Zelfbeeld en opgedrongen identiteiten* W. Shadid Identiteit is een complex begrip en wordt met de begrippen cultuur en communicatie veelvuldig gebruikt. Er zijn over het algemeen twee soorten identiteit: de persoonlijke identiteit en de sociale identiteit. De persoonlijke identiteit (wordt ook het zelfbeeld genoemd) bestaat uit de aspecten die een persoon maken tot wat hij of zij is. B.v. Man of vrouw, christen of moslim, hardwerkend en intelligent. Dus de persoon als een uniek wezen. De sociale identiteit is de identificatie van een persoon met een groep. De groep kan een beroepsgroep zijn, een religieuze groep, een bevolking, een vereniging, of een etnische groep. M.a.w. de groep waartoe iemand zichzelf in een bepaalde context wil rekenen, of waartoe hij ook in een bepaalde context door de omgeving wordt gerekend. Mensen hechten veel belang aan het lidmaatschap van groepen. De mens is een sociaal wezen; heeft behoefte aan toebehoren en steun in problematische situaties, maar ook omdat het lidmaatschap van een groep een deel vormt van hun sociale identiteit en daarmee ook van hun zelfbeeld. Volgens de sociale identiteitstheorie zijn mensen steeds op zoek naar een positief zelfbeeld, en omdat dat beeld deels door het lidmaatschap van de groep wordt gevormd, zijn ze geneigd de eigen groep meer positieve kenmerken toe te schrijven en soms hoger te waarderen in vergelijking tot andere groep. Mensen zijn echter lid van vele sociale groepen tegelijkertijd. Een persoon kan een man zijn, maar is tegelijkertijd ook een autochtoon, een bakker, en een vader) . Mensen hebben dus verschillende identiteiten tegelijkertijd en welke op de voorgrond treedt hangt af van de context en de visie van de omgeving. Dit geeft aan dat identiteiten in relatie tot andere groepen ontstaan. Wij zijn ‘wij’ omdat er een ‘zij-groep’ bestaat, of omdat er een ‘zij-groep’ gecreëerd moet worden. Dit brengt met zich mee dat een identiteit een situatie van macht en machtsstrijd met zich mee brengt. Een etnische identiteit is een van de sociale identiteiten: is het lidmaatschap van een etnische groep: Een etnische groep is een groep met gemeenschappelijke oorsprong, een gemeenschappelijke cultuur en geschiedenis en een gevoel van toebehoren: Maar het kan ook alleen gebaseerd zijn op een raciaal, religieus, linguïstisch, of een nationaliteitskenmerk. Of een combinatie van deze. Etnische identiteit wordt gevormd uit twee krachten: Een interne kracht, (de zelfidentificatie): een gevoel van verbondenheid met een bepaalde etnische groep, en een externe kracht (de toegeschreven of de opgedrongen identiteit), dit is de mening van de omgeving (jij behoort tot die groep). De mening van de omgeving wordt over 1 het algemeen gebaseerd op duidelijke uiterlijke kenmerken zoals gelaatskleur, naam, klederdracht enz. Als de zelfidentificatie en (toegeschreven) opgedrongen identiteit op elkaar afgestemd zijn, (m.a.w. als een persoon een gevoelsband heeft met Turken en de omgeving plaatst hem ook in de Turkse groep) dan is er weinig problematisch aan de hand. Als de zelfidentificatie echter niet overeenkomt met de toegeschreven identiteit, (m.a.w. als een persoon van Turkse achtergrond zichzelf bijvoorbeeld tot de Nederlandse groep rekent, maar de Nederlandse omgeving hem desondanks tot een andere groep rekent bijvoorbeeld de Turkse) ontstaat er bij die persoon, onder bepaalde omstandigheden, een identiteitsconflict. Maar als dezelfde persoon ook door de Turkse groep niet als groepslid wordt geaccepteerd, dan krijgen we te maken met het verschijnsel van ontheemding, of ‘displaced persons’. De kans daarop is het grootst bij tweede en latere generatie immigranten. De mening van de buitenwereld over de identiteit is in sociale contacten zeer relevant en zelfs belangrijker dan het zelfbeeld. Iemand die zijn etnische afkomst eigenlijk onbelangrijk vindt, wordt ervan bewust als hij steeds de vraag krijgt “waar kom je vandaan”? Iemand die de islamitische dieetvoorschriften niet in acht neemt, maar op alle recepties te horen krijgt dat een hapje kosjer is, voelt zich buiten gesloten. Wat het meest in het oog springt in de recente beeldvorming over immigranten in Nederland, is de opgedrongen identiteit: allochtoon, Marokkaan, en Turk met de daarbij behorende tweedeling “onze cultuur”en “hun cultuur”, onze tegen over hun normen en waarden. Dit uit zich het duidelijkst in de nadruk van de samenleving op de etnische of religieuze identiteit als woekeridentiteit, met als gevolg dat hun sociale identiteiten onderbelicht blijven. Een Nederlandse docent van Marokkaanse afkomst wordt door de autochtone omgeving niet gezien als een gewone docent zoals alle andere docenten, maar als een Marokkaanse docent, hij is niet gewoon een buur zoals alle andere buren, maar is bovenal een Marokkaanse buur. Anders gesteld, de Marokkaanse Nederlander heeft in de beeldvorming zelden een individuele persoonlijkheid met een eigen individuele cultuur, maar is altijd lid van een etnische groep en zou volgens de buitenwereld altijd handelen op basis van zijn groepscultuur. Maar wat is er Marokkaans, Turks of Belgisch aan een tweede of derde generatie immigrant uit respectievelijk Marokko, Turkije of België? Het is mogelijk dat hij de taal van dat land niet spreekt, de geschiedenis niet deelt, en ook geen emotionele band met de groep heeft. De omgeving gebruikt de identiteitslabel voor verschillende doeleinden: 1. Pragmatisch: Normale categorisering voor aanduiding wie is wie 2. Voor generalisering en stigmatisering (het creëren van een maximale sociaalculturele afstand met rangordening) 3. Voor uitsluiting en ook rechtvaardiging van de uitsluiting van bepaalde schaarse goederen. 2 Door mensen een bepaalde identiteit toe te schrijven en daaraan negatieve eigenschappen op te hangen, versterkt dat het gevoeld van de groep en kan soms leiden tot zelfafzondering of tot rebellie. Iedere aanval op het imago van de groep wordt ervaren als aanval op het zelf. De mate waarin het negatieve beeld kan worden verdedigd verschilt per persoon en hangt af van: - het belang dat de persoon hecht aan de groep, - zijn/haar mogelijkheden, - de mate waarin hij of zij denkt de groep feitelijk, of in de beeldvorming te kunnen verlaten, en - de mate waarin zijn/haar lidmaatschap zichtbaar is. Aanbevelingen 1. Vermelding van de etnische of religieuze identiteit als aanvulling op sociale identiteiten zoveel mogelijk vermijden. 2. Vermijd het twijfelen aan de relatie tussen identiteit en loyaliteit. 3. Versterk het wij-gevoel van autochtonen en allochtonen door nadruk te leggen op de recente gemeenschappelijke geschiedenis. Alleen waar het niet anders kan, spreken van Marokkaanse en Turkse Nederlanders. 4. Vermijd het benaderen van mensen op basis van hun identiteiten als leden van groepen, maar alleen als individuele burgers met eigen ideeën en perspectieven * Lezing in het kader van het Mikadodebat op 25-1-2008 in Rotterdam * W. Shadid is hoogleraar interculturele communicatie en is verbonden aan de universiteit van Tilburg en Universiteit Leiden. * Voor meer informatie over dit thema zie http://www.interculturelecommunicatie.com 3