Hoe is geld ontstaan? De geschiedenis van het geld In primitieve samenlevingen waar geen noemenswaardige arbeidsverdeling bestond, was een rekeneenheid en een betaal- of ruilmiddel overbodig. Ieder produceerde naar zijn eigen behoefte of die van zijn gezin. Naarmate men meer aan arbeidsverdeling deed en men meer van een bepaald product ging vervaardigen dan men zelf nodig had, werd het alsmaar moeilijker dat overschot te ruilen tegen de producten van anderen. Zo kwam het zgn. goederengeld in omloop. Geld als ruilmiddel moest aan diverse eisen voldoen. Het moest algemeen begeerd zijn, het moest duurzaam zijn en het moest in betrekkelijk kleine hoeveelheden een relatief grote waarde vertegenwoordigen. Het moest ook onmogelijk zijn dat de hoeveelheid op korte termijn zo sterk uitbreidde dat de koopkracht ervan aanmerkelijk daalde. Zilver en vooral goud bleken de geschiktste ruilmiddelen. Aanvankelijk vond de betaling nog plaats door overdracht van klompjes metaal. De waardebepaling gebeurde op basis van het gewicht. Om het omslachtige wegen te vermijden, ging men ertoe over klompjes van standaardgewichten te vervaardigen. Later ging de overheid zich met de vervaardiging van die stukjes metaal bemoeien om bedrog met betrekking tot de samenstelling en het gewicht te voorkomen. De munten deden hun intrede. De platte schijven werden voorzien van een stempel die hun gewicht en gehalte waarborgde. Naast de uit edel metaal samengestelde munten rees de behoefte aan een betaalmiddel voor kleine betalingen. Daartoe kwamen munten in omloop van andere metalen, die een veel kleinere intrinsieke waarde hadden (zoals ijzer en koper). Aanvankelijk was hun nominale waarde nog in overeenstemming met hun intrinsieke waarde; later niet meer. Deze zgn. tekenmunten hadden hun waarde, omdat de overheid er een teken op had aangebracht. Men accepteerde dat geld niet meer vanwege de waarde van de grondstof, maar in het vertrouwen dat men ervoor eenzelfde nominaal bedrag aan andere goederen mee zou kunnen kopen. De eis dat het product als dusdanig algemeen beheerd moest zijn, raakte alsmaar meer op de achtergrond. Het bewaren en vooral het transporteren van grote bedragen aan edele metalen brachten veel moeite en risico met zich. De Noord-Italiaanse en Zuid-Duitse kooplieden uit de late Middeleeuwen hielden metaalvoorraden bij bepaalde relaties (kassiers) in vreemde plaatsen. Zij verrichtten betalingen voor aangekochte goederen door het afgeven van een wissel of promesse die op de vervaldag aan de leverancier uitbetaald werd. Zo vermeed men veel geldtransport. Het aannemen van gelddeposito’s groeide uit tot een speciaal bedrijf, waarop vooral geldwisselaars en goudsmeden zich gingen toeleggen: de banken. Uit deze praktijk ontstonden twee nieuwe geldvormen: bankpapier en giraal geld. Met name in Engeland in de 17de eeuw was het gebruikelijk dat de goudsmeden reçu's afgaven voor de in bewaring ontvangen bedragen. Die reçu's gingen als betaalmiddel de plaats innemen van de munten. Het recht op inwisseling van de 'notes' in munten bleef voor de goudsmid uiteraard bestaan. Aangezien de ervaring de goudsmeden evenwel leerde dat van dit recht nooit voor al hun uitstaande 'notes' tegelijkertijd gebruikgemaakt werd, gingen ze ertoe over uit de gedeponeerde munten kredieten te verlenen. Hoewel daardoor een volledige metaaldekking ging ontbreken, bleven de 'notes' in circulatie, zolang het publiek er nog op vertrouwde dat inwisseling desgewenst mogelijk zou zijn. Zo ontwikkelden de goudsmeden zich tot bankiers en hun 'notes' werden bankpapier. Deze methode hield echter ook het gevaar van een te grote kredietverlening in. In de eerste plaats kon dat voor de deposanten tot gevolg hebben dat inwisseling in goud onmogelijk werd. In de tweede plaats kon hierdoor een te sterke vermeerdering van de geldhoeveelheid optreden. Mede om die reden ging de overheid zich bemoeien met de uitgifte van bankbiljetten. Buiten Engeland groeide uit het kassiersbedrijf een andere geldvorm: het girale geld. Zo was het bij de in 1609 opgerichte Amsterdamsche Wisselbank niet gebruikelijk om overdraagbare reçu's af te geven De geschiedenis van het geld Hoe is geld ontstaan? voor gedeponeerde munten: hier werd het bedrag in de boeken gecrediteerd. Overdracht van een tegoed vond plaats door overschrijving in de boeken van de bank van de ene rekening naar de andere. Met de algemene aanvaarding van die girale betalingswijze kregen de desbetreffende tegoeden het karakter van giraal geld. Ten aanzien van de dekking van dat geld door edel metaal geldt hetzelfde als hiervoor is gezegd met betrekking tot de bankbiljetten. De rol van de gouden munten werd in de loop van de tijd alsmaar kleiner. Sinds de inwisselingsplicht van geld in goud verdwenen is, ontbreekt aan het in omloop zijnde geld iedere stoffelijke grondslag. Het algemeen begeerd zijn van de materie die als betaalmiddel dienstdoet, is in de loop van de eeuwen geheel verdwenen. De geschiedenis van het geld