Cursus Renaissance Les 10.1 Les 10.1 Late Renaissance, ontwikkelingen Inleiding De Late Renaissance was een tijd van “varietas”, variatie in culturele uitingen. In de beeldende kunst ontstond het maniërisme als reactie tegen de ideale harmonie, de perfecte verhoudingen of zelfs tegen de reden. Er tekende zich tegelijkertijd een conflict af tussen het traditionele ideaal van nabootsing van de natuur en een nieuwe esthetiek, en een conflict tussen het academische verlangen naar bindende, klassieke regels en de eis van een onverwisselbare eigen stijl. De neiging tot overdrijving en zelfs het loslaten van conventionele esthetische vormen werd zichtbaar in schilder- en beeldhouwkunst. De architectuur daarentegen, krijgt nu juist een typisch klassiek karakter met de bestudering van de boeken van Vitruvius en de ontwikkeling van de zuilenorde door Serlio en Palladio. Deze architecten gaven handboeken uit waarin de kennis van Vitruvius niet alleen vertaald werd maar ook voorzien was van eigengemaakte tekeningen. Terwijl in Rome Bramante, Rafael en Michelangelo vorm gaven aan de bouw van de nieuwe Sint Pieter was het Palladio die prachtige klassieke villa’s voor rijke Venetianen in Venetië en in de Veneto bouwde. Europese architecten in de Lage Landen en Engeland zouden zijn voorbeeld uitgebreid navolgen. In tegenstelling tot geleerden en kunstenaars was er voor de musici niets uit de oudheid overgebleven om op terug te vallen. Daarom zochten zij inspiratie in de artistieke ontwikkelingen van hun tijd. De enige invloed op de muziek die uit de oudheid resteerde, was de Platonische uitspraak dat muziek dienstbaar moest zijn aan het geschreven woord. Tijdens de Vroege en Hoge Renaissance waren de meeste invloedrijke componisten uit Frankrijk en de Lage Landen naar Italië gekomen. Deze Noord- Europese dominantie legde een basis voor de ontwikkeling van het madrigaal, dat tegen de 16de eeuw, toen Venetië de muziekhoofdstad van Europa was geworden, de renaissancemuziek zou belichamen. De Late Renaissance werd ook de tijd worden waarin “domesticering” van de Renaissancecultuur plaatsvond. Materiële zaken en gewoontes die tijdens de Vroege en Hoge Renaissance waren ontwikkeld, werden onderdeel van het dagelijkse leven van de gegoede burger. Een bezoek aan, of beter nog een studiereis naar, Italië behoorde tot de opvoeding van vooraanstaande klasse. Geleidelijk aan zouden de Europese landen zich het Renaissancistische cultuurgoed eigen maken om het binnen de eigen cultuur een plaats te geven. En hoewel de beweging nu policentrisch werd en uiteindelijk zou overgaan in nieuwe ontwikkelingen, zoals de Barok en de Verlichting, zou veel van het Renaissancistische gedachtegoed onderdeel blijven van ons dagelijks leven. Herman Leistikow mei 2007 pagina 1/2 Cursus Renaissance Les 10.1 Bronnen P.Burke, The European Renaissance, Oxford 1998 J.H.Plumb, The Penguin Book of the Renaissance, London 1978 L.Puppi, Landhuizen van Veneto, Alphen aan den Rijn 1989 R.Ritchie, De Renaissance, het ontwaken van de Europese cultuur, Rijswijk 2005 Könemann, Italiaanse Schilderkunst, Meesters en meesterwerken door de eeuwen heen Könemann, De kunst uit de Italiaanse Renaissance, Architectuur-BeeldhouwkunstSchilderkunst-Tekenkunst, samengesteld door R.Toman Encarta, naslagbibliotheek, Winkler Prins 2002 Web Gallery of Art Herman Leistikow mei 2007 pagina 2/2