Grieks, Latijn en antieke cultuur? Een uitstekende

advertisement
Robert Nouwen, Grieks, Latijn en antieke cultuur? …
Grieks, Latijn en antieke cultuur? Een
uitstekende basis voor burgerzin!
Dr. Robert Nouwen
Nog niet zo lang geleden, meer bepaald in het najaar van 2010, werd in het Vlaams Parlement een
actualiteitsdebat gehouden over het bevorderen van burgerzin en democratische en
maatschappelijke attitudes bij de Vlaamse jongeren. Voorstellen allerhande werden geformuleerd,
maar geen van de parlementsleden greep terug naar de Grieks-Romeinse cultuur. Mij heeft dat
bijzonder verwonderd en wel om de volgende reden. Het is net de Grieks-Romeinse cultuur die
enkele belangrijke fundamenten heeft gelegd voor onze westerse democratie, die onze
democratische opvattingen heeft helpen ontwikkelen en vormgeven. In 1947 verscheen in de
keurreeks van het Davidsfonds het boekje “Hellas en de West-Europese cultuur” geschreven door
Willy Peremans. Hierin verdedigde de auteur het humanisme, geworteld in de Grieks-Latijnse
traditie. De gruwel van de twee wereldoorlogen had in Europa diepe wonden geslagen. Een
bovenmenselijke taak wachtte de Europese leiders om uit het puin, veroorzaakt door het geweld,
een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het was daarom belangrijk de wereld te verstaan in en door
het verleden. De Griekse geschiedenis, die volgens de auteur dé bakermat is van de West-Europese
cultuur, leverde een onmiskenbare bijdrage aan de ontwikkeling en de vorming van Europa. En zo
verschafte W. Peremans een beknopt maar vrij systematisch overzicht met als doel die bijdrage van
de Griekse cultuur te duiden. In 1950 publiceerde Pieter Lambrechts bij het Willemsfonds “Wat
Hellas en Rome ons gaven”. Hierin behandelde hij op een meer uitvoerige wijze de bijdrage van de
Grieks-Romeinse wereld aan de westerse cultuur. Hij wilde doordringen tot het wezen en het genie
van beide volkeren en aantonen welk aandeel zij hebben gehad in de vorming van de West-Europese
samenleving. Voor B. Johnson is dat aandeel van die aard dat je gerust mag stellen dat de Oudheid de
hedendaagse wereld heeft voortgebracht. Die bijdrage van de Grieken en de Romeinen duurt tot de
dag van vandaag. Literatuur en beeldende kunsten blijven de hedendaagse kunstenaars en auteurs
inspireren. Willy Peremans merkte in zijn inleiding er terecht ook op dat “iedere tijd opnieuw zijn
standpunt tegenover de Oudheid heeft te bepalen”. Iedere tijd heeft immers zijn eigen vragen.
Iedere historicus staat met beide voeten in zijn eigen tijd en ziet het verleden van uit het perspectief
van zijn tijd.
Ons woord 'democratie' is een Grieks woord. Het was de vader van de geschiedschrijving, Herodotus,
die in de 5de eeuw v.C. voor de eerste maal schreef: “Als het volk de macht bezit, dan draagt dit
bewind de allermooiste naam: democratie”! In de jaren die volgden hebben de Grieken die
democratie verder vormgegeven! Het leidde tot een opwindend experiment in het Athene van
tweede helft van de 5de eeuw v.C. De Atheense staatsman Pericles refereerde daaraan in zijn
lijkrede ter ere van de gesneuvelden op het einde van het eerste jaar van de Peloponnesische
oorlogen tussen Athene en Sparta. Vol trots verklaarde hij : “Wij hebben een staatsvorm, die niet een
navolging is van de wetten van onze naburen. Wij zijn een voorbeeld voor anderen, veeleer dan dat
anderen ons tot voorbeeld strekken. Zijn naam is democratie, volksregering, omdat invloed op
staatszaken bij ons niet een voorrecht is van weinigen, maar een recht van velen.” Is dat net niet wat
Robert Nouwen, Grieks, Latijn en antieke cultuur? …
wij nog tot op de dag van vandaag in de actuele internationale politiek waarnemen? Zijn dat net niet
de waarden die wij, de westerse democratieën, voortdurend proberen uit te dragen: vrijheid,
gelijkheid, beslissen bij meerderheid en politieke verantwoordelijkheid? Het was een tijd van directe
participatie van het volk aan de politieke besluitvorming. De filosoof Protagoras verklaarde
ondubbelzinnig dat “iedereen aan het politieke leven kan deel nemen, want dat er anders geen
staten kunnen bestaan.” De grote Socrates had er zijn leven veil voor. Ondertussen schreef
Thucydides, die als tijdgenoot verslag uitbracht van de Peloponnesische oorlogen, zijn
methodekapittel over de wijze waarop een historicus/journalist moet omgaan met zijn bronnen. Het
is een revolutionaire tekst die nog lang zou nawerken. Onder meer de Romeinse historicus Lucianus
had deze tekst ongetwijfeld gelezen. Als basis voor actuele verslaggeving zou dit methodekapittel
nog steeds zonder probleem een voorbeeld kunnen zijn voor hedendaagse journalisten.
De Romeinse intellectuelen hebben verder nagedacht over de ideale staatsvorm. Cicero was niet zo
te vinden voor die directe democratie zoals die in Athene tot stand was gekomen. Het leverde voor
hem te veel chaos op zoals hij dat ventileerde in in zijn redevoering ter verdediging van Lucius
Valerius Flaccus. Hij pleitte veeleer voor een staatsvorm die opmerkelijk dicht bij onze
representatieve democratie staat en was in de ontwikkeling van zijn politieke ideeën zonder twijfel
schatplichtig aan de geschriften van Plato en Aristoteles. Het neemt niet weg dat de politieke
geschriften van Cicero mijlenver af stonden van de dagelijkse realiteit zoals die was vorm gegeven in
de ‘Res Publica’. De term verwijst naar ‘de gemeenschappelijke en publieke aangelegenheden van
het volk’. In feite functioneerde de res publica als een representatieve vertegenwoordiging met
gemengde instellingen die het democratisch proces slechts bij mondjesmaat toelieten en de
werkelijke macht in handen legden van de aristocratie. Herkennen we hier ook niet een aantal echo’s
van in onze huidige maatschappij? Met het Romeinse keizerrijk kwam er een einde aan de ‘Romeinse
democratie’. Maar ondertussen had het Romeinse Rijk een dergelijke uitbreiding genomen, dat dit
voor andere problemen zorgde. Rome, net als de andere grootsteden van het rijk was een smeltkroes
van bevolkingsgroepen. Problemen van racisme en onzekerheid waren ook toen aanwezig. Maar
wanneer je tegelijk ziet hoe de Romeinen getracht hebben de integratie van die verschillende
volkeren in dat Romeinse Rijk te realiseren, dan zou dit voor onze westerse democratieën wel eens
een mooie bron van inspiratie kunnen zijn voor de ontwikkeling van onze eigen multiculturele
maatschappij. De Spanjaarden Traianus en Hadrianus en de Libiër Septimius Severus werden
Romeinse keizers. Een functionaris van Bulla Regia in Noord-West Tunesië, een vijftal kilometer
noordwaarts van Jendouba, werd één van de hoogste keizerlijke gezagsdragers in Gallia Belgica
tijdens de regering van Marcus Aurelius. Dit waren geen uitzonderingen !
Uiteraard zorgde die ongelooflijke maatschappelijke veranderingen voor een sterke onrust, voor
sociale spanningen. Bovendien kende het Romeinse Rijk een bijzonder grote kloof tussen rijken en
armen, zonder de aanwezigheid van een sociaal vangnet. Het is in die context dat het christendom
ontstond. Naast het feit van de ontwikkeling van een monotheïstische godsdienst en het specifieke
religieuze aspect zien we hier ook ideeën ontstaan rond gelijkwaardigheid van alle mensen, van
respectvol omgaan met elkaar. Het was ook een periode waarin de ‘vredesgedachte’ voor de eerste
maal politiek werd vormgegeven. Het feit dat keizer Augustus, de tijdgenoot van Jezus Christus,
ondanks alle oorlogen die hij heeft gevoerd ter uitbreiding van het rijk, voor velen nog altijd geldt als
een vredesvorst is in belangrijke mate het gevolg van zijn Ara Pacis, zijn altaar van de vrede, en zijn
vredescommunicatie. Maar die vrede beperkte zich tot de volkeren binnen het rijk en was in wezen
een ‘gewapende’ vrede. De pax christiana steeg uit boven het Romeinse concept en beperkte de
Robert Nouwen, Grieks, Latijn en antieke cultuur? …
wereldvrede niet enkel tot de inwoners van het Romeinse Rijk, maar strekte zich uit over alle mensen
die hoorden tot de christelijke gemeenschap waar ter wereld ook.
Dit al te korte overzicht toont aan hoe diepgaand de Grieks-Romeinse cultuur heeft ingewerkt op
onze Westerse democratie, op ons hedendaags gedachtengoed en maakt ook duidelijk dat het
onderricht hierin wel degelijk zijn waarde heeft. Wij spreken toch nog van de ‘humaniora’, het
onderwijs dat ons tot betere mensen vormt en niet enkel tot ‘human ressources’, dit wil zeggen
‘menselijke productiemiddelen’. En daarmee is ook de tweede vraag van Lieven Scheire beantwoord.
De aantoonbare vakoverschrijdende vaardigheden die je meedraagt na zes jaar secundair (Grieks en)
Latijn zijn, naast een kritische geest, aandacht voor burgerzin gebed in een democratische
samenleving! Er rest alleen de vraag of wij de geschiedenis van dit gedachtegoed willen
slachtofferen. Het risico bestaat dat wij daarmee ook in belangrijke mate de fundamenten van onze
democratie over boord gooien. Een gemeenschappelijk verleden verbindt ons dan immers niet
langer. Hoe goed ook bedoeld, al die initiatieven tot heroriënteren van ons onderwijs inzake antieke
talen en geschiedenis dragen het risico in zich dat het verleden zijn betekenis verliest omdat het
historisch referentiekader langzaam wordt vernietigt. En het is in dat licht ongetwijfeld niet zonder
belang dat Jean-Claude Juncker in een interview met het Duitse weekblad Der Spiegel het volgende
liet optekenen: "Wie denkt dat de eeuwige vraag van oorlog en vrede in Europa niet meer actueel is,
zou zich hevig kunnen vergissen. De demonen zijn niet weg, ze slapen alleen maar."
Download