SPEECH/02/619 Romano Prodi Voorzitter van de Europese Commissie Groot Europa - Een beleid van goed nabuurschap als sleutel tot stabiliteit “Vrede, veiligheid en stabiliteit – Internationale dialoog en de rol van de EU” - Zesde ECSA-Wereldconferentie. Jean Monnet Project. Brussel, 5-6 december 2002 Dames en heren, Veranderende tijden brengen grotere verantwoordelijkheden met zich mee, en de verantwoordelijkheden van de Europese Unie kunnen op dit moment nauwelijks zwaarwegender zijn. Ons streven is gelijke tred te houden met een voortdurend veranderende wereld die nieuwe kansen biedt, maar tegelijkertijd ook nieuwe gevaren inhoudt. Over minder dan twee jaar tijd zal de politieke kaart van Europa grondig hertekend zijn. Volgende week te Kopenhagen zullen we een historische stap zetten en tien nieuwe leden uitnodigen om zich bij de Unie te voegen. Deze beslissing zal Europa een nieuwe dimensie geven en ons voor nieuwe verantwoordelijkheden plaatsen. Deze zesde Wereldconferentie van de European Community Studies Association heeft ons in de gelegenheid gesteld diepgaand te discussiëren over vrede, veiligheid en stabiliteit. Alle hier aanwezige deelnemers zijn er zich ten volle van bewust dat het half miljard mensen dat na 2007 in de EU zal leven, een enorme verantwoordelijkheid betekent. Deze 500 miljoen mensen zullen niet met minder veiligheid genoegen nemen dan de burgers van de Gemeenschap van Vijftien thans genieten. Zij zullen even goed willen worden beschermd tegen de georganiseerde misdaad en het internationale terrorisme als de huidige leden. En zij zullen ook van de voordelen willen profiteren die hen ertoe aangezet hebben hun politieke lot met de EU te verbinden, namelijk stabiliteit, welvaart, solidariteit, democratie en vrijheid. Als we gelijke tred willen houden met deze veranderende wereld en onze steeds groter wordende verantwoordelijkheden op wereldniveau willen opnemen, dan moeten wij, als Unie, de nodige maatregelen nemen. Als we tegemoet willen komen aan de groeiende verwachtingen en hoop van de externe landen en de volkeren van Europa, dan moeten we uitgroeien tot een echte speler van wereldformaat, een opdracht waar we nog maar pas aan begonnen zijn. De Balkan, Afghanistan en het Midden-Oosten zijn maar drie voorbeelden van de uitdagingen waarmee de wereldgemeenschap zich geconfronteerd ziet. De EU heeft een rol te vervullen bij het aanpakken van deze uitdagingen. Het buitenlandse beleid van de Europese Unie moet verder worden uitgebouwd. Het moet met één stem worden verkondigd en met de nodige instrumenten worden toegerust. Hoe kunnen we anders onze veiligheid op lange termijn garanderen? De Commissie heeft zopas haar tweede mededeling aan de Conventie voorgesteld. We hebben gedetailleerde voorstellen voor de hervorming van de EU-structuren gedaan om ervoor te zorgen dat zij naar behoren blijven functioneren. We hebben ook gepleit voor een sterke Commissie omdat dit de Unie zal versterken, aangezien de Commissie de belangen van de Gemeenschap bewaakt. De communautaire methode zal ook haar waarde bewijzen op het gebied van de externe betrekkingen door ons in staat te stellen speciale regelingen en adhocoplossingen uit te werken. De EU moet echter nog veel werk verzetten wil zij een daadwerkelijke bijdrage leveren tot de internationale veiligheid. Thans zou ik nader willen ingaan op het centrale thema op de agenda van deze conferentie, namelijk de stabiliteit. Blijvende en duurzame stabiliteit in deze regio van de wereld die we Europa noemen, is de belangrijkste verwezenlijking van de Europese Unie. Dat is wat we het beste doen: 2 Deze stabiliteit strekt zich zelfs uit over de grenzen van de huidige kandidaatlidstaten, die reeds delen in onze welvaart. We moeten er ons echter wel van bewust zijn dat dit succes gewettigde verwachtingen schept bij de toekomstige buren van de EU, die hopen dat ook zij op hun beurt voordeel zullen hebben bij de voor de deur staande uitbreiding. Is ons beleid ten aanzien van deze buurlanden wel afdoende berekend op de uitdagingen die de uitbreiding met zich meebrengt? Ik wens dit aspect speciaal te benadrukken omdat ik vind dat we het fundamentele probleem tot dusver onvoldoende hebben onderkend. Vandaag zal ik het hebben over de noodzaak om een nieuwe politieke zienswijze te ontwikkelen op de betrekkingen met onze zuidelijke en oostelijke buren teneinde hen aan te moedigen, bestaande processen een nieuwe impuls te geven en een open en zich alsmaar verder ontwikkelend partnerschap tot stand te brengen. Dit noemen we ons beleid van goed nabuurschap, een beleid dat op wederzijdse voordelen en verplichtingen berust en dat als een belangrijke bijdrage van de EU op het gebied van de mondiale governance moet worden gezien. Staat u me toe nog eens te herhalen dat de voor de deur staande uitbreiding de grootste bijdrage is die de EU kan leveren tot duurzame stabiliteit en veiligheid op het Europese vasteland. Het is één van de succesrijkste en indrukwekkendste politieke omwentelingen van de twintigste eeuw. En dit alles in amper een tiental jaar tijd. Deze verwezenlijking is de bekroning van een in 1993 door de EU genomen beslissing en van de onverdroten inspanningen die de Unie en de kandidaatlidstaten zich sindsdien hebben getroost. Het is deze initiële beslissing geweest die de betrokken landen hoop heeft gegeven voor de toekomst: Door deze regeringen uitzicht te bieden op lidmaatschap van de Unie, hebben we hen in staat gesteld de nodige hervormingen door te drukken. Alleen dit vooruitzicht heeft ervoor gezorgd dat de hervormers hebben volhard in hun inspanningen om de nationalistische weerstand en de vrees voor verandering en modernisering te overwinnen. Hoop is iets vreemds. Hoop heeft veel te maken met kredietwaardigheid of met het vertrouwen dat mensen in u stellen. Hoop bepaalt ook hoe we tegen mensen en gebeurtenissen aankijken. Hoe kan een land vorm geven aan zijn toekomst als het geen doel en geen vertrouwen heeft? Hoop zorgt ervoor dat er een doel is om na te streven en wekt op deze manier vertrouwen. Maar de toekomst moet ook attractief zijn om hoopgevend te zijn. De EU zal ongetwijfeld een attractiepool blijven voor haar buren. Voor tal van landen in onze toekomstige "achtertuin" is de EU het enige vooruitzicht dat zij hebben. Aan vele van die landen heeft de EU reeds een formele toezegging gedaan: Met de integratie van de Balkanstaten in de Europese Unie zal de eenmaking van het continent een feit zijn, en we hebben deze landen reeds dit vooruitzicht geboden. Er blijft weliswaar nog een lange weg af te leggen, maar dat neemt niet weg dat de Balkanstaten in de Europese Unie thuishoren. Het integratieproces van deze landen zal een brug slaan tussen uitbreiding en het beleid van goed nabuurschap. Elke uitbreiding zorgt ervoor dat we nieuwe buren krijgen. In het verleden hebben vele van deze buren uiteindelijk zelf ook om toetreding tot de Unie verzocht. 3 Ik ontken niet dat dit proces tot dusver zeer goed heeft gewerkt, maar we kunnen de zone van veiligheid, stabiliteit en welvaart niet blijven vergroten op basis van het instrument van de uitbreiding alleen. We mogen het Europese politieke project niet laten verwateren en de Europese Unie laten verworden tot niets meer dan een vrijhandelszone op continentale schaal. In Europa moet een debat op gang worden gebracht om uit te maken waar de grenzen van Europa liggen en om te voorkomen dat deze grenzen elders worden vastgesteld. We moeten ook onder ogen zien dat we er voorlopig niet in geslaagd zijn onze burgers ervan te overtuigen dat het nodig is de grenzen van de EU nog verder in oostelijke richting te verleggen. Het is een kwestie van verantwoordelijkheid: We moeten een kader voor ons toekomstige optreden uitwerken om een probleem aan te pakken dat rechtstreeks voortvloeit uit het succes van de uitbreiding. Wat mogen onze nieuwe buren in de nabije toekomst van ons verwachten? Welke vooruitzichten hebben we hen te bieden? Waar eindigt Europa? Dat zijn de vragen waarop we een antwoord moeten vinden. Het Europese publiek dringt aan op een dergelijk debat. Ik weet dat dit debat in hevigheid zal toenemen na de toetreding van nieuwe leden. Het is dan ook onze plicht naar antwoorden te zoeken. Ik wil zeer duidelijk zijn op dit punt: artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat elke Europese Staat die de fundamentele beginselen van de Unie in acht neemt, kan verzoeken lid te worden van de Unie. Dus, wat ons beleid van goed nabuurschap ook is of zal worden, geen Europese Staat die aan de criteria van Kopenhagen voldoet die wij in 1993 hebben vastgesteld, zal dit vooruitzicht worden ontzegd. Maar om alle twijfel weg te nemen wil ik nog het volgende zeggen. Dit vooruitzicht aan een land bieden betekent niet beloven dát het ook zal toetreden. Toetreding is een ernstige zaak. Vergeet niet dat de uitbreiding niet alleen de huidige en de toekomstige leden ten goede komt. Ook de toekomstige buurlanden zullen er baat bij hebben. Buur van de EU zijn betekent betere afzetmogelijkheden in een stabielere economische en politieke omgeving. Zo zullen in veel gevallen de toekomstige tarieven lager zijn dan de huidige voor de kandidaat-lidstaten. Maar de uitbreiding zal ook nieuwe uitdagingen meebrengen voor onze buren. De herpositionering van de bestaande markten kan tot problemen leiden. Wij moeten oplossingen vinden die ons in staat stellen de voordelen van de uitbreiding te delen met onze buren. Dit vraagt om een algemene aanpak. Het geografische aspect van deze aanpak is ons nabuurschap in de letterlijke zin van het woord, onze achtertuin. Het gaat om onze toekomstige buren in het oosten en het hele Middellandse-Zeegebied, zoals ik onlangs in Leuven heb verklaard toen ik sprak over "Europa en de Middellandse Zee - Tijd voor actie". Ik wil een “ring van vrienden" zien rond de Unie en haar nauwste Europese buren, van Marokko tot Rusland en de Zwarte Zee. Deze ring van bevriende landen zal een gemengd geheel zijn. De kwaliteit van onze betrekkingen met hen zal vooral afhangen van hun prestaties en de politieke wil aan beide kanten. Geografie zal uiteraard ook een rol spelen. Het is aan de Commissie een weg te vinden om de betrekkingen met al deze landen te verbeteren. 4 Ik zal trachten te verklaren welk model wij moeten volgen. Ik geef toe dat vele van de elementen die mij te binnen schieten zijn ontleend aan het uitbreidingsproces. Wat mij daarin opviel is dat alleen al het vooruitzicht op toetreding voordelen heeft meegebracht voor de landen van Midden- en Oost-Europa. Je kan het klimaat voor directe investeringen verbeteren zonder lid te zijn van de EU. Je kan je wetgeving op die van de EU afstemmen zonder lid te zijn. Je kan beperkte of zelfs onbeperkte markttoegang hebben zonder lid te zijn. Je kan de begrotingscontrole versterken en de economische groei aanzwengelen zonder lid te zijn. Maar - en dit is een belangrijk maar - deze voordelen kunnen alleen worden behaald indien en wanneer het proces goed gestructureerd is, de doelstellingen goed omschreven zijn en het kader wettelijk en politiek bindend is. En alleen als de twee partijen duidelijkheid scheppen over de wederzijdse voordelen en de wederzijdse verplichtingen. Het doel van toetreding is ongetwijfeld de krachtigste stimulans voor hervormingen die we kunnen bedenken. Maar waarom zou een minder ambitieus doel niet hetzelfde effect sorteren? Een substantieel en werkbaar concept van nabuurschap zal wel degelijk een positief effect hebben. De bestaande en goed werkende instrumenten van het EU-beleid voor de buurlanden vormen de basis van iedere nieuwe aanpak. Wij moeten dit kunnen combineren met de variëteit van de bestaande partnerschaps-, samenwerkings-, associatie- en stabilisatieovereenkomsten. Maar wij moeten hun potentieel ook beter exploiteren en hierop voortbouwen. Ik ben van oordeel dat wij een nieuwe politieke impuls nodig hebben om ten volle gebruik te kunnen maken van deze instrumenten. Laat ik mij vooral richten op de vraag welk politiek vooruitzicht het best de ruimte van stabiliteit zal uitbreiden zonder onmiddellijke uitbreiding van de Unie. Dit is iets wat voordelig zou zijn voor onze buren en de Unie zelf, zowel uit het oogpunt van stabiliteit, veiligheid als welvaart. Wij moeten bereid zijn meer dan partnerschap en minder dan lidmaatschap te bieden zonder dit laatste onmiddellijk uit te sluiten. Hoe kan een beleid van goed nabuurschap er dan uitzien voor onze oude en onze nieuwe buurlanden? - Het moet aantrekkelijk zijn. Het moet nieuwe vooruitzichten bieden en een open en dynamisch kader creëren. Als je aan een fundamentele transformatie van de samenleving en economie van je land begint, wil je weten wat de beloningen zullen zijn. - Het moet onze partners motiveren om nauwer met de EU samen te werken. Hoe nauwer de samenwerking, hoe beter de resultaten voor de EU en haar buurlanden in termen van stabiliteit, veiligheid en welvaart en hoe groter de wederzijdse voordelen. - Het moet dynamisch en procesgeoriënteerd zijn. Het moet dus gebaseerd zijn op een gestructureerde, stapsgewijze aanpak. Vooruitgang is alleen mogelijk op basis van wederzijdse verplichtingen en het vermogen van elke partner om zijn verbintenissen na te komen. 5 - Wij moeten normen vaststellen om te meten wat we van onze buurlanden verwachten om van de ene fase naar de andere over te kunnen gaan. Wij zouden zelfs kunnen denken aan een soort "Nabuurschapscriteria van Kopenhagen". Vooruitgang is slechts mogelijk als de betrokken landen de nodige maatregelen nemen om het relevante acquis over te nemen. De voordelen zullen onmiddellijk merkbaar zijn. Evenals het uitblijven van vooruitgang. - Een beleid van goed nabuurschap begint niet met de belofte van lidmaatschap maar sluit het uiteindelijke lidmaatschap niet uit. Aldus verdwijnt het probleem van ja of neen te moeten zeggen tegen een land dat te vroeg het lidmaatschap aanvraagt. Tussen een nee vandaag en een ja in een verdere toekomst zijn er veel mogelijkheden om een positief proces op gang te brengen, een win-win-scenario. Ik kan mij voorstellen wat de eerste vraag is die u zich stelt. Wat is er aantrekkelijk aan zo een aanbod? Veel geblaat maar weinig wol? Het antwoord is simpel. Maar om het te doen werken zijn tijd en inspanningen nodig. Bij andere gelegenheden heb ik het reeds over dit concept gehad, dat ik beschreef als "alles delen met de Unie behalve de Instellingen". Doel is tot onze buurlanden een reeks principes, waarden en normen uit te breiden die de essentie van de Europese Unie weergeven. Hoofdbrok van dit voorstel is een gemeenschappelijke markt van de EU en haar partners: een eengemaakte markt, vrijhandel, open investeringsregeling, onderlinge afstemming van de wetgeving, onderlinge koppeling van netwerken en gebruik van de euro als reserve- en referentievaluta voor onze bilaterale transacties. Daar de Unie meer dan een gemeenschappelijke markt is, moeten nog andere dimensies worden meegenomen: - als wij gemeenschappelijke doelstellingen hebben, moeten wij ook bereid zijn gemeenschappelijke bedreigingen aan te pakken, zoals misdaad, terrorisme, illegale migratie en milieuproblemen; - wij moeten samen handelen om een einde te maken aan de regionale conflicten op ons continent; - wij moeten ervoor zorgen dat onze gemeenschappelijke grens geen belemmering vormt voor culturele uitwisselingen of regionale samenwerking tijdens de periode waarin er geen volledig vrij verkeer van personen en arbeidskrachten kan zijn. Ik wil nog eens terugkomen op de vraag of wij nieuwe instrumenten of structuren nodig hebben om deze nieuwe politieke impuls te geven. Gewoonlijk ben ik terughoudend ten aanzien van het opzetten van nieuwe structuren wanneer je je doelen ook kunt bereiken met de bestaande. Het idee op zich om "alles behalve de instellingen te delen", geldt voor de bestaande instellingen van de EU. Maar dit sluit niet de mogelijkheid uit om in een later stadium, indien nodig, samen met onze buren nieuwe structuren te ontwikkelen. Ik denk aan innoverende concepten zoals instellingen die gezamenlijk eigendom zijn van de partners: de Euro-mediterrane bank en de Stichting voor een dialoog tussen culturen en beschavingen kunnen hier als voorbeeld worden aangehaald; beide waren gedacht als een instrument om een bestaand proces te versterken, en niet om als een alternatief te fungeren. Ik zou ook graag zien dat er een nieuwe politieke dialoog op gang wordt gebracht op basis van "gezamenlijke beginselen en waarden", waarbij ten volle gebruik wordt gemaakt van het potentieel dat ons gemeenschappelijk buitenlands beleid biedt. 6 Laten wij bijvoorbeeld eens kijken naar het beleid op het gebied van milieu, vervoer, onderzoek, onderwijs en cultuur, om maar een paar te noemen. Nieuwe vormen van bijstand en samenwerking gebaseerd op het model van sociale samenhang. Of nieuwe gezamenlijke maatregelen om de problemen aan te pakken die wij allemaal aan onze grenzen ondervinden. Ik zal hier uitleggen hoe het beginsel van "alles delen behalve de instellingen" moeten worden opgevat: het voorbeeld dat ik in gedachten heb, is het voorstel dat ik aan Rusland heb gedaan: Een Gemeenschappelijke Europese Economische Ruimte zou een kader kunnen bieden waarin wij uiteindelijk alles kunnen delen behalve de instellingen. Uiteraard zal dit niet in één dag tot stand worden gebracht. Elke partner zou natuurlijk moeten nagaan of hij bereid en in staat is om onze maatstaven en wettelijke modellen over te nemen. Dit is maar een eerste, voorzichtige poging om iets nieuws op te bouwen dat wij tot wederzijds voordeel met onze buren kunnen delen. Een Europees-Russische werkgroep op hoog niveau onderzoekt thans wat de mogelijke bouwstenen zijn voor een dergelijke Gemeenschappelijke Economische Ruimte, zoals normen, douane, financiële diensten, vervoer, industrie en telecommunicatie, om er maar een paar te noemen. En wij kunnen naar een voorbeeld verwijzen van een goed functionerende economische ruimte die dit allemaal, en nog meer, heeft. De Europese Economische Ruimte, waaraan de EER-Overeenkomst ten grondslag ligt, brengt de EVA-landen en de EU tezamen onder één dak: wij delen een gemeenschappelijke markt waarop hetzelfde communautaire acquis van toepassing is. De gemeenschappelijke markt houdt vier vrijheden in: het vrije verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Indien een land dat niveau heeft bereikt, dan is het de EU zo nabij gekomen als maar mogelijk is zonder lid te zijn. Ik weet dat dit voor veel landen tientallen jaren kan duren. Maar het zou hen helpen om de noodzakelijke hervormingen door te voeren en de juiste maatregelen te nemen, omdat zij een doel zouden hebben om naar te streven. Dit zou duidelijk wederzijdse voordelen opleveren, en bijgevolg wederzijdse stimulansen, zowel voor de Unie als voor haar buurlanden. Het EER-model impliceert niet dat de toetreding een doel is. Maar zoals uit de geschiedenis blijkt, sluit het lidmaatschap van de EER niet uit dat een land op een later tijdstip toetreedt tot de EU. Voor mij lijkt dat heel aantrekkelijk. Natuurlijk verschilt de situatie in landen als Oekraïne, Moldavië en Belarus volledig van bijvoorbeeld die in Noorwegen. Niettemin zouden wij bereid moeten zijn om hun een redelijke mate van goed nabuurschap te bieden, hetgeen bepalend kan zijn voor het vraagstuk van een toekomstig lidmaatschap. Omdat hun situatie namelijk zo verschilt en er veel meer tijd nodig zal zijn om een zeker stadium te bereiken, is het de moeite waard om te bekijken wat wij kunnen leren van de manier waarop de EER is opgezet, en om vervolgens de opgedane ervaring als model te gebruiken voor geïntegreerde betrekkingen met onze buurlanden. Ik heb het gevoel dat wij meer tijd nodig hebben om dit concept uit te werken. In februari 2000 hebben wij de betrekkingen met onze buren tot een strategische doelstelling van deze Commissie gemaakt. Het is de taak van de Commissie om deze gelegenheid te baat te nemen om een globale oplossing te vinden voor het vraagstuk van de betrekkingen van de Unie met haar buurlanden. 7 Hoe meer wij delen, des te minder gemakkelijk kunnen wij verdeeld raken. Dit geldt voor onze waarden, overtuigingen, levenswijzen, handel, markten, regels, wetten, behoeften en ideeën. Veel hiervan kan alleen door individuele personen worden gedeeld, maar veel hiervan, en dat betreft veel belangrijke zaken, kan worden verstrekt door een Unie die zich bewust is van haar verantwoordelijkheid ten opzichte van haar buren. Dit is nu juist wat ik bedoelde met het idee van "alles delen behalve de instellingen". In dit grotere Europa kunnen wij ons optreden niet beperken tot ad hoc, bilaterale initiatieven. Wij kunnen niet gewoonweg negeren wat er buiten onze grenzen gebeurt. Maar evenmin kunnen wij problemen met onze nieuwe buren oplossen door hen gewoon tot de Unie te laten toetreden. Wij zijn tolerant en staan open voor dialoog, coëxistentie en samenwerking. Wij moeten onze taak in de wereld op ons nemen. En de ontwikkeling van een waarlijk beleid van goed nabuurschap dient daartoe een van de eerste stappen te zijn. Wij moeten een nieuwe, alomvattende aanpak voor de regio tot stand brengen, welke ertoe zal bijdragen de vrede te bewaren en te bevorderen, en de stabiliteit en veiligheid op het hele continent te vergroten, hetgeen uiteindelijk zal bijdragen tot een betere, wereldwijde governance. Ik dank u voor uw aandacht. 8