TOETS CM Maak de volgende eindexamenopgaven. Impulsen In de figuur hieronder is schematisch een aantal neuronuitlopers op het cellichaam van een neuron S weergegeven. Van een neuronuitloper is de synaps met neuron S sterk vergroot getekend. Bij Q bevinden zich blaasjes met een stimulerende neurotransmitter (acetylcholine). Vraag 1 A Alleen van P op S. Vraag 2 1 De afgegeven hoeveelheid acetylcholine was te klein. 2 Er werd tegelijkertijd door een andere neuronuitloper op neuron S een ander type neurotransmitter afgegeven. C Zowel verklaring 1 als verklaring 2. Vraag 3 B In membraan T. Vraag 4 C Er ontstaan meer impulsen in neuron S dan normaal. Vraag 5 B Door impulsen in het orthosympatische deel van het autonome zenuwstelsel. Vraag 6 A In de hersenstam. Vraag 14 In het lichaam van de mens is jood onder andere nodig bij de opbouw van thyroxine. Een tekort aan jood kan leiden tot een vergroting van de schildklier. Men noemt dit struma. Een jongetje van zes jaar blijkt te weinig jood op te nemen. - Wordt hierdoor zijn stofwisseling beïnvloed? - ja - Hoe? - Wordt zijn groei beïnvloed? - Verklaar je antwoord. Jood is nodig voor de productie van thyroxine door de schildklier. Thyroxine stimuleert de verbranding in de lichaamscellen. Te kort aan thyroxine zorgt voor een vertraagde groei en stofwisseling. Vraag 15 In de hypofyse wordt het schildklierstimulerend hormoon gevormd. - Ontstaat struma door een te grote of door een te kleine afgifte van het schildklierstimulerend hormoon? - Verklaar je antwoord. Struma ontstaat als gevolg van een tekort aan thyroxine. Thyroxine wordt gevormd door de schildklier onder invloed van TSH (=schildklierstimulerend hormoon). Een tekort aan TSH heeft een tekort aan thyroxine tot gevolg. Dit leidt tot Struma. Vraag 16 Voor verschillende stoffen die in het bloed van de mens voorkomen, geldt een zogenoemde nierdrempel. Wanneer de concentratie van een dergelijke stof boven de nierdrempel stijgt, gaan de nieren deze stof uitscheiden. Bij een persoon met onbehandelde suikerziekte wordt glucose in de urine aangetroffen. Over de nierdrempel voor glucose wordt de volgende bewering gedaan: Bij suikerziekte is de insulineproductie verlaagd, zodat de concentratie van glucose in het bloed tot boven de nierdrempel kan stijgen A: Is deze bewering juist of onjuist? Verklaar je antwoord. Suikerziekte is meestal het gevolg van een te lage insulineconcentratie in het bloed. Insuline werkt verlagend op de bloedsuikerspiegel omdat suiker in de lever en in de skeletspieren wordt omgezet in glycogeen. Vraag 17 Drie hormonen zijn: adrenaline, glucagon en insuline. Welke van deze hormonen worden vooral afgegeven tijdens langdurige inspanning waarbij niet wordt gegeten? A Adrenaline en glucagon. Zorgt voor omzetting van glucogan naar glucose B Adrenaline en insuline. C Glucagon en insuline. Vraag 18 Zoals je nu weet wordt in de topsport vaak gebruik gemaakt van doping. Voorbeelden van deze stoffen zijn amfetaminen, die het effect van een bepaald deel van het autonome zenuwstelsel versterken. Figuur 6.7 geeft een overzicht van een aantal invloeden van het parasympatisch en van het orthosympatisch deel van het autonome zenuwstelsel. Voor de duidelijkheid is het centrale zenuwstelsel twee keer weergegeven. - Versterken amfetaminen het effect van het parasympathisch of van het sympathisch deel van het autonome zenuwstelsel? Verklaar je antwoord. Parasympatische zenuwstelsel. Het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel zorgt voor een activatie van het lichaam zoals: snellere doorbloeding, meer suiker in het bloed. Dit gebeurt ook bij sporten. Vraag 19 De productie van rode bloedcellen wordt geregeld via een terugkoppelingsmechanisme waarbij de zuurstofvoorziening van de nieren, het hormoon epo (erytropoetine) en bepaalde cellen in het rode beenmerg een rol spelen. Epo is een hormoon dat gemaakt wordt in de nieren. Ais de nierfunctie gestoord is, wordt ook onvoldoende epo gemaakt en is de patiënt moe en lusteloos. Tegenwoordig kan men dit hormoon 'kunstmatig' vervaardigen en bij mensen inspuiten. De productie van epo is direct afhankelijk van het zuurstofgehalte van het bloed. De regeling van het zuurstofgehalte van het bloed is in de vorm van een niet compleet schema in figuur 6.8 weergegeven - Vul het schema verder in, door op de juiste plaats te zetten: rood beenmerg; epo; aantal rode bloedcellen. - Zet in de cirkels een + (voor stimulering of toename) of een - (voor remming of afname). Nieren + epo Rode beenmerg + aantal rode bloedcellen + - Verklaar waarom iemand met te weinig epo zich moe en lusteloos voelt. Weinig rode bloedcellen betekent weinig beschikbare zuurstof, betekent moe Vraag 20 In je lichaam bestaat in het bloed een nauwkeurige balans voor allerlei stoffen. Deze balans is essentieel voor het goed functioneren van het lichaam. De nieren spelen bij het instandhouden van deze balans een belangrijke rol. Over de rol van de nieren worden de volgende uitspraken gedaan: A Door de werking van de nieren is er steeds evenveel glucose in het bloed opgelost. B Mede door de werking van de nieren schommelt de osmotische waarde van het bloed tussen nauwe grenzen. - Is uitspraak A juist? Nee Verklaar je antwoord. Wanneer de glucosespiegel boven een bepaalde drempelwaarde komt, scheidt de nier pas glucose uit. Glucoseconcentratie wordt geregeld door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier.