Bedrijfsethiek en verantwoord ondernemen De samenleving vraagt

advertisement
Bedrijfsethiek en verantwoord ondernemen
De samenleving vraagt om verantwoordelijke ondernemingen
Sociaal bewuste consument:
een individu dat rekening houdt met anderen, zich bewust is van de publieke gevolgen van eigen
consumpties en daarom het eigen aankoopgedrag afstemt op het welzijn van medemens en
leefomgeving.
Het aanspreken van ondernemingen op hun verantwoordelijkheid, redenen zijn:
1. De veranderende maatschappelijke rol van het bedrijfsleven.
Naarmate de overheid zich minder centralistisch opstelt en meer overlaat aan individuele en
collectieve zelfregulering van ondernemingen, neemt de verantwoordelijkheid van
ondernemingen toe.
2. De globalisering.
3. De technologische ontwikkeling.
Van de overheid wordt verwacht dat zij strategieën ontwikkelt, maar de vraagstukken zijn zo
complex en veelomvattend dat de overheid bij het bedrijfsleven aanklopt met het verzoek om
medewerking en eigen initiatieven.
4. De democratisering van het moreel gezag.
Voor bedrijven betekent de democratisering van het moreel gezag dat zij in een voortdurende
dialoog met de samenleving zullen moeten zoeken naar de invulling van hun maatschappelijke
rol en de verantwoordelijkheden die daarbij horen.
Het perspectief van de bedrijfsethiek
Ethisch handelen:
het gaat niet enkel om je eigen belangen, maar ook om het effect van je handelen op de belangen
van anderen.
Ethiek is zelfkritiek en is het openstaan voor kritiek van anderen. Een ander woord daarvoor is
verantwoording.
Belanghebbenden:
iedere partij wiens gerechtvaardigde belangen kunnen worden beïnvloed door de activiteiten van de
onderneming, of die zelf invloed op de gerechtvaardigde belangen van de onderneming kan
uitoefenen.
Civil society:
de samenleving van mondige burgers en hun organisaties, die samen de verantwoordelijkheid
nemen, ieder vanuit zijn eigen invalshoek, om actief bij te dragen aan de aanpak van
maatschappelijke problemen en om de maatschappelijke ontwikkelingen in goede banen te leiden.
Is de wet niet voldoende?
Voor een groot deel is het rechtstelsel in een samenleving een codificatie van de morele
overtuigingen in die samenleving. De inhoud van het recht wordt dan gevormd door de ethiek en in
zoverre zijn recht en ethiek inderdaad hetzelfde. Maar er zijn ook een paar verschillen:
1. Recht en ethiek hebben verschillende maatschappelijke functies.
Ethiek vereist altijd een innerlijke motivatie: mensen moeten zichzelf ertoe aanzetten om
moreel te handelen, vanuit een innerlijke instemming met een moreel beginsel en ze moeten de
vrijheid daartoe hebben. Het recht vereist deze innerlijke motivatie niet, maar berust op
uitwendige dwang.
2. Recht en ethiek hebben verschillende methoden.
De methode van het recht is gebaseerd op het verkrijgen van zekerheid en uitsluitsel, terwijl de
methode van de ethiek juist is gebaseerd op het hanteren van onzekerheid.
Een van de regels van een goede morele beraadslaging is dat men probeert opvattingen van de
ander te begrijpen, juist als men het er niet mee eens is. Een andere regel van een moreel
beraad is dat de partijen vertrouwen op elkaars oprechtheid.
3. Recht en ethiek hebben een verschillende inhoud.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen/MVO:


een voldoende gerichtheid van de onderneming op de bijdrage aan de maatschappelijke
welvaart op langere termijn;
de dialoog met belanghebbende, respectievelijk de maatschappelijke omgeving.
De verantwoordelijke onderneming tracht bij te dragen aan het bevorderen van welvaart in brede
zin. Onderscheid wordt gemaakt tussen duurzaam ondernemen en maatschappelijke betrokkenheid.
Duurzame ontwikkeling:
ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder afbreuk te doen aan het
vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien.
Duurzame ontwikkeling vereist ten eerste dat economische ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen
ecologische grenzen. Ten tweede vereist duurzame ontwikkeling een rechtvaardige verdeling van de
toenemende welvaart. Ten derde is duurzame ontwikkeling ook een kwestie van rechtvaardige
verdeling in de tijd, tussen generaties.
Duurzame ontwikkeling heeft een economische, ecologische en sociale dimensie.
Triple P bottom line:
duurzame ontwikkeling vereist een gecombineerde aandacht voor People (sociale rechtvaardigheid),
Planet (ecologische grenzen) en Profit (economische groei).
Maatschappelijke betrokkenheid:
investeren in de (lokale) samenleving, vallend buiten de gangbare bedrijfsprocessen.
Hiertoe behoren onder andere bedrijfsvrijwilligerswerk, bijdragen aan het oplossen van
maatschappelijke vraagstukken en zich inzetten ten behoeve van de sociale integratie van bepaalde
doelgroepen.
Morele verantwoordelijkheid in organisaties
Omschrijving van morele verantwoordelijkheid
Verantwoordelijkheid:
verantwoordelijk is de persoon of de instantie die als (mede-) oorsprong van een handelingseffect
kan worden aangemerkt of die zich in een rol, positie of functie bevindt die met aanspreekbaarheid
gepaard gaat.
Juridisch verantwoordelijk:
een persoon of instantie die als zodanig wordt aangemerkt op grond van juridisch vastgestelde
bepalingen.
Moreel verantwoordelijk:
een persoon of instantie die als zodanig wordt aangemerkt op grond van het heersende stelsel van
normen en waarden.
Verschillende vormen van verantwoordelijkheid:
1.
2.
3.
4.
5.
Verantwoordelijkheid als oorzaak.
Verantwoordelijkheid als aansprakelijkheid.
Verantwoordelijkheid als vermogen.
Verantwoordelijkheid als taak.
Verantwoordelijkheid als deugd: deze betekenis verwijst naar het serieus nemen van taken
en plichten, naar weloverwogen optreden en het zich rekenschap geven van de gevolgen
van het handelen voor anderen, ook in situaties waarbij die verantwoordelijkheden niet
expliciet zijn vastgelegd in wettelijke bepalingen of een taakomschrijving.
Taalhandelingen:
begrippen waarvan de betekenis meteen ook een handeling inhoudt.
Het begrip ‘morele verantwoordelijkheid’ is op twee manieren een taalhandeling. Ten eerste
doordat we met het begrip mensen tot handelen kunnen bewegen. Ten tweede kan het begrip
worden gebruikt om een persoon te verbinden aan het doen van toekomstige handelingen.
Forum:
iedere groep mensen aan wie verantwoording wordt afgelegd.
Iemand kan voor een beslissing, een handeling of een gebeurtenis verantwoordelijk worden
gehouden, wanneer hij of zij kan worden aangemerkt als de oorsprong van een handeling of zich in
een positie bevindt die met verantwoording gepaard gaat. Twee belangrijkste criteria om
verantwoordelijkheid vast te stellen zijn opzet en vrijwilligheid. Om te bepalen of iemand moreel
verantwoordelijk kan worden gehouden, kunnen we de situatie beoordelen in het licht van de
volgende aspecten:
1.
2.
3.
4.
Moeten.
Weten.
Willen.
Kunnen.
Opzettelijkheid:
iemand is in staat om de gevolgen van zijn handelingen te overzien en heeft de mentale capaciteit
om een afweging te maken tussen verschillende handelingsalternatieven.
Vrijwilligheid:
iemand kan vrij van dwang kiezen om een handeling wel of niet uit te voeren.
Er moet sprake zijn van een opzettelijke en vrijwillige daad. Is dit niet het geval, dan spreken we van
verontschuldigende omstandigheden.
Daarnaast is er een aantal verzachtende omstandigheden, die iemands verantwoordelijkheid niet
wegnemen, maar wel verminderen:
1.
2.
3.
4.
Onzekerheid over normen, feiten of gevolgen.
Moeilijkheidsgraad van de vereiste handeling.
Mate van betrokkenheid.
Ernst van de gevolgen.
Een reden is een valide overtuiging die aan iemands handelen ten grondslag ligt; een rationalisatie is
het achteraf goedpraten van een handeling of een keuze.
Door het delen of delegeren van verantwoordelijkheid vergroot men gewoonlijk het totale volume
aan verantwoordelijkheid. Men blijft zelf in bepaalde mate verantwoordelijk en iemand anders
wordt óók verantwoordelijk.
Factoren in de organisatie die morele verantwoordelijkheid beïnvloeden
Kern van het probleem van ‘vele handen’ is dat de verantwoordelijkheid voor een bepaalde
gebeurtenis over verschillende personen of functies binnen een organisatie kan zijn verdeeld, terwijl
geen van hen afzonderlijk als de oorsprong van de handeling kan worden aangemerkt.
Extreme toewijding aan beslissingen of projecten kan de organisatie in problemen brengen. Mensen
binden zich aan eenmaal gekozen beleidslijnen of aan projecten waarin al veel is geïnvesteerd, ook
als er duidelijke aanwijzingen zijn dat beter een andere richting kan worden gekozen of dat een
project niet meer haalbaar is.
Groupthink, individuele leden van de groep confirmeren zich bij voorbaat aan datgene waarvan ze
denken dat de meerderheid van de groep het vindt of denkt.
Depersonalisatie:
menselijk leed wordt uitgedrukt in euro’s, patiënten in ziekenhuizen worden uitgedrukt in ‘bedden’
en werknemers in ‘fte’s’.
Een te sterke focus op één verantwoordelijkheid leidt tot het negeren of veronachtzamen van
andere verantwoordelijkheden.
Managen van verantwoordelijkheid
Een manager die de morele verantwoordelijkheid in zijn of haar organisatie wil optimaliseren, kan
insteken op drie verschillende organisatieniveaus:
1. De structuur van de organisatie.
Chinese walls:
onzichtbare muren tussen bedrijfsonderdelen of afdelingen binnen eenzelfde bedrijf, die
bedoeld zijn om belangenverstrengeling tussen medewerkers die eenzelfde klant bedienen te
voorkomen.
Klokkenluider:
iemand die een wantoestand in de eigen organisatie publiekelijk aan de kaak stelt, met de
bedoeling om de samenleving tegen mogelijke schade of gevaren te beschermen.
Klokkenluiden is niet alleen een uiterste stap in het nemen van verantwoordelijkheid in een
organisatie – wie de klok luidt, neemt ook de verantwoordelijkheid op zich voor de gevolgen van
zijn actie. Belangrijkste morele criteria voor het klokkenluiden:
-
Ernstige schade.
Duidelijke aanwijzing.
Proportionaliteit.
Laatste toevlucht.
Zuivere motieven: de enige geldige beweegreden van de klokkenluider is bezorgdheid om
het algemeen belang.
2. De organisatiecultuur.
Een algemene regel voor het management van integriteit is: wees zo duidelijk mogelijk over
verantwoordelijkheden en moedig wederzijdse bemoeienis aan, leg verantwoordelijkheden
duidelijk vast waar dat nodig is en stimuleer tegelijkertijd actieve verantwoordelijkheid waar dat
mogelijk is.
3. De individuele morele competenties van medewerkers.
Beleid dat op een samenhangende wijze gericht is op alledrie de niveaus heeft het meeste effect.
Morele verantwoordelijkheid van organisaties
Handelingen of gevolgen van handelen worden aan het bedrijf als zodanig toegerekend, omdat het
bedrijf door ons wordt gezien als de oorsprong van een handeling of omdat het bedrijf een
maatschappelijke rol heeft die met aanspreekbaarheid gepaard gaat. Het feit dat organisaties
bestaan uit gedeelde en verdeelde verantwoordelijkheden die het handelen van individuele leden
van de organisatie coördineren, is een reden om ook aan de organisatie als geheel morele
verantwoordelijkheid toe te schrijven.
Waarden en normen in de onderneming
Deugden:
karaktereigenschappen die mensen in staat stellen om een goed leven te leiden.
Een organisatie kan zich alleen als een verantwoordelijke burger in de samenleving gedragen,
wanneer zij wordt gestuurd door mensen die beschikken over de deugd van verantwoordelijkheid.
Morele normen:
richtingaanwijzers voor wat wij behoren te doen of na te laten, de elementaire spelregels voor het
sociale verkeer.
Basiselementen van de ethiek:
1. Waarden.
2. Deugden.
3. Morele normen.
Waarden, deugden en morele normen
De relatie tussen waarden en morele normen is, eenvoudig gezegd, die van doel en middel.
Waarden:
duurzame overtuigingen over wat in ons handelen nastrevenswaardig is, wat een bepaalde
levenswijze waardevol maakt en welke ideale eigenschappen van mensen waardevol en
nastrevenswaardig zijn.
1. Eindwaarden:
hebben betrekking op een bepaalde wenselijke toestand die mensen nastreven in hun eigen
leven of in de samenleving.
2. Modale waarden:
hebben betrekking op ideale eigenschappen van mensen en de stijl van handelen die daaruit
volgt.
De waarden van een onderneming kunnen worden omschreven als de leidende beginselen die het
gehele optreden van de organisatie kenmerken, die aangeven wie en wat de organisatie wil zijn een
waarop zij zich wil laten aanspreken, en die de doorslaggevende richtsnoer vormen in strategische
keuzen en operationele beslissingen.
Belangen:
positief gewaardeerde goederen of diensten die iemand in staat stellen zijn behoeften te
bevredigen, over de door hem gewenste zaken te beschikken of voor hem waardevolle handelingen
te verrichten.
Een belang is legitiem wanneer het wordt gesteund door goede morele gronden.
Deugden
Deugden hebben betrekking op de houding, de motivatie en de intenties van mensen. Ze zorgen
ervoor dat mensen in gegeven omstandigheden een bepaald gedrag vertonen. Een deugd kan
worden opgemaakt uit het gedrag. Deugden zijn ook relatief duurzaam. Wanneer we dus uit
iemands gedrag concluderen dat hij op bestendige wijze handelt overeenkomstig bepaalde deugden,
gaan we erop rekenen dat hij dit gedrag ook in de toekomst zal vertonen, omdat het blijkbaar een
eigenschap van die persoon is. Deugden zijn karaktereigenschappen, maar niet alle
karaktereigenschappen zijn deugden.
Praktische wijsheid:
het vermogen om in te zien welke doelen werkelijk nastrevenswaardig zijn in een bepaalde situatie,
hier en nu en in de voorzienbare toekomst, gegeven iemands persoonlijke geschiedenis en aanleg.
Morele normen
Het belangrijkste kenmerk van morele normen is dat ze een aanwijzing geven over hoe je in je
handelen rekening dient te houden met gerechtvaardigde belangen van anderen. Dit opgeven van
de exclusieve focus op het eigenbelang en het erkennen van de belangen van alle betrokkenen
wordt in de ethiek aangeduid als het innemen van het ‘moreel gezichtspunt’.
Fundamentele criteria waaraan morele normen moeten voldoen:
1. Universaliseerbaarheid:
een morele norm die betrekking heeft op een bepaalde handeling moet ook betrekking
hebben op alle andere handelingen met dezelfde eigenschappen.
2. Wederkerigheid: een zelftest voor universaliseerbaarheid.
Morele principes
Morele principes kunnen worden beschouwd als fundamentele bouwstenen van het ethisch
redeneren.
Perfecte plichten:
de handelingsaanwijzing van de ethiek is maximaal duidelijk.
Imperfecte plichten:
morele verplichtingen die niet strikt aangeven hoe er moet worden gehandeld, ze bieden een eigen
invullingsruimte en schrijven het handelen niet strikt voor.
Hiërarchie van morele verplichtingen:
1.
2.
3.
4.
Geen kwaard veroorzaken;
Voorkomen, of minstens niet bevorderen, dat andere kwaad veroorzaken;
Bestaand kwaad tegen gaan;
Het goede bevorderen.
Gevolgenethiek:
het nemen van een morele beslissing door te kijken wat de gevolgen zijn van de verschillende
keuzemogelijkheiden en dan het alternatief kiezen wat (waarschijnlijk) de beste gevolgen heeft.
Het is je morele plicht om dat handelingsalternatief te kiezen dat, in vergelijking tot alle andere
beschikbare alternatieven, leidt tot de beste gevolgen.
In de eerste plaats is het natuurlijk de vraag wat er moet worden verstaan onder ‘de beste
gevolgen’. Ten tweede stelt zich de vraag wat het bereik is van de gevolgen die in de gevolgenethiek
in ogenschouw worden genomen. We kunnen onderscheid maken tussen een zelf-gerichte en een
ander-gerichte benadering van de gevolgenethiek.
Beginselethiek:
een ethische redeneerwijze die vertrekt vanuit min of meer vastliggende beginselen.
Het is je morele plicht om dat handelingsalternatief te kiezen dat in overeenstemming is met een in
zichzelf geldende morele regel of beginsel, ongeacht de gevolgen van een dergelijke keuze.
Wanneer morele beginselen in het geding zijn, dan is dat meestal een reden om niet meer
uitsluitend naar de gevolgen van de handeling te kijken.
Morele rechten
Morele rechten vormen een eerste principe om vast te stellen wat legitieme belangen van mensen
zijn. Morele rechten zijn mogelijkheidsvoorwaarden (vrijheid en bestaanszekerheid) van een
menswaardig leven. Morele rechten gelden universeel, voor alle mensen, en voor allen in gelijke
mate.
Morele rechten:
1. Vrijheidsrechten:
bakenen een ruimte om het individu af die anderen niet mogen betreden. Ze impliceren de
plicht van anderen om zich op bepaalde punten niet te bemoeien met het individu, ofwel
het individu vrij te laten.
2. Sociaal-economische rechten:
leggen plichten van anderen vast om zich in bepaalde opzichten wel te bemoeien met het
individu.
Contractuele rechten:
rechten die voortvloeien uit een overeenkomst tussen partijen, de basis van het contract is de
belofte.
Belofte:
de verklaarde bereidheid om in de toekomst iets te doen.
De morele basis van het contract is dat je je beloften moet nakomen: belofte maakt schuld.
Contracten zijn gebonden aan een aantal morele normen:
1. De partijen in het contract moeten volledig op de hoogte zijn van de strekking van de
overeenkomst die ze aangaan.
2. Geen van de partijen mag de feiten van de contractsituatie bewust verkeerd voorstellen
aan de andere partij.
3. Geen van de partijen mag worden gedwongen tot het aangaan van een contract.
Rechtvaardigheid
Rechtvaardigheid, belangrijk moreel principe. In de eerste plaats spreken we van rechtvaardigheid
wanneer we de situatie van partijen met elkaar vergelijken. In de tweede plaats wanneer we in de
vergelijking een bepaald moreel beginsel hanteren: gelijken moeten als gelijken behandeld worden
(en ongelijken als ongelijken). Voor de bedrijfsethiek zijn de volgende toepassingen met name van
belang:
1. Compenserende rechtvaardigheid:
de rechtvaardigheid met betrekking tot de compensatie van verliezen.
2. Verdelende rechtvaardigheid:
de rechtvaardigheid met betrekking tot de wijze waarop baten en lasten worden verdeeld.
Egalitaire visie op rechtvaardigheid, ontkent dat er relevante verschillen zijn tussen mensen.
Onderscheid wordt gemaakt tussen de politieke en economische variant. Politieke gelijkheid
impliceert dat alle burgers gelijke politieke rechten hebben. Economische gelijkheid kan impliceren:
gelijkheid van kansen of gelijkheid van inkomen.
Utilistische ethiek
Utilistische ethiek:
een handeling is moreel goed, wanneer die leidt tot iets dat mensen prefereren, terwijl een
handeling moreel slecht is, wanneer die leidt tot iets wat mensen niet prefereren.
Het utilisme stelt dat men bij een keuze tussen handelingen die handeling moet kiezen die het
meeste nut oplevert. Het utilisme is een kwantitatieve benadering van de ethiek. Het utilisme stelt
dat die handeling goed is die het welzijn van alle bij een handeling betrokkenen maximaliseert.
Ethische doelstelling van het utilisme is het maximaliseren van het welzijn in de samenleving.
Voordelen van het utilisme:
1. Flexibiliteit.
2. Empirisch karakter.
3. Geschiktheid voor funderen overheidsbeleid.
Nadeel is dat het meten en vergelijken van nutshoeveelheden problematisch is.
Spanningen tussen morele principes
Prioritering morele principes:
1. Morele rechten;
2. Rechtvaardigheid;
3. Utiliteit.
Morele dilemma’s
Moreel dilemma:
een situatie waarin twee relevante morele normen tegenstrijdige handelingsvoorschriften geven.
Zorg
Mensen handelen altijd in een bepaalde sociale rol, gereguleerd door specifieke rolpatronen. Twee
typen rolpatronen treden met name op de voorgrond: neutraliteit en betrokkenheid.
Publieke ethiek:
een ethiek van het openbare leven, die betrekkingen regelt tussen vreemden en waarbij de
principiële gelijkheid van de burgers voorop staat.
Zorgethiek:
mensen dragen in sterke mate zorg voor elkaar. Uitgegaan wordt van het respect voor anderen als
basisbeginsel van alle ethiek. Maar respect wordt vervolgens niet vertaald in eisen van
onpartijdigheid en universaliseerbaarheid; het zijn juist de bijzondere kenmerken van mensen en de
bijzondere relaties die wij met hen hebben, die tellen. Zorgethiek kan worden opgevat als de morele
onderbouwing van het sociale rolpatroon van betrokkenheid, hieruit blijkt het relatieve belang.
Zijn morele oordelen subjectief?
Morele oordelen zijn noch louter objectief, noch louter subjectief; morele oordelen zijn gericht op
intersubjectieve overeenstemming.
Integriteit
Steunpilaren waarop goed ondernemingsbestuur rust:
1. Goed ondernemerschap.
2. Goed toezicht op goed ondernemerschap.
Integriteit en vertrouwen
Het begrip vertrouwen is een proximus van integriteit. Een proximus is een begrip dat in zijn
betekenis nauw verwant is aan een ander begrip zonder een synoniem te zijn.
Vertrouwen:
de bereidheid van mensen in functionele afhankelijkheidsrelaties het risico te ondergaan dat andere
partijen hen zullen schaden, met de verwachting dat dit niet zo zal zijn, zelfs als er gepercipieerde
mogelijkheden en prikkels daartoe bestaan.
Het is voor de analyse belangrijk onderscheid te maken tussen deze twee niveaus van analyse:
vertrouwen in personen en vertrouwen in instituties.
Principaal is de opdrachtgever, de agent de uitvoerder. Belangrijk kenmerk van de principaalagentrelatie is de delegatie van beslissingsbevoegdheden van de principaal aan de agent, die
hiervoor verantwoording dient af te leggen aan de principaal. Het probleem dat de theorie
thematiseert is de bereidheid van de agent om de belangen van de principaal te dienen. Dit conflict
wordt op scherp gezet door de informatieassymmetrie.
Het belang van integriteit valt in belangrijke mate samen met het toenemende belang van
vertrouwen.
Integriteit als professionele verantwoordelijkheid
Inegriteit vereist in de eerste plaats standvastigheid. In de tweede plaats: integere managers nemen
hun verantwoordelijkheid, hun handelen kan een morele toets doorstaan. In de derde plaats zullen
integere managers bereid en in staat zijn zich te verantwoorden voor hun handelen en de
argumenten te geven voor hun keuzes, zodat ze kunnen laten blijken dat zij hun
verantwoordelijkheden serieus nemen.
In de eerste betekenis is zelfrespect gebaseerd op erkenning van jezelf als persoon die in staat is een
moreel leven te leiden. Het gaat hier om morele eigenwaarde. In tweede betekenis is zelfrespect
een vorm van waardering voor wat je doet en bereikt, voor de keuze die je maakt. Het gaat hier om
morele trots.
Managen van integriteit
Pilaren die op zich onmisbaar zijn om actief ethiek en integriteit te stimuleren:
1. Integriteit van het management.
Integer gedrag houdt in dat managers moreel correct optreden, zich bekommeren om hun
medewerkers, toegankelijk zijn, goed kunnen luisteren en ook in hun privé-leven van
onbesproken gedrag zijn. Tot slot wordt van managers verwacht dat zij zich bij het nemen
van beslissingen laten leiden door duidelijke morele waarden en normen, objectief en eerlijk
tot een oordeel komen en niet alleen oog hebben voor de bottom line, maar voor alle
relevante belanghebbende.
2. Het managen van integriteit.
De integere manager zal zich echter niet alleen verantwoorden, hij zal ook de boodschap uitdragen
dat integriteit belangrijk is en maatregelen nemen om de integriteit van medewerkers te stimuleren,
ondersteunen en versterken.
De belanghebbenden van de onderneming
Economische en maatschappelijke belanghebbenden
Belanghebbenden:
iedere partij wiens gerechtvaardigde belangen kunnen worden beïnvloed door de activiteiten van de
onderneming, of die zelf invloed op de gerechtvaardigde belangen van de onderneming kan
uitoefenen.
Economisch belanghebbenden:
al degenen die investeren in het economisch verkeer met de onderneming en die een deel van het
risico dragen.
Een onderneming is ook verantwoordelijk voor partijen in de samenleving die weliswaar niet zakelijk
bij de onderneming betrokken zijn, maar toch op een of andere manier een belang hebben bij wat
de onderneming doet, de maatschappelijk belanghebbenden.
In relatie tot de onderneming heeft de overheid kenmerken van zowel een economisch als een
maatschappelijk belanghebbende. Een uniek kenmerk van de overheid als belanghebbende is dat zij
beschikt over democratische gelegitimeerde macht waarmee zij ondernemingen ook tot
medewerking kan dwingen.
De verantwoordelijkheid ten opzichte van belanghebbenden kan in concrete situaties nader worden
bepaald door te kijken naar:
1. Het gewicht van belangen die in het geding zijn;
Naarmate de belangen die in het geding zijn, zwaarder wegen en naarmate de schade die
aan deze belangen wordt toegebracht, groter is, neemt de morele verantwoordelijkheid van
de onderneming toe. Om het gewicht van belangen vast te stellen, bieden de morele
principes van mensenrechten, rechtvaardigheid en het utilisme houvast. Van belang is in dit
verband ook de mate van zelfredzaamheid.
2. De mate van betrokkenheid van de onderneming;
De betrokkenheid van de onderneming is maximaal wanneer er sprake is van een directe,
causale relatie tussen het handelen van de onderneming en de belangen van derden. Via de
keten van productie en distributie is de onderneming ook op indirecte weg betrokken bij een
groot aantal belanghebbenden.
Principe van ethische verplaatsing:
ondernemingen hebben de plicht om gezamenlijk op een hoger organisatieniveau te zoeken
naar oplossingen voor problemen die zijn individueel niet kunnen oplossen.
3. De invloed die de onderneming op de situatie heeft.
Hieronder wordt verstaan: de mogelijkheid die een onderneming heeft om iets aan het
probleem te doen en ook de mogelijkheid om een handeling te voorkomen.
Belanghebbenden en sturing
Corporate governance, zie boek voor verschillende definities.
Stakeholder-governance:
de onderneming wordt gestuurd door alle belanghebbenden gezamenlijk.
Open ondernemingsstatuut:
zou moeten regelen op welke wijze belanghebbenden toegang kunnen krijgen tot de besluitvorming
van de onderneming.
Het is zinnig om de belangen van maatschappelijk belanghebbenden primair te definiëren in termen
van beveiligingen. De beveiliging kan worden geregeld via:
1. Endogene, contractuele beveiliging.
2. Endogene, gegeneraliseerde beveiliging.
3. Exogene beveiliging.
Dialoog en samenwerking tussen de onderneming en belanghebbenden
In je eentje kun je niet verantwoordelijk zijn; je hebt anderen nodig om te beseffen wat er van je
verwacht wordt.
Een beter begrip van de interactie tussen belangengroepen en wat die kan opleveren, helpt om de
gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven scherper te krijgen. In de eerste
plaats kunnen we constateren dat de verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke effecten van
een onderneming deels buiten de onderneming ligt, bij de belanghebbende partijen die invloed op
de onderneming kunnen uitoefenen. In de tweede plaats kunnen we constateren dat bedrijven zelf
een verantwoordelijkheid hebben om het effect van hun inspanningen te vergroten, door de
samenwerking aan te gaan met belanghebbende groepen.
Een waarschuwing over partnerschappen: verruim de kring van betrokkenen en de gevoelde
verantwoordelijkheid van elke afzonderlijke partij neemt af. Men gaat op elkaar wachten en
niemand voelt zich verantwoordelijk voor het geheel.
Collaboration, kenmerken:
1.
2.
3.
4.
5.
De belanghebbenden zijn interdependent;
Oplossingen komen naar voren door constructief om te gaan met verschillen;
Besluiten op basis van consensus;
Gezamelijke verantwoordelijkheid voor de toekomst;
Emergentie van het proces.
Een van de manieren om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden kunnen instemmen met de
gevonden oplossing, is erop toezien dat alle partijen aan het einde van het proces een verbetering
van hun situatie gerealiseerd zien.
Verantwoordelijkheid voor en van werknemers
Flexibiliteit, het vermogen om te veranderen, is een voorwaarde voor ondernemingen om te
overleven in de concurrentiestrijd. Van werknemers wordt verwacht dat zij meegaan in deze
ontwikkeling en eveneens flexibel zijn.
Klassieke werknemersrechten
Basisbeginselen van de kern van de arbeidsnormen van de ILO (International Labour Organisation):
1.
2.
3.
4.
Vrijheid van vergadering en de erkenning van het recht op collaboratieve onderhandelingen;
Het effectief tegengaan van elke vorm van gedwongen arbeid;
Het effectief tegengaan van kinderarbeid;
Het uitbannen van discriminatie met betrekking tot arbeid en beroep.
Psychosociaal:
de relatie tussen de menselijke psyche en de maatschappelijke situatie en sociale relaties.
Psychosociale factoren op het werk die samenhangen met ziekte worden vaak gegroepeerd rondom
het begrip werkstress. Belangrijke stressoren liggen in de sfeer van arbeidsvoorwaarden en
arbeidsverhoudingen.
Wetenschappers hebben aan kunnen tonen dat er een verband is tussen ziekte en psychosociale
aspecten van het werk. Met name twee psychosociale factoren zijn daarbij van belang: de
taak/controlerelatie en de inspanning/beloningsverhouding.
De keerzijde van flexibiliteit is baanonzekerheid.
Baanonzekerheid:
de gepercipieerde onzekerheid over de continuïteit van de arbeidsrelatie.
Statistisch onderzoek laat zien dat baanonzekerheid samenhangt met zowel lichamelijke klachten als
psychische klachten. Baanonzekerheid is ziekmakend vanwege de volgende factoren:
onvoorspelbaarheid en onzekerheid.
Verantwoordelijkheden van werkgevers en werknemers
De mensen staan samen voor het ‘sociaal kapitaal’ van de onderneming: de waarde die de
onderneming dankt aan het onderling vertrouwen en de inzet, loyaliteit, samenwerkingsbereid,
creativiteit en kennis van haar mensen.
Recente visies op personeelsbeleid:
1. Strategie van baanzekerheid.
De belangrijkste ondersteuning van een baanzekerheidsstrategie is een goed programma
van training en opleiding.
2. Strategie van werkzekerheid.
Gedachte achter deze strategie is dat ondernemingen hun medewerkers niet langer de
zekerheid van een langdurige betrekking kunnen bieden.
De doelen van beide strategieën zijn gelijk: het behoud van het sociaal kapitaal van de onderneming,
door te zoeken naar een bevredigende balans in de ruilverhouding tussen de onderneming en haar
werknemers.
Werknemers hebben verantwoordelijkheden voor hun werkgever en hun collega’s, zie hiervoor het
boek.
In relatie tot hun verantwoordelijkheden hebben werknemers ook morele rechten, waaraan voor
werkgevers morele verplichtingen vastzitten, zie ook hiervoor het boek.
Verantwoordelijkheid voor werknemers bij baanonzekerheid en ontslag
Werkgevers hebben een verantwoordelijkheid om te helpen negatieve effecten van
baanonzekerheid terug te dringen. Daarbij is het allereerst van belang dat managers zich realiseren
wat de belangrijkste morele rechten van werknemers zijn bij ingrijpende reorganisaties.
Een belangrijk moreel recht van werknemers bij organisatieveranderingen is het recht op vrijheid.
Om zijn vrijheid tot het maken van keuzes bij een op handen zijnde organisatieverandering uit te
oefenen, heeft de werknemer de behoefte aan twee zaken: informatie over de verandering en
mogelijkheden tot participatie in de besluitvorming.
Verwerkingsfasen van rouw/verdriet:
1.
2.
3.
4.
5.
Geschoktheid;
Ontkenning;
Angst;
Depressie;
Acceptatie.
Opvallend is dat er wereldwijd twee manieren lijken te zijn waarop bedrijven naar hun mensen
kijken. De grootste groep bedrijven lijkt medewerkers vooral te zien als kostenpost, die zo klein
mogelijk moet worden gemaakt. De andere, veel kleinere groep, ziet medewerkers als een ‘asset’,
die moeten worden ontwikkeld. Daarnaast leggen bedrijven nog steeds weinig verband tussen hun
langetermijnstrategieën en herstructurering. Veel bedrijven denken vooral op de korte termijn. Tot
slot blijkt dat inkrimping lang niet altijd oplevert wat men ervan verwacht.
Aanbevolen instrumenten en aanbevelingen indien bedrijfsinkrimping noodzakelijk is, zijn in het
boek terug te vinden.
De ILO wijst erop dat zorg voor het begeleiden van ontslagen werknemers bij bedrijfsinkrimping niet
alleen een verantwoordelijkheid is voor het management. De overheid heeft hier een belangrijke
complementaire taak.
Ethiek organiseren
Strategieën gericht op verantwoord handelen door medewerkers
Strategieën om sturing te geven aan het verantwoord handelen door medewerkers:
1. Nalevingsstrategie:
organisaties richten zich op het naleven van specifieke stelsels van normen die van
toepassing zijn op het dagelijks handelen in en door de organisatie. Beoogt wordt het
normconform handelen te bevorderen door het vergroten van het toezicht op en de interne
beheersing van het handelen van managers en medewerkers. Om de naleving van de norm
te bevorderen worden overtreders gestraft. De focus ligt op het bevorderen van passieve
verantwoordelijkheid.
2. Stimuleringstrategie:
legt de nadruk op de bereidheid en bekwaamheid van medewerkers om zelf te bepalen wat
verantwoord handelen is, binnen door de organisatie en de functie gegeven kaders. De
nadruk ligt niet op het naleven van strakke regels, maar op het zorgvuldig maken van morele
afwegingen.
Veel bedrijven hanteren een mix van beide strategieën. Met de resultaten van het onderzoek in de
hand adviseren de onderzoekers, meer dan nu vaak het geval is, het accent te leggen op een
stimuleringsstrategie. Naleven waar nodig, stimuleren waar mogelijk!
Basiswaarden:
zeggen iets over de wijze waarop een organisatie invulling wenst te geven aan de missie en de
doelstellingen van de organisatie.
Gedragscodes
Om richting te geven aan het handelen in en door een organisatie formuleren steeds meer
ondernemingen, overheidsorganisaties en not-for-profit-organisaties gedragscodes.
Gedragscode:
een stelsel van uitspraken, waarmee een organisatie aangeeft welk gedrag haar leden geacht
worden te tonen in nader aangeduide situaties, en welke uitgangspunten de organisatie richtgevend
wil laten zijn bij het bepalen van beleid en bij het nemen van beslissingen.
Het bereik van de code legt vast op wie de waarden en gedragsregels betrekking hebben.
Een gedragscode is een communicatie- en beïnvloedingsinstrument. Met de code beoogt de
onderneming het handelen te beïnvloeden van allen die in een (in)directe gezagsverhouding tot de
organisatie staan, en daarover te communiceren.
Relevante aspecten voor de ontwikkeling van de gedragscode:
1. De functie van een code;
Mogelijke functies van de gedragscode zijn terug te vinden in het boek.
2. De verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de code;
De formele verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de code ligt bij de leiding van de
organisatie. Zinvol is het om naast de projectgroep een klankbordgroep in het leven te
roepen, waarin de belanghebbenden zijn vertegewoordigt. Ook voor het ontwikkelen van
een code geldt dat het nooit onverstandig is om bij de buren te kijken hoe zij een bepaald
vraagstuk hebben geregeld.
3. Het bereik van de code;
4. De aard van de bepalingen;
Sommige codes zijn vooral bedoeld om aan te zetten tot verantwoord denken en doen,
streefbepalingen. Grensbepalingen markeren vrij scherp het verschil tussen juist en onjuist,
tussen aanvaardbaar en onaanvaardbaar gedrag. Ook komt een mix van beide voor.
5. De onderwerpen van de code;
Ondernemingscodes vertonen ook gelijkenis in de manier waarop ze zijn opgebouwd,
onderdelen: een woord vooraf, ondernemingswaarden, aanduiding van de
belanghebbenden, gedragsaanwijzingen en nalevingsrichtlijnen.
6. Het scheppen van draagvlak;
Het is zaak om, zodra de code vaste vorm heeft gekregen, deze te presenteren aan zoveel
mogelijk betrokkenen en hen om commentaar te vragen. De bereidheid van mensen om een
code na te leven is afhankelijk van de mate waarin zij hun inzichten, gevoelens, opinies en
waarderingen aan de projectgroep hebben kunnen overbrengen (door ‘ons’ ontwikkeld).
Daarnaast vormt de check een systematische terugkoppeling op de adequaatheid, de
geïnfomeerdheid en de volledigheid van het door de projectgroep gepresenteerde
codevoorstel. Ook kan het systematisch betrekken van buitenstaanders leiden tot een
verbetering van de reputatie van de organisatie en tot een versterking van haar legitimiteit.
7. De formele vaststelling van de code.
Een goede code draagt een signatuur, in de dubbele betekenis van het woord.
Maatschappelijke verantwoording
Ervaring wijst uit dat het ontwikkelen, structureren en implementeren van de maatschappelijke
verantwoording strekt tot voordeel van de belanghebbenden.
Kernfunctie sociale audit is het reflecteren op de maatschappelijke en morele uitkomsten van het
handelen van een onderneming en de wijze waarop deze uitkomsten tot stand komen.
De term ‘ethisch’ wordt in de regel gebruikt als de specifieke vorm die zich richt op het vergroten
van het inzicht rondom morele waarden en beginselen en de realisering daarvan binnen de context
van een organisatie. De term ‘sociaal’ wordt veelal gebruikt voor die vormen die het verkrijgen van
inzicht in de relatie tussen een organisatie en haar concreet aanwijsbare belanghebbenden tot doel
hebben. De term ‘accounting’ heeft vooral betrekking op het verzamelen en bewerken van
informatie, inclusief de kwalitatieve en kwantitatieve neerslag daarvan in informatiesystemen. De
term ‘audit’ wordt gereserveerd voor het vaststellen of de verkregen informatie ook een getrouw
beeld geeft van de werkelijkheid tijdens de beschreven periode.
Maatschappelijke verantwoording vervult verschillende functies:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Managementfunctie;
Explicatiefunctie;
Verrijkingsfunctie;
Legitimatiefunctie;
Verbeterfunctie;
Empowermentfunctie.
Beginselen ontwikkelen sociale audit, zie boek.
Het zijn de belanghebbenden of hun representanten die uiteindelijk vaststellen of een organisatie
verantwoord handelt in het licht van haar maatschappelijk ‘licence to operate’. Om tot een oordeel
te komen dienen belanghebbenden over voldoende informatie aangaande het beleid en het
handelen van de organisatie te beschikken.
De ontwikkeling van het proces van accounting, auditing en rapportage is verlopen volgens een
verantwoordingscyclus/’audit cyclus’. Procesaanpak, fasen:
1.
2.
3.
4.
Planning;
Accounting;
Audit;
Rapportage.
In al deze fasen speelt de betrokkenheid van de belanghebbenden een voorname rol.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen en strategie
Maatschappelijk verantwoord ondernemen of winstmaximalisatie?
Friedmans kritiek op het maatschappelijk verantwoord ondernemen is vooral gebaseerd op twee
argumenten, zie hiervoor het boek.
Een manager is niet slechts de agent van de aandeelhouder-principaal, maar in feite van alle
belanghebbenden van de onderneming.
Kenmerken van het model van volledige mededinging:
1.
2.
3.
4.
5.
Er zijn vele kopers en aanbieders die geen van allen een omvangrijk marktaandeel hebben;
Er zijn geen toetredings- en uittredingsbarrières;
De verhandelde goederen of diensten zijn homogeen;
Er zijn geen externe kosten;
Er zijn geen externe partijen die de prijs, de hoeveelheden, of kwaliteit van de goederen die
verhandeld worden reguleren.
Daarnaast wordt in dit model een aantal veronderstellingen gedaan. Uit deze veronderstellingen
volgt dat bij volledige mededinging geen van de marktpartijen de mogelijkheid heeft om de prijs te
dicteren. Bovendien is deze prijs op lange termijn gelijk aan de kostprijs. Een producent kan het zich
niet veroorloven om vanwege bepaalde maatschappelijke verantwoordelijkheden additionele kosten
te maken die niet terugvloeien in de vorm van een betere prijs.
Volledige mededinging leidt tot de maximalisatie van het nut van kopers en aanbieders via een
efficiënte allocatie van middelen in een economie. Dit komt doordat aanbieders hun middelen zullen
investeren in die markten waar dat het meest lonend is. Daarnaast zijn ondernemingen gemotiveerd
om zo efficiënt mogelijk met hun middelen om te gaan, aangezien men anders duurder dreigt te
worden dan de concurrent. Tot slot realiseert de individuele consument de voor hem meest gunstige
behoeftebevrediging, gegeven het budget en gegeven de goederen die hem aangeboden worden.
Onder de voorwaarde van volledige mededinging verenigt de vrijemarkteconomie het eigenbelang
van de eigenaar van de onderneming met het algemene belang, bij een zo groot mogelijke welvaart.
Vrijheid is een belangrijke morele waarde en de vrije markt is dus bevorderlijk voor het recht op
vrijheid, opgevat als de afwezigheid van dwang.
In werkelijkheid is er vrijwel altijd sprake van onvolledige mededinging, aan de kenmerken van
volledige mededinging wordt niet voldaan.
In een situatie van onvolledige mededinging hebben ondernemers meer financiële ruimte om
maatschappelijke verantwoordelijkheden op zich te nemen die meer kosten dan ze opbrengen.
Behalve financiële speelruimte schept onvolledige mededinging ook manageriële speelruimte.
De druk van de concurrentie is een van de belangrijkste factoren die onethisch handelen in en door
ondernemingen motiveren.
Marktconforme strategieën voor maatschappelijk verantwoord ondernemen
De invulling die een onderneming aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid geeft, moet altijd
het resultaat zijn van een afweging tussen de verantwoordelijkheid voor haar continuïteit en haar
plichten ten opzichte van diverse belanghebbenden. De verantwoordelijkheid voor de continuïteit
van de onderneming heeft een groot moreel gewicht, omdat de belangen van de economische
belanghebbenden daarvan afhangen.
Factoren die bepalen hoe een onderneming haar verantwoordelijkheid het beste kan realiseren:
1. De intensiteit van de concurrentie;
De intensiteit van de concurrentie wordt bepaald door de mate van onderlinge afhankelijkheid
van ondernemingen binnen een bedrijfstak.
De volgende concurrentiekrachten kunnen onderscheid worden:
o
o
o
o
De concentratiegraad binnen de bedrijfstak.
De toegankelijkheid van de markt.
De samenwerkingsbereidheid van marktpartijen.
De onzekerheid van concurrenten over elkaars strategieën.
2. De sterkte van de morele verplichting;
3. De strategische voordelen van bepaalde vormen van maatschappelijk verantwoord
ondernemen.
Competitieve situaties:
1. Felle concurrentie;
2. Sterke concurrentie;
3. Zwakke concurrentie.
Morele strategieën bij felle concurrentie
Van felle concurrentie is sprake wanneer:
-
De concentratiegraad in een markt laag is;
De toegankelijkheid groot;
Er geen sprake is van samenwerking;
De strategische onzekerheid groot is.
De onderneming beschikt over een gering financieel draagvlak voor moreel wenselijke beslissingen
die meer kosten dan baten met zich meebrengen.
Het belang van bescherming van de reputatie van een onderneming bij het publiek wordt nogal eens
overschat. Ten eerste heeft niet elke onderneming een groot belang bij bescherming van haar
reputatie bij de consument. Een tweede kanttekening betreft de beperkte rationaliteit en
opofferingsgezindheid van de consument.
Principe van ethische verplaatsing:
wanneer een morele problematiek niet goed op een bepaald organisatieniveau kan worden
opgelost, de oplossing gezocht wordt op een hoger liggend niveau.
Een concurrentieneutrale oplossing is in het geval van felle concurrentie de aangewezen weg, omdat
de lasten van het naleven van bepaalde normen door alle deelnemers in de bedrijfstak gedragen
worden. Dit vereist wel dat de naleving van vastgestelde normen afgedwongen kan worden door
een effectief sanctioneringsysteem.
Strategieën bij sterke concurrentie
Van sterke concurrentie is sprake wanneer:
-
De concentratiegraad laag tot matig is;
De toegankelijkheid groot blijft, maar het effect van toetredingsdrempels niet onbeduidend
is;
Er sprake is van enige samenwerking tussen de concurrenten;
De strategische onzekerheid groot tot matig is.
De strategische speelruimte is aanmerkelijk groter dan bij felle concurrentie.
Legale wellevendheid is stap één op weg naar maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De bedoeling (en niet alleen de letter) van de wet als richtsnoer nemen van het
ondernemingsbeleid.
Een stap verder dan legale wellevendheid gaat het op systematische wijze beheren van de relatie
met de belanghebbenden bij de onderneming (stakeholdermanagement).
De idee achter maatschappelijke verantwoording is dat maatschappelijk verantwoord ondernemen
niet alleen vereist dat de onderneming een ethische code/mission statement vervaardigt, maar
tevens laat zien hoe je de daarin geformuleerde waarden en gedragsregels in de praktijk brengt.
De baten van stakeholdermanagement en maatschappelijke verantwoording vloeien op twee
manieren terug naar de onderneming: in de vorm van vertrouwen en in de vorm van reputatie.
Transactiekosten:
kosten die samenhangen met het opstellen en uitvoeren van een contract en het toezien op naleving
ervan, die mede het gevolg zijn van het risico van opportunistisch gedrag.
Corporate identity:
het karaker van een onderneming.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen begint bij de overtuiging dat dit ook de ethisch
wenselijke weg voor een onderneming is.
De strategie van ethische productdifferentiatie is bij uitstek geschikt voor ondernemingen die te
maken hebben met sterke concurrentie. Door hun product te differentiëren, kan het minder goed
worden vervangen door de producten van de concurrentie.
Maatschappelijke betrokkenheid:
met deze term worden meestal initiatieven van ondernemingen aangeduid die een positieve
betrokkenheid laten zien bij het welzijn van de samenleving als geheel/de lokale gemeenschap. Het
verschil met stakeholdermanagement is dat een onderneming niet alleen verantwoordelijkheid
neemt voor de manier waarop zij zelf haar belanghebbenden direct beïnvloedt, maar ook voor de
problemen van de samenleving als geheeld/lokale gemeenschap, ook wanneer zij die niet zelf
veroorzaakt heeft.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen:
ondernemerschap worde mede benut om een bijdrage te leveren aan de oplossing van
maatschappelijke vraagstukken.
Redenen waarom de actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven bij maatschappelijke problemen
wenselijk is:
1. Ondernemingen beschikken vaak over bijzondere hulpbronnen om een bepaalde
maatschappelijke bijdrage te leveren die gewone burgers niet hebben.
2. Het bedrijfsleven is indirect bij veel maatschappelijke problemen betrokken, omdat die het
eigen functioneren aangaan.
3. In toenemende mate wordt een beroep gedaan op de betrokkenheid van bedrijven, nu de
overheid zich terugtrekt uit bepaalde terreinen van het maatschappelijke leven.
Motieven voor maatschappelijke betrokkenheid laten zien dat bedrijven gericht zijn op winwinsituaties: het moet ook aantrekkelijk zijn voor de bedrijven zelf.
De projecten die onder de noemer maatschappelijke betrokkenheid vallen, vormen een volgende
stap in het maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen begint bij de kern van de ondernemingsactiviteiten en
kan van daaruit worden uitgebouwd naar de periferie van de onderneming.
Strategieën bij zwakke concurrentie
Er is sprake van zwakke concurrentie wanneer:
-
De concentratiegraad zeer hoog is;
De toegankelijkheid van de markt zeer gering is;
Er sprake is van samenwerking tussen de aanbieders die samen 90 % of meer van de markt
in handen hebben;
De strategische onzekerheid vrij gering is.
Ondernemingen zijn in staat om hoge prijzen voor hun producten te rekenen, vaak een veelvoud van
de prijzen die tot stand komen in een situatie van sterke concurrentie.
Ondernemingen in een situatie van zwakke concurrentie laten zich vaak weinig gelegen liggen aan
de wensen van de klant, omdat die toch nergens anders terecht kan.
De eerste strategie die zich aanbiedt, is een strategie van de overheid.
Voor ondernemingen die te maken hebben met zwakke concurrentie, komen twee strategieën in
aanmerking om vorm te geven aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid: legale
wellevendheid en maatschappelijke betrokkenheid.
Verantwoordelijkheid voor consumenten
Grondrechten van de consument (John F. Kennedy, Consumer Bill of Rights):
1.
2.
3.
4.
Het recht op veiligheid;
Het recht op informatie;
Het recht om te kiezen;
Het recht om te worden gehoord.
Productverantwoordelijkheid
Productaansprakelijkheid:
de verantwoordelijkheid van een producent voor de schade die wordt veroorzaakt door een
gebrekkig product dat door hem op de markt is gebracht.
Principe van redelijke zorg:
producenten hebben de morele verplichting om de consument te beschermen tegen alle risico’s die
de producent kan voorzien. Morele grondslag van dit beginsel is dat individuen de plicht hebben om
door hun handelingen geen schade toe te brengen aan anderen. Nadeel van het beginsel is dat het
paternalistisch is.
Twee grenzen aan productverantwoordelijkheid worden erkend:
1. Ontwikkelingsrisico;
2. Verantwoordelijkheid van de consument zelf.
Sociale kosten benadering:
producenten moeten altijd de schade van gebrekkige producten vergoeden, ook als hij alle
redelijkerwijs te vergen zorgvuldig heeft betracht. Bovendien moet de producent het
ontwikkelingsrisico dragen, in tegenstelling tot de theorie van redelijke zorg waar de consument het
ontwikkelingsrisico draagt.
Onderscheiding van kosten van een product binnen de sociale kosten benadering:
1. Interne kosten:
kosten die de producent betaald om het goed te produceren.
2. Externe kosten:
kosten van de productie die door anderen dan de producent worden gedragen.
Voordelen sociale kosten theorie:
-
De rechtszekerheid van de consument wordt vergroot;
Distributieve rechtvaardigheid wordt bevorderd;
De producent wordt aangespoord om optimale zorg aan zijn producten te besteden.
Nadelen sociale kosten theorie:
-
De consument wordt niet geprikkeld om zorgvuldig met producten om te gaan;
Het ontwikkelingsrisico voor de producent is nadelig voor de innovatie.
Risicoaansprakelijkheid is een algemeen juridisch beginsel. Het stelt dat iemand alleen al door het
risico dat hij schept, aansprakelijk is voor eventuele schade.
De consument die steeds dikker werd
Overgewicht is een risicofactor voor chronische ziekten. Naast een oorzaak van persoonlijk leed is
overgewicht ook een maatschappelijk probleem. Uiteindelijk ontstaat overgewicht door een
langdurig (klein) overschot op de individuele energiebalans. Het overschot op de energiebalans heeft
twee mogelijke oorzaken:
1. Te veel eten;
2. Te weinig bewegen.
Fysieke, economische en sociaal-culturele factoren, maar ook het aanbod en de aanprijzing van
energierijk voedsel kunnen bijdragen aan een obesogene omgeving waarin eten wordt gestimuleerd
en bewegen ontmoedigt.
Naast het voedingspatroon is het gebrek aan lichaamsbeweging een oorzaak van overgewicht.
Ruimtelijke factoren hebben een invloed op het bewegingspatroon.
In lagere sociaal-economische klassen komt meer overgewicht voor, verschillende oorzaken liggen
hieraan ten grondslag.
Om overgewicht een halte toe te roepen, moet in worden gezet op de verantwoordelijkheden van
alle betrokkenen. Om effectief gezamenlijk op te treden tegen het probleem van overgewicht zullen
de betrokken partijen meer bindende afspraken moeten maken.
Reclame en ethiek
Reclame:
iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten of denkbeelden.
Reclame kent twee wegen om het doel van verkoopbevordering te bereiken: het beïnvloeden van
overtuigingen van mensen omtrent producten (cognitieve beïnvloeding) en het beïnvloeden van hun
verlangens en emotionele beleving met betrekking tot producten (affectieve beïnvloeding). Een
belangrijk moreel uitgangspunt hierbij is dat reclame consumenten niet mag hinderen in het maken
van een autonome keuze. Een keuze is autonoom wanneer deze:
-
Met het volle verstand wordt gemaakt;
Is gebaseerd op een begrijpen van de situatie;
Vrij is van controlerende invloeden die de handeling determineren.
Hiermee wordt een minimum aangegeven: de autonomie van de consument dient in voldoende
mate gewaarborgd te blijven.
De invloed die een adverteerder uitoefent kan variëren van overtuiging tot dwang. Kenmerkend
voor dwang is dat er sprake is van een totaal controlerende invloed op de handeling, onder volledige
uitschakeling van de vrijheid van de desbetreffende persoon. Manipulatie bevindt zicht tussen
dwang en overtuiging in. Verschil is dat manipulatie iemands vrijheid niet geheel opheft; het gedrag
wordt niet volledig gedetermineerd. Van affectieve manipulatie is sprake wanneer zodanig wordt
ingespeeld op de emoties en de fantasie van de consument dat deze wordt gehinderd in een
rationele toetsing van de opgewekte verlangens.
Cognitieve beïnvloeding en misleidende reclame
Een advertentie is misleidend wanneer, expliciet of impliciet, wordt gepretendeerd dat een product
een bepaalde eigenschap bezit, terwijl deze eigenschap in het gebruik niet blijkt.
Affectieve beïnvloeding en verleidende reclame
Het is verkeerd om verlangens van mensen op zodanige wijze op te wekken of te veranderen dat zij
niet meer tot een vrije en rationele keuze in staat zijn.
De behoefte aan status en identiteit is een diep gewortelde menselijke behoefte.
Problemen met betrekking tot manipulatie doen zich vooral voor in de ‘target marketing’, waarbij
het commercieel aanbod precies wordt afgestemd op de bijzondere kenmerken van bepaalde
doelgroepen.
Soorten kwetsbaarheid van consumenten:
1. Cognitieve kwetsbaarheid;
Deze vorm van kwetsbaarheid doet zich vooral voor bij jonge kinderen. Voor de bescherming
van kinderen als reclamedoelgroep is het daarom van belang dat reclame duidelijk als
zodanig herkenbaar is.
2. Motivationele kwetsbaarheid;
Tieners zijn motivationeel kwetsbaar. Dat wil zeggen dat tieners in sterke mate om zich heen
kijken, naar elkaar en bepaalde identificatiefiguren, om erachter te komen wat de
mogelijkheden en grenzen zijn op het gebied van identiteit en gedrag.
3. Sociale kwetsbaarheid.
Sociaal kwetsbaar is een groeiende groep consumenten in westerse samenlevingen die
wordt gekenmerkt door lage inkomens, een laag onderwijsniveau en een naïef begrip van de
wereld om hen heen. Gesproken wordt van marktanalfabetisme om deze groep aan te
duiden.
Een lakmoesproef voor het vaststellen van manipulatie is Sens test van tweede-ordevoorkeuren:
voorkeuren ten aanzien van voorkeuren. Tweede-ordevoorkeuren beoordelen de inpasbaarheid van
verlangens binnen het geheel van iemands opvattingen over de wereld, zijn overkoepelende
levensplan en zijn zelfbeeld, en toetsen verlangens ook op eventuele schadelijke gevolgen. In hun
vermogen om tweede-ordevoorkeuren te formuleren beschikken consumenten over een middel tot
rationele beoordeling van de verlangens die reclame bij hen tracht op te wekken.
Aanstootgevende, choquerende en kwetsende reclame
Mensen ongevraagd blootstellen aan schokeffecten is moreel problematisch. Het is een inbreuk op
de vrijheid van mensen en getuigt van weinig respect voor de menselijke persoon.
Om op te vallen zoeken reclamemakers naar nieuwe gebieden in het bewustzijn van mensen, die
nog niet eerder door de reclame zijn betreden. Wie het aandurft om een controversiële advertentie
uit te brengen, heeft kans dat zijn boodschap onderwerp wordt van een levendige discussie.
Reclame wordt ‘nieuws’. Al deze aandacht is gratis reclame voor het geadverteerde merk/product.
Reclame kan mensen kwetsen door discriminerende of beledigende uitlatingen of voorstellingen
over bepaalde groepen.
Omdat adverteerders slechts kunnen rekenen op kortstondige en oppervlakkige aandacht, ontkomt
reclame niet aan stereotyperingen. Deze kunnen schadelijk zijn door de indruk te wekken dat deze
karakteristieke eigenschap in belangrijke mate kenmerkend is voor alle leden van een bepaalde
groep, in plaats van slechts een constructie om makkelijker te communiceren. Vaak worden
stereotyperingen gebruikt om advertenties humoristisch te maken, maar zo ontstaat soms
kleinering.
Reclame en cultuur
Reclame is erop gericht om de consumptie van materiële goederen te bevorderen. Reclame doet dit
onder andere door associaties te leggen tussen een gelukkig en geslaagd leven en de consumptie
van bepaalde producten: associatieve reclame.
Behoeftepatroon, Maslow:
1.
2.
3.
4.
5.
Lichamelijke behoeften.
Behoeften aan veiligheid.
Behoefte aan sociale acceptatie.
Behoefte aan waardering.
Behoefte aan zelfactualisatie.
Elk volgende behoefte ontstaat pas als het vorige niveau vervuld is.
Een materialistische samenleving wordt vooral gekenmerkt door het grote belang dat wordt gehecht
aan waarden op lagere niveaus. In een postmaterialistische samenleving staan vooral de hogere
behoeften centraal. De ontwikkeling naar een postmaterialistische samenleving wordt vooral gewijd
een aan toegenomen welvaart.
Reclame kan ook op een positieve manier bijdragen aan de cultuur. Reclame brengt beelden en
verhalen in omloop waarin normen, waarden en emoties tot uitdrukking komen. De cultuur wordt
pluriformer. Reclame heeft een tweetal culturele functies waardoor zij kan bijdragen aan het
exploreren van deze nieuwe vragen op het terrein van zingeving. Reclame heeft ten eerste een
oriënterende en inspirerende functie: reclame kan nieuwe symbolen, waarden, normen en idealen
in circulatie brengen. Ten tweede heeft reclame een representatieve en identificerende functie:
door selectieve accentueringen en weglatingen definieert reclame wat gewoon is in de cultuur.
Verantwoordelijkheid voor natuur en milieu
Fasen in het natuurbeheer
In milieuproblematiek/-beleid kunnen de volgende fasen worden onderscheiden:
1.
2.
3.
4.
Saneren;
Voorkomen;
Herontwerpen;
Voorzorgen.
Kenmerkend voor deze fase is de dramatische toename in complexiteit. De manier waarop
we nu omgaan met grondstoffen, natuur en milieu zal bepalend zijn voor de manier waarop
de mensen over vijftig jaar op deze planeet moeten leven. Het voorzorgsbeginsel speelt een
grote rol. Dit beginsel stelt dat we niet kunnen wachten op volledige wetenschappelijke
zekerheid alvorens maatregelen te nemen, want dan is het waarschijnlijk te laat.
In elke fase neemt het besef van de complexiteit en omvattendheid van de milieuproblematiek toe.
Milieu en eigenbelang
Basisregels voor een verantwoord beheer van de natuur, Daly:
1. Voor vernieuwbare bronnen is de duurzame onttrekking maximaal de regeneratieve
capaciteit van deze bronnen.
2. Voor niet vernieuwbare bronnen is de duurzame onttrekking maximaal de mate waarin er
substituten voor deze bronnen worden gevonden in de vorm van duurzaam geëxploiteerde
vernieuwbare bronnen.
3. Voor vervuiling is de duurzame emissiehoeveelheid maximaal de mate waarin de
vervuilende stof door de natuur kan worden gerecycled, geadsorbeerd of anderszins
onschadelijk gemaakt.
Wanneer mensen zich aan deze uitgangspunten houden, zijn er geen milieuproblemen.
Welbegrepen eigenbelang moet ons doen inzien dat milieubehoud uiteindelijk gelijk is aan
zelfbehoud. Helaas is eigenbelang ook de belangrijkste oorzaak van de aantasting van het milieu.
Doelen van milieubeleid
Om te voldoen aan de basisregels voor een verantwoord beheer van de natuur, is een ontkoppeling
vereist van de groei van de economie en de toename van de milieudruk: economische groei zal
gepaard moeten gaan met een afname van milieubeslag.
Milieumanagement:
houdt zich bezig met alle technische en organisatorische activiteiten die zich richten op het
terugdringen van de milieubelasting door de bedrijfsvoering.
Gesteld wordt dat de veranderingsprocessen voor bedrijven ingrijpender zijn naarmate de
uitdagingen op milieugebied groter worden.
Eerste-ordeveranderingen introduceren nieuwe technologie in het bedrijf, maar laat de structuren
van en waarden van het bedrijf onverlet. Tweede-ordeveranderingen behelzen ook aanpassing van
organisatiestructuren, systemen, doelen en waarden binnen het bedrijf. Derde-ordeveranderingen
zijn gericht op het bereiken van excellentie op milieugebied.
Voor continue verbeteringsprocessen zullen bedrijven strategische keuzen moeten maken ten
aanzien van product- en procesinnovaties, van ‘fit’ naar ‘stretch’-doelstellingen. In plaats van
defensief of volgzaam te zoeken naar een juiste fit tussen de eigen bedrijfsvoering en externe
milieudoelstellingen, zullen bedrijven zelf ambitieuze doelstellingen moeten formuleren en zo
opzettelijke ‘misfits’ moeten creëren tussen geformuleerde ambities en beschikbare middelen.
Motieven die bedrijven zouden kunnen bewegen om grote stappen op milieugebied te zetten:
1. Het samengaan van verhoging van de eco-efficiëntieverhoging en marktkansen;
2. De cultuur van de onderneming;
3. De druk van de maatschappelijke omgeving om milieumaatregelen te nemen.
De beperkte stuurkracht van de overheid en de markt
De samenleving beschikt over twee instrumenten om het milieugedrag van ondernemingen in een
gewenste richting te sturen: de wet- en regelgeving en de overheid + de markt, middels het
milieubewuste koopgedrag van consumenten.
Directe regulering:
het door de wetgever opleggen van voorschriften die direct betrekking hebben op het milieugedrag,
gekoppeld aan sancties.
-
Doelvoorschriften;
Middelenvoorschriften.
Nadeel is dat bedrijven niet worden geprikkeld tot een verdere reductie van milieubelasting dan de
voorschriften of doelen aangeven. Daarnaast kunnen voorschriften leiden tot verzet van de kant van
ondernemingen. Ook zijn er voor de overheid hoge kosten verbonden aan het monitoren en
handhaven van al haar doel- en middelenvoorschriften.
Indirecte regulering:
ondernemingen zelf zijn vrij om te kiezen hoeveel zij vervuilen, tegen de heffing die daarvoor geldt.
De grens van indirecte regulering komt in zicht wanneer de marginale kosten van de emissiereductie
gelijk zijn aan de kosten van de heffing.
Daarnaast kan de overheid het milieugedrag van bedrijven sturen middels subsidies en fiscale
voordelen.
Milieubewust consumeren zet de consument voor een klassiek collective goods probleem. Een van
de kenmerken van collectieve goederen is dat je mensen er niet van kunt uitsluiten. Je kunt
profiteren van het feit dat andere consumenten milieuvriendelijke producten kopen zonder zelf mee
te doen. Denkt iedereen zo, dan wordt de milieuwinst niet bereikt. Daarnaast wordt de
milieubewuste consument gehinderd door een informatieprobleem.
Essentieel is een kern van eigen morele verantwoordelijkheid van ondernemingen ten aanzien van
het milieu.
Zelfbesturing van bedrijven
Zelfregulering:
-
-
Individuele zelfregulering:
een onderneming kan eigen, vrijwillige initiatieven nemen om haar milieuprestaties te
verbeteren.
Collectieve zelfregulering:
heeft betrekking op alle onderlinge afspraken tussen partijen die gericht zijn op terugdringen
van de milieuaantasting.
Milieuconvenant:
een vrijwillige, maar bindende afspraak tussen de overheid en een bedrijfstak over
milieudoelstellingen.
Voordeel hiervan is dat bedrijven zelf initiatieven kunnen nemen en dat ze een grotere
invloed hebben op de besluitvorming dan bij wetgeving het geval zou zijn. Convenanten
blijken vaak te leiden tot resultaten die beter zijn dan hetgeen wordt bereikt door
regulering. Convenanten zijn een vorm van onderhandelen.
Een collectieve verantwoordelijkheid voor duurzaamheid
Het voorstel van een maatschappelijk beraad over onzekere beslissingen inzake milieu en
technologie wordt aangeduid als een ‘nieuwe derde arena van maatschappelijke
conflictbeslechting’, naast markt en politiek.
Derde arena:
gespecialiseerd in een langetermijnplanning, die mogelijk over een generatie heen reikt en
bovendien niet telkens onderwerp wordt van politieke compromissen en partijpolitieke bijstellingen.
De ontwikkeling naar vormen van maatschappelijke conflictbeslechting vraagt om een omkering in
het moreel zelfbewustzijn van burgers.
Superoptimalisatie:
het proces waarin nieuwe partners gezamenlijk nieuwe kansen ontwikkelen. Inzet hiervan is het
verbreden van de ecologische beleidsarena, zodat niet alleen economische belangen daarvan deel
uitmaken, maar alle relevante maatschappelijke belangengroepen in overleg worden betrokken.
Omgaan met corruptie en geschenken
Corruptie een wereldwijd probleem
Corruptie is een van de grootste hinderpalen voor economische groei en ontwikkeling in de wereld.
Corruptie:
een vorm van fraude, waarbij de vertrouwensschending vooral betrekking heeft op het correct
nemen van beslissingen.
Moreel onjuist en verboden
Corruptie moet worden afgekeurd op grond van verschillende morele principes. Corruptie
vermindert het maatschappelijk nut, het leidt tot onrechtvaardige verhoudingen en het tast
individuele rechten van mensen aan.
Steekpenningen leiden tot maatschappelijke kosten van andere dan economische aard. In Nederland
is het betalen van steekpenningen nog steeds fiscaal aftrekbaar, zolang het niet tot een
strafrechtelijke veroordeling van betaling is gekomen.
Omkoping, afpersing, smeergeld of een geschenk?
Omkoping:
de betaling wordt aangeboden met de bedoeling om een voorkeursbehandeling te krijgen.
Steekpenning:
het geld dat bij een omkoping gemoeid gaat.
Steekpenningen aanemen is moreel verkeerd, omdat het een schending van vertrouwen inhoudt.
Afpersing:
een betaling wordt gevraagd door een functionaris, met als (impliciete) dreiging dat schade zal
worden toegebracht bij het uitblijven van een betaling. Het initiatief ligt hier bij de ontvanger.
Naarmate de sanctie waarmee gedreigd wordt groter is, is het toegeven aan afpersing iemand
moreel minder zwaar aan te rekenen.
Smeergeld:
een milde vorm van afpersing waarbij gevraagd wordt om relatief kleine bedragen door ambtenaren
voor het verrichten van activiteiten die eigenlijk behoren tot normale functie-uitoefening, dan wel
voor het achterwege laten van hinderlijke activiteiten die daar niet toe behoren.
De logica achter het uitwisselen van geschenken heeft steeds te maken met het ontwikkelen van
relaties, waarbij geschenken twee functies kunnen hebben. Een eerste culturele functie van
geschenken hangt samen met het probleem dat men geen zaken kan doen met mensen die men niet
vertrouwt. Vertrouwen moet eerst worden opgebouwd, door het aangaan van een relatie. Een
andere culturele functie is het bestendingen van relaties in de tijd. Geschenken horen in veel
culturen bij sociale relaties, dus ook bij sociale relaties die te maken hebben met het zakendoen.
Door zichzelf de juiste vragen te stellen, kan de medewerker zelf beslissen of een geschenk
aanvaardbaar is. Hierbij wordt gedoelt op vragen op een drietal niveaus:
1. Eerste-ordevragen:
vragen over feiten, intenties, consequenties, waarden en handelingsalternatieven.
2. Tweede-ordevragen:
vragen over aannames en vooronderstellingen.
3. Derde-ordevragen:
hebben betrekking op de rechtvaardigingen die worden gegeven in de discussie over
geschenken en corruptie.
Wat kunnen bedrijven doen tegen corruptie
In gedragscodes van bedrijven wordt vaak uitdrukkelijk gesteld dat het bedrijf op geen enkele wijze
betrokken wenst te zijn bij corruptie en wordt het betalen of aannemen van steekpenningen aan de
medewerkers verboden. Tevens heeft het Ministerie van Economische Zaken een lijst van
maatregelen opgesteld voor een bedrijf dat planmatig werk wil maken van het tegengaan van
corruptie, zie hiervoor het boek.
Ethiek en internationaal zaken doen
Westerse bedrijven en ontwikkelingslanden
Basiskenmerken van ontwikkelingslanden:
1. Een zwak ontwikkeld bestuur;
2. Het nationale welvaartsniveau is aanzienlijk lager dan het West-Europese niveau.
Kapitaal en kennis gebracht door buitenlandse bedrijven, kunnen een bijdrage leveren aan
economische groei in ontwikkelingslanden.
Multinationals:
bedrijven die directe investeringen doen en dus fysiek aanwezig zijn in meer dan één land.
Economische uitwisseling mag niet alleen ten goede komen aan het rijke land, maar moet ook het
arme land beter maken. Westerse bedrijven die zaken doen in ontwikkelingslanden komen de
volgende morele dilemma’s tegen:
-
-
Dilemma’s die te maken hebben met het mogelijk misbruik maken van onderontwikkeling;
Omdat het overheidstoezicht in ontwikkelingslanden vaak slecht is, hebben (westerse)
bedrijven in deze landen een grote vrijheid. Dit kan resulteren in schade aan de directe
belangenhebbenden, de lokale overheid en aan het lokale bedrijfsleven. Het ontbreken van
een degelijk bestuur kan ook betekenen dat de overheid weliswaar krachtig ingrijpt, maar
dat dit op ondemoctratische wijze gebeurt.
Dilemma’s rondom het streven juist een bijdrage te leveren aan ontwikkeling.
Het is lastig voor de leiding van een bedrijf om vast te stellen hoeveel bedrijfsmiddelen er
mogen worden ingezet voor goede doelen. Een probleem is dat nooit exact kan worden
vastgesteld in hoeverre een goed doel ook echt het bedrijfsbelang dient. Een ander type
probleem heeft betrekking op de vraag of bedrijven taken mogen uitvoeren die doorgaans
bij de overheid liggen.
Zakendoen in andere culturen
Cultureel relativisme:
wat moreel juist/onjuist is in de ene cultuur, hoeft niet moreel juist/onjuist te zijn in een andere
cultuur.
De cultureel relativist stelt dat de geldigheid van morele normen is beperkt tot de cultuur die deze
normen feitelijk kent. Sommige cultuur relativisten stellen verder dat universele, door alle mensen
onderschreven morele normen niet bestaan.
De cultuur legt kaders vast waarbinnen mensen situaties definiëren, onderlinge verhoudingen
bepalen en onderscheid maken tussen mooi en lelijk, belangrijk en onbelangrijk, goed en kwaad. Er
blijkt in de wereld een grote diversiteit aan culturele kaders te bestaan.
Nationale culturen verschillen vooral op de volgende dimensies, Hofstede:
1.
2.
3.
4.
Machtafstand;
Collectivisme vs individualisme;
Femininiteit vs masculiniteit;
Onzekerheidsvermijding.
Dimensies van cultuurverschillen, Tompenaars:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Universalisme vs particularisme;
Collectivisme vs individualisme;
Neutraal vs emotioneel;
Diffuus vs specifiek;
Prestatie vs toeschrijving;
Lineaire vs cyclische tijdsbeleving;
Interne vs externe attributie.
Dat de beoordeling van goed en kwaad is gebonden aan de culturele kaders en dat deze kaders
onderling verschillen, is een belangrijk argument voor het cultureel relativisme. Mensen kunnen
goed en kwaad alleen beoordelen binnen de kaders van hun cultuur. Deze kaders verschillen.
Van een aantal morele normen kan worden vastgesteld dat zij universeel, in alle culturen worden
onderschreven.
Een cultureel relativist kan ook geen vooruitgang in de tijd aanwijzen.
Cultuur determinisme:
culturen worden voorgesteld als homogene, gesloten en statische systemen, die de morele
opvattingen van mensen volledig determineren.
Om te beginnen zijn culteren niet homogeen en daarnaast niet gesloten.
Onderneming en mensenrechten
Horizontale werking van mensenrechten, de onderlinge betrekkingen tussen mensen. Verticale
werking van mensenrechten, in de relatie tussen overheden en burgers.
Redenen waarom ondernemingen zich in zouden zetten voor mensenrechten, zie hiervoor het boek.
De verantwoordelijkheid van ondernemingen inzake mensenrechten hangt af van de mate van
betrokkenheid van de onderneming en de invloed die de onderneming op de mensenrechtensituatie
heeft.
Wil een onderneming bij schendingen van mensenrechten betrokken zijn, dan moet er sprake zijn
van een causaal verband tussen het handelen van de onderneming en de schendingen. Soms wordt
gesteld dat ondernemingen helemaal geen zaken moeten doen met landen waar mensenrechten
worden geschonden. Dat is het andere uiterste, want het causaal verband lijkt hier helemaal zoek.
Ongewilde betrokkenheid kan van de volgende aard zijn:
-
De schenders van mensenrechten profiteren van de aanwezigheid van de onderneming;
De onderneming is ongewild betrokken bij mensenrechtschendingen.
De verantwoordelijkheid voor een situatie neemt toe met de invloed. Manieren waarop
ondernemingen invloed uit kunnen oefenen op mensenrechtensituaties:
1. De eigen operaties van de onderneming. In situaties waar een onderneming directe invloed
heeft over mensenrechten, draagt de onderneming volledige verantwoordelijkheid voor
mensenrechten.
2. De directe zakelijke omgeving van de onderneming. Wanneer een onderneming de situatie
niet direct controleert, maar er wel invloed op kan uitoefenen, heeft zij de
verantwoordelijkheid om deze invloed aan te wenden met het doel om bij te dragen aan het
bevorderen van mensenrechten, in samenwerking met anderen.
3. De wijdere politieke en culturele omgeving. Wanneer een onderneming geen directe
middelen heeft om te mensenrechtensituatie te beïnvloeden, resteert nog een
verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het bevorderen van een positief
mensenrechtenklimaat in een land.
De mensenrechtensituatie wordt niet altijd bepaald door de cultuur van dat land. Daarnaast zijn
culturen zelden homogeen en statisch, zodat een beroep op ‘cultuur’ vaak is gebaseerd op een
twijfelachtige generalisering. Ook moet men zich afvragen wie een bepaalde cultuur definieert.
Een theoretisch kader voor internationale bedrijfethiek
Gezocht wordt naar een moreel minimum waaraan een multionational zich dient te houden. Aan dit
moreel minimum wordt universele geldigheid toegekend. Het moreel minimum wordt met behulp
van het moreel recht gedefinieerd. Voor de tien morele basisrechten van iedere wereldburger, zie
boek.
Tegenstellingen tussen thuisnormen en uitnormen:
1. Type-1-tegenstellingen:
hebben betrekking op het feit dat andere economische en technologische omstandigheden
tot andere morele oordelen leiden.
2. Type-2-tegenstellingen:
het verschil tussen uitnormen en thuisnormen wordt veroorzaakt door culturele of politieke
verschillen.
Beleggers en de behoefte aan openheid en transpiratie
De groeiende belangstelling voor ethiek in de beleggingswereld
Niet-financiële informatie:
informatie over de sociale, maatschappelijke, ethische en milieuprestaties van ondernemingen.
Of een onderneming er snel bovenop komt in geval van een crisis is afhankelijk van directe factoren
en indirecte factoren. Directe factoren zijn de omvang van de finaciële schade als gevolg van de
gebeurtenis en de mate waarin slachtoffers zijn gevallen. Een indirecte factor is de betrokkenheid
van het management bij het ontstaan van de crisis respectievelijk bij het verder escaleren ervan.
Verschillende beleggers – verschillende informatiebehoeften
Beleggers die om financiële redenen geïnteresseerd zijn in sociale, maatschappelijke en
milieuinformatie, gebruiken deze informatie primair om een beter beeld te krijgen van de
belegginsrisico’s die zij lopen. Anders dan bij financieel georiënteerde beleggers gaat het bij moreel
georiënteerde beleggers niet primair of uitsluitend om de financiële implicaties van de ongewenste
gedragingen of activiteiten van de onderneming. Het gaat hen ook om het ongewenste karakter van
uiteenlopende gedragingen en activiteiten.
Als het gaat om de wijze waarop morele beleggers kijken naar vraagstukken, kunnen zijn in de twee
categorieën worden onderverdeeld:
1. Beleggers voor wie het voldoen aan een van tevoren gespecificeerd criterium een voldoende
reden is voor uitsluiting van de onderneming uit het universum.
2. Beleggers voor wie bepalend is welke maatregelen een onderneming neemt om
betrokkenheid nu en in de toekomst te voorkomen of te beperken.
De ontwikkeling van verantwoord beleggen
Waren fondsen aanvankelijk nog vooral ethisch georiënteerd, in een later stadium ontwikkelden zij
zich tot zogenaamde duurzame belegginsfondsen, waarbij naast ethische ook maatschappelijke,
ecologische en soms bestuurlijke aspecten werden meegewogen.
Beleggers kozen niet langer voor het uitsluiten van bedrijven die niet voldeden aan absolute criteria,
maar hanteerden een best-in-class benadering. Daarbij worden ondernemingen ondeling vergeleken
op hun prestaties op sociaal, ethisch, bestuurlijk en milieugebied. Een variant op deze strategie is de
worst-in-class benadering. In dit geval worden niet de besten onder hun gelijken uitverkoren om
opgenomen te worden in een belegginsuniversum/-portefeuille, maar worden de slechts
presterende bedrijven gemeden.
Shareholder engagement:
het beïnvloeden van het beleid van ondernemingen, overheden en multilaterale organisaties uit
hoofde van de positie als belegger en de rechten die daaruit voortvloeien.
Download