De Nederlandse rechtsstaat Paragraaf 1: Normen en waarden: Horen bij een cultuur => Alles wat een groep mensen zichzelf heeft aangeleerd. Waarden: Ideeën die mensen heel belangrijk vinden, bijvoorbeeld liefde, bezit of respect. Normen: Regels over hoe iemand zich moet gedragen Grondwet: Belangrijkste regels en wetten in Nederland => De basis voor alle wetten. Zowel burgers als de overheid moet zich aan die wetten houden, daarom heet Nederland een rechtstaat. Aan de basis van de Nederlandse rechtstaat staan 4 waarden, ieder mens heeft recht op: -Menselijke waardigheid -Leven -Gelijkheid -Lichamelijke integriteit 3 kenmerken van de rechtstaat: 1. Machtenschending 2. Rechtsbescherming 3. Rechtshandhaving 1. Machtenschending: Balance of power De macht moet zo veel mogelijk worden verspreid over verschillende onderdelen van de overheid => Trias politica: De algehele staatsmacht ligt niet bij 1 groep, maar bij 3 groepen die elkaar kunnen controleren. 2. Rechtsbescherming tegen de overheid: Volgens het legaliteitsbeginsel moet de overheid precies handelen zoals de wet voorschrijft; ieder overheidsgeweld is dus gebaseerd op de wet. Als burger ben je ten alle tijden onschuldig, totdat de aanklager/politie het bewijs heeft rondgekregen. Als bewijs in een onderzoek niet volgens de wet verkregen is, dan geld dit als onrechtmatig verkregen bewijs, en gaat de verdachte vrijuit. Alleen in de volgende 3 gevallen is het strafbare gedrag niet verwijtbaar: -Ontoerekeningsvatbaarheid: De verdachte wist op het moment van de daad niet wat diegene aan het doen was. -Overmacht: De verdachte kon niets anders doen dan de wet overtreden -Zelfverdediging: De verdachte moest geweld gebruiken om een directe aanval af te slaan 3. Rechtshandhaving: De overheid mag als enige in het land geweld gebruiken, om er voor te zorgen dat de burgers de wetten nakomen => Geweldsmonopolie. Er zijn wel bepaalde regels waaraan de politie moet voldoen, om geweld te plegen. Het strafrecht: de fases: 1. Arrestatie: De verdachte wordt gearresteerd op straat of in zijn/haar huis. 2. Verhoring: De verdachte mag 6 uur lang op het politiebureau worden verhoord. 3. Huis van bewaring: Maximaal 1 maand, de officier van justitie kan vragen aan de rechter-commissaris of de verdachte nog 1 maand vast kan blijven zitten. 4. Verdachte krijgt te horen dat hij voor de rechter moet komen: De officier van justitie beslist wat er met de verdachte gaat gebeuren, hij/zij kan 3 dingen doen: -Seponeren: Het bewijs rond de verdachte is niet rond, en hij/zij besluit de verdachte vrijuit te laten gaan. -Schikken: De dader krijgt een transactie of boete voorgelegd, en als hij wil betalen, hoeft hij niet voor de rechter te komen. -Vervolgen: De dader wordt voor de rechter voorgebracht en kan een gevangenisstraf krijgen. 5. Bryan zit als verdachte in de rechtszaal => Procedure: 1. De rechter wijst de verdachte op zijn zwijgrecht 2. De officier van justitie leest de aanklacht of tenlastelegging voor 3. De rechter neemt het dossier helemaal door met de verdachte 4. De verhoren van getuigen en deskundigen door de rechter, officier en advocaat 5. De officier spreekt strafeis uit in het eindverhaal of requisitoir 6. De advocaat houdt een eindpleidooi 7. De verdachte heeft het laatste woord 8. De rechter doet uitspraak 6. Bryan moet de uitspraak van de rechter opvolgen, hij is nu officieel een dader. Paragraaf 2: Voor de revoluties: Rond 1800 leefden de burgers in Europa in grote onvrijheid => De koningen en adel en soms rijke burgers hadden alle macht. De vorst keurde wetten goed, voerde ze uit en sprak ook recht. Dit rechtssysteem wordt absolutisme genoemd. Europese staten waren voor 1800 standenmaatschappijen, waar aparte wetboeken bestonden voor de geestelijkheid, adel en gewone burgers. Revoluties: In West-Europa komt verzet van rijke industriëlen en handelaren, de bourgeoisie. Zij wilden zich onderscheiden van het gewone volk. Intellectuele burgers vertegenwoordigden een nieuwe denkrichting: de verlichting. Zij brachten ook de mensenrechten aan het licht: (de belangrijkste) -Het recht op persoonlijke vrijheid -Lichamelijke integriteit -Privébezit -Nastreven van geluk De Fransman Montesquieu bedacht de trias politica. De kritiek op Europa, mondde uit in gewelddadige opstanden, zoals de Franse revolutie. Na de revoluties: 1798: De staatsregeling, de eerste Nederlandse grondwet => Nederland een eenheidsstaat 1814/1815: Grondwetswijzigingen => Vrijheid van godsdienst en drukpers – Macht van koning Willem I nog steeds groot. 1848: Opstanden in binnen- en buitenland 1848: Eerst alleen rijke mannen hadden kiesrecht. Rond 1900: Leerplicht 1919: Algemeen kiesrecht voor iedereen van 18 jaar of ouder 1948: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties opgesteld 1983: Sociale grond- rechten, zoals het recht op gezondheidszorg, woongelegenheid, en een uitkering in de Nederlandse grondwet. 1983: Verbod op discriminatie Ontwikkeling strafrecht: Voor de revolutie: Rechter en aanklager werden niet goed betaald, daardoor legde de rechter extreem hoge boetes op, om nog wat extra’s te kunnen verdienen. Na de revolutie: Rechters en aanklagers zijn goed opgeleide, en goed betaalde mensen. De verdachten en criminelen krijgen steeds meer rechten. Vanaf 1800:Het eerste Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland, bepaalde dat geselen, brandmerken, zwaaien met het zwaard boven iemands hoofd en te pronk stellen als openbare lijfstraf mochten, maar het wetboek verbood de pijnbank om een bekentenis los te krijgen. 1860: De lijfstraffen en openbare terechtstellingen verdwenen volledig, de veroordeelden werden in eenzaamheid opgesloten. 1950: Veel kritiek op deze ‘eenzame morele heffing’, er kwam meer aandacht gegeven aan het heropvoeden van de gevangene, en hem/haar voorbereiden op een terugkeer in de maatschappij. Paragraaf 3: Libertair en totalitair: In het denken over de ideale samenleving is de rechtsstaat een vorm van samenleving tussen 2 uitersten: -De libertaire staat: De politie heeft nagenoeg geen rechten om haar wil op te leggen, burgers zijn vrij van overheidsgeweld => De overheid mag net zo weinig geweld gebruiken als burgers onderling. -De totalitaire staat: De overheid kan alle middelen inzetten om haar wil aan haar burgers op te leggen, hersenspoelen, martelen, verdwijningen en doden door het leger en politie zijn aan de orde van de dag in een totalitaire maatschappij. Libertaire samenleving Alleen rechten Totalitaire samenleving Alleen plichten Rechtstaat Vrijheidsrechten + plichten Harde rechtsstaat Veel nadruk op handhaven rechtsorde Zachte Rechtstaat Veel nadruk op rechtsbescherming Links (progressief) Midden Rechts (conservatief) De visies van het strafrecht komen scherp naar voren bij de volgende 3 vragen: 1. Criminaliseren of decriminaliseren? Moet de overheid schadelijk gedrag opnemen in de strafwet? => Criminaliseren? Of moet er niet met de strafwet in de hand worden gedreigd? => Decriminaliseren? -Strafrechtverharders vinden dat de vrijheid van burgers veel te veel is doorgeschoten, respect voor het menselijk leven moet worden afgedwongen met duidelijke regels. -Strafrechtafschaffers zien vragen rond leven, dood en seksualiteit als een puur persoonlijke aangelegenheid, mensen kunnen zelf de keuzes verantwoordelijk maken. -Strafrechthervormers willen de burgers wel vrij laten in hun keuze, maar op de achtergrond moet altijd de sterke arm van het strafrecht zijn als mensen misbruik maken van hun vrijheid. 2. Big brother is watching you of vrijheid blijheid? -Strafrechtverharders vinden dat iedereen zich aan de democratisch opgestelde regels moet houden, en dat preventief strafrecht noodzakelijk is => De politie kan al ingrijpen voordat het misdrijf of de aanslag is gepleegd -Strafrechtafschaffers vinden dat de rechtsstaat is afgezakt naar het niveau van een ‘verlichte politie staat’ => De politie is eerder een bedreiger dan een beschermer van de rechtsstaat. -Strafrechthervormers vinden dat er voldoende opsporingsmiddelen zijn, hervormers willen zoveel mogelijk een reactief strafrecht => Politieoptreden na het delict. 3. Straffen of heropvoeden? -Strafrechtverharders pleiten voor lange gevangenisstraffe, vergelding, afschrikking en beveiliging van de staat zijn de belangrijkste doelen van de straf => Oog om oog, tand om tand desnoods levenslang of zelfs de doodstraf. -Strafrechtafschaffers vinden dat de gevangenissen doelbewust zijn gebouwd omdat de machthebbers, zoals politici en ondernemers, daar belang bij hebben. Dader en slachtoffer moeten onderling een regeling treffen, eventueel met behulp van vrienden en advocaten onder leiding van een rechter => dading -Strafrechthervormers vinden resocialisatie en heropvoeding het belangrijkste doel van de straf, de dader moet leren hoe hij zich moet gedragen in de samenleving. De hervormers pleiten voor de alternatieve of taakstraf, dat wil zeggen werken of cursussen volgen, die te maken hebben met het gepleegde delict. Hoofdstuk 2: Is de rechtstaat in crisis? Paragraaf 1: Recht op gelijkheid: Alle mensen zijn vrij en gelijk – Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Gelijkheidsbeginsel: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen behandeld. Recht halen: De regering gebruikt positieve discriminatie => Een vorm van ongelijke behandeling, die kan helpen om ongelijkheid te verminderen. Burgers die vinden dat ze gediscrimineerd worden, hoeven niet meteen naar de rechter te stappen, ze kunnen hun klacht indienen bij de Commissie gelijke behandeling. De strafwetgeving: publiek en privébezit Regering en parlement => Strafwetgever, zij bepalen of bepaald gedrag strafbaar is. Het privébezit is in het strafrecht zeer goed beschermd, niemand mag op welke manier dan ook aan jouw lichaam, spullen, huis en grond komen. Het publiek bezit is minder beschermd in de strafwet => Aantasting van de vrede, natuurschoon, overheidsfinanciën, werkgelegenheid en de volksgezondheid levert lang niet altijd een strafbaar feit op. De overheid maakt onderscheid tussen: -Witteboordencriminaliteit: Dader heeft een hoge maatschappelijke positie, pleegt het delict in de beroepssfeer en het delict betreft fraude. -Blauweboordencriminaliteit: Dader heeft een lage maatschappelijke positie, het delict vindt plaats in de privésfeer en het gaat om direct geweld tegen goederen of mensen. De maximumstraffen in het wetboek zijn voor blauweboordendelicten hoger dan voor witteboordendelicten. Opsporen en vervolgen: De meeste opgespoorde delicten zijn blauweboordendelicten. Blauweboordendelicten zijn over het algemeen veel eenvoudiger op te lossen en er is een duidelijk aanwijsbaar slachtoffer. Rechtszaken tegen witteboordencriminelen komen veel minder vaak voor. Als er toch een dader van fraude wordt opgepakt, dan gaat de benaderde partij, bijvoorbeeld de belastingdienst of de milieudienst van de gemeente, praten met de dader. Alleen de grote zaken worden uiteindelijk doorgespeeld naar het OM. Soms volgt er dan een schikking, een technisch sepot door onvoldoende bewijs of een beleidssepot, omdat vervolgen te veel nadelen heet voor het bedrijf. De strafrechtsspraak: De rechter straft in Nederland dadergericht en daadgericht: Hij kijkt zowel naar de persoon als naar de misdaad zelf. De rechter wil weten wat de sociale en psychische achtergronden van de verdachte zijn. Lager geschoolden eerder een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan mensen met een hogere maatschappelijke positie. Als de rechter een boete uitdeelt, houdt hij rekening met het inkomen van de verdachte. Klassenjustitie in Nederland? Klassenjustitie: het strafrecht werkt in de praktijk selectief: hoe hoger de maatschappelijke positie, hoe minder streng het strafrecht werkt. Werkt het strafrecht wel of niet selectief? - Rijkeren kunnen betere advocaten krijgen. - Overheid is bang om ondernemers die voor werkgelegenheid zorgen aan te pakken. - Officieren van Justitie hebben vaak geen zin in de heel lange en moeilijke processen tegen hoge pieven uit het bedrijfsleven. - De rechter kan zich veel moeilijker verplaatsen in de lagere sociale groep. - De rechter zou juist de hoogopgeleiden hard moeten straffen: zij hebben het immers al goed en weten heel goed hoe het hoort. . - Blauweboordendelicten worden terecht hoger gestraft, want hebben een grotere impact op het gevoel van veiligheid. - Blauweboordendelicten worden nou eenmaal vaker aangegeven. - Het bewijsmateriaal bij witteboordendelicten is vaak moeilijk te verkrijgen. - Politie en Justitie zijn goed opgeleid en hebben geen vooroordelen - Mensen van hoge afkomst hebben meer te verliezen en zullen dus niet snel opnieuw de fout in gaan. - Mensen van lagere afkomst hebben vaak geen geld om boetes te betalen. Paragraaf 2: Rechtshandhaving en rechtsbescherming: Macht hebben betekent dat je mensen kunt dwingen om te doen wat jij wilt, dat de overheid de hoogste macht is, wordt door bijna alle Nederlanders geaccepteerd. Mensen die werken voor de overheid zijn gezagsdragers, ambtenaren voeren de wetten uit, de politie mag geweld gebruiken tegen wetsovertreders en ze arresteren en officieren van justitie kunnen namens de overheid wetsovertreders vervolgen. In de praktijk van de rechtstaat is het steeds zoeken naar de ballans tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming. Taken van de overheid: De overheid heeft verschillende machtsmiddelen om het recht te handhaven. De overheid kan preventieve maatregelen nemen om wetsovertredingen tegen te gaan, zoals sms'jes te sturen naar spijbelaars en camera's ophangen in de openbare ruimten. Politie en Openbaar Ministerie kunnen namens de overheid ook repressieve maatregelen nemen. De politie heeft 3 taken: 1. Opsporen van wetsovertreders 2. Handhaven van de orde 3. Hulpverlening Officieren van Justitie hebben 3 taken: 1. Leiding geven bij de opsporing 2. Verdachten voor de rechter brengen 3. Zorgen dan de straffen worden uitgevoerd Als misdaad loont Uit onderzoek blijkt dat een land veiliger wordt als de pakkans en de strafkans groter worden. De hoogte van de straf speelt een kleinere rol. Een voorbeeld kan dit duidelijk maken: Pakkans +1% => Geweldscriminaliteit -0.5% Strafduur +1% => Criminaliteit -0.1% Naarmate de Politiecommissarissen, officieren van justitie en rechters meer boeven oppakken, vervolgen en berechten, krijgt hun organisatie meer geld van de overheid = > Dit is in zogenaamde prestatiecontracten vastgelegd. Onterechte veroordelingen: Iemand kan alleen veroordeeld worden als de rechter vindt dat er een overtuigend bewijs is, zo niet dan volgt er vrijspraak. Een bewijs kan bestaan uit: -Verklaringen van getuigen, die vertellen wat ze hebben gezien of gehoord, zoals politieagenten en slachtoffers. -Een verklaring van de verdachte zelf -Verklaringen van getuige-deskundigen, bijvoorbeeld psychologen -Schriftelijke documenten, geluids- en beeldopnamen. -Voorwerpen, bijvoorbeeld een moordwapen met DNA-afdrukken of het shirt van het slachtoffer met bloedvlekken. Om te zorgen dat onschuldige burgers niet worden veroordeeld, moeten er in het dossier dat het OM naar de rechter stuurt niet alleen maar bewijzen zitten, maar ook ontlastende bewijzen: bewijzen die kunnen aantonen dat de verdachte het misdrijf niet heeft gepleegd. Falen politie en justitie? Conservatieve politici zeggen dat prestatiecontracten een goed middel zijn om paken strafkansen te verhogen. De zitkans moet ook stijgen => Het aantal gevangenisstraffen als percentage van het totaal aantal straffen. De reden waarom de pak-, straf- en zitkansen te klein zijn, zit hem in het feit dat politie en justitie te weinig bevoegdheden en menskracht hebben. Progressieve politici vinden dat er te veel nadruk wordt gelegd op pak-, straf- en zitkans. Prestatiecontracten leiden volgens hen tot meer bonnen voor verkeersovertredingen. Het gevaar van prestatiecontracten is het zogenaamde tunneldenken => Een verdachte voortijdig als dader aanmerken en het als gevolg daarvan wegredeneren van ontlastend bewijs. Paragraaf 2.3: De criminaliteitsbestrijding: Rechtspraak is in handen van de onafhankelijke rechter => De rechter is aan niemand verantwoording verschuldigd: niet aan de regering niet aan het parlement of welke andere partij dan ook. De rechter wordt voor het leven benoemd, en zijn salaris via de wet geregeld. De taken van de rechter zijn: 1. Bepalen of het gedrag van de verdachte strafbaar is 2. De schuld of onschuld van de verdachten bepalen 3. De straf voor daders bepalen Eigenrichting: In een rechtstaat is het logisch dat alle conflicten via de rechter worden uitgevochten. Wanneer je het niet eens bent met de uitvoering van een wet door de regering, dan mag je niet naar het Binnenhof gaan om daar de ruiten in te gooien, maar je legt de zaak voor aan de rechter => Administratief recht Bij ruzies tussen burgers onderling geldt niet het recht van de sterkste, maar kan de zaak ook voorgelegd worden aan een rechter => Civiel recht Als de politie iemand heeft gearresteerd, draagt de politie de verdachte over aan de rechter => Strafrecht In een rechtsstaat heeft de staat het geweldsmonopolie - Burgers mogen geen eigen rechter spelen tegenover verdachten en daders, maar ook niet ten opzichte van exgedetineerden, die na gevangenschap terugkomen in de wijk - Doen burgers dit wel? => Eigenrichting Elkaar aanspreken op strafbaar gedrag is een vorm van sociale controle die vanzelfsprekend is, volgens de strafwet is het zelfs een burgerplicht om andere mensen te helpen als ze in nood zijn => voorbeelden van actief burgerschap Een rotschop geven Burgers mogen volgens de Nederlandse wet zichzelf en anderen verdedigen als ze bedreigd worden => Noodweer. Je probeert in zo een geval te voorkomen dat je wordt geslagen, geschopt of beroofd. De grenzen van noodweer zijn als volgt: -Burgers mogen zichzelf bij een acute dreiging verdedigen - Als je op straat wordt lastiggevallen wordt door een groep dronken kerels die je te pakken willen nemen, mag je hard terugmeppen. -Burgers mogen geweld gebruiken ter zelfverdediging naar de mate van de bedreiging => Het moet gepast of proportioneel geweld zijn. Als een klein meisje van vier jaar met een mes naar je toe komt lopen dan kun je als 18-jarige dat mes afpakken zonder haar ernstig te hoeven stompen. -Burgers mogen in een panieksituatie bij onmiddellijk gevaar meer geweld gebruiken dan strikt noodzakelijk was om zich te verdedigen => Noodweerexces. Als je bestolen wordt, kun je zo geschrokken zijn dat je de dader een schop geeft, terwijl hij zich al heeft overgegeven. Buurtwachten en bewapende winkeliers Regelmatig zijn mensen in de wijk het zo zat, dat ze gezamenlijk het initiatief nemen om de veiligheid in de buurt te bevorderen door buurtwachten of burgerwachten te vormen. Als burgers of particulier bewakingspersoneel mogen zij alleen op heterdaad iemand staande houden => Burgerarrest. De dader mag in bedwang worden gehouden. De politie moet dan meteen gebeld worden. Bewoners, particuliere beveiligingsbeambten mogen zich niet preventief bewapenen => Wapen bij je hebben met de bedoeling om het als wapen te gebruiken. Voorbeelden: Geweren, honkbalknuppels & pepperspray. Burgers mogen verdachten, criminelen, ex-gedetineerden en vrijgesprokenen verdachten niet in het openbaar bekend maken. Veelplegers mogen wel geweerd worden in winkelcentra. Soms hangen buurtbewoners posters op van een vrijgelaten pedoseksueel, die in de wijk komt wonen => Naming and shaming-acties. Naming and shaming-acties zijn strafbaar, omdat ze te veel de belangen schaden van de dader. Progressieve politici zijn terughoudend om burgers actief in te schakelen bij het bestrijden van de criminaliteit - Er bestaat het gevaar van een 'overgecontroleerde' samenleving, waarin iedereen elkaar in de gaten houdt en het recht op privacy verdwijnt. Ten tweede is er angst voor een geweldsspiraal; gebruik van geweld roept weer nieuw geweld op. Conservatieve politici vinden dat er niet te snel gesproken moet worden van eigenrichting. De overheid heeft het geweldsmonopolie gekregen op voorwaarde dat zij haar burgers beschermt. Bovendien zal de criminaliteit teruggedrongen worden en dat maakt een veiliger samenleving waar alle burgers baat van hebben. Ten slotte laten burgers door actief aan de strijd tegen criminaliteit mee te doen zien dat ze iets voor elkaar over hebben. Politici in het midden zoeken naar een balans tussen de overheid als de ordehandhaver en de hulp van actieve burgers daarbij, samenwerking is hierbij het centrale woord. Ze vinden het actieve burgerschap een goede zaak, maar wel strikt onder de regie van de politie. Hoofdstuk 3: Paragraaf 1: Je merkt het misschien niet, maar in tv-programma's worden soms met opzet feiten weggelaten of verdraaid => Manipulatie. Wat doet al die informatie met je? 1. De media werken volgens de injectienaaldtheorie => De media kunnen mensen naar believen beïnvloeden: alsof ze een injectienaald in hun hersenen krijgen. Het publiek is passief en neemt alles voor zoete koek aan. 2. De agendatheorie => De media bepalen waar mensen over praten. De media kunnen zoveel aandacht aan criminaliteit en terreurdreiging besteden, dat politici zich hardop gaan afvragen of onze rechtsstaat niet te zacht is. Als politici hun kiezers willen behouden moeten ze daar wel op in gaan. 3. In de media vinden gedegen en soms geëmotioneerde debatten plaats over de bestrijding van criminaliteit en de richting waar de rechtsstaat naartoe moet. Aan het woord zijn dan opinieleiders => Mensen die binnen een groep hoog in aanzien staan, aan hun mening wordt veel gezag gehecht. Als veel opinieleiders roepen op een zachtere rechtsstaat, dan nemen volgens de opinieleiderstheorie mensen die mening over. 4. De theorie van selectieve perceptie => het publiek vormt de informatie zo dat het altijd weer bij haar referentiekader past. Je referentiekader bestaat uit je eigen waarden, normen, kennis en ervaringen. Mensen horen alleen wat ze bekend in de oren klinkt en zien alleen wat bij hun beeld van de wereld past. Overschatten de media de omvang van criminaliteit: Objectieve veiligheid => Veiligheid zoals vastgesteld in de statistieken Subjectieve veiligheid => Veiligheid zoals die persoonlijk wordt ervaren Door emoties overmand zien mensen niet meer goed de realiteit. Allerlei maatschappelijke groepen hebben er ook belang bij de burgers ongerust te maken. Voorstanders van een harde rechtsstaat zeggen dat politiestatistieken maar een topje van een ijsberg zijn. De verborgen criminaliteit is veel groter. Uit dader- en slachtofferonderzoeken wordt de werkelijkheid meer zichtbaar. Bij geweldscriminaliteit zijn niet zozeer de materiële gevolgen groot, maar vooral de immateriële schade, zoals slecht slapen, angst en concentratieproblemen. Het overheidsbeleid: De regering is gevoelig voor de publieke opinie en gaat de strijd aan tegen de criminaliteit om gevoelens van onveiligheid bij veel burgers te verminderen. De regering voert een vijfsporenbeleid met voor elk van de vijf dadergroepen en type delict een eigen beleid: A Veelvoorkomende criminaliteit: 1. Risicojongeren => Jongeren van 8 tot 16 jaar, vooral uit de grote steden, die aan het begin staan van een criminele carrière door thuis en schoolproblemen. Door verplichte intensieve coaching van de ouders bij de opvoeding meer controle op spijbelen, HALT-straffen, en eventueel jeugdgevangenissen met zorg tijdens en na de celstraf moet hun criminele gedrag worden gestopt. 2. Veelplegers => meer dan 60% van de blauweboordencriminaliteit wordt gepleegd door een beperkte groep van veeplegers, vaak drugsverslaafden. Veelplegers (diefstal, berovingen) worden maximaal 2 jaar opgesloten en moeten afkicken. Tijdens hun detentie wordt er gewerkt aan een goede terugkeer naar de samenleving. Naast de celstraf en de taakstraf is er het elektronisch huisarrest, waarbij de veroordeelde thuis moet blijven. B Zware criminaliteit: 3. Zware criminelen, zoals moordenaars, verkrachters, overvallers en de georganiseerde criminaliteit moeten hard aangepakt worden; langdurig achter slot en grendel, eventueel met tbs. Aan het einde van hun straf kunnen zij geleidelijk in minder zware gevangenisregimes komen. Na hun straf worden zij begeleid door hun maatschappelijk werkers of de reclassering om te voorkomen dat zij weer de fout in gaan of recidiveren. C Fraude: 4. Witteboordencriminelen worden door gespecialiseerde financiële medewerkers van het Openbaar Ministerie en andere overheidsinstellingen, zoals de belastingdienst, arbeidsinspectie en de milieupolitie opgespoord. Zij controleren of bedrijven zich aan de regels houden. De Mededingingsautoriteit ziet erop toe dat bedrijven met elkaar concurreren en geen illegale prijsafspraken maken. Ook aanpak van fraude met uitkeringen heeft een hoge prioriteit. D Terrorisme: 5. Terroristen: Een kleine groep van mogelijke terroristen wordt constant in de gaten gehouden door de veiligheidsdienst AIVD. Terroristen zijn mensen die om ideologische redenen politici, burgers en de rechtsstaat met geweld willen vernietigen. Terroristen worden vaak met veel machtsvertoon preventief opgepakt als de verdenking zo groot is, dat ze door de rechter veroordeeld zullen worden. Paragraaf 2: De vergelijking: Nederland en Turkije Om lid te worden van de EU moet een land aan 3 eisen voldoen: 1. Een democratie zijn en mensenrechten eerbiedigen. 2. Alle bestaande wetten en regels van de EU accepteren en in eigen land doorvoeren. 3. Een goed werkende markteconomie hebben en eventueel na een overgangsperiode volledig deel gaan uitmaken van de interne markt. Turkije komt in aanmerking om lidstaat te worden van de EU, want een belangrijk discussiepunt is of Turkije een rechtsstaat is en de mensenrechten eerbiedigt. Tegenstanders van Turkije toetreding tot de EU: -Ze beweren dat Turkije geen echte rechtsstaat is -Het is slecht gesteld met minderheden, zoals de Koerden -In sommige gebieden durven christenen niet uit te komen voor hun geloof -De oproerpolitie treedt harder op -Verhalen van martelingen op politiebureaus -Ook op gebied van machtenscheiding nog geen rechtsstaat -Koerden geen eerlijk proces -De doodstraf bestaat nog steeds Voorstanders van Turkije toetreding tot de EU: -Al jaren lang een democratische staat -De beginselen van een rechtsstaat zijn verankerd in de Turkse samenleving -De rechtsstaat heeft de laatste jaren grote vorderingen gemaakt -De rechtspraak functioneert onafhankelijk -Seculiere rechtsorde en een meerpartijenstelsel Nederland en de EU In 1991 werd het Verdrag van Maastricht gesloten => De EU werd officieel opgericht. De landen van de EU hebben afgesproken om gemeenschappelijk de misdaad te bestrijden. Dat betekent praktisch: -Uitwisseling van gegevens over misdaad -Het samenwerken van inlichtingen- en veiligheidsdiensten -Europese politiemacht: Europol Geschillen die te maken hebben met Europese regelgeving kunnen aan het Europese Hof van Justitie voorgelegd worden. De beslissingen van dit hof zijn bindend en gaan boven nationaal recht. Nederland en de VN Na de 2e Wereldoorlog zijn de Verenigde Naties (VN) opgericht. Het belangrijkste doel van de VN is het bevorderen van de veiligheid en de mensenrechten in de wereld. Buurlanden die elkaar aanvallen, terroristische aanslagen en totalitaire staten zijn in strijd met dat internationale recht. Na de val van de Berlijnse muur in 1989 bleef er 1 supermacht over, de Verenigde Staten. De VS en Europa spraken van een nieuwe wereldorde, waarin het internationale recht zou zegevieren. Maar in de praktijk werd de wereld instabieler en onveiliger. Allerlei etnisch-religieuze, binnenlandse en regionale spanningen kwamen aan de oppervlakte. De VN als politieagent 4 organen van de VN zijn direct betrokken bij het bevorderen van de internationale veiligheid. 1. De Veiligheidsraad => 15 leden: 5 permanente leden (Engeland, Rusland, VS, Frankrijk en China), die ieder een vetorecht hebben => Zodat zij een besluit tegen kunnen houden. Verder zijn er iedere 2 jaar 9 wisselende leden zonder vetorecht. Voor het nemen van een besluit zijn 9 voorstemmers nodig. De Veiligheidsraad kan een Veiligheidsraad kan een VN-leger oprichten, dat orde op zaken stelt in een onrustig gebied en economische sancties opleggen. 2. Commissie voor de mensenrechten => Onderzoekt de situatie van de mensenrechten in vele landen en rapporteert aan de veiligheidsraad. 3. Internationaal Gerechtshof in Den Haag => Als 2 staten ruzie hebben met elkaar, kunnen zij het probleem voorleggen aan het gerechtshof. Deze rechters kunnen slechts een advies uitbrengen, bijvoorbeeld over een grensconflict tussen buurlanden. 4. Internationaal Strafhof in Den Haag => Rechtbank die bindende straffen kan uitdelen aan opgepakte verdachten die de mensenrechten op grove wijze hebben geschonden, bijvoorbeeld bij marteling of een etnische zuivering. Het beste internationale veiligheidsbeleid: Volgens Nederlandse politici mag een land in crisis wel over zijn eigen toekomst beslissen maar deze soevereiniteit is niet voorwaardelijk =>Zelfstandige beslissingsbevoegdheid van een staat. Als een staat zich 'onverantwoordelijk gedraagt naar haar eigen burgers en de internationale gemeenschap', dan verspeelt het land het recht op zelfstandigheid en mag er ingegrepen worden. De meningen lopen uiteen: Wanneer mag er ingegrepen worden? Hoe grijpen we in? Wie beslist daarover? Volgens progressieven moet de buitenlandse politiek de oorzaken wegnemen van onveiligheid, schending van de mensenrechten en oorlogen. Armoede, wapenhandel en cultuurimperialisme, waarbij de westerse levensstijl wordt opgedrongen, moeten bestreden worden. Linkse mensen pleiten ook voor een VN, waarin de Veiligheidsraad representatiever is samengesteld, bijvoorbeeld met derdewereldlanden. Er moet niet te snel naar grootschalig militair geweld gegrepen worden. Als politieke middelen niet hebben gewerkt, mogen de VN militairen optreden, mits goed gecontroleerd, en bestraffen als er teveel geweld wordt gebruikt, bijvoorbeeld tegen krijgsgevangenen of burgers. Politici in het midden vinden dat de armoede in de derde wereld deels het gevolg is van de overheersende positie van het rijke westen, maar er zijn ook veel corrupte regeringen in Afrika en Azië die zichzelf verrijken en veel dure wapens kopen. Een harde diplomatie moet gevoerd worden tegen 'schurkenstaten'. Als dat niet helpt mogen de VS of de NAVO namens de VN militairen optreden met toestemming van de Veiligheidsraad. Rechtse politici betogen dat de wereld vooral onveiliger wordt door allerlei regeringen in derdewereldlanden, die hun frustraties uiten tegen het rijke westen en hun eigen bevolking onderdrukken. Gelukkig is er een vrij westen met een sterk Amerika, dat de internationale rechtsorde kan handhaven. De VS mogen zelf in uiterste nood met militaire middelen preventief aanvallen als het nationale of internationale belang gediend is => Unilateraal beleid, dus zonder steun van bondgenoten. Dictators in totalitaire staten hebben meestal lak aan diplomatieke druk.