1 Probleemgestuurd onderwijs 1.1 Het ontstaan van probleemgestuurd onderwijs ■ Waarom probleemgestuurd onderwijs? Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft het hoger beroepsonderwijs grote veranderingen doorgemaakt. Voor die tijd waren veel opleidingen ondergebracht in kleine afzonderlijke scholen of academies. Vanaf die tijd zijn veel van die opleidingen samengevoegd en hebben zich ontwikkeld tot hogescholen. In eerste instantie vaak op lokaal niveau en daarna op regionaal niveau. Deze ontwikkeling ging steeds verder tot de huidige situatie, waarin we te maken hebben met grote onderwijsorganisaties met vele duizenden studenten. In diezelfde tijd heeft ook het onderwijs allerlei ontwikkelingen doorgemaakt. Hierbij zijn voor ons twee tendensen interessant, opleidingen sluiten namelijk steeds meer aan bij de beroepspraktijk en gaan meer uit van de mogelijkheden van de studenten. Om deze doelen te realiseren hebben veel hbo-opleidingen hun opleidingsprogramma omgevormd en een of andere vorm van probleemgestuurd onderwijs ontwikkeld. ontwikelghondrwijs Wanneer is probleemgestuurd onderwijs ontstaan? In de jaren zeventig werd in Maastricht een nieuwe universiteit opgericht. De bedoeling van de oprichters van die universiteit was niet om alleen maar een extra universiteit op te richten naast de vele, die er al waren. Men wilde echt iets nieuws neerzetten, zowel wat betreft de inhoud van het onderwijsprogramma, als de didactiek en methodiek. Mede op basis van contacten met universiteiten in Canada en in de Verenigde Staten heeft men toen een vorm van probleemgestuurd onderwijs ontwikkeld, een systeem dat inmiddels bijna over de hele wereld bekend is als ‘Het Maastrichtse model’. Veel hbo-opleidingen in Nederland zijn schatplichtig aan dat model. Ze hebben zich laten inspireren, leiden en begeleiden door mensen die zijn verbonden aan de Universiteit van Maastricht. Dat wil niet zeggen dat de probleemgestuurde onderwijsprogramma’s van hbo-opleidingen eenvoudigweg een kopie zijn van de Universiteit van Maastricht. De hbo-opleidingen ontwikkelden eigen varianten waartoe hun studenten ontwikkelingen in het onderwijs 2 Zelfstandig studeren in probleemgestuurd onderwijs worden opgeleid, vanwege de specifieke eisen van het beroep en omdat studenten aan het hbo en studenten aan de universiteit verschillen. In het vervolg zal ik aangeven wat volgens mij de kern is van probleemgestuurd onderwijs. Tevens zal ik kort aanduiden welke variaties je zoal kunt tegenkomen. Op deze wijze hoop ik zo dicht mogelijk te komen bij het systeem dat op jullie opleiding is ontwikkeld. misvattingen Wat is probleemgestuurd onderwijs (niet)? Probleemgestuurd onderwijs is algemeen verbreid en heeft voor veel mensen al lang niets nieuws meer. De algemene bekendheid van probleemgestuurd onderwijs (pgo) heeft een nadeel. Het lijkt niet meer zo nodig om nog een keer uit te leggen wat dit is. Het gevolg is, dat iedereen zijn eigen gedachten heeft. Als die gedachten niet meer worden uitgesproken en bediscussieerd, ontstaan er allerlei misvattingen en vooroordelen over pgo omdat men hier een onvolledig beeld van heeft, of omdat men allerlei ontwikkelingen binnen pgo niet heeft meegemaakt. Sommige mensen denken bijvoorbeeld dat pgo een heel star systeem is, waarbij per se tweemaal per week een bijeenkomst van de onderwijsgroep plaatsvindt, die altijd precies volgens hetzelfde starre stramien verloopt. Mocht dit al ergens zo gebeuren, dan is er geen sprake van een ‘zuiver pgo’, maar van een verkeerde toepassing van de uitgangspunten. In dat geval is het geen wonder dat studenten – en ook docenten – binnen de kortste keren genoeg hebben van die praktijk. Een andere misvatting is dat men denkt dat pgo zich alleen maar afspeelt in de onderwijsgroep. Men zegt dan dat andere activiteiten niet in een probleemgestuurd curriculum thuishoren (bijv. colleges), of dat die activiteiten in bijvoorbeeld praktijkonderwijs of tijdens stages wel nodig zijn, maar niet op een ‘pgo-manier’ georganiseerd kunnen worden. Ik ben van mening, dat het zeer wel mogelijk is alle onderdelen van het curriculum volgens de beginselen van probleemgestuurd onderwijs of studentgecentreerd in te richten. misvatnge Probleemgestuurd onderwijs is een dynamisch onderwijssysteem, dat zich voortdurend aanpast aan de eisen die vanuit het beroep worden gesteld. Het systeem neemt steeds nieuwe onderwijskundige inzichten op, zodat de studenten zich optimaal kunnen voorbereiden op het beroep van hun keuze. 1.2 Kenmerken van probleemgestuurd onderwijs ■ kenmerkendefinitie PGO De vraag “Wat is probleemgestuurd onderwijs?”, kun je op verschillende manieren of in verschillende etappes beantwoorden. Een eerste antwoord hebben we gezien in de inleiding, waar we iets gezegd hebben over het ontstaan en over de geschiedenis van probleemgestuurd onderwijs. Uit deze geschiedenis kwam naar voren dat probleemgestuurd onderwijs geen concreet, vast omschreven onderwijsmodel is, maar een geheel van ideeën, dat men – afhankelijk van tijd en plaats – zo goed mogelijk in de kenmrdfiitGOP 1 Probleemgestuurd onderwijs 3 praktijk wil realiseren. Het zijn ideeën en opvattingen op het gebied van onderwijs en onderwijsontwikkeling, die een antwoord geven op de volgende vragen. – Hoe verloopt het leerproces bij (jong)volwassenen? – Welke eisen stelt een beroep aan beginnende professionals? – Hoe kunnen we het onderwijs inrichten, zodat het leerproces optimaal verloopt en de studenten zo goed mogelijk zijn voorbereid op het beroep dat ze gekozen hebben? Uit deze antwoorden kunnen we de belangrijkste kenmerken van probleemgestuurd onderwijs afleiden. 1.2.1 Studentgecentreerd ■ Probleemgestuurd onderwijs is studentgecentreerd. pgo is een van die onderwijssystemen, die erop gericht zijn om het leerproces van de student zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. Het leerproces van de student staat centraal en niet het ‘vak’ van de docent en de didactiek die hoort bij dat vak, zoals dat in een docentgericht onderwijssysteem zou zijn. Bedenk wel dat in de praktijk de tegenstellingen tussen een docentgecentreerd en een studentgecentreerd curriculum niet absoluut zijn, er zijn wel duidelijke accentverschillen tussen het ene en het andere systeem. In een docentgecentreerd systeem bepaalt de docent wat hij in zijn lessen behandelt en hoe hij dat doet. In een studentgecentreerd systeem kijkt men enerzijds naar het beroep waarvoor de student wordt opgeleid en anderzijds naar de mogelijkheden van de student; vanuit deze twee polen wordt bepaald wat de student gaat doen. In een studentgecentreerd curriculum zijn de docent en zijn vak niet totaal onbelangrijk geworden. Integendeel, ze zijn nog steeds belangrijk, maar ze ontlenen hun belang nu aan hun bijdrage aan de ontwikkeling van de student in de richting van het beroep. Als een docent een onderwerp aan de orde wil stellen, dan kan dat in een studentgecentreerd systeem alleen als hij weet duidelijk te maken dat dat onderwerp – op die wijze en op dat moment gebracht – in het totaal van het onderwijsaanbod belangrijk is voor de student in zijn ontwikkeling naar het beroep. Deze beslissing zal hij nooit op eigen houtje kunnen nemen, maar altijd in overleg met zijn collega’s. Zo wordt zijn mening getoetst en ingepast in het geheel. acentvrshil 1.2.2 Beroepsgeoriënteerd ■ Een hogere beroepsopleiding leidt op tot een beroep en als het goed is heb je met die opleiding voor dat beroep gekozen. In een probleemgestuurd curriculum betekent de oriëntatie op het beroep niet alleen dat je aan het eind van de opleiding gekwalificeerd bent om als beginnend professional op te treden; deze oriëntatie loopt als een rode draad vanaf het begin door de hele opleiding. Alles wat je in een probleemgestuurd curriculum doet, kun je motiveren vanuit eisen die het beroep stelt. Als je je bijvoorbeeld afvraagt waarom je een bepaalde taak moet doen, waarom je een taak op een bepaalde manier moet doen of waarom geko- accentverschillen 4 van ‘leek’ tot ‘professional’ Zelfstandig studeren in probleemgestuurd onderwijs zen is voor bepaalde werkvormen, zal het antwoord altijd een verwijzing naar de beroepswerkelijkheid bevatten. Elk onderdeel heeft een plaats in het curriculum, omdat dat voor het beroep van belang is. De beroepsoriëntatie van een probleemgestuurd curriculum betekent, dat de inhoud van de taken en opdrachten en de manier waarop je ermee aan de slag gaat, zo veel mogelijk ontleend zijn aan de beroepswerkelijkheid. Als we dit kenmerk verbinden met het vorige – het studentgecentreerde karakter – dan kunnen we dat als volgt samenvatten: in het probleemgestuurd onderwijs staat de ontwikkeling van student naar het beroep en zijn ontwikkeling van ‘leek’ tot beginnend professional centraal. van‘le’ktoprfsinal 1.2.3 Zelfstandigheid ■ selfdirected learning evidence based practice In probleemgestuurd onderwijs wordt grote nadruk gelegd op de zelfstandigheid van de student. Zelfstandigheid wil niet zeggen, dat je als student alles zelf maar moet uitzoeken. Natuurlijk is het heel belangrijk, dat je zelf initiatieven ontplooit. Vooral als je iets niet weet is het belangrijk dat je zelf stappen zet om opheldering te krijgen. Het is dan wel handig als je weet welke stappen je in een bepaalde situatie moet zetten en wat de meest efficiënte manier is om de juiste informatie te krijgen. We zijn nu bij de kern ‘zelfstandigheid’. Iemand is zelfstandig als hij inzicht heeft in een bepaalde situatie, als hij weet hoe die situatie het best aangepakt kan worden en de vaardigheden heeft om die situatie aan te pakken. In probleemgestuurd en studentgecentreerd onderwijs wordt vaak gesproken over selfdirected learning, zelfsturend of zelfstandig studeren. Deze zelfstandigheid is niet iets wat je als student van begin af aan hebt, maar iets wat je van begin af aan (steeds verder) ontwikkelt: inzicht in het leerproces en vaardigheid om je leerproces efficiënt te sturen. Het wil dus niet zeggen dat docenten niet zouden mogen ‘ingrijpen’. Een groot misverstand is bijvoorbeeld dat sommige docenten en studenten denken, dat een ideale docent in de onderwijsgroep zo goed als onzichtbaar is. Eigenlijk vinden ze dat er iets mis is, als een docent moet ingrijpen. Ik ben van mening dat hier niets mis mee is, sterker nog: ik vind dat hij dan gewoon zijn werk doet en dat moet hij naar behoren uitvoeren. Een docent voert zijn taak naar behoren uit als zijn interventie erop gericht is om de zelfstandigheid van de student verder te ontwikkelen. De rol van coach heeft een centrale plaats in de rollen van een docent in een probleemgestuurd onderwijs. Het doel is, dat je (steeds beter) in staat bent als professional te handelen op basis van beroepsmatig inzicht. Dat wat je als professional feitelijk doet blijkt dan, volgens de (gangbare) theorieën, de beste optie. Dit komt overeen met dat wat in veel beroepen wordt aangeduid als evidence based practice – praktisch handelen, gebaseerd op gefundeerde inzichten. Zelfstandigheid is geen extraatje. Het is geen cadeautje dat een docent wel of niet kan geven. Het is een essentieel element in de beroepsoriëntatie, omdat van een (beginnend) professional wordt verwacht dat hij zelfstandig kan optreden. selfdirctang evidncbasprt 1 Probleemgestuurd onderwijs 5 1.2.4 Verantwoordelijkheid ■ Je bent verantwoordelijk voor dat wat je doet, maar ook voor dat wat je niet doet, wat je achterwege laat. Dat geldt voor iedereen, maar het geldt op specifieke wijze voor iemand die een beroep uitoefent. In eerste instantie ben je verantwoordelijk ten opzichte van jezelf. Je stelt jezelf de vraag: “Waarom doe ik dit en laat ik dat achterwege?” Op die manier vorm je een professioneel geweten, dit geweten is de eerste en laatste instantie waaraan je verantwoording aflegt. Vervolgens ben je ook in staat antwoord te geven als anderen – medestudenten of docenten – je soortgelijke vragen stellen, ook tegenover anderen zul je bij gelegenheid verantwoording afleggen. Je bent verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt en de initiatieven die je ontplooit. Docenten bieden je op verschillende manieren van alles aan, maar uiteindelijk ben jij het die ermee aan de slag moet gaan; jij maakt je keuzes. Als je – ondanks instructies – niet precies weet wat je moet doen of hoe je iets moet doen, ben jij niet alleen de eerste die dat constateert, maar uiteraard ook de eerste die initiatief moet nemen. Je kunt bijvoorbeeld ergens hulp vragen, aan een medestudent of een docent. Als je iets niet weet zal men het je niet gauw kwalijk nemen, dit ligt anders als je dit niet kenbaar maakt en er niets aan doet. Verantwoordelijkheid nemen wil zeggen dat je doet wat volgens jou redelijk is en wat men – in alle redelijkheid – van je verwacht. intaefm initiatief nemen Aanwezigheid in de onderwijsgroep Soms vragen studenten hoe vaak ze aanwezig moeten zijn in een onderwijsgroep. In plaats van hier rechtstreeks op te antwoorden, reageren docenten wel eens met een vergelijking. Stel: je werkt fulltime in een bedrijf, zou je dan ook vragen hoe vaak je aanwezig moet zijn? Op school gelden in grote lijnen dezelfde regels als in een bedrijf. Als je je werk serieus neemt, dan zorg je ervoor dat je je aan de regels houdt; uiteraard als deze regels zinvol, logisch en redelijk zijn. Als jij de regels niet serieus neemt, is de kans groot dat anderen jou niet serieus nemen, althans niet in je beroep of in de ontwikkeling naar het beroep. Als je een regel niet zinvol vindt zijn er over het algemeen wegen te vinden om daar iets aan te doen. 1.2.5 Visie op leren ■ In het probleemgestuurd onderwijs maakt men gebruik van de volgende inzichten in het leerproces van volwassenen. – Leren is een actief proces, iets wat je ontwikkelt door het zelf te doen. – Zelfstandigheid, initiatief ontplooien en verantwoordelijkheid zijn erg lerpocvsanwe leerproces van volwassenen 6 Zelfstandig studeren in probleemgestuurd onderwijs belangrijk om het onderwijs goed te laten verlopen en om je voor te bereiden op het beroep. – Het onderwijs is zo ingericht dat het ertoe leidt dat een student die actief meedoet, deze eigenschappen kan ontwikkelen. Daarom krijg je taken aangeboden waarbij je zelf je weg zoekt, zelf initiatieven ontplooit, zelf verantwoordelijk bent en tot op zekere hoogte zelf bepaalt hoe je het aanpakt. In een probleemgestuurd curriculum is het niet gebruikelijk dat je blanco – zonder enige voorbereiding – naar een bijeenkomst of een college gaat, waar een docent alle initiatieven neemt en alles van a tot z uitlegt. Het is niet zo dat je op deze manier niets zou leren, maar zo leer je niet die zaken, die men tegenwoordig erg belangrijk vindt. Je leert op deze manier dat een ander het initiatief neemt en jij afwacht; dat je de denkwijzen van een ander volgt, in plaats van je eigen creatieve denken te ontwikkelen. In het proces van actief leren kun je enkele stappen onderscheiden. – Als je met een bepaalde leertaak begint is het belangrijk dat je jezelf op het juiste spoor brengt. Je probeert je denken te laten aansluiten bij de inhoud van die taak. Je gaat je eigen voorkennis activeren en gaat na wat die taak aan gedachten bij je oproept en wat je er zoal van weet. – Als je je voorkennis hebt geactiveerd en bepaalde gedachten hebt toegelaten, kijk je naar de taak en formuleer je vragen: Hoe zit dat precies? Hoe verloopt dat? Waar komt dat vandaan? Enzovoort. – Als je op deze vragen geen antwoord weet, ga je – op een gerichte manier – antwoorden zoeken, bijvoorbeeld door literatuur te raadplegen of door te surfen op internet. – Als je iets hebt gevonden dat op een antwoord lijkt, dan controleer je of je dat een logisch en bevredigend – voor jou inzichtelijk – antwoord vindt. − Je controleert of je het antwoord kunt inpassen in jouw kennisnetwerk, zodat dit wordt uitgebreid. Je kunt dit proces alleen doorlopen, maar je kunt het ook geheel of gedeeltelijk samen met anderen doen. Dat is het basisschema van de 7sprong, dat in de onderwijsgroep wordt gebruikt. We kunnen dit schema ook gebruiken bij andere studieactiviteiten; vandaar dat het in de volgende hoofdstukken regelmatig zal terugkomen. kritisch vermogen In het actieve leren speelt je kritische vermogen een rol en wordt steeds verder ontwikkeld. Als je met een taak geconfronteerd wordt, dan weet je er meestal wel het een en ander over te zeggen. Je kritische vermogen geeft je een seintje, dat wat je al weet waarschijnlijk niet voldoende is. Het kan zijn dat je mening niet goed onderbouwd is met argumenten (je mening is nog niet kritschevmogn 1 Probleemgestuurd onderwijs 7 evidence based) of niet helemaal volledig is. Vandaar dat je allerlei vragen formuleert om meer zekerheid te krijgen. Als je op die vragen een antwoord zoekt, dan stel je je niet tevreden met het eerste resultaat, maar je kijkt of er mogelijk nog andere opvattingen zijn. Je bespreekt dan met anderen of de gevonden antwoorden afdoende zijn, of dat jullie mogelijk verder moeten zoeken. Je kritische vermogen leert je een zekere afstand te nemen van dat wat je weet of gevonden hebt en stelt je in staat om gericht verder te zoeken naar aanvullende informatie. Volgens veel stagebegeleiders is een kenmerk van studenten die een probleemgestuurde opleiding volgen, dat deze studenten kritisch zijn. Ze zeggen dat die studenten weten wat ze kunnen en dat deze studenten ook in de gaten hebben, wat ze niet kunnen. Die studenten komen dan meteen met een plan om de lacunes te verhelpen. Stagebegeleiders hebben veel waardering voor die eigenschap. Ze zien dat een student zijn eigen ontwikkeling aanpakt en dat zijzelf op een goede manier hun rol als coach kunnen vervullen. 1.2.6 Visie op doceren ■ In de filosofie van probleemgestuurd leren heeft men ook een duidelijke visie op de rol van de docent en de functie en de manier van doceren. In probleemgestuurd onderwijs vervult de docent verschillende rollen in direct contact met de student (het contactonderwijs) en op onderwijsorganisatorisch gebied. Binnen het contactonderwijs is de rol van tutor in de onderwijsgroep de meest bekende rol. In de volgende hoofdstukken zullen we deze rol uitvoerig behandelen. De rol van inhoudsdeskundige is een andere rol van de docent waar je van begin af aan mee te maken krijgt. Deze taak omvat meestal de volgende elementen: − opstellen van de onderwijsopdrachten of taken − schrijven van de instructies voor de tutor, die de onderwijsgroep begeleidt bij het werken aan de taken die hij, als inhoudsdeskundige, heeft opgesteld − maken van toetsen of tentamens − verzorgen van colleges. Afhankelijk van de vorm en de inhoud van het curriculum, krijg je ook met docenten in andere rollen te maken. De precieze naam kan per opleiding verschillen, bijvoorbeeld: − Praktijkdocenten (trainers): zij begeleiden studenten bij het praktische gedeelte, het vaardighedenonderwijs. − Mentoren: zij verzorgen de meer persoonlijke begeleiding van de studenten. − Stagebegeleiders: zij begeleiden de studenten tijdens de stage en soms ook al tijdens de voorbereiding op de stage. rolenavdct rollen van de docent 8 Zelfstandig studeren in probleemgestuurd onderwijs Daarnaast vervullen docenten allerlei rollen op het gebied van de onderwijsorganisatie. Zij zijn bijvoorbeeld betrokken bij de ontwikkeling en organisatie van een deel van het onderwijs, bijvoorbeeld van een blok of module (een periode van ca. 5 weken) of van een heel jaar of een fase (de propedeuse, het eerste jaar, of de hoofdfase, de differentiatiefase). Een andere mogelijkheid is dat ze lid zijn van een van de vele commissies, zoals een examencommissie of een onderwijscommissie. Deze verdeling van taken en organisatie van het werk van docenten verschilt per opleiding. Het is nuttig om te achterhalen hoe de organisatie van jouw opleiding in grote lijnen in elkaar zit, zodat je snel op de juiste persoon kunt afstappen als je een bepaalde vraag hebt. contactonderwijs De visie op het doceren in het probleemgestuurd onderwijs raakt al deze rollen. Het duidelijkst zal dat te zien zijn wanneer docenten direct met de studenten aan het werk zijn, bijvoorbeeld in de onderwijsgroep of in het vaardighedenonderwijs. In het contactonderwijs zal de docent meestal een vorm van coachen als leidraad voor de begeleiding van studenten kiezen. De docent stelt de student in staat om initiatief te nemen: eerst doet de student iets, vervolgens geeft de docent – als hij het nodig acht of als de student het vraagt – commentaar. contaderwijs Een docent kan in allerlei situaties coachen. Bij responsiecolleges: eerst gaan studenten met de materie aan de slag; als ze er niet helemaal uitkomen, kunnen ze achteraf vragen stellen. De docent laat zien hoe zij zelf het antwoord kunnen vinden. In de onderwijsgroep: de studenten gaan aan de slag; achteraf geeft de tutor – indien nodig – feedback, zodat de studenten een volgende keer de problemen (nog) beter kunnen aanpakken. In beide gevallen kun je samen met andere studenten experimenteren, je weg zoeken, problemen aanpakken en proberen op te lossen. De docent treedt op als coach en geeft op het juiste moment tips, waardoor je nog efficiënter gaat werken. Het commentaar van de docent heeft een speciaal karakter. Hij geeft niet de oplossing of het juiste antwoord, maar laat je zien hoe je te werk kunt gaan om zelf het juiste antwoord te vinden. Hij probeert je methodieken te leren om een volgende keer wel tot de goede oplossing te komen. Op deze wijze helpt hij je je vaardigheid om zelfstandig te werken verder te ontwikkelen. De kunst van deze manier van doceren is om op het juiste moment de juiste informatie te geven. 1.2.7 Neerslag in eindtermen ■ Het beroepsgerichte karakter van het studentgecentreerd onderwijs heeft tot doel dat je specifieke zaken leert. De eindtermen van de opleiding geven aan wat men kan verwachten van een (beginnend) professional, die zo- 1 Probleemgestuurd onderwijs juist zijn opleiding heeft voltooid. Deze verwachtingen zijn geformuleerd door mensen van opleidingen, samen met vertegenwoordigers van het beroep en zijn samengevat in een serie (kern-)competenties. Als je competent bent, ben je in staat om iets te doen. Door je opleiding ben je in staat tot iets; de bevoegdheid om dit te doen, ontleen je aan je diploma. Daarmee heb je officieel een bevestiging gekregen, dat je iets in je mars hebt en dat je het publiekelijk mag uitvoeren. Een competentie is het ontwikkelde vermogen om iets te doen, iets tot stand te brengen dat hoort bij een bepaald beroep, dat op een bepaald niveau wordt uitgeoefend. Als je een beroepsopleiding hebt gedaan, dan heb je deze opleiding op mboof hbo-niveau gedaan. Wat men dus van jou kan verwachten als je met succes je studie hebt voltooid, wordt bepaald door wat je gestudeerd hebt en op welk niveau. Men kan van jou het volgende verwachten. − Je kunt bepaalde handelingen verrichten. Je kunt bijvoorbeeld een infuus toedienen, zonder de patiënt schade te berokkenen of (meer dan normaal) pijn te laten lijden. Je hebt hiertoe de nodige praktische oefeningen gedaan, zodat je praktisch competent bent. − Dit handelen is gebaseerd op inzichten: je weet waarom, hoe en wanneer patiënten dergelijke infusen krijgen, wat de complicaties zijn, wanneer je eventueel een arts moet waarschuwen enzovoort. Dit weet je doordat je het geëigende materiaal bestudeerd hebt; je bent dus (ook) theoretisch competent. − Je weet van dit handelen en deze inzichten gebruik te maken voor de patiënt. Je bent in staat om op een behoorlijke manier de patiënt te vertellen wat je gaat doen en waarom je dat doet. Dit heb je geleerd, omdat je in je opleiding ook de nodige communicatieve trainingen hebt gehad: je bent sociaal competent. Deze drie elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en maken samen uit of je professioneel competent bent of niet. Deze drie elementen dienen dus in voldoende mate ontwikkeld te zijn. competnis Als het tot jouw competentie behoort om een bouwkundige constructie te ontwerpen, dan houdt dat het volgende in: – Je kunt feitelijk de tekening op papier zetten: de praktische competentie. – Uiteraard slaag je er alleen in om een betrouwbare constructie te tekenen, als je dat kunt berekenen: de theoretische competentie. – Ten slotte zul je dat aan anderen laten zien en overdragen of je werkt anderszins met anderen samen: de sociale competentie. In de eindtermen vind je deze competenties uitgewerkt, het is nuttig om daar kennis van te nemen. Het geeft een beeld van wat men van je verwacht; je weet dan ongeveer wat je te doen staat. Het motiveert je keuze om verder te gaan met je studie en je kunt de taken die je opgedragen worden, beter plaatsen. 9 competenties 10 Zelfstandig studeren in probleemgestuurd onderwijs 1.2.8 Het probleemgestuurde curriculum ■ Voordat je aan de eindtermen toe bent, doorloop je het hele curriculum. De opbouw van een curriculum verschilt per opleiding. Zo zijn er opleidingen waar je al in het eerste jaar stage loopt; bij andere opleidingen komt de stage pas aan het eind, bijvoorbeeld vanaf de tweede helft van het derde jaar. Het is goed om je in het begin een beeld te vormen van hoe het programma in grote lijnen is opgebouwd, zodat je je daar op kunt instellen. binnenschools en buitenschools leren Over het algemeen heeft elke hogere beroepsopleiding een binnenschools en een buitenschools deel. De woorden ‘binnenschools’ en ‘buitenschools’ heeft men gekozen vanuit de gedachte dat het hele curriculum een leerperiode is. Alleen de plaats waar men leert verschilt: binnen de schoolmuren of daarbuiten. Die verschillende plaatsen hebben verschillende mogelijkheden, maar uiteindelijk zijn ze allebei van belang om de eindtermen te behalen en om de vereiste competenties te ontwikkelen. binecsholutnser Het buitenschoolse programma omvat de stages, werkbezoeken aan bedrijven of instellingen, excursies (zie verder hfdst. 9). Het binnenschoolse programma omvat alles wat zich binnen de muren van de school afspeelt. Dit programma is meestal ingedeeld in modules of blokken, dit zijn periodes van ongeveer vijf weken. Het programma van elke module of blok vind je in het module- of blokboek. In elk onderdeel (module, blok) werk je aan concrete leerdoelen. Over het algemeen bevat een (binnenschoolse) module de volgende activiteiten: Contactonderwijs – Een serie onderwijs-groepsbijeenkomsten, meestal twee, soms één per week. – Een serie practica en/of andere bijeenkomsten voor het vaardighedenonderwijs. – Enkele colleges, bijvoorbeeld: – een college ter opening van de module – responsiecolleges, om vragen te beantwoorden die je in de onderwijsgroep niet hebt kunnen oplossen – gastcolleges, bijvoorbeeld door vertegenwoordigers van het beroep, om over hun ervaringen te praten en jullie enthousiast te maken voor het beroep, of door ervaringsdeskundigen, mensen die veel met het beroep in contact zijn gekomen. In de gezondheidszorg zijn dat bijvoorbeeld chronische patiënten. – Andere (contact-)activiteiten, die in het blok zijn georganiseerd. – De (blok)toets en eventueel andere vormen van toetsing. 1 Probleemgestuurd onderwijs Selfdirected learning In een probleemgestuurd curriculum is het grootste deel van de tijd beschikbaar voor zelfsturend leren. Het is zaak dat je deze tijd goed besteedt en voor verschillende activiteiten gebruikt: – de taken van de onderwijsgroep, meestal individueel – de opdrachten en de oefeningen van het vaardighedenonderwijs, vaak in (kleine) groepen – de opdrachten van de andere contactactiviteiten – de schriftelijke opdrachten en evaluatieverslagen – de voorbereiding van de toetsen. In hoofdstuk 7 wordt dit verder uitgewerkt. Het hele onderwijsprogramma vormt een samenhangend geheel, gericht op de ontwikkeling van de vereiste competenties. Wat je in de ene situatie leert, kun je in een andere situatie gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld de onderwijsgroep zien als een oefengroep, waar je relevante vaardigheden ontwikkelt die je ook bij andere onderdelen van de studie kunt gebruiken. In de volgende hoofdstukken zullen we deze gedachte verder uitwerken. Toets Elke module wordt in de regel afgesloten met een toets, waarin je controleert of je je doelen hebt behaald. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de toetsing. 11