De Naamloze Vennootschap

advertisement
De Naamloze
Vennootschap:
Naam:
Klas:
Docent:
Rick Hendriks
V6A
Mr. Dollenkamp
Hfst 1: De Naamloze Vennootschap:
§1.1: Inleiding:
Het hebben van aandelen van een NV heeft rechten en plichten:
 Je bent mede-eigenaar en hebt daarom stemrecht op de algemene vergadering
van aandeelhouders die minimaal één keer per jaar wordt gehouden.
 Je bent aansprakelijk tot het bedrag van de aandelen die je bezit.
 Je hebt recht op een deel van de winst, dat wordt uitgekeerd in dividend.
§1.2: Effectenbeurs:
Effecten zijn waardepapieren. We kennen 2 varianten:
 obligaties:
Een bewijs van een lening aan een bedrijf. Na de looptijd krijg
je het bedrag terug en onafhankelijk van de winst van het
bedrijf, ontvang je altijd rente.
 aandelen:
Een bewijs van een permanente investering in een bedrijf
waarbij je afhankelijk van de winst dividend krijgt
uitgekeerd. Met aandelen kun je:
 speculeren:
het kopen en verkopen van aandelen op korte
termijn om geld te verdienen.
 beleggen:
aandelen kopen en behouden om op langer
termijn dividend te ontvangen.
De waarde van de aandelen wordt bepaald door vraag en aanbod. Wat iemand voor een
aandeel wil betalen, word bepaald door drie factoren:
- Hoogte winst- en omzetverwachting.
- Hoogte dividenduitkering.
- Algemene economische en politieke verwachtingen (bijvoorbeeld een
voorspelde recessie of wetswijzigingen).
§1.3: Vermogensmarkt:
De vermogensmarkt is het geheel van vraag en aanbod naar vermogen, ter verdelen in:
 de geldmarkt:
hier wordt vermogen uitgeleend voor maximaal 1 jaar.
 de kapitaalmarkt:
hier wordt vermogen uitgeleend voor langer dan 1 jaar:
o openbare kapitaalmarkt:
één geldnemer en vele geldgevers,
zoals bij obligaties en aandelen.
o onderhandse kapitaalmarkt:
één geldnemer en één geldgever,
zoals bij bankleningen. Hierbij
wordt er vaak onderhandeld over
looptijd, rente etc.
De aanbieders op de vermogensmarkt zijn:
- gezinnen:
Gezinnen besparen geld. Dat kan vrijwillig bij de bank,
die het geld uitleent aan de vragers van vermogen.
Beleggen is ook een vorm van sparen. Het kan ook
verplicht zijn, bij institutionele beleggers.
- Institutionele beleggers: Dat zijn de pensioenfondsen, levensverzekeringsmaatschappijen en sociale fondsen.
- ondernemingen
- de overheid
Diezelfde groepen kunnen ook de vragers op de vermogensmarkt zijn.
§1.4: Oprichting & Beeindiging van een NV:
De oprichting van een NV gaat als volgt:
≈ notariële akte van de oprichting, met daarin:
o Namen van de oprichters.
o Statuten van de nv: naam, plaats, doel, bedrag maatschappelijk
kapitaal, aantal aandelen, nominale waarde aandelen.
o Het aantal aandelen dat elk van oprichters heeft.
o Benoeming van de eerst directieleden.
≈ ministeriële verklaring van geen bezwaar, die moet voldoen aan de eisen:
a. De NV mag niet gebruikt worden voor ongeoorloofde doeleinden of voor
ernstige benadeling van de schuldeisers.
b. De oprichters moeten voor minstens 20% deelnemen in het
maatschappelijk vermogen.
c. De akte van oprichting mag niet in strijd zijn met de openbare orde of
de goede zaken.
Daarna wordt er ingeschreven bij het handelsregister bij de Kamer van Koophandel.
Als een bedrijven zijn betalingen niet meer kan nakomen wordt surseance aangevraagd;
toestemming van de rechter om binnen enkele weken / maanden te zorgen dat de
betalingen kunnen worden voldaan. Als dat niet lukt, stelt de rechter een curator aan die
het bedrijf probeert te verkopen, als het kan met personeel en al. Als ook dat niet lukt
wordt de inboedel verkocht en van dat geld worden schuldeisers terugbetaald, de
aandeelhouders komen daarbij al aller laatste.
§1.5: De leiding van een NV:
Het bestuur van de NV is altijd in handen van de directie, ook wel het bestuur genoemd.
De taken van de directie zijn:
- De dagelijkse leiding.
- Het optreden namens de NV.
- Het beheren van het vermogen.
- Het bijeenroepen en leiden van de algemene vergadering van aandeelhouders.
- Het opstellen van de jaarrekening, bestaande uit:
o Een balans
o De verlies- en winstrekening
o Een toelichting daarop
Wanneer een NV meer dan 100 werknemers heeft en een eigen vermogen van meer dan
€10.000.000,- zijn zij verplicht een raad van commissarissen te hebben. Zij zorgen voor:
- vaststellen van de jaarrekening
- benoemen en ontslaan van de directie
- goedkeuren of afwijzen van voorstellen over fusie, aandelenuitgifte en
massaontslag.
Als er meer dan 50 werknemers zijn heb je ook nog te maken met een ondernemingsraad:
- Overlegrecht: de werkgever moet overleggen over de gang van zaken.
- Adviesrecht: wanneer er veranderingen komen in het uitvoeren van het werk.
- Instemmingsrecht: geldt alleen op besluiten op sociaal gebied
- Informatierecht: de ondernemingsraad moet alle informatie krijgen om zijn
taak goed uit te kunnen voeren.
- Initiatiefrecht: het ondernemingsraad mag zelf zaken aan de orde stellen.
- Vetorecht: een veto bij de benoeming van een nieuwe commissaris.
Het bestuur is altijd verantwoording schuldig aan de Algemene Ledenvergadering. De
uiteindelijke zeggenschap ligt dus uiteindelijk bij de aandeelhouders. De rechten die in de
vergadering liggen zijn:
 De vaststelling van de jaarrekening.
 Het benoemen van een registeraccountant die de jaarrekening controleert.
 Het benoemen en het ontslaan van de directie.
 Het wijzigingen van de statuten.
 Het ontbinden van de NV.
Vaak hebben beslist maar een klein aantal van de aandeelhouders over de zeggenschap,
omdat kleine aandeelhouders vaak niet naar de vergadering komen. Om de zeggenschap
bij een kleine groep mensen te houden, zijn er ook een aantal constructies:
- In de statuten kan staan dat bepaalde rechten alleen gelden voor
aandeelhouders met een prioriteitsaandeel. De prioriteitsaandelen liggen dan
vaak bij de oprichters.
- Er kan een administratiekantoor worden ingeschakeld. Alle aandelen worden
dan aan één kantoor verkocht. Zij verkopen van die bedrijven weer
certificaten: duplicaataandelen die wel recht geven op dividend, maar niet op
zeggenschap. De zeggenschap blijft bij het kantoor.
§1.6: Voor- en Nadelen van de NV als rechtsvorm:
De aandeelhouders van een NV zijn beperkt aansprakelijk: men kan bij faillissement
niet meer verliezen dan het zakelijk vermogen, de waarde van zijn aandelen. Dit is een
voordeel ten opzichte van een Eenmanszaak waarbij de eigenaar volledig
aansprakelijk is en de Vof waarbij de eigenaren hoofdelijk aansprakelijk zijn:
volledig aansprakelijk wanneer de eigenaar schuldig is aan het faillissement.
De leiding en eigendom zijn van elkaar gescheiden bij een NV, wat niet zo is bij een
Eenmanszaak of een Vof. De aandeelhouders hoeven niet in de directie te zitten.
De financiering van een VN gaat veel gemakkelijker, omdat geldschieters hun geld bij
problemen nog relatief gemakkelijk terug kunnen krijgen door het grote eigen vermogen
dat een NV heeft.
NV’s hebben in tegen stelling tot de Eenmanszaak en de Vof wel een publicatieplicht. De
publicatieplicht is echter wel kleiner bij hele kleine NV’s.
De continuïteit van een NV is erg groot, omdat de NV zelf een rechtspersoon is. Bij de
eenmanszaak en de Vof waren de eigenaren de rechtspersoon, niet de onderneming zelf.
Dit betekent dat het voortbestaan van een NV niet afhankelijk is van het leven van één of
enkele personen.
Er zitten ook grote fiscale verschillen tussen de NV en BV tegenover de andere
rechtsvormen. De NV en BV hebben niet te maken met venootschapsbelasting, die
bedraagt maximaal 25,5%. Als de winst wordt uitgekeerd als dividend wordt er nog eens
25% belasting geheven. De NV en BV hebben ook recht zelfstandigenaftrek van de
belasting.
§1.7: De Besloten Vennootschap:
Een BV, een Besloten Vennootschap, lijkt erg veel op een NV. Het verschil zit in de
aandelen. De aandelen van een BV staan op naam. Ze zijn niet verhandelbaar op een
beurs en hebben dan ook geen koers. De aandelen kunnen alleen verkocht worden met
toestemming van de directie.
De groep aandeelhouders is vaak kleiner dan bij een NV. Dit betekent dat er een kleiner
vermogen in het bedrijf omgaat en dat de financiering daarom iets moeilijker gaat dan bij
een NV. Het kleine aantal aandelen die op naam staan, betekent ook dat de continuïteit
van een BV moeilijker is dan bij een NV.
§1.8: Soorten aandelen:
De soorten aandelen die we kennen, zijn:
- De gewone aandelen.
- De preferente aandelen: aandelen met een voorkeursbehandeling. Dat kan op
drie manieren gebeuren:
 preferentie met betrekking tot de uitkering van dividend:
De aandeelhouders krijgen een vast percentage dividend. Als de dividend op
normale aandelen hoger uitvalt dan het percentage, wordt er niets extra
uitgekeerd. Wel krijgen zij een voorkeursbehandeling, dat zij meer zekerheid
hebben van uitkering omdat zij voorrang krijgen bij de dividenduitkering op
normale aandelen.
Bij preferente winstdelende aandelen wordt ook de overwinst nog over
hen verdeeld, dat is de winst die overblijft na uitkering van het dividend aan
preferente en gewone aandelen.
Bij cumulatief preferente aandelen is er nog meer zekerheid. Als de
nettowinst te laag is om aan alle preferente aandelen dividend uit te keren,
krijgen die aandeelhouders het deel dat ze hebben misgelopen het jaar erop.
 preferentie bij de liquidatie van de nv:
Bij liquidatie worden eerst alle schuldeiser betaald, daarna pas de
aandeelhouders als er iets over mocht blijven. Van de aandeelhouders
ontvangen de preferente aandeelhouders als eerste geld.
 preferentie met betrekking tot de zeggenschap:
Preferente aandelen geven recht op het benoemen van de directie en de Raad
van Commissarissen.
- Oprichtersbewijzen: Niet-verhandelbare aandelen voor bewezen diensten aan de
onderneming. Ze geven geen medezeggenschap, alleen recht op dividenduiterking.
- Certificaten: Verhandelbare aandelen met recht op dividend, maar niet op
zeggenschap.
Hfst 2: Het Eigen Vermogen van de NV:
§2.1: Aandelenvermogen:
Het aantal aandelen dat gedrukt is, noemen we het maatschappelijk
aandelenvermogen. Die waarde die daar op staat, is de nominale waarde. De
aandelen die gekocht zijn, vormen samen het geplaatst aandelenvermogen. Het
overige deel, dat wat dus nog in bezit is van het bedrijf, zijn de aandelen in
portefeuille. Het deel dat werkelijk al betaald is aan aandelen aan het bedrijf, is het
gestort en opgevraagd aandelenvermogen.
§2.2: Aandelenemissie:
Het plaatsen van aandelen heeft aandelenemissie. Dit kan tegen 3 prijzen gebeuren:
 aandelenemissie a pari:
verkoop tegen de nominale waarde.
 aandelenemissie boven pari: verkoop tegen een prijs die hoger ligt dan de
nominale waarde.
 aandelenemissie onder pari: verkoop tegen een prijs die lager ligt dan de
nominale waarde.
Wanneer er spraken is van aandelenemissie boven pari, staan het aandelenkapitaal en de
aandelen in portefeuille gewoon tegen de nominale waarde op de balans. Het verschil
tussen de verkoopprijs en de nominale waarde, vormen de agioreserve.
De verkoop onder pari heeft veel strikte voorwaarden volgens de wet, om kopers te
beschermen. De minderwaarde van een aandeel is het disagio.
§2.3: De winstverdeling van een NV:
De winstverdeling van een NV wordt gedaan door de Algemene Vergadering van
Aandeelhouders. Daarbij geldt de vaste volgorde:
1) Een deel van de winst gaat naar de directie en raad van commissarissen. Er
gaat ook een deel naar het overige personeel, dat zijn tantièmes.
2) Daarna wordt een deel aan de fiscus afgedragen, de vennootschapsbelasting.
Wat overblijft is de nettowinst.
3) De overgebleven nettowinst wordt als dividend uitgekeerd. Omdat dit een
inkomstenbron is voor aandeelhouders, wordt er nog eens belasting over
geheven. Wat na aftrek van de belastingen overblijft is het nettodividend, dat
een beloning is die aandeelhouders krijgen omdat:
1. het niet krijgen van interestvergoeding wanneer het bank
op de bank zou staan.
2. risico op tegenvallende winst en dus geen dividend.
3. risico op faillissement.
4) De overgebleven winst blijft in het bedrijf, dat is de winstreserve. Vaak is een
bepaald bedrag in de statuten vastgelegd om in het bedrijf te houden, dan is er
spraken van statutaire reserve. Over een statutaire reserve heeft de
vergadering niks te zeggen.
Het dividendpercentage is te berekenen met de formule:
Totale brutodividend
.
Nominale waarde van het geplaatste kapitaal
x 100%
§2.4: Cash- en stockdividend:
Dividend kan op drie manieren worden uitgekeerd:
 Cashdividend:
Uitgekeerd in geld.
 Stockdividend:
Uitgekeerd in aandelen.
 Keuzedividend:
De aandeelhouder beslist of hij uitbetaald wil worden
in aandelen of geld.
Ook over stockdividend moet belasting worden betaald. De fiscus wordt niet uitbetaald in
aandelen, maar in geld. Het netto stockdividend is gelijk aan het bruto stockdividend.
De netto cashdividend is gelijk aan het bruto cashdividend min alle dividendbelasting,
ook de belasting over de stockdividend.
De intrinsieke waarde is het eigen vermogen van een NV. Door de uitgifte van
stockdividend neemt deze niet toe, omdat de waarde van de aandelen anders in het bedrijf
zouden worden geïnvesteerd.
De stockdividend is vaak lager dan de waarde van een aandeel. Daarom hebben
aandeelhouders stockdividendbewijzen nodig van anderen om ze samen in te wisselen
voor een nieuw aandeel. Zo ontstaan er claims: een handel op dividendbewijzen. Ook
hier vindt koersvorming plaats.
§2.5: De reserves:
Een NV heeft te maken met verschillende reserves:
 de winstreserve:
Het deel van de winst dat wordt gereserveerd voor de NV. Dat kan met vier
redenen zijn:
o Financieren van de expansie van de NV:
Zo kan de NV intern financieren: uitbreiden door eigen kapitaal. Er
zijn geen nieuwe leningen of nieuwe aandeelhouders nodig (externe
financiering).
o Aflossing van vreemd vermogen.
o Vergroting van het weerstandvermogen:
Het voortbestaan van de NV komt in gevaar, wanneer de schulden in
verhouding tot het eigen vermogen hoog zijn. In dat geval is het goed
om het eigen vermogen te vergroten en meer weerstand te hebben.
o Dividendstabiliteit:
Hierbij wordt bij een grote winst geld gereserveerd om als dividend uit
te keren wanneer de winst van de NV tegenvalt. Zo kan een
aandeelhouder altijd op een vast bedrag dividend rekenen.
Het aanwenden van de winstreserves is het inzetten van de liquide
winstreserves. Dat kan op drie manieren gebeuren:
» Investeren: het kopen van nieuwe vlottende of vaste activa.
» Beleggen: dat kan in materiële goederen of in financiële activa:
waardepapieren of een bankrekening. Actieve waardepapieren worden
gezien als liquide kapitaal. Op de bankrekening staat het geld vaak lang
vast, daarom behoort dat tot vlottend kapitaal.
» Aflossen van vreemd vermogen.
 de agioreserve:
Deze kan op dezelfde manieren worden gebruikt als de winstreserve. Meestal
gaat het om investeren, dan wordt eerst bepaald hoeveel geld er nodig is en
daarna pas worden het aantal aandelen uitgegeven dat daar voor nodig is.

de wettelijke reserve:
Er zijn ook een aantal reserves wettelijk vastgesteld:
o Reserve geactiveerde kosten:
Een aantal grote kosten leveren pas later winst op, zoals bij de research
naar de productie van nieuwe modellen of het opstarten van een nieuwe
onderneming. Om de kosten daarvan over een periode te spreiden, moet
een deel van winst voor zulke uitgaven worden gereserveerd. Zo krijg je
een beter beeld over de ontwikkeling van een bedrijf, omdat je kosten zo
aan de periode toerekent dat het winst oplevert.
o Herwaarderingsreserve:
Door prijsstijgingen kan het zijn dat de vaste activa van de NV meer
waarde zijn dan dat de boekingswaarde was. Het geld dat zo wordt
gecreëerd, vormt de herwaarderingsreserve.
Wanneer een nieuwe waarde is bepaald, worden ook de nieuwe
afschrijvingen bepaald en vanaf dan doorberekent in de prijs. Het
verschil tussen de oude en nieuwe afschrijvingen per jaar, moeten over
voorgaande jaren alsnog worden doorberekend, dat zijn de zogenaamde
inhaalafschrijvingen. Dat geldt alleen als de vaste activa werd
gefinancieerd met eigen vermogen en niet door een lening.
Wanneer de reserves aangewend worden, neemt hun waarde of de waarde van het eigen
vermogen niet af. Hierop zijn drie uitzonderingen:
- Dividendreserve neemt af wanneer er dividend van wordt uitgekeerd.
- Herwaarderingsreserve neemt af wanneer de vervangingswaarde daalt.
- Reserve geactiveerde kosten neemt af wanneer er meer wordt afgeschreven op
de geactiveerde kosten.
De wettelijke reserves en de statutaire reserves zijn die verplicht zijn. De overige reserves
zijn vrije reserves.
§2.6: Het Eigen Vermogen voor en na de winstverdeling:
Het eigen vermogen (intrinsieke waarde) van een NV bestaat voor de winstverdeling uit:
- het gestorte en opgevraagd aandelenkapitaal
- alle reserves
- nettowinst / onverdeelde winst
Na de winstverdeling bestaat de intrinsieke waarde uit:
- gestort en opgevraagd aandelenkapitaal
- alle reserves
- uit te rijken aandelen
Hfst 3: Het Vreemd Vermogen van de NV:
§3.2: Vormen van lang vreemd vermogen:
De meest voorkomende vormen van lang vreemd vermogen van een NV zijn:
- de hypothecaire lening: een lening met onroerend goed als onderpand.
- de onderhandse lening: een lening waarbij er persoonlijk contact is tussen
geldnemer en geldgever over de voorwaarden.
- de achtergestelde lening:
een lening die bij liquidatie pas wordt
terugbetaald als
alle andere schuldeisers zijn
terugbetaald.
- obligaties.
§3.3: Vormen van kort vreemd vermogen:
De meest voorkomende vormen van kort vreemd vermogen van een NV zijn:
- Rekening-courantkrediet:
Een lening dat tot een maximum bedrag kan worden geleend. Rente wordt
alleen betaald over het deel dat op dat moment geleend word.
- Leverancierskrediet:
Een soort lening die ontstaat doordat de leverancier zijn producten al geleverd
heeft, maar daarvoor nog geen geld heeft ontvangen.
- Afnemerskrediet:
Een soort lening die ontstaat doordat de klant vooruit heeft betaald en nog
geen producten daarvoor heeft ontvangen.
- Aflossing van een langlopende schuld binnen 1 jaar:
Hypothecaire en onderhandse leningen die in het laatste jaar van hun looptijd
zijn gekomen, behoren niet meer tot het land vreemd vermogen.
- Schulden wegens belastingen en premies sociale zekerheid:
Nog te betalen dividendbelasting, vennootschapsbelasting en btw.
- Koop op afbetaling:
Bij koop op afbetaling heeft de NV het product al in huis, maar moet nog een
deel daarvan betalen.
- Huurkoop:
Hetzelfde als koop op afbetaling. Het product bevindt zich wel in de NV, maar
is officieel nog in het bezit van de leverancier.
§3.4: Voorzieningen:
Tot het vreemd vermogen behoren ook de voorzieningen: een bedrijf zet per periode een vast
bedrag apart voor een uitgave in de toekomst waarvan het moment en de kosten ervan nog
niet bekend zijn. Elke keer dat een bedrag daarvoor apart wordt gezet, is er sprake van een
kosten.
De meeste voorzieningen zorgen voor een lagere winst. Dat geldt niet voor de
vennootschapsbelastingvoorziening. Een deel van de winst wordt apart gezet totdat bekend
is hoeveel vennootschapsbelasting er betaald moet worden.
§3.5: De obligatielening:
Obligaties zijn net als aandelen verhandelbaar. De verschillen zijn:
 Obligaties hebben een vast interestpercentage over de nominale waarde van de
obligatie, bij een aandeel is de opbrengst afhankelijk van de winst.
 Aandelen kunnen nooit terug worden verkocht aan het bedrijf, van een
obligatie is zeker dat je de nominale waarde terug krijgt.
 Een
obligatie
geeft
geen
stemrecht
op
de
Algemene
Aandeelhoudersvergadering, een aandeel geeft wel stemrecht.
De prijs waarvoor de obligatie wordt geplaatst kan hoger of lager zijn dan de nominale
waarde. De uitgiftekoers wordt bepaalt door:
 De looptijd van de obligatielening.
 De aflossingsvoorwaarden.
 Het verschil tussen de nominale interestvoet: het interestpercentage dat op
de obligatie staat, en de interestvoet op de kapitaalmarkt: de
interestpercentage die gemiddeld geldt op de kapitaalmarkt op dat moment.
Zo kan er ook een agio op obligaties staan.
Een obligatie wordt alleen onder pari geplaatst, wanneer de rentepercentage over een
obligatielening lager is dan het rentepercentage ergens anders op de kapitaalmarkt. In
dat geval zal niemand deze obligatielening aangaan.
Een converteerbare obligatielening is een obligatielening die omgezet kan worden in
aandelen als de geldverstrekker dat wil.
Hfst 4: De Activa van de NV:
§4.1: Vaste Activa:
De meest voorkomende vormen van vaste activa van de NV zijn:
 Materiële activa, zoals gebouwen, machines, inventaris, etc.
 Immateriële activa, deze zijn niet tastbaar, zoals: goodwill, concessies
(rechten),
vergunningen,
ontwikkelingskosten,
emissiekosten
en
oprichtingskosten.
 Financiële vaste activa: geld dat op lange termijn wordt uitgeleend. Hierbij
horen ook deelnemingen.
Deelnemingen zijn het bezit van aandelen in andere bedrijven voor zeggenschap en niet
met het doel om de aandelen te verhandelen voor koerswinst. Je hebt vaak met
deelnemingen te maken als bedrijven worden overgenomen of fuseren. Het kan zijn dat de
in zo’n geval een holding company of een houdstermaatschappij de aandelen van
beide bedrijven opkoopt en aandelen van de eigen NV daarvoor terug geeft.
Het grootste bedrijf van de twee is de moedermaatschappij. Wanneer deze meer dan
50% van de aandelen van de dochtermaatschappij bezit, is er sprake van een
groepsmaatschappij of een concern. De balansen en resultatenrekeningen worden dan
samengevoegd.
§4.2: Vlottende en Liquide Activa:
Tot de vlottende activa behoren:
 Voorraden, van grondstoffen en van eindproducten
 debiteuren
 nog te ontvangen bedragen
 vooruitbetaalde bedragen
 onderhanden werk: kosten die je gemaakt hebt voor producten die nog niet
verkocht zijn, worden meegenomen tot de periode dat ze verkocht worden.
 Passieve aandelen van andere bedrijven waarin belegd is voor koerswinsten
en dividenduitkeringen.
Overlopende posten, of transitorische posten zijn posten die over meerdere
perioden worden verspreid, zoals ‘nog te ontvangen bedragen’ en ‘vooruitbetaalde
bedragen’.
Tot de liquide activa behoren alle betalingsmiddelen:
 kasgeld
 rekening-courant
 actieve aandelen van andere bedrijven waarvan het geld direct is terug te
vragen.
Hfst 5: Interne en Externe verslaggeving:
§5.1: Presentatie van de cijfers:
Voor de verschillende doelgroepen binnen het bedrijf, zoals het management, wordt een
interne balans opgesteld. Deze heeft meestal de volgende vorm:
Activa
Algemeen model interne balans
Passiva
Vasta activa:
Eigen vermogen:
Materiële activa:
gestort geplaatst aandelenkapitaal
- terreinen
agioreserve
- gebouwen
herwaarderingsreserve
- machines
winstreserve
- transportmiddelen
overige reserves
Overige vaste activa:
nettowinst lopend boekjaar
Vlottende activa:
Voorzieningen:
Voorraden
onderhoud
Debiteuren
overige voorzieningen
Overlopende activa
Langlopende schulden:
Overige vlottende activa
hypotheek
Liquide activa:
obligatielening
Kas
onderhandse lening
Bank
overige schulden
Overige liquide activa
Kortlopende schulden en
overlopende passiva:
crediteuren
rekening-courantkrediet
nog te betalen bedragen
overlopende passiva
overige schulden
Voor de buitenwereld wordt er vaak een andere balans opgesteld: een externe balans.
De opzet van een externe balans ziet er als volgt uit:
Activa
Algemeen model externe balans
Passiva
Vasta activa:
Eigen vermogen:
Materiële activa:
gestort geplaatst aandelenkapitaal
Immateriële activa:
agioreserve
Financiële vaste activa:
herwaarderingsreserve
Vlottende activa:
wettelijke en statutaire reserves
Voorraden
overige reserves
Vorderingen en overlopende activa
onverdeelde winst (nettowinst)
Effecten
Voorzieningen
Liquide activa:
Langlopende schulden
Kortlopende schulden en
overlopende passiva
Behalve dat er verschillende balansen zijn voor binnen en buiten het bedrijf, zijn er ook
verschillende resultaten. De interne resultatenrekening:
Afzet x verkoopprijs =omzet
Afzet x inkoopprijs = inkoopwaarde omzet +
brutowinst
 brutowinst
verkoopkosten
algemene kosten
interestkosten +
overheadkosten 
overheadkosten
inkoopkosten +
bedrijfskosten

bedrijfskosten ………………
overige opbrengsten
nettowinst
+
De externe resultatenrekening:
Netto omzet
Inkoopwaarde omzet incl. inkoopkosten
Bruto omzetresultaat
Algemene kosten
Verkoopkosten
+
Overheadkosten
-
 bruto-omzetresultaat
 overheadkosten
-
………………
Interest opbrengsten
Interestkosten
Financieringsresultaat
 financieringsresultaat
+
Resultaat uit gewone
bedrijfsvoering
Belasting over winst
Nettowinst uit gewone
bedrijfsvoering
De jaarrekening bevat ook een apart deel waarin wordt ingegaan op de loonkosten,
gesplitst in: salarissen, sociale lasten en pensioenlasten
Er moet worden aangegeven hoeveel de directie en de raad van commissarissen
verdienen. Volgens de corporate governance ook wel code Tabaksblat genoemd
moet van ieder directielid en iedere commissaris van een beursgenoteerde vennootschap
apart bekend worden gemaakt hoe groot hun beloning is.
De voorraadwaardering van bedrijven kan op verschillende manieren gebeuren. Op de
balans wordt altijd de inkoopprijs gebruikt, niet de verkoopprijs. In sommige gevallen
wordt de minimumwaarderingsregel toegepast: als de marktwaarde lager is dan de
inkoopprijs, dan wordt marktwaarde gebruikt. De waarde van eindproducten staan
meestal voor de vervaardigingprijs / fabricagekostprijs op de balans, tenzij de
verkoopprijs lager is dan de vervaardigingsprijs.
Consolidatie is dat alle posten van een groepsmaatschappij op één balans staan.
Onderlinge schulden en transacties worden daarbij weggestreept.
§5.2: Het management en de cijfers:
Het management houdt zich bezig met:
 Ontwikkelen van beleid:
Het management stelt de doelstelling vast voor de komende periode met
daarbij het plan voor hoe de doelstelling bereikt moet worden.
 Organiseren:
Het management moet alle middelen van de organisatie verdelen over de
verschillende activiteiten zijn bedacht om de doelstelling te behalen.
 Besturen
 Controleren:
De uitvoering van het beleid moet worden gecontroleerd, onder andere met
behulp van de interne verslaggeving.
Om dit allemaal te kunnen doen is er een goede administratieve organisatie nodig: de
manier waarop informatie binnen het bedrijf wordt uitgewisseld.
Hfst 6: De beoordeling van het gevoerde beleid:
§6.2: De liquiditeit:
De liquiditeit van een bedrijf zegt over in hoeverre het bedrijf in staat is om de
verplichtingen op korte termijn na te komen. Om de liquiditeit te bepalen, kun je gebruik
maken van een aantal ratio’s, daarbij gebruiken we de afkortingen:
VA = Vasta Activa
EV = Eigen Vermogen
VLA = Vlottende Activa
LA = Liquide Activa
LVV = Lang Vreemd Vermogen KVV = Kort Vreemd Vermogen
Current Ratio =
LA + VLA
KVV
Een bedrijf is liquide wanneer de current ratio groter of gelijk is aan 1.
Working Capital =
LA + VLA – KVV
Een bedrijf is liquide wanneer het werkkapitaal groter of gelijk is aan 0.
Working Capital Ratio =
LA + VLA – KVV
KVV
Een bedrijf is liquide wanneer het werkkapitaalratio groter of gelijk is aan 0. Het
werkkapitaalratio is altijd 1 kleiner dan het current ratio.
Quick Ratio:
LA + VLA – voorraden
KVV
Het Quick Ratio geeft aan hoe liquide een bedrijf is op een zeer korte periode.
Hiervoor geldt dat een bedrijf liquide is wanneer het ratio groter of gelijk is aan 1.
§6.3: De solvabiliteit:
Een onder is solvabel wanneer ze aan al haar verplichtingen kan doen bij een liquidatie.
Ook de solvabiliteit kan worden berekend met een ratio:
TV = totale vermogen = EV + LVV + KVV = totale bezittingen = VA + VLA + LA
VV = vreemd vermogen = KVV + LVV
Solvabiliteitsratio:
TV
VV
Een bedrijf is solvabel wanneer het solvabiliteitsratio groter of gelijk is aan 1.
Debet ratio:
EV
VV
Een bedrijf is solvabel wanneer het debet ratio groter of gelijk is aan 0.
§6.4: De liquidatiefictie:
Bij de solvabiliteit ga je uit van een liquidatie, maar in werkelijkheid hoeft er nog
helemaal geen liquidatie te zijn bij een bedrijf als deze wordt berekend. Het uitgaan van
een liquidatie die er helemaal niet is, heet liquidatiefictie.
Bij het berekenen van de solvabiliteit wordt er van uit gegaan dat bij liquidatie de
bezittingen kunnen worden verkocht voor de balanswaarde, maar meestal is dat niet het
geval.
§6.6: De rentabiliteit:
De rentabiliteit is een maatstaaf voor de winstgevendheid van een onderneming. We
kennen twee verschillende rentabiliteiten:
REV = Rentabiliteit Eigen Vermogen
GEV = Gemiddeld Eigen Vermogen
NW = Nettowinst
RTV = Rentabiliteit Totale Vermogen
GTV = Gemiddeld Totaal Vermogen
IK = interestkosten
Rentabiliteit van het eigen vermogen:
REV =
NW
GEV
x 100%
met:
EV beginbalans + EV eindbalans
GEV=
2
Rentabiliteit van het totale vermogen:
RTV =
NW + IK
GTV
x 100%
met:
TV beginbalans + TV eindbalans
GTV=
2
Als je niet de EV of TV van de beginbalans weet, hoef je niet uit te gaan van het
gemiddelde over de periode, maar mag je het eindbedrag nemen. In sommige gevallen
moet je er rekening mee houden dat aflossingen niet halverwege het jaar worden gedaan,
maar op een ander moment.
§6.7: Het hefboomeffect:
Het hefboomeffect betekent dat als de rentabiliteit van het eigen vermogen stijgt, de
rentabiliteit van het vreemd vermogen moet dalen. Dat komt als volgt:
Als: RTV > RVV  gemiddelde beloning voor totale vermogen is groter dan de
gemiddelde beloning over vreemd vermogen. Dan met de beloning voor het eigen
vermogen groter zijn dan de beloning voor het totale vermogen. Het zal dan
gemakkelijker zijn om eigen vermogen aan te trekken dan vreemd vermogen.
§6.8: De cashflow:
De afschrijvingen hebben een grote invloed op de nettowinst. Om dat te voorkomen,
wordt er vaak gerekend met de cashflow: nettowinst + alle afschrijvingen.
§6.9: Het dividendrendement:
Om de winst per aandeel te bepalen, bereken je het dividendrendement:
Brutodividend per aandeel
Aankoopkoers per aandeel x 100%
§6.10: Kengetallen bij de Eenmanszaak en de Vereniging onder Firma:
De rentabiliteit van een Eenmanszaak wordt anders berekend dan bij de NV:
REV = nettowinst – ondernemersloon
Gemiddeld eigen vermogen
x 100%
RTV = nettowinst – ondernemersloon + interestkosten
Gemiddeld totaal vermogen
x 100%
Download