Prospector Vlaanderen Vlaamse Vereniging voor Metaaldetectie Akkerstraat 16 2500 LIER PERSBERICHT DETECTORAMATEURS ONTDEKKEN GROOTSTE BELGISCHE KOPERMUNTSCHAT Op 17 juli 2005 is in het zuiden van de provincie Limburg de grootste koperen muntschat uit de Belgische geschiedenis ontdekt. Zes detectoramateurs, allen lid van de metaaldetectieclub Prospector Vlaanderen (http://www.ppvl.org), hebben in nauwe samenwerking met de eigenaar van het terrein en plaatselijke historici pakweg 7.000 koperen munten uit de grond gehaald, allen daterend uit de 18de eeuw. Wekelijks trekken honderden detectoramateurs er met hun metaaldetector op uit om op akkers, weiland, bouwgrond, bos of strand kleine metalen voorwerpen uit de bodem op te diepen. Bij één van die zoektochten botsten enkele detectoramateurs op een grote concentratie kopergeld. Gedurende drie dagen hebben ze met man en macht gewerkt om de bodem te zuiveren van alle munten. Het resultaat mag er zijn: naar ruwe schatting werden zo’n 7.000 koperen munten verzameld. De muntschat is aangemeld geweest bij de cel archeologie van de Afdeling Monumenten en Landschappen, die zal instaan voor de beschrijving, reiniging en inventarisatie van de munten. Deze gegevens zullen vervolgens opgenomen worden in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) en kunnen worden gebruikt bij archeologische advisering van toekomstige werken in de buurt. Een voorlopige inventarisatie toont dat de meeste exemplaren terug te brengen zijn tot de Luikse prinsbisschop Jan-Theodoor van Beieren (1744-1763). Het gaat daarbij zowel om oorden, dubbele oorden als om 4-oordstukken. Daarnaast zijn er oorden uit de Zuidelijke Nederlanden van de regeringen van MariaTheresia (1740-1780) en Jozef II (1780-1790), duiten uit de Verenigde Provinciën, double tournoisstukken uit Frankrijk en 12-hellerstukken uit Aken. De muntschat bevat eveneens een aantal doorboorde munten. Iedereen is het erover eens: dit is een uitzonderlijke vondst. Koperen munten zijn, zeker tijdens de 18de eeuw, uitsluitend als wisselgeld in gebruik. Concreet betekent dit dat grote sommen niet in kopergeld kunnen betaald worden. In principe is het dus zinloos om kopergeld op te potten omdat het slechts kan uitgegeven worden voor kleine betalingen of nadat het omgewisseld is in zilveren of gouden munten. Het is niet alleen moeilijk om grote hoeveelheden koperen munten uit te geven maar ook om ze bij elkaar te krijgen. Het slaan van koperen munten kost immers aan de overheid relatief veel meer dan het slaan van zilver of goud zodat er vaak een tekort is aan koperen munten. Over de circulatie van kopergeld tijdens de 18de eeuw is nauwelijks enig onderzoek verricht. De bronnen hiervoor zijn beperkt zodat deze vondst een volkomen onverwacht venster opent op het gebruik van pasmunt tijdens de tweede helft van de 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw.