Inleiding Mgr. Van Luyn WAT BETEKENT HET GROTER WORDEN VAN EUROPA VOOR HET VERDELINGSVRAAGSTUK? Inleiding bisschop A. van Luyn s.d.b. tijdens ‘workshop 3’ op de 1-meiconferentie op 28 april 2004 over “Ethiek voor rijk en arm” te Amersfoort 1. Inleiding Vorige week nam ik deel aan een bedevaart naar Santiago de Compostela, het bedevaartsoord van de heilige Jacobus de Meerdere in het westen van Spanje. Die bedevaart was een initiatief van de COMECE, de commissie van de Bisschoppenconferenties uit de landen van de Europese Unie. De bedevaart stond in het teken van de uitbreiding van de Unie, per 1 mei 2004, overmorgen dus. Het is voor de deelnemers een ware ,,Europese ervaring'' geworden. Het was uniek dat we met mensen uit 25 landen samen deze weg hebben afgelegd, met elkaar hebben gebeden en elkaars getuigenissen hebben gehoord. Men beseft daardoor eens te meer dat de gemeenschap binnen Europa veel dieper gaat dan alleen een gemeenschappelijke markt. Europa heeft christelijke wortels en vormt een gemeenschap van waarden, een waardegemeenschap. Met name deelnemers uit de nieuwe lidstaten brachten met hun getuigenissen de Europese geschiedenis indringend tot leven. Zo beklemtoonde de Letse bisschop Antons Justs hoe belangrijk de zwaar bevochten christelijke traditie voor Europa is tegen de achtergrond van de vervolging van de kerk onder het communistisch bewind in zijn land. ,,We hebben geen zilver en goud te bieden, alleen de beenderen van onze martelaren'', zei Justs. Zo’n getuigenis onderstreept het belang van de Europese eenwording als een project van verzoening. Dat gaat om meer dan markten, het gaat veel verder en dieper. Het raakt onze politieke opvattingen, onze cultuur, levensbeschouwing en religie, onze geloofsovertuiging. Het raakt kortom het geheel van waarden waardoor men zich laat leiden. Binnen het speelveld van Europa als waardegemeenschap beweegt zich dan ook onze dialoog over de toekomst van Europa en de Europese zoektocht naar eenheid. Ook waar het gaat over het specifieke vraagstuk waarvoor we hier bijeen zijn: het verdelingsvraagstuk. Op deze en andere fronten heerst momenteel geen juichstemming, heel begrijpelijk. De euforische verwachtingen die na het einde van de koude oorlog gekoesterd werden, lijken achterhaald - door escalatie van langslepende gewapende conflicten, door nieuwe oorlogen, door de steeds breder wordende kloof tussen de rijke en arme continenten, door interculturele en interreligieuze spanningen en door de uitbarstingen van niets en niemand ontziend terrorisme. Maar de teloorgang van euforische verwachtingen betekent niet het einde van het waardebesef of van geloof en hoop als fundamentele krachten achter de inzet voor de opbouw van de Europese Unie (EU). Vanuit dit perspectief ben ik verheugd hier te kunnen spreken over de uitbreiding van de Europese Unie. 2. Uitbreiding Europese Unie: mijlpaal en uitdaging Met de uitbreiding van de EU wordt een belangrijke mijlpaal bereikt. Zette de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal en naderhand de EEG een punt achter de verbitterde conflicten in West Europa, waarvan WOII het tragisch hoogtepunt was, de huidige uitbreiding kan in zekere zin aangemerkt worden als sluitstuk van de overwinning die behaald is op de tegenstellingen van de Koude Oorlog. Deze eenwording stelt ons ook voor een uitdaging omdat zij Europa opnieuw voor de vraag stelt wat wij samen delen en op willen bouwen. Is dat een Europa dat louter geregeerd wordt door marktmechanisme en het verlangen naar alsmaar meer, of is dat een Europa waarin vrede en gerechtigheid centraal staan, waarin voor iedereen een thuis zal zijn en waar verantwoordelijkheid genomen wordt voor wereldwijde solidariteit? 3. Visie op Europa Politiek Aan de Europese economische en later ook politieke samenwerking, zoals die sinds WOII geleidelijk aan gestalte heeft gekregen, ligt een visie ten grondslag. Primair werd die gedragen door de wens oorlog in Europa voorgoed uit te bannen. In de woorden van de toenmalige Franse minister van buitenlandse zaken Schuman, een van de ‘politieke vaders’ van de Europese samenwerking: “Door oorlog niet alleen ondenkbaar, maar materieel onmogelijk te maken.” Schuman zag scherp in dat goede wil, de intentie alleen niet voldoende zou zijn voor vrede in Europa. Die moest worden geschraagd door de daadwerkelijke en onontkoombare verplichting daartoe: dat economieën zo met elkaar vervlochten zouden raken dat oorlog geen optie meer zou kunnen zijn. Hierom al is de vergroting van de EU nu een nieuwe mijlpaal op de weg naar vrede en samenwerking Ook maakt die achtergrond duidelijk dat de uitbreiding niet louter betekent ‘vergroting van de vrije markt’. Voorop staat dat door de uitbreiding het doel dichterbij komt: het stichten van een duurzaam verband tussen volkeren en staten in Europa ter wille van het algemeen goed van hun samenleven. Sociaal Deze visie op het vreedzaam samenleven van mensen en volkeren heeft fundamentele aspecten. Ik noem er drie: Ten eerste: de erkenning van de waardigheid van elke menselijke persoon. In het naoorlogse Europa is dit beginsel neergelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en in de Europese verdragen. Bij gelegenheid van het Tweede Vaticaans Concilie heeft de Rooms-Katholieke Kerk dit beginsel opnieuw uitdrukkelijk onderschreven onder meer in de verklaring over de godsdienstvrijheid. Ten tweede: de onderkenning van de verantwoordelijkheid als beginsel van menselijk, humaan gedrag. Deze verantwoordelijkheid kent drie hoofdvormen: a. de eigen persoonlijke verantwoordelijkheid die ieder heeft als mens en als burger; b. de medeverantwoordelijkheid voor de zwakkeren; c. de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het algemeen goed, voor hetgeen in een samenleving alle particuliere en groepsbelangen overstijgt. Ten derde: de verantwoordelijkheid voor de zwakkeren wordt waargemaakt op twee wijzen: - in werken van barmhartigheid – hierbij gaat het met name om initiatieven van particuliere burgers en hun organisaties, kerken ook; - in het scheppen van structuren van gerechtigheid in de publieke sector en hier ligt een specifieke taak van de overheid. In deze visie op de menselijke waardigheid en verantwoordelijkheid staan mensen niet los van elkaar en is het mens-zijn per definitie sociaal van aard. De rechtvaardige verdeling van goederen en diensten binnen de samenleving hoort wezenlijk, van meet af aan een van de beginselen te zijn. Het gaat niet om een bijkomend iets, iets dat nog gedacht kan worden in de sfeer van de bedeling. In de sociaal-economische geschiedenis van Europa is het conflict tussen arbeid en kapitaal, zoals zich dat manifesteerde in de 19e en begin 20e eeuw, getransformeerd tot het model van de sociale markteconomie. Het ‘kapitalisme’ werd erdoor ontdaan van zijn scherpste kanten. (cf. Schumann, Monet). De vrije-markteconomie met haar winstmaximalisatie en ongebreidelde groei en expansie is in de afgelopen decennia gereguleerd geworden, aan banden gelegd. Anders gezegd: de waarde van de markt werd in samenhang gebracht, vervlochten met andere waarden. Hierbij spelen andere uitgangspunten een rol, waarderingen zoals die betreffende het ‘common good’, de waardigheid en beschermwaardigheid van iedere menselijke persoon en de plicht tot solidariteit en verantwoordelijkheid. Deze waarden stellen grenzen aan de verschillen die er tussen mensen op de markt zijn. Met het zoeken van evenwicht en een juiste verbinding tussen sociaal denken en ‘markt denken’ wordt de economische rationaliteit niet losgelaten, in tegendeel. Een markteconomie zonder die ‘sociale input’ vernietigt op den duur de menselijke leefwereld die zij zelf nodig heeft, terwijl een samenleving zonder de middelen die de markteconomie in zich bergt en voortbrengt haar ambities niet waar kan maken, zoals dit maar al te duidelijk is gebleken in het echec van de planeconomie. In het model van de ‘sociale markteconomie’ wordt dit voorkomen doordat de basisvisie op de waardigheid van de mens en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het algemeen goed haar maatschappelijke vertaling vindt in de beginselen van solidariteit en subsidiariteit of soevereiniteit in eigen kring, beginselen die de uitgangspunten zijn voor de christelijke sociale leer. 4. De sociale markteconomie als dringende uitdaging in het nieuwe Europa De economieën van de deelnemende landen op elkaar te laten aansluiten, in beweging te krijgen en te houden, groei en welvaart te bewerkstelligen, en de concurrentiemogelijkheden veilig te stellen: dat alles vraagt om marktwerking, privatisering, striktere monetaire politiek. Tegelijkertijd moeten sociale doelstellingen gehandhaafd worden (verklaring van Lissabon). Dat geeft spanningen. Met de uitbreiding van de Europese Unie zullen die spanningen niet kleiner worden. Het model van de ‘sociale markteconomie’ wordt op de proef gesteld. Die spanningen te doorstaan en vruchtbaar te maken voor alle leden alsmede voor wie buiten de grenzen van de Unie staan: daar ligt de grote uitdaging. De uitbreiding van de Unie maakt het verdelingsvraagstuk nog urgenter. Welke inspanningen wil de Unie leveren om de enorme verschillen die er zijn, te verkleinen? Hoe lang wordt het vrije verkeer van personen tussen de oostelijke en westelijke regio aan beperkingen onderworpen. Een ontwikkelingssprong door Europese subsidies, zoals Portugal en Spanje hebben kunnen nemen, blijft waarschijnlijk uit. Welke uitwerking zullen de Europese richtlijnen en kwaliteitsnormen de facto hebben: zullen ze in feite gaan functioneren als exportbeperkende maatregelen voor de nieuwe lidstaten? Zullen West-Europese bedrijven nieuwe lage lonen landen opzoeken, als door Europese maatregelen de loonkosten in de nieuwe lidstaten stijgen? Allemaal zaken waarop de uitbreiding en het vraagstuk van de rechtvaardige verdeling elke verantwoordelijke burger nog alerter moeten maken dan tot nu toe al nodig was. 5. Ethiek van arm en rijk in het nieuwe Europa In COMECE-verband roepen de Bisschoppenconferenties in het document “Laten wij onze harten openen, de verantwoordelijkheid van de katholieken en het project van de Europese Unie” op om de uitdagingen die voor ons liggen, aan te gaan. Het document noemt de volgende oriëntatiepunten: - De vrede in Europa hangt af van de bekwaamheid om conflicten te overstijgen en om nieuwe vormen van samenwerking te vinden, in het spoor van verzoening tussen de volkeren. - Dit vraagt om samenwerking die wezenlijk afhangt af van de vrije participatie van ieder van hen die zich ertoe verbonden hebben. - De Europese eenheid zal niet in abstracto opgebouwd worden, maar door concrete maatregelen, gekenmerkt door solidariteit in het handelen en door het voortdurend delen van verantwoordelijkheid. (“Laten wij onze harten openen”, p. 9-10) Deze oriëntatie op het nieuwe Europa vraagt echte bereidheid tot delen, een ‘commitment’ en engagement dat ons verder doet kijken dan ons korte termijn eigenbelang. Heel concreet: geen fixatie op korte-termijn-nadelen op het gebied van concurrentie van Midden Europese bedrijven of werknemers, maar de wil en het vertrouwen opbrengen om opnieuw een onomkeerbare realiteit te creëren waarin wij met elkaar verbonden zijn: dat van een Europa dat een huis voor allen wil zijn. Een huis waarin het goed is om te leven en dat openstaat naar de wereld om haar heen en voor de wereld om haar heen. Die oriëntatie kunnen we ook zelf op de eigen plaats waar we staan en met de mogelijkheden die we persoonlijk hebben, inoefenen en in praktijk brengen. Voor ieder van ons, ook binnen de Nederlandse situatie, ligt hier een uitdaging. Op deze medeverantwoordelijkheid richtten de Nederlandse bisschoppen met name de aandacht in hun Vastenbrief dit jaar “Van uitsluiting en armoede naar solidariteit en gerechtigheid”, waarin zij schrijven: “Vanuit onze verantwoordelijkheid voor de waardigheid van de menselijke persoon brengen wij onze bezorgdheid naar voren over de groeiende uitsluiting en armoede in de samenleving. Steeds vaker bespeuren wij dat mensen tegenstellingen tussen ‘wij’ en ‘zij’ creëren, tussen degenen die er wel en niet bijhoren, tussen mensen met en zonder werk, tussen mensen met grote rijkdom en mensen die dagelijks grote moeite hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen. Die ontwikkeling staat in schril contrast tot wat de Schrift ons voorhoudt.” (blz. 3-4) Aan een geest en bereidheid tot delen kunnen christenen bijdragen. Wanneer wij christenen ons (opnieuw) enten op het Evangelie, kunnen we een bijdrage leveren aan de opbouw van een EU die zich vanuit haar verantwoordelijkheid inzet voor vrede en gerechtigheid, tussen haar leden en over haar grenzen heen. Bij zo’n inzet zal Europa het vraagstuk van de verdeling van de goederen aankunnen. Dat mag dan althans onze overtuiging en de doelstelling van ons handelen zijn, opdat dit Europa: - niet alleen een valutagemeenschap is, maar vooral een waardegemeenschap; - niet slechts een ‘acquis communautair’ kent, maar vooral een ‘esprit communautaire’; - niet alleen een ‘effectieve’ unie is, maar ook een ‘affectieve’ unie. Rotterdam, 27 april 2004 Mgr. A.H. van Luyn s.d.b. Bisschop-referent voor ‘Kerk en Samenleving’