KIEZEN IN DE KRIMP MET OOG VOOR IDENTITEIT ELKE SCHOOL EEN EIGEN GE HT Hebt u te maken met krimp? En onderzoekt u verschillende keuze­mogelijkheden? Vraagt u zich af hoe u de identiteit van de school in deze nieuwe situatie gestalte kunt geven? Het Centrum voor Levensbeschouwig biedt adviezen en ondersteuning wanneer krimp een probleem wordt. Wij denken graag met u mee. Neem vrijblijven contact met ons op! Terug naar het kind De school heeft vanuit haar pedagogische opdracht de taak een klimaat te scheppen waarin kinderen zich tot mens-zijn kunnen ontwikkelen. Humaniteit is in deze school een belangrijk ­thema. Het is gebaseerd op bronnen uit het christendom én op bronnen uit een openbare traditie. Via verhalen komen de leerlingen in aanraking met dilemma’s, die gegeven zijn met het menselijk bestaan. Ze nodigen uit tot nadenken, gesprek, bewustwording, meningsvorming. Het zou mooi zijn als we scholen krijgen waarin zo door het hele lespakket heen een stuk levens­ besef doorklinkt. De kinderen gaan niet uiteen voor het vak godsdienstige/levensbeschouwelijke vorming. Ze leren samen. Gedachten van Henk Pol over de school van de toekomst, waarin mensen met verschillende ­ levensbeschouwelijke uitgangspunten één samen­levingsschool vormen. 1 Identiteit Bij het zoeken naar een antwoord op de krimp spelen in de plaatselijke situatie allerlei aspecten een rol. Te denken valt aan prognoses, huisvesting, wettelijke bepalingen, personeelsbestand enz. Kiezen in de krimp - met oog voor identiteit richt zich op de identiteit van de school. Elke school een eigen gezicht In de volksmond wordt de identiteit van een school gevormd door haar levensbeschouwelijke uitgangspunten. Het ‘is’ een openbare, dan wel protestants-christelijke, katholieke, of islamitische school. Zo wordt er een smalle visie op identiteit gehanteerd. Het Centrum voor Levensbeschouwing gaat uit van een brede identiteit. Het vergelijkt de identiteit van de school met een gezicht. Zoals een gezicht bestaat uit verschillende onderdelen zijn er ook in de identiteit van de school verschillende componenten te onderscheiden. Het ene oog maakt bijvoorbeeld de levensbeschouwelijke component zichtbaar. Het andere oog brengt de pedagogische component in beeld. De neus wijst ons op de onderwijskundige component. Bij de mond komt de maatschappelijke component ter sprake. En de oren luisteren naar de organisatorische en bestuurlijke component. Als de verschillende componenten van de identiteit geen eenheid vormen is dat ‘geen gezicht’. Wanneer ze in een goede verhouding staan tot elkaar ontstaat er een karakteristiek en eigen gezicht: de school heeft een sterke identiteit. De metafoor van het gezicht geeft richting aan het gesprek over brede identiteit. 2 3 Het dorp is groter geworden Samenwerkingsschool Op Wier,Ezinge Zodra het leerlingenaantal terugloopt, wordt het gesprek op alle niveaus gestart. Op ouderavonden zoekt men bouwstenen voor ‘onze nieuwe school’. Vanuit de lessen GVO en HVO presenteren kinderen levensbeschouwelijke thema’s aan elkaar. Regelmatig schuiven ouders uit de identiteits­ commissie aan om de inhoud mee te beleven en er met elkaar en docenten HVO-GVO op te reflecteren. Ouders constateren, dat ‘het dorp groter is geworden’. Mensen die vóór de vorming van de samen­werkingsschool niet of nauwelijks met elkaar omgaan, ontwikkelen samen allerlei activiteiten. Het vriendelijke pedagogisch klimaat op de school versterkt de gemeenschap en omgekeerd. Op Wier functioneert als een vanzelfsprekend onderdeel van de dorpsgemeenschap. 4 Situatieschets Vanaf het begin van de vorige eeuw1 hebben openbare2 en bijzondere3 scholen voluit hun ­ eigen plaats ingenomen in de Nederlandse ­samenleving. Maar wat te doen nu zo’n honderd jaar later het aantal leerlingen in vele dorpen, steden en wijken zo daalt dat er geen bestaansrecht meer is voor twee afzonderlijke scholen? Of zelfs maar voor één school? Hoe kom je dan tot verantwoorde keuzes? En wat betekenen die voor de identiteit van de school? Krimp in soorten Scholen hebben op verschillende manieren met krimp te maken. Het kan zijn, dat een school kleiner wordt, doordat de school aantrekkings­ kracht verliest. Ouders kiezen voor de andere ­school in dorp of wijk. Problematische krimp overkomt een school soms onverwacht en plotseling. Het is zaak de problemen eerlijk onder ogen te zien, oorzaken op te sporen en hier onmiddellijk mee aan de slag te gaan. 1 Vanaf 1917 worden openbare en bijzondere scholen door de Nederlandse overheid gelijk bekostigd. 2 Openbaar onderwijs is onderwijs, dat uitgaat van en bestuurd wordt door de overheid. Het staat open voor iedereen. Tegenwoordig delegeert de overheid bestuurlijke taken ten aanzien van openbare scholen steeds vaker aan een onderwijskoepel of stichting. 3 Bijzonder onderwijs is onderwijs dat uitgaat van en bestuurd wordt door anderen dan door de overheid. Dat kunnen particulieren of instanties zijn. Ze baseren hun onderwijs op een levensbeschouwelijke/godsdienstige, maatschappelijke of onderwijskundige visie. Van betrokkenen wordt gevraagd, dat ze deze grondslag onderschrijven, dan wel respecteren. 5 In onze tijd hebben veel scholen te maken hebben met demografische krimp. De bevolking in de omgeving van de school neemt af. Het geboortecijfer daalt, jonge mensen trekken weg uit dorp of wijk, de bevolking vergrijst. Als gevolg daarvan worden er minder leerlingen op school ingeschreven. Dat heeft grote gevolgen voor klassengrootte, personeelsbestand en financiën. Demografische krimp kan men aan zien komen. Het is zaak op tijd op deze situatie in te spelen. Het onderwijs wordt ook geconfronteerd met godsdienstige/levensbeschouwelijke krimp. Steeds minder mensen verbinden zich met een kerkgenootschap of een andere godsdienstig 4 of levensbeschouwelijk instituut . Het aantal protes­tanten en rooms katholieken is in veertig jaar tijd gehalveerd. Levensbeschouwelijke krimp brengt de vraag met zich mee wie de ­dragers zijn van de identiteit van de school. De laatste tijd wordt er ook een politieke krimp zichtbaar. Het subsidiebeleid lijkt er op gericht godsdienst en levensbeschouwing als een privézaak te beschouwen en uit het publieke domein en uit de (openbare) school te weren5. Politieke krimp stelt de vraag wie de school in eigendom heeft/wie de eigenaren zijn van de school. Zijn dat de ouders, is dat de stichting/vereniging, de gemeente of de staat? 4 In 1966 noemt 67% van de bevolking zich godsdienstig. In 2006 is dat 39%. Bron: T. Bernts, G. Dekker, J. de Hart, God in Nederland, 1996-2006, Kampen 2007. 5 In mei 2013 doet de regering het voorstel om de subsidie op het godsdienstig en humanistisch vormings­ onderwijs te schrappen. 6 Het vinden van een antwoord op de krimp in zijn verschillende gedaanten vraagt een alerte, assertieve en betrokken houding van ouders, leerkrachten, managers en bestuurders. Daarbij wordt een groot beroep gedaan op het democratisch vermogen van de lokale gemeenschap. Een democratisch vermogen, dat zich niet versmalt tot het klakkeloos gehoor geven aan de stem van de meerderheid. Maar een democratisch vermogen dat haar oor te luisteren legt bij en ruimte biedt aan het eigen ­ geluid van minderheden. En een antwoord zoekt op de vraag wat kinderen van vandaag nodig hebben om te leren leven en te leren ­ participeren in de gedifferentieerde en multi­ ­ levensbeschouwelijke samenleving van morgen. 7 Onze school blijft zich ontwikkelen gearwurkingskoalle Master Frankeskoalle, Earnewoude De Master Frankeskoalle bestaat al een tijdje. Bij de oprichting in 1989 wordt het concept ‘recht doen aan iedereen’ gehanteerd. Het schoolbestuur bestaat voor 50% uit mensen vanuit de protestants christelijke en voor 50% uit mensen vanuit de openbare onderwijstraditie. Kinderen met openbare en christelijke achtergrond zitten bij elkaar in de groep en wisselend bij een leerkracht met openbare en christelijke achtergrond. De levolessen op de Master Frankeskoalle worden apart gegeven. Het kerstfeest wordt sinds 2011 gezamenlijk gevierd. We oriënteren ons nu op gezamenlijke lessen levo. Zo blijft onze school zich ontwikkelen. 8 Kiezen in de krimp Als (het vooruitzicht van) krimp zich aandient hebben bestuurders, (bovenschools)managers en directeuren een belangrijke taak. Ze onderzoeken de situatie en brengen die in kaart. Ze informeren en raadplegen betrokkenen bij het onderwijs en nodigen hen uit te participeren in het keuzeproces. Ouders spelen vanaf het begin een belangrijke rol: wat voor school hebben zij voor hun kinderen op het oog? En hoe komt het gezicht van deze school er uit te zien? Mogelijkheden Er zijn, afhankelijk van de lokale situatie, verschillende keuzemogelijkheden. • Samengaan met een school in de omgeving met dezelfde levensbeschouwelijke uitgangspunten. • Eén van de twee scholen opheffen, de andere (christelijke of openbare) school handhaven en bewust openstellen voor alle kinderen in dorp of wijk. • Een brede school vormen. • Gebouwen en voorzieningen delen met elkaar en met andere instellingen. • Een samenwerkingsschool oprichten. • Voorbij bestaande kaders bouwen aan een school voor de toekomst. Projectgroep en plan van aanpak Het is van belang een projectgroep te vormen en een plan van aanpak te ontwikkelen, waarin alle betrokkenen participeren. Zo ontstaat er een breed gedragen visie. Aandachtspunten • Mogelijkheden verkennen. • Naar een keuze toegroeien: waar werken we naar toe? 9 • Overlegstructuren en procedures ontwikkelen en vastleggen. • Rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aangeven. • Deelthema’s vaststellen en taakgroepen vormen. • Tijdpad uitzetten. • Verslagen en rapporten van taakgroepen bespreken en vastleggen in een eindrapportage. • Eindrapportage overdragen aan bestuur­ lijke geledingen. • Besluiten nemen en vastleggen in documenten . 10 Gezamenlijke voorzieningen en activiteiten brengen ouders en kinderen van openbaar en pc onderwijs nader tot elkaar! brede school De Drait te Drachten, waarin allerlei voorzieningen zijn ondergebracht Hoewel er in de wijk geen sprake is van krimp, is er gekozen voor een brede school. Hier zijn allerlei voorzieningen gehuisvest: kinderdagverblijf, consultatiebureau, wijkcentrum en buitenschoolse opvang. De Meander, een openbare school en De Voorde, een christelijke school, hebben er allebei hun plek. De eigen identiteit van openbaar en christelijk onderwijs blijft hierbij uitgangspunt. De gezamenlijke voorzieningen, de buitenschoolse ­activiteiten en het regelmatige overleg brengen oude­rs, kinderen en leerkrachten van christelijk en openbaar onderwijs nader tot elkaar. Sportdagen en het Sinter­klaasfeest worden gezamenlijk georganiseerd. Op onder­ wijsgebied zijn werkgroepen gevormd, waardoor beide scholen dezelfde methoden gaan gebruiken en kennis en ervaringen delen in de aanpak van de lessen. 11 We nemen ons voor identiteit één keer per jaar bewust op de agenda te zetten een éénpitter, cbs De Bron, Bolsward De Bron heeft voorlopig niet met krimp te maken, maar in de toekomst mogelijk wel. De school houdt de demo­grafische gegevens in de gaten en probeert daar in de formatie op in te spelen. De bestuurlijke lijnen zijn kort, ieder draagt een directe verantwoordelijkheid en ervaart grote ­ ­betrokkenheid bij de school. Oudere teamleden ontdekken soms dat hun ­geloofswijze veranderd is naar een meer vragend en zoekend geloven. Jongeren hebben soms wat minder kennis en stellen hun eigen geloofswijze samen. Om samen een christelijke school te kunnen zijn nemen we ons voor identiteit één keer per jaar op de agenda te zetten. Wij willen de cultuur van beide teams verweven cbs De Wrâldpoarte, Garyp, een school waarin twee scholen zijn gefuseerd In onze school is het gesprek over identiteit ­stevig verankerd. Al vóór de fusie hebben beide scholen zich hier mee bezig gehouden en de ­eigen brede identiteit van de school verkend. Als leerkracht op een christelijke school hebben we in het team nagedacht over onze persoonlijke en onze professionele levensbeschouwelijke identiteit. We stonden stil bij de manier waarop je naar buiten toe het gezicht van de school kunt laten zien. We deden en doen mee aan personeels­ dagen over identiteit, die verenigingsbreed worden georganiseerd. Nu zijn we gestructureerd en beleidsmatig bezig om de cultuur van beide teams met elkaar te verweven. 12 Oog voor identiteit Binnen het hele proces van verkenning, ontwikkeling en besluitvorming neemt het gesprek over identiteit een wezenlijke en eigen plaats in. Een school heeft vaak diepe wortels in het dorp of de wijk. Het maken van nieuwe keuzes ligt ­gevoelig. Vooral wanneer binnen het geheel van­ de brede identiteit de levensbeschouwelijke component ter discussie komt te staan, is zorgvuldigheid geboden. Vanzelfsprekend wordt dan ook ieder die bij de school betrokken is uitgenodigd bij het gesprek over identiteit: • Ouders: zij kiezen een school voor hun kind en geven zo de school bestaansrecht. • Leerkrachten: zij geven dagelijkse gestalte aan de identiteit van de school. • Bestuurders: zij zijn verantwoordelijk voor uiteindelijke keuzes. • Schoolraad, MR en GMR: zij hebben recht op informatie, adviserings- en/of instemmingsrecht. • Dorp, stad of wijk: zij vormt de samenleving waarvan de school deel uitmaakt. Taakgroep identiteitsontwikkeling Er wordt een taakgroep samengesteld, die een duidelijk omschreven opdracht meekrijgt. Deze taakgroep bestaat uit ouders, leerkrachten en MR-leden van deelnemende scholen en/of vertegenwoordigers van deelnemende organisaties. Schoolleiders en leidinggevenden van deelnemende scholen en/of organisaties kunnen ook in deze taakgroep participeren. De taakgroep krijgt een duidelijk omschreven opdracht mee vanuit de projectgroep. In het werk van de taakgroep zijn vijf belangrijke stappen te zetten. 13 Stap 1 Kennismaking en verkenning De deelnemers maken kennis met elkaar en verkennen de mogelijkheden. Aandachtspunten • Wie zijn wij als persoon, school en/of ­organisatie? • Inhoud, grenzen en doelstelling van taak. • Verwachtingen over en weer. • Werkwijze taakgroep. • Communicatie met ouders, achterban en projectgroep/bestuur. Stap 2 Over identiteit gesproken De deelnemers verhelderen het begrip identiteit en verkennen de eigenheid van de participerende scholen en/of organisaties. Aandachtspunten • Identiteit, wat is dat eigenlijk? • De eigen identiteit en die van de ander. • Geschiedenis en achtergrond van de deelnemende scholen/organisaties. • Gedeelde waarden en (h)erkende verschillen. • Identiteit ontwikkelen: naast elkaar of met elkaar? Stap 3 Thema’s De deelnemers formuleren actie- en aandachtspunten bij relevante thema’s. Bijvoorbeeld • Pedagogisch klimaat • Vieringen • Godsdienstige / levensbeschouwelijke vorming • Samenwerking met (levensbeschouwe­ lijke) organisaties in de omgeving • Identiteitsbeleid 14 Stap 4 Rapportage en advies De taakgroep maakt een rapport van aanbeveling en advies en biedt dit aan de projectgroep/ het bestuur aan. Aandachtspunten • Presentatie • Overdracht • Besluitvorming door bevoegde instanties • Deelnemers taakgroep worden van hun taak ontheven • Mogelijke nieuwe taak of ontbinden van de taakgroep Stap 5 En dan begint het pas … Als alle besluiten zijn genomen en de nieuwe samenwerking een feit is gaat het proces van ­ identiteitsontwikkeling door. Aandachtspunten • Borging van overgenomen aanbevelingen en adviezen • Identiteit in de praktijk • Evaluatie • Inventariseren van nieuwe ontwikkelpunten • Voortgaand identiteitsbeleid, enz. … 15 Kiezen in de krimp met oog voor identiteit Arda de Boer-van Veen Henk Pol Pieter Witteveen Het Centrum voor Levensbeschouwing ondersteunt scholen en andere organisaties bij het omgaan met identiteit, religie en levensbeschouwing. Het wijst de weg in het vinden van een antwoord op nieuwe vragen en ontwikkelingen. Het beschikt over veel materialen voor studie, verdieping en educatief gebruik. De medewerkers denken graag met u mee over innovatieve/vernieuwende oplossingen en de toepassing daarvan. T 058-244 18 91 www.centrumvoorlevensbeschouwing.nl www.identiteitinbeeld.nl © Leeuwarden 2014 16 www.centrumvoorlevensbeschouwing.nl www.identiteitinbeeld.nl