HFST 2. Erik Erikson is psychotherapeut, gericht op

advertisement
HFST 2.
Erik Erikson is psychotherapeut, gericht op identiteitsontwikkeling.
Zijn theorie is gebaseerd op Sigmond Freud.(biologische driften)
Erikson neemt ook de maatschappelijke, culturele en historische factoren mee.
Persoonlijkheid is altijd dynamisch
Is lichamelijke en psychische kenmerken.
Manier voor indeling mensen, big five (5 karaktertrekken)
- Extraversie
- Altruïsme (onzelfzuchtigheid, het handelen in het belang van anderen ')
- Zorgvuldigheid
- Emotionele stabiliteit
- Openheid voor nieuwe zaken.
Sigmund Frued  persoonlijkheid bestaat uit
Es (driften, meest bepalend, seksuele, agressie)
Ich (verstand, waarneming, houd anderen in bedwang, realiteitsprincipe)
Uber-ich (geweten)
Ich reguleert impulsen vanuit Es, uber-ich en buitenwereld.
Angst afweermechanismen
- Projectie (zoals de waard is...)
- Verdringing
- Sublimatie (omzetten in cultureel aanvaardbaar)
Ich moet Es controleren, rekening houden met Uber-ich. Realiteitsprincipe, dat maakt
harmonieus persoon. Kan dus met angst omgaan.
-> Als Uber-ich overheerst: neurotisch persoon, dwanggedachten, angst.
-> Als Es overheerst: psychotisch, wanen.
Steeds strijd tussen deze krachten:
- Onbewust komt naar buiten door dromen, verspreking, humor
- Voor bewust even denken en dan weet je het
- Bewust
- En de buitenwereld
Erik Erikson gaat hiermee verder. identiteitsontwikkeling
Adolescenten verwerven gevoel van identiteit, wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik zijn,
Nieuwe mogelijkheden ontdekken en ontwikkelen.
Dit is een psycho- sociale ontwikkeling.(dus in relatie met andere identiteiten)
4 aspecten die nodig zijn voor gevoel identiteit:
Besef van continuïteit
Veel verschillende rollen, wie ben ik nu eigenlijk? Moet persoonlijke levensstijl ontwikkelen.
Besef van herkenning en erkenning
Omgeving moet persoonlijke levensstijl (h)erkennen. Anders onzichtbaar, versterkt wie ben
ik??
Besef van vrijheid in afhankelijkheid
Wat zijn mijn mogelijkheden én beperkingen. (eigen of omgeving) die moet je accepteren.
Besef van zinvolle toekomst
Doelen , idealen hebben. Die maken functioneren van nu zinvol/ acceptabel.
Epigenetisch principe (in zwangerschap zie je ook vaste ontwikkeling)
Ontwikkeling van persoon loopt altijd volgens bepaald principe.
Biologische, sociale en psychologische processen.
steeds crisis, daar kom je sterker uit
8 fasen, vaste volgorde, samenhang.
Ontw taak, ontw crisis, taak, crisis, taak, crisis ......
Elke keer weer afstemmen op de mogelijkheden van omgeving.
Bij verwerven hoger niveau, hoort een vitale deugd/vermogen.(weergegeven als: ----> ... )
Fasen:
I vertrouwen verwerven (tegenover: wantrouwen)
Baby, basic trust, krijgen ontvangen.
----> hoop
II autonomie ( schaamte, twijfel)
Peuter, zelf individu, zindelijkheidstraining is wil ouders tegen over wil kind.
Steun én begrenzen.
----> wilskracht.
III initiatief ( Schuld)
4-6 jaar, identificatie, waarden normen, geweten vormen.
Omgeving negatief/ onduidelijk geeft schuldgevoel.
Leren beheersen.
----> doelgerichtheid.
IV constructiviteit / handvaardigheid (minderwaardigheid)
7-12 jaar, concreet kennis opdoen, vaardigheden,
school.
----> Bekwaamheid
V Identiteit (identiteitsverwarring )
Adolescent, interactie samenleving,
identiteitscrisis.
----> trouw
VI Intimiteit ( isolement)
Volwassen, zelfstandig, verantwoordelijkheid, etisch besef
Duurzame contacten, emotionele betrokkenheid
---->liefde
VII Generativiteit ( stagnatie)
Zorg dragen, vormen, leiden, volgende generatie.
----> zorg
VIII Integriteit (wanhoop, spijt, wrok.)
----> wijsheid
Vormen die adolescenten aangaan om identiteit te verwerven.
4 en 5 komen niet zo heel veel voor.
1. Foreclosure (voortijdig afgesloten)
2. Moratorium (uitstel)
3. Identiteitsverwarring
4. Negatieve identiteit
5. Kunstmatige identiteit
6. Indentity, achievement (succes, vooruitgang)
1. Foreclosure (voortijdig afgesloten)
Conformeren, sterk aan wensen/ verwachting van omgeving. Geen eigen keuzes/binding/
verplichting door experimenteren of ervaringen. Zijn gelukkig, zelfverzekerd, maar broos.
(veel jongere adolescenten)
2. Moratorium (uitstel)
Uitstel in voldoen aan plichten van volwassenheid, zodoende veel conflict met zelf en
omgeving. Dus mogelijkheid experimenteren van rollen en keuzemogelijkheden. Duurt dit te
lang, kans op idt.verwarring. (veel oudere adolescenten)
3. Identiteitsverwarring
Erikson typeert: ‘ik kan er geen greep krijgen’ vaak bij overspoeld worden door veel
ingrijpende veranderingen op meerdere gebieden, bv seks, ouders, studie,... alles tegelijk geeft
twijfel, conflict. (veel jongere adolescenten)
-
Tijdsverwarring,
tijdsbesef ontstaat als baby: behoefte- uitstel
bevrediging- verzadiging. Uitstel van bevrediging voelt als bedrog.
Onvoldoende toekomstperspectief.
- verlegenheid,
schaamte twijfel, peuters die zich te kijk voelden gezet.
nu beoordeeld voelen door anderen, zekerheid zoeken in aanpassen
groepsnormen.
- rolfixatie,
experimenteren geeft angst, falen, schuldgevoelens. Opgaan in
een groep kan helpen, schuld draag je als groep, niet individueel.
- werkverlamming,
ontoereikendheid, minderwaardigheid, kan bij
schoolkind ontstaan door onrealistische eisen aan kind. Kan geen
werkidentiteit ontwikkelen.
- biseksuele verwarring,
moeten nog uitzoeken hoe zij kunnen en willen
voldoen aan de normen voor mannelijkheid/vrl. Onzekerheid over gevoelens
die ze zelf niet vinden passen bij eigen geslacht. Omgeving en media hebben
grote invloed.
- autoriteitsverwarring,
kunnen eigen positie niet accepteren, dus niet
functioneren in hiërarchisch systeem Blijvend niet kunnen gehoorzamen of
laten gehoorzamen lijdt tot disfunctioneren en isolement.
- verwarring waarden.
Niet in staat fundamentele waarden van de
samenleving in passen in je levensstijl. Gevaar: ideologisch vacuum
(normloosheid).
Niet erg, wordt je sterker van, maar teveel is wel problematisch. Dan kans op 4 of 5.
4. Negatieve identiteit
Niet kunnen voldoen aan eisen, verwachting omgeving of jezelf. Juist vervallen in
ongewenst, daar bij aansluiten . bv streng gelovig, dan maar junk.
5. Kunstmatige identiteit
Volledig aanpassen. Geven: eigen ideeën inleveren Krijgen: groepslidmaatschap. Bv extreem
nationalisme, racisme.
6. Indentity, achievement (succes, vooruitgang)
Zelf keuzen kunnen maken beslissingen. Standvastig, flexibel. (veel oudere adolescenten)
Onderzoek zie schema blz. 82
2.6 Sociale omgeving en identiteit.
Veilige ondersteunend klimaat, nodig voor ontwikkeling door:
- activering (prikkelen, initiatieven nemen, zelfstandig laten zijn)
- bevestiging ( serieus nemen, bevestigen, positief waarderen)
David Riesman onderzoek verhouding maatschappij (voortaan: mij) en menstype
Globaal 3 menstypes:
1. traditie gericht type
Ontstaat in stabiele mij, (agrarische, standenmij.) verhoudingen liggen vast belangrijk:
eergevoel, rolgedrag, respect voor posities, volgzaamheid. Gezin is bevelshuishouding.
Wij gerichte cultuur.
2. op eigen innerlijk gericht
Bij mij die sterk is in ontwikkeling collectief ideaal. Gezag meer op bekwaamheid dan op
positie. Jeugd bewust maken van collectief ideaal, daarmee identificeren. Massamedia en
onderwijs hebben daarin een belangrijke rol. Gezin wel bevelshuishouding, maar wel
meningvormend naar ideaal.
3. gedrag afstemmend op de ander.
Past in pluriforme mij. Nederland. Ik cultuur. Goede afspraken, democratische procedures,
dan kan ieder naast elkaar leven, je moet durven veranderen. Hoge eisen aan sova, veel
oriëntatie op gedrag van anderen. Gezin is onderhandelingshuishouden.
Nederland multicultureel, geeft botsingen. Geeft angst (terrorisme) vraagt aan allochtonen
aanpassing en verminderd tolerantie.
Kees Kraaijeveld (filosoof) welke uitweg mij keuze? Absoluut verscheidenheid of
absoluut eenheid?
Drie dingen die kunnen helpen, (zoals bij FunX ,jongeren radiozender) ondanks grote
verschillen toch één voelen:
Identificatie, met de essentiële uitgangspunten van de mij. NEd is rechtstaat, politiek
democratie, macht ligt bij volksvertegenwoordigers die gekozen zijn. besluiten door
meerderheid van stemmen.
Inspraak, is middel om deel te nemen aan mij. Geeft betrokkenheid, kan leiden tot meer
welbevinden.
Inclusie, zonder uitsluiting of stigmatisering willen we vorm geven aan de toekomst van
de samenleving.
Etnische/culturele identiteit. ( invloed vanuit maatschappelijk- etnische context)
Etnos = natie, volk Door afstamming, geschiedenis en cultuur bij een groep horen.
Iedere leerling is een persoon. Het etnisch bewustzijn verschilt p.p.
Belangstelling en respect voor beleving van indiv. en groepsbeleving van etnische
verschillen is erg belangrijk voor gevoel (h)erkenning.
Migrantengezinnen vaak gevoelig voor uitlatingen over de etnische groep waar ze bij
horen.
Gevolgen migratie afhankelijk van:
- Oorzaak ven migratie. Gedwongen, plotseling, bedreiging?
- Hoeveel overeenkomst is er bij de 2 landen.
- Leeftijd,
- Persoonlijkheid
Altijd rouw en angst. (Schuldgevoel, verdriet, gemis, boosheid.)
Niet altijd erkend en goed verwerkt.
Wegdrukken of wegzinken barrière voor evenwichtige nieuwe ontwikkeling
Afweer:
- Alleen maar naar toekomst kijken, verleden taboe, identificatie is nieuwe
gastlandbewoner.
- Vermijden interactie nieuwe omgeving, angst.
- ‘Rente neurose’ in uitzonderingspositie gebracht voelen en daar van willen profiteren
drie invloeden op migrant:
Gemigreerde landgenoten. Bijv bij gezinshereniging., eigen hulpverleningsinstellingen, geeft
houvast en zekerheid. Wel oppassen dat er niet teveel loyaliteit verwacht wordt. Eigen
id ontwikkelen.
Thuisland. Thuis, familie, klimaat, vrienden, omgeving. Soms controle erg groot, bij
studenten, loslaten voelt als verraad en misschien uitstoting
Nederlandse omgeving. Positief en negatief. Snel ‘zondebok’ bij economisch slechte tijden.
Laat ze maar teruggaan. Als individu krijg je de vooroordelen van ‘jouw groep’
Discriminatie. Nederland sterk integratie, met behoud van eigen etnische identiteit.
condition migrante
Kan ontstaan uit interactie van omgeving. Migrant voelt zich permanent tijdelijk in
Nederland, eindeloos logeren.
2.6.3. gezin
afhankelijk ouders:
1. materieel
2. emotioneel
3. ideologisch
4. gedragsmatig
Download