Vragenlijst docenten Het Nieuwe Lyceum te Bilthoven “Inventarisatie huidige, gewenste en ongewenste onderwijsvormen” Donderdag 11 oktober 2007 Introductie Lesgeven kan op veel verschillende manieren. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen acht verschillende onderwijsvormen in het hedendaagse onderwijs. Vier van die onderwijsvormen: traditioneel onderwijs, opdrachtgestuurd onderwijs, probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs worden in ieder geval gebruikt op middelbare scholen voor Havo en Vwo. De overige vormen zie je vaker terug in het Beroepsonderwijs, de Hoge scholen en Universiteiten en worden in dit onderzoek verder niet behandeld. Met behulp van de vier geselecteerde onderwijsvormen wordt in dit onderzoek nagegaan welke onderwijsvorm(en) momenteel gebruikt worden. Het wordt dan duidelijk op welke wijze de docenten van deze school op dit moment lesgeven. Tevens wordt gevraagd of je in de (nabije) toekomst andere onderwijsvormen in wilt zetten en wat je daarvoor nodig hebt. Je kunt ook aangeven welke onderwijsvorm je zeker niet wilt gaan gebruiken. Iedere onderwijsvorm vraagt specifieke docentvaardigheden. In de laatste vraag van dit onderzoek vragen wij je aan te geven welke docentvaardigheden je belangrijk vindt en in hoeverre je die vaardigheden beheerst. Naast de op dit moment gebruikte onderwijsvorm(en) ontstaat met dit onderzoek een beeld van mogelijke, door deze school gewenste veranderingen voor de toekomst. Daarbij wordt duidelijk wat nodig is om eventuele veranderingen door te voeren en wat Het Nieuwe Lyceum al wel en nog niet aan docentvaardigheden in huis heeft. Ongewenste veranderingen zullen ook naar voren komen. Een beknopte beschrijving van de vier voor dit onderzoek geselecteerde onderwijsvormen is bijgevoegd evenals de vragenlijst. De eerste vragen gaan over de vier onderwijsvormen. De laatste vraag gaat over docentvaardigheden. Het onderzoek duurt ongeveer 20 minuten. Inleveren: in week 42 worden de ingevulde vragenlijsten statistisch verwerkt. Graag uiterlijk dinsdag 16 oktober a.s. de vragenlijsten in mijn vakje te stoppen!! Alvast bedankt voor jullie inspanningen. Hanneke Hehenkamp Beschrijving van de vier onderwijsvormen Korte toelichting Hieronder worden de vier voor dit onderzoek geselecteerde onderwijsvormen kort beschreven. De dagelijkse praktijk laat zien dat er van een dergelijke strikte scheiding lang niet altijd sprake is. Er bestaan veel mengvormen. Zo kan traditioneel onderwijs bijvoorbeeld heel goed aangevuld worden met projecten en opdrachten. Bij probleemgestuurd onderwijs worden er weer bewust bepaalde delen van het curriculum klassikaal aangeboden. Ook belangrijk om vooraf te benoemen is dat je binnen de vier verschillende onderwijsvormen kunt variëren in de mate waarin je als docent wel of niet samenwerkt, met één ander vak of met meer vakken. Dat je kunt variëren in de omvang en duur van bijvoorbeeld opdrachten en projecten en de mate waarin je leerlingen vrijheid geeft. Ook bij projecten kun je bijvoorbeeld sterk docentgestuurd bezig zijn of juist meer leerlinggestuurd. De strikte scheiding die hierna gegeven wordt, volgt dus niet persé de praktijk van alledag, maar wordt hier gebruikt als middel om inzicht te krijgen in de huidige gebruikte onderwijsvormen op Het Nieuwe Lyceum en in de gewenste veranderingen voor de toekomst. De presentatie van de volgorde van de onderwijsvormen is gebaseerd op de mate van sturing door docenten die in het algemeen per onderwijsvorm verder af kan nemen. 1. Traditioneel onderwijs Dit is voor alle docenten de meest bekende en vaak ook de meest gebruikte onderwijsvorm. In dit type onderwijs wordt de leerstof door de docent bepaald, vaak in de vorm van hoofdstukken of paragrafen die gekend moeten worden. In de les wordt de stof klassikaal uitgelegd en toegelicht. Soms wordt er daarna ook in kleinere groepjes gewerkt waarin de stof wordt uitgediept, problemen worden opgehelderd, opdrachten worden gemaakt en nabesproken, enz. De docent neemt regelmatig mondelinge of schriftelijke overhoringen af om de leervorderingen van leerlingen vast te stellen. Aan het einde van een onderwijsperiode is er vaak een proefwerkweek waarin alle vakken van de afgelopen periode worden getoetst. Leerstof, leerdoelen, leerbronnen, criteria voor de leerresultaten, toetsing en feedback zijn dus geheel in handen van de docent. Bij het kiezen van de leeractiviteiten hebben leerlingen soms wel enige vrijheid en verantwoordelijkheid. Deze onderwijsvorm wordt in de dagelijkse praktijk nog steeds veel gebruikt en ook afgewisseld met een van de onderstaande onderwijsvormen. Sommige delen van het curriculum zijn bij uitstek geschikt om op klassikale wijze te behandelen. 2. Opdrachtgestuurd onderwijs In opdrachtgestuurd onderwijs wordt meer gebruik gemaakt van begeleide zelfstudie. In vergelijking met traditioneel onderwijs zijn er minder klassikale lessen en meer zelfstudieopdrachten en werkvormen in subgroepen. Leerlingen hebben dus meer tijd om zelfstandig te werken. Dit zelfstandig werken wordt uitgevoerd aan de hand van nauwgezette instructies in de opdrachten en studiewijzers. Klassikaal of in kleinere groepen wordt het resultaat van de opdrachten besproken en vindt bijsturing plaats door de docent. Leerlingen zijn zo actief en zelfstandig bezig met het verwerken van de stof waarbij ze intensief begeleid worden door de docent. De sturing van het leren is wel grotendeels in handen van de docenten: leerstof, leerdoelen, criteria voor de leerresultaten, toetsing en feedback worden vooral door hen bepaald. Bij het kiezen van leeractiviteiten en studiebronnen hebben leerlingen meer vrijheid en verantwoordelijkheid. Volgens dit concept wordt op veel scholen de vernieuwde Tweede Fase van het VO, het studiehuis, vormgegeven. Op het HNL wordt in de 1ste en 2de klassen gewerkt met zelfstandige opdrachten, goede voorbeelden van opdrachtgestuurd onderwijs. 3. Probleemgestuurd onderwijs (pgo) In pgo werken leerlingen in kleine groepen (de onderwijsgroep) aan het begrijpen en verklaren van problemen. Startpunt voor het leren is telkens een probleem: een korte beschrijving van een verschijnsel waarover leerlingen kennis moeten verwerven. In de onderwijsgroep analyseren leerlingen het probleem en formuleren ze leerdoelen (vragen waarop ze door zelfstudie antwoord moeten vinden). Na deze zelfstudie komen de leerlingen weer bij elkaar en rapporteren ze wat ze over het probleem hebben geleerd. Tevens worden onduidelijke zaken verhelderd. Tijdens het werken in de onderwijsgroep worden leerlingen begeleid door een tutor, die tot taak heeft het leer- en groepsproces op gang te brengen en de voortgang te bewaken. Naast deze groepsbijeenkomsten volgen leerlingen ook practica, vaardighedenonderwijs en enkele klassikale lessen. Aan het einde van een onderwijsperiode, die zo'n 5 tot 8 weken duurt, volgt de toets, waarna een nieuwe onderwijsperiode met een ander thema start. In het hoger onderwijs is al veel ervaring met deze onderwijsvorm. In het VO wordt ze pas zeer recent toegepast, bijvoorbeeld bij het havo/vwo onderwijs van UniC in Utrecht, Slash/21 in Lichtenvoorde en De Nieuwste School in Tilburg. Een voorbeeld van pgo voor het VO is het volgende probleem: De Sahara In 1968 lagen de grenzen van de Sahara ongeveer 500 kilometer ten noorden en ten westen van haar huidige ligging. Verklaar dit! 4. Projectonderwijs Vertrekpunt van het leerproces zijn hier levensechte opdrachten die vaak direct aan de praktijk zijn ontleend. Voorafgaand aan, of tegelijk met het eigenlijke projectwerk is vaak een fase van kennisverwerving voorzien door middel van andere werkvormen zoals bijvoorbeeld pgo of klassikale lessen. Die kennis moet worden toegepast op de projectopdracht. Leerlingen werken in de projectgroepen van 3 tot 5 leden zelfstandig aan de opdracht. Eén of enkele keren per week vindt een bijeenkomst plaats onder begeleiding van een docent, waarin de voortgang wordt besproken, moeilijkheden worden opgelost en wordt vooruitgekeken naar de volgende projectfase. Het project verloopt in fasen die steeds worden afgesloten door beoordelingsmomenten van proces en product. Het project resulteert in een groepsproduct, bijvoorbeeld een ontwerp, een advies, een plan, een voorstel, en dergelijke. Aan het einde van een projectblok worden de gemaakte producten vaak gepresenteerd voor de gehele groep leerlingen in aanwezigheid van docenten en soms ook opdrachtgevers. Vele vernieuwingen in het VMBO zijn gebaseerd op projectonderwijs als dominante onderwijsvorm. Projecten zijn er in verschillende ‘maten’. Een klein project is een samenwerking tussen minimaal 2 vakken, waar minimaal 3 leerlingen gedurende minimaal één week aan samenwerken. Er zijn ook grote projecten waar, gedurende langere tijd, door meer leerlingen, in samenwerking met meer vakken aan gewerkt wordt. Ook verschillen projecten in de mate waarin leerlingen vrijheid krijgen en is er sprake van meer en minder gestructureerde projecten. Het Heideparkproject op het HNL is samenwerking tussen de vakken BIO-AK-BV. Leerlingen uit de 3de klassen werken zelfstandig in groepjes van 4 gedurende een paar weken aan het project. Het is een voorbeeld van een voorgestructureerd project met veel docentsturing. Het project Utopia van een Jenaplanschool uit Sevenwolde is een project van alle vakken in de brugklassen gedurende de hele 1ste periode. Leerlingen krijgen als instructie slechts 6 algemene tips. Een voorbeeld van een groot project, vrijwel zonder docentsturing. Bron: Prof. Dr. J. Vermunt, Frank Stöteler lezing 2005 Naam: Vak: Vragenlijst onderzoek HNL 11 oktober 2007 Datum: “Inventarisatie huidige, gewenste en ongewenste onderwijsvormen” In hoeverre maak je gebruik van de onderstaande onderwijsvormen? Druk dit uit in het percentage van de lessen (%) en omcirkel de nummers die op jou van toepassing zijn. Omcirkel alleen als je ook lesgeeft in de betreffende bouw! 1. Traditioneel onderwijs % van de lessen 0% 1a. Havo onderbouw 1 – 25% 25 – 50% 50 – 75% 75%– 100% 1 2 3 4 5 1b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 1c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 1d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 1 – 25% 25 – 50% 50 – 75% 2. Opdrachtgestuurd onderwijs % van de lessen 0% 2a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 2b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 2c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 2d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 1 – 25% 25 – 50% 50 – 75% 75%– 100% 3. Probleemgestuurd onderwijs % van de lessen 0% 3a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 3b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 3c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 3d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 1 – 25% 25 – 50% 50 – 75% 75%– 100% 4. Projectonderwijs % van de lessen 0% 4a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 4b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 4c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 4d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 75%– 100% Wil je de genoemde onderwijsvormen in de (nabije) toekomst: nooit, minder, evenveel, meer of veel meer gaan gebruiken? Omcirkel de nummers die op jou van toepassing zijn. Omcirkel alleen als je ook lesgeeft in de betreffende bouw! 5. Traditioneel onderwijs nooit minder evenveel meer veel meer 5a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 5b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 5c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 5d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 6. Opdrachtgestuurd onderwijs nooit minder evenveel meer veel meer 6a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 6b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 6c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 6d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 7. Probleemgestuurd onderwijs nooit minder evenveel meer veel meer 7a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 7b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 7c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 7d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 8. Projectonderwijs nooit minder evenveel meer veel meer 8a. Havo onderbouw 1 2 3 4 5 8b. Vwo onderbouw 1 2 3 4 5 8c. Havo bovenbouw 1 2 3 4 5 8d. Vwo bovenbouw 1 2 3 4 5 Als je in de tabellen van de vragen 5 t/m 8 in één of meerdere kolommen meer of veel meer hebt omcirkeld, vul dan per onderwijsvorm kort in waarom? 9. Traditioneel onderwijs: waarom meer of veel meer? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 10. Opdrachtgestuurd onderwijs: waarom meer of veel meer? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 11. Probleemgestuurd onderwijs: waarom meer of veel meer? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 12. Projectonderwijs: waarom meer of veel meer? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Als je in de tabellen van de vragen 5 t/m 8 in een of meerdere kolommen nooit of minder hebt omcirkeld, vul dan per onderwijsvorm kort in waarom? 13. Traditioneel onderwijs: waarom nooit of minder? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 14. Opdrachtgestuurd onderwijs: waarom nooit of minder? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 15. Probleemgestuurd onderwijs: waarom nooit of minder? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 16. Projectonderwijs: waarom nooit of minder? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _______________________________________________________________ Als je in de tabellen van de vragen 5 t/m 8 in één of meerdere kolommen meer of veel meer hebt omcirkeld, wat heb je dan nodig om het te gaan doen? Omcirkel 1 of 2 onder nee ja en vul onder overige dat in wat jij nodig hebt om de onderwijsvorm te kunnen gebruiken. nee ja 17. extra tijd 1 2 18. begeleiding 1 2 19. beloning 1 2 20. samenwerking 1 2 21. opleiding 1 2 22. lesmateriaal 1 2 23. overige: _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ 24. Als je in tabellen van de vragen 5 t/m 8 in een of meerdere kolommen meer of veel meer hebt ingevuld, wat weerhoud je tot nu toe om de gewenste onderwijsvorm te gebruiken? _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ _____________________________________________________________ Hieronder zie je een overzicht met diverse docentvaardigheden. Omcirkel onder Belangrijk 1 of 2 om aan te geven of je de betreffende docentvaardigheid niet of wel een belangrijke vaardigheid vindt voor jezelf. Omcirkel onder Beheersingsniveau 1, 2 of 3 om aan te geven in hoeverre je die vaardigheid zelf niet, matig of goed beheerst. Docentvaardigheid 25. Het activeren van leerlingen Belangrijk niet wel 1 2 Beheersingsniveau niet matig goed 1 2 3 26. Het coachen van individuele leerlingen 1 2 1 2 3 27. Het motiveren van leerlingen om te leren 1 2 1 2 3 28. Het beoordelen van opdrachten 1 2 1 2 3 29. Het trainen van vaardigheden 1 2 1 2 3 30. Begeleiden van samenwerkingsprocessen 1 2 1 2 3 31. Nabespreken van eindproducten 1 2 1 2 3 32. Het begeleiden van probleemgestuurd leren 1 2 1 2 3 33. Op de hoogte zijn van actuele zaken in vakgebied 1 2 1 2 3 34. Het geven van feedback 1 2 1 2 3 35 Het beoordelen van projectverslagen 1 2 1 2 3 36. Met pubers kunnen omgaan 1 2 1 2 3 37. Omgaan met meeliftgedrag van leerlingen 1 2 1 2 3 38. Het maken van uitdagende opdrachten 1 2 1 2 3 39. Leerstofdekkende problemen bedenken 1 2 1 2 3 40. Orde kunnen houden 1 2 1 2 3 41. Terugkijken op hoe leerlingen in een groepje gewerkt hebben 1 2 1 2 3 42. Het hebben van gedegen vakkennis 1 2 1 2 3 43. Het begeleiden van groepsleerprocessen 1 2 1 2 3 44. De stof goed uit kunnen leggen 1 2 1 2 3 45. Voorbeeldfunctie voor leerling vervullen 1 2 1 2 3 46. Problemen bedenken op basis van praktijk 1 2 1 2 3 47. Het coachen van projectgroepen 1 2 1 2 3 48. Het sturen van het leren van leerlingen 1 2 1 2 3