem. De Zimbabwaanse economie stortte dan ook in elkaar. Inmiddels is de Zimbabwaanse dollar uit het straatbeeld verdwenen. Transacties worden gedaan in Amerikaanse dollars. Zimbabwe zit door de politieke crisis in het land nog steeds in een economische crisis. Zolang er geen politieke stabiliteit is, zal een eigen munt een utopie blijven. Het in omloop brengen van chartaal geld en het reguleren van de girale geldhoeveelheid is wettelijk voorbehouden aan een onafhankelijke instantie: de centrale bank. Dit is geen bank waar particulieren of bedrijven een rekening hebben. De centrale bank is de bank van de banken. Het is de bank waar alle andere banken een bankrekening hebben. Die andere banken, zoals de Rabobank en de ABN AMRO-bank, heten ook wel algemene bank of handelsbank. Consumenten en producenten komen meestal niet in aanraking met de centrale bank. De Nederlandsche Bank (DNB) is de centrale bank van Nederland. DNB is een onderdeel van het netwerk van centrale banken dat verantwoordelijk is voor de euro. Dit netwerk wordt geleid vanuit Frankfurt. Daar staat de Europese Centrale Bank (ECB). 46 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil De centrale bank bepaalt hoeveel geld er in omloop wordt gebracht. Nieuw geld in omloop brengen heet geldschepping. De centrale bank kan geld op twee manieren in omloop brengen: door het uitgeven van chartaal geld en van giraal geld. Bron 17 Alleen centrale banken mogen geld in omloop brengen. Uitgifte van chartaal geld In opdracht van het ministerie van Financiën worden de Nederlandse euromunten geslagen door de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) in Utrecht. Bankbiljetten worden gedrukt door diverse drukkerijen in Europa. Al het nieuwe munt- en papiergeld dat bestemd is voor Nederland, wordt eerst naar het bankgebouw van DNB in Amsterdam gebracht. Van daaruit wordt het geld naar handelsbanken vervoerd, die het op hun beurt in omloop brengen via geldautomaten en bankloketten. Op deze manier weten DNB en de ECB precies hoeveel chartaal geld er in omloop wordt gebracht. Handelsbanken brengen gebruikte bankbiljetten ook weer terug naar DNB. Die controleert of gebruikte biljetten nog van voldoende kwaliteit zijn. Bankbiljetten van goede kwaliteit worden weer in omloop gebracht, de rest wordt vernietigd. Het reguleren van de girale geldhoeveelheid De ECB regelt via haar rentetarief de hoeveelheid giraal geld die in omloop is. De handelsbanken kunnen geld lenen bij de ECB. Als de ECB de rente verlaagt die de banken daarbij moeten betalen, zullen de handelsbanken meer geld lenen en dit geld ook tegen lagere rente als lening aan hun klanten aanbieden. Als consumenten en bedrijven door de lagere rente meer krediet opnemen, zal de girale geldhoeveelheid in het land toenemen. Gezinnen lenen het geld bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis; bedrijven lenen het geld voor het doen van investeringen. Bij de bespreking van ruilen over de tijd in module Heden, verleden en toekomst komen we nog uitgebreid terug op het lenen van geld door bedrijven en gezinnen. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 47 3.4 Waar komt geld vandaan? De optelsom van al het chartale en girale geld dat in handen is van gezinnen en bedrijven, is de maatschappelijke geldhoeveelheid. De ECB stuurt met haar beleid de maatschappelijke geldhoeveelheid. Eerder heb je gezien dat de inflatie toeneemt als er meer geld in omloop wordt gebracht. De ECB streeft een inflatie na van twee procent per jaar. Als de inflatie te laag wordt, zoals in 2014, verlaagt de ECB haar rente. Ze hoopt dan dat de handelsbanken veel geld bij de ECB lenen en dit geld als lening doorgeven aan hun klanten, waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid groeit en de inflatie toeneemt. Als de inflatie boven de twee procent komt, verhoogt de ECB haar rente om de maatschappelijke geldhoeveelheid te verkleinen. Markeerpunt De waarde van geld Geld heeft een intrinsieke, nominale en interne waarde. De daling van de interne waarde in de tijd heet inflatie. Als er meer geld in omloop wordt gebracht, stijgt de inflatie. De centrale bank beïnvloedt met haar beleid de grootte van de maatschappelijke geldhoeveelheid. De Europese Centrale Bank streeft een inflatie van twee procent na. Bij een te hoge inflatie verhoogt de ECB de rente, bij een te lage inflatie probeert de ECB met een lage rente de maatschappelijke geldhoeveelheid te vergroten. Opdrachten 23 De ECB kan de maatschappelijke geldhoeveelheid beïnvloeden met een renteverlaging. Zet de stappen die daarvoor nodig zijn in de juiste volgorde. Begin met V. I Handelsbanken kunnen goedkoper geld lenen. II De handelsbanken verlagen hun rente. III Consumenten en bedrijven kunnen goedkoper geld lenen. IV Consumenten en bedrijven lenen meer geld voor bestedingen. V De ECB verlaagt de rente. VI Er komt meer geld in omloop, de maatschappelijke geldhoeveelheid stijgt. 24 De ECB zou de Europese economie kunnen stimuleren met een renteverlaging. In welke situatie heeft de ECB daar het minst zin in? Verklaar je antwoord. A Als er veel inflatie in Europa is. B Als er weinig inflatie in Europa is. 25 Zimbabwe kampte met hyperinflatie. De prijzen van goederen en diensten stegen zeer snel. Het gevolg: met één dollar kon je steeds minder goederen en diensten kopen. Oftewel: de koopkracht van het geld daalde. a Laat met een berekening zien dat de koopkracht van een dollar met 80% daalt als je met een dollar alleen dropjes koopt die in prijs stijgen van 2 dollarcent naar 10 dollarcent per stuk. b Vul op basis van opdracht a het ontbrekende percentage in. Als de prijzen van goederen en diensten met …% stijgen, zal de koopkracht van het geld met 80% dalen. c Vul het ontbrekende percentage in. Als de prijzen van goederen en diensten met 50% stijgen, zal de koopkracht van het geld met …% dalen’. 48 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil Toepassen Toepassen 26 Lees bron 18. a Leg uit dat maatregelen van de marktkooplui om het vals geld te weren samengaan met hogere transactiekosten. b Hoe kan een toename van het aandeel van vals geld in de totale geldomloop het aantal transacties verlagen? Geef een verklaring van de kant van de aanbieder en van de kant van de vrager. c In dit hoofdstuk en in hoofdstuk 2 staan nog twee andere voorbeelden van een verminderd vertrouwen in het geld als ruilmiddel. Welke twee andere voorbeelden ben je in hoofdstuk 2 en in dit hoofdstuk tegengekomen? Bron 18 Nederlandse marktkooplui kampen in toenemende mate met namaakeuro's Een probleem dat zich voorheen beperkte tot markten in de Randstad bereikte inmiddels ook steden als Zwolle, Enschede en Eindhoven, meldt de Centrale Vereniging van Ambulante Handel (CVAH). ‘We moeten voorkomen dat er straks massaal met vals geld betaald wordt,’ aldus CVAH-woordvoerder Henk Achterhuis. ‘We horen met steeds grotere regelmaat dat valse biljetten van twintig en vijftig euro er doorheen piepen.’ (Vrij naar powned.tv) 27 Een aantal jaar geleden kwam er een nieuw betaalmiddel: de Bitcoin. De meningen over de Bitcoin waren verdeeld. Voorstanders roemden de voordelen. Tegenstanders betwijfelden de betrouwbaarheid. Bron 19 tot en met 22 geven informatie over de Bitcoin. a Lees in bron 19 het verhaal van Johan. Hij is heel enthousiast. Waarom zijn de banken niet meer nodig bij de Bitcoin? b Lees bron 20. Leg uit waarom de transactiekosten dalen als de Bitcoin gebruikt wordt in plaats van officieel geld. c Welke tweede oorzaak van een daling van de transactiekosten bij het gebruik van Bitcoins kun je uit de bronnen halen? d Het officiële geld heeft drie functies: ruilmiddel, rekenmiddel en oppotmiddel. Kan de Bitcoin alle functies vervullen? Verklaar je antwoord. Johan profiteerde tot 2014 van forse koersstijgingen. Aan het eind van december 2013 waren zijn zes Bitcoins in totaal € 4.500 waard. e Bereken met behulp van bron 21 hoeveel euro de zes Bitcoins in september 2014 waard waren. Ga uit van een koers van € 0,77 per dollar. De Bitcoin heeft een aantal voordelen ten opzichte van het officiële geld, maar ook nadelen. Een van die nadelen zijn de sterke koersschommelingen ten opzichte van het officiële geld. De sterke koersschommelingen worden onder andere veroorzaakt door de onzekerheid over de positie van de Bitcoin in het internationale betalingsverkeer. Een belangrijke vraag is: komen er niet te veel Bitcoins in omloop, waardoor de waarde daalt? f Gebruik bron 20. Hoe houdt het systeem van de Bitcoin de hoeveelheid Bitcoins beperkt? Toch vertrouwde een deel van de wereld er niet op dat de hoeveelheid Bitcoins beperkt blijft. g Welk argument kun je uit bron 22 halen om te verdedigen dat je op lange termijn weinig vertrouwen hebt in de waarde van de Bitcoin? h Willemien is kunstenares. Zij verkoopt haar kunstwerken via internet, 95% in Nederland, België en Duitsland. Zij twijfelt of zij zal overstappen op betaling met de Bitcoin en vraagt jou om advies. Geef in ongeveer 50 woorden twee argumenten waarmee je uitlegt dat het beter is niet over te stappen op de Bitcoin. Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 49 Toepassen Bron 19 € 50 geïnvesteerd, € 4.000 winst Johan in december 2013: ‘Ik kocht voor de lol in 2011 voor € 50 zes Bitcoins, nu zijn ze € 4.500 waard.’ Johan: ‘Ik ontdekte de Bitcoin op internet. Toen ik er een paar kocht, was de Bitcoin nog vrij onbekend en niet zo populair. De waarde lag veel lager dan nu. De Bitcoin is uniek. Consument en verkoper betalen rechtstreeks, we hebben de overheid en banken met de Bitcoin niet meer nodig bij betalingen. En je kunt de Bitcoin niet zomaar vervalsen. Fantastisch toch? Nadat ik de Bitcoins had gekocht, steeg de waarde ineens. De waarde blijft schommelen. Ik bewaar mijn Bitcoins in een wallet. Een wallet is zoiets als een digitale portemonnee, die je op je harde schijf installeert. Een tip: maak een back-up van je wallet op een externe harde schijf. Als je computer dan crasht, ben je niet in één keer al je geld kwijt. Of zet je wallet op een offline computer. Je wallet kan dan niet worden gehackt.’ (Vrij naar gewoonovergeld.nl) Bron 20 Wat is een Bitcoin? Bitcoin is elektronisch geld, dat gebruikers opslaan op hun personal computer in de vorm van het wallet-bestand. Met de Bitcoin kun je op internet aankopen doen, snel en met lage transactiekosten. Bitcoin is bovendien een globale munteenheid en overal ter wereld verhandelbaar. Bitcoins worden vaak vergeleken met goud. Net als goud dient een Bitcoin gedolven te worden. Net als goud is er geen onbeperkt aantal Bitcoins. Bitcoins worden met de dag schaarser. Men denkt in 2033 het maximaal aantal Bitcoins van 21 miljoen te hebben bereikt. Nieuwe Bitcoins worden geschapen aan de hand van een extreem ingewikkelde wiskundige puzzel. Wie het eerst de oplossing vindt, krijgt een beloning. Tegenwoordig zijn dat 25 Bitcoins. Tot november 2012 was dat nog 50 Bitcoins, maar in de loop van de tijd halveert de beloning telkens. Totdat de 21 miljoen bereikt is. (Vrij naar bitcoinmining.nl) Bron 21 Koers van de Bitcoin in dollars. 1.200 1.200 1.100 1.100 1.000 1.000 900 900 800 800 700 700 600 600 500 500 400 400 300 300 200 200 100 100 0 50 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil be r pt em se ju li gu st us au ju ni ei m ril ap rt m aa ri ua fe br 14 20 ri ua ja n ce m be r r de no ve m be ok to be r2 01 3 0 Bron 22 De consumentenwaakhond VS wijst op gevaren Bitcoin De Amerikaanse consumentenwaakhond CFPB ziet grote risico’s bij het gebruik van de Bitcoin. Hackers sloegen al eerder hun slag op het Japanse handelsplatform Mt. Gox. Het gebrek aan bescherming is volgens de CFPB ook een groot probleem doordat overheden en centrale banken de digitale munten niet ondersteunen. Ook in Europa accepteert de bankwereld de virtuele munten niet zolang er geen toezicht is op Bitcoins. (Vrij naar telegraaf.nl) 28 Lees bron 23. Welke waarde van de dollar past bij dit artikel? A B C D De extrinsieke waarde van de dollar. De intrinsieke waarde van de dollar. De interne waarde van de dollar. De nominale waarde van de dollar. Bron 23 Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond Jarenlang hebben de critici moord en brand geschreeuwd over de inflatie die op komst zou zijn en die maar niet wilde komen. Ze lijken nu eindelijk dan toch het gelijk aan hun kant te krijgen. Daar is namelijk de inflatie: de Amerikaanse voedingsprijzen vliegen door het plafond. Vooral landbouwproducten zijn fors duurder geworden. Maar ook zonder de voedingsprijzen in rekening te brengen, zit de Amerikaanse inflatie in de lift. (Vrij naar moneytalk.knack.be) 29 Bron 24 geeft het gemiddelde prijsniveau in een Europees land dat de euro gebruikt, uitgedrukt in een indexcijfer. Het land heeft van 2014 naar 2015 (103,2 – 100,0) × 100% = 3,2% inflatie. Dat wil zeggen: de prijzen van de goederen en diensten stijgen in deze periode gemiddeld met 3,2%. a Hoe had je het inflatiecijfer van 3,2% ook direct uit de bron kunnen aflezen? b Bewijs dat de inflatie van 2015 naar 2016 (afgerond) 3,8% bedraagt. c Bereken de inflatie van 2016 naar 2017. Bron 24 Indexcijfer gemiddeld prijsniveau Indexcijfer extrinsieke waarde van de euro Indexcijfer interne waarde van de euro 2014 (basisjaar) 100,0 100 100 2015 103,2 100 96,9 2016 107,1 100 93,4 2017 115,8 100 86,4 Inflatie veroorzaakt een daling van de koopkracht van de euro. d Lees in bron 24 de procentuele daling af van de koopkracht van de euro van 2014 naar 2017. e Bereken de procentuele afname van de koopkracht van de euro van 2016 naar 2017. f Welk voordeel van indexcijfers kun je afleiden uit de vergelijking van opdracht d met opdracht e? Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil 51 Toepassen 30 Bekijk bron 25. a Waarom horen de spaartegoeden niet bij de girale geldhoeveelheid? b Stel dat de girale geldhoeveelheid € 130 miljard is. Bereken de maatschappelijke geldhoeveelheid. c Het gebruik van betaalautomaten is de laatste vijftien jaar enorm toegenomen. Leg uit welke invloed dat heeft op de samenstelling van de maatschappelijke geldhoeveelheid. Bron 25 Vermogen van Nederlanders. Chartaal geld 8% Buitenlands geld 5% Spaartegoeden 40% Aandelen 19% Giraal geld 28% 31 Lees bron 26. Zwart geld is geld dat voor de Belastingdienst verzwegen wordt, zodat er geen belasting over betaald wordt. a Leg uit dat de invoering van een nieuwe munt een manier kan zijn om zwart geld op te sporen. b Hoe kun je uit de bron afleiden dat het aantal bankbiljetten in omloop met minder dan 8,2% daalde? c Hoe kun je zonder berekening uit de bron afleiden dat het aandeel chartaal geld in de maatschappelijke geldhoeveelheid in oktober 2015 daalde? Bron 26 In oktober 2015, twee maanden voor de invoering van een nieuwe munt op 1 januari 2016, zijn in een Afrikaans land veel bankbiljetten bij banken ingeleverd en op een rekening gestort. Opvallend was dat het daarbij vooral om bankbiljetten met een hoge extrinsieke waarde ging. Sommige economen zagen hierin een aanwijzing dat zwart geld werd witgewassen. De stortingen van bankbiljetten in oktober 2015 leidden in het land tot een daling van de waarde van in omloop zijnde bankbiljetten met 8,2 procent. 1 oktober 2015 31 oktober 2015 Chartaal geld (× 1.000) €43.328 €41.165 Giraal geld (× 1.000) €127.325 €127.989 Spaargeld (× 1.000) €230.041 €231.567 Maak de Test jezelf bij dit hoofdstuk. 52 Hoofdstuk 3 • Geld, de smeerolie van ruil