Katholieke Hogeschool Kempen – Departement Lerarenopleiding Vorselaar Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs Lepelstraat 2 – B 2290 Vorselaar Tel +32 (0)14 50 93 42 - Fax +32 (0)14 50 93 44 - E-mail: [email protected] Lesvoorbereiding Student: Wouter Hermans 3 ILSO a tel. 014/219156 E-mail: [email protected] Datum stage: School: Klassengroep: Lokaal: Mentor: Stage-oefenles Proefles Uur: Francesco Paviljoen 1 STV b 1 STV b Mevr. Van Doninck Aantal lln.: Vak: Wiskunde Docent: Fons Michiels Lesonderwerp 1.1. Vlak – punt – rechte 1.2. Halfrechten en lijnstukken 1.3 Hoeken 1.4. Onderlinge ligging van rechten Bronnen TOP 1 – deel meetkunde PiEnter 1 HB + WB Beginsituatie De klas telt ongeveer 20 leerlingen. Ze hebben in de lagere school al veel zaken gezien die in deze lessen aan bod komen. Het zullen de eerste lessen meetkunde van het jaar worden. Vakoverschrijdende eindtermen Leren leren: - de leerlingen stellen vragen bij de leerstof en proberen deze zelf te beantwoorden - de leerlingen zijn bereid ordelijk, systematisch en regelmatig te werken Leerplan VVKSO leerplan wiskunde eerste graad A-stroom - Eindtermen: 26, 27, 32, 33, 35 - Leerplandoelstellingen: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15 Vormingsdoelen Concrete doelen De lln. kunnen: -terminologie in verband met meetkundige begrippen gebruiken: vlak, punt, rechte, lijnstuk, halfrechte, lengte, afstand, hoek. - ten lijnstuk meten met een gewenste nauwkeurigheid en hierbij geschikte eenheden en instrumenten kiezen. 1 - het begrip schaal gebruiken om afstanden in meetkundige figuren te berekenen. - een hoek meten tot op een graad nauwkeurig. - een hoek tekenen waarvan de grootte in graden is weergegeven. - het complement en supplement van een hoek bepalen. - overstaande, aanliggende en nevenhoeken herkennen. - in het vlak evenwijdige snijdende en loodrechte rechten herkennen en definiëren. - eigenschappen in verband met evenwijdigheid en loodrechte stand van rechten verwoorden. - de afstand van een punt tot een rechte definiëren - een evenwijdige rechte met; en een loodrechte op; een gegeven rechte tekenen met behulp van een geodriehoek. - de middelloodlijn van een lijnstuk en de bissectrice van een hoek definiëren. - de middelloodlijn van een lijnstuk en de bissectrice van een hoek tekenen met behulp van een geodriehoek. Werkpunten Inhoud Oriëntatiefase Methode Verwelkoming + agenda + gerief Materiaal Vandaag beginnen we in het boek meetkunde. We gaan een deel van wat jullie van de basisschool kennen herhalen. We beginnen met de basisbegrippen. Zoals je bij een tenniswedstrijd basisbegrippen hebt (2 speelsters, een scheidsrechter, grensrechters, een bal, een net, een veld) heb je ook basisbegrippen in de meetkunde. Uitvoeringsfase 1. MEETKUNDIGE BEGRIPPEN 1.1. Vlak – punt – rechte op een vlak (het bord, blad papier,…) Wiskundig vlak: onbegrens Een vlak telt oneindig veel punten Een rechte is oneindig lang (naam: kleine letter OF naam van 2 punten die op de rechte liggen) Er liggen oneindig veel punten op een rechte Als we een driehoek of cirkel willen tekenen, waarop tekenen we die dan? Het bord en een blad papier zijn begrensde vlakken. In de wiskunde is een vlak iets dat we niet kunnen zien, en dat onbegrensd is. In een vlak zijn er oneindig veel punten. Deze hebben geen afmetingen. We noteren een punt met een hoofdletter. Voor de rechte gaan we kijken in je boek op blz. 10. Teken WB blz. 10 met je lat een lijn die door A en B gaat. Duid enkele punten aan op de rechte. Hoeveel kan je er tekenen? Door één punt kan je oneindig veel rechten tekenen. Teken door A zes verschillende rechten. Hoeveel rechten kan je door A tekenen? Door twee punten kan je juist één rechte tekenen. Kan je door A en B nog een andere rechte tekenen? We lossen nu oefeningen 1, 3, 6 en 7 op. WB blz.12,13 Lkr. doet dit voor met een bol draad Bol draad 1.2. Halfrechten en lijnstukken Halfrechten Def.: Een halfrechte is een deel van een rechte dat aan één kant begrensd is door een punt en aan de andere kant oneindig ver doorloopt. Lkr. tekent een rechte a Lkr. tekent punt B en duidt halfrechte aan Lkr. tekent punten A en C (voor en na B) We benoemen dit zo: [BC en [BA (grenspunt eerst!) Ze liggen in elkaars verlengde De rechte a is de drager van die halfrechten. Lijnstukken Def.: Een lijnstuk is een deel van een rechte dat begrensd is door twee punten. A en B zijn de grenspunten van het lijnstuk. We benoemen het lijnstuk [AB] = [BA] De rechte a is de drager van het lijnstuk Lkr. knipt een touwtje van de bol draad = lijnstuk Bol draad Lkr. tekent rechte a met daarop punten A en B We maken nu oefeningen 1 en 3 WB blz. 19 Lijnstukken meten We kunnen lijnstukken meten. We vergelijken het lijnstuk dan met een gekozen eenheid. We meten de afstand tussen de twee grenspunten km, hm, dam, m , dm, cm, mm Welke lengte-eenheden kennen jullie nog? We maken oefeningen 4, 6 en 7 WB blz. 20 Midden van een lijnstuk Lkr. overloop in het WB onderaan blz. 17 WB blz. 17 Tekenen op schaal Lkr. toont een landkaart. Er staat hier een schaal op van 1cm op kaart = 100.000cm in werkelijkheid. 1:100.000 . Wat betekent dit? Def.: de schaal is de verhouding tussen de afmeting We tekenen dingen op schaal omdat ze anders te groot zijn op tekening op de werkelijke afmeting om te tekenen. Landkaart Let op! Een schaal kan ook dienen om hele kleine dingen groter te tekenen. Oefeningen 8, 11 1.3. Hoeken Een hoek Def.: Twee halfrechten met eenzelfde grenspunt bepalen een hoek. O noemen we het hoekpunt [OA en [OB zijn de benen we noteren: Ô, AÔB of BÔA Twee of meer hoeken met hetzelfde hoekpunt duiden we wel eens aan met een cijfer. Ô1enÔ2 WB blz. 22-23 Lkr. tekent verkeerssituatie op bord. Lkr. tekent een hoek AÔB op bord. Lkr. tekent nog een been tussen [OA en [OB Hoeken meten + hoeken tekenen Hier kunnen we ook oefeningen op gaan maken. We doen oefening 1, 2, 3, 5, 7, 8 (1,2,3) WB blz. 33 – 35 Soorten hoeken Schema soorten hoeken: nulhoek, scherpe hoek, rechte hoek, stompe hoek, gestrekte hoek Hoeken kleiner dan 180° noemen we convex Hoeken groter dan 180° noemen we concaaf Een hoek van 360° noemen we een volle hoek Hoeken die familie zijn van elkaar Door hun som: complementair:  + B = 90° supplementair:  + B = 180° We delen hoeken in volgens hun grootte. Lkr. tekent voorbeelden op bord. WB blz. 26-27! Oefening 11 WB blz. 37 Lkr. toont aan op bord Door hun ligging: - Hoeken waarvan de benen in elkaars verlengde liggen zijn overstaande hoeken Lkr. toont aan op bord Benen van  1 liggen in het verlengde van de benen van  2  1 en  2 zijn overstaande hoeken - Hoeken die één gemeenschappelijk been hebben en waarvan de andere benen aan weerszijden van dat been liggen, zijn aanliggende hoeken  1 en  2 hebben één been gemeenschappelijk, de andere benen liggen aan weerszijden van dat been.  1 en  2 zijn aanliggende hoeken. - Hoeken die één gemeenschappelijk been hebben en waarvan de andere benen in elkaars verlengde liggen, zijn nevenhoeken.  1 en  2 hebben één gemeenschappelijk been, de andere benen liggen in elkaars verlengde.  1 en  2 zijn nevenhoeken Eigenschappen: - Nevenhoeken zijn supplementair - Overstaande hoeken zijn gelijk Eigenschappen a.h.v. WB WB blz. 28 Oefeningen 12, 13, 14, 15, 16 WB blz. 38 – 39 1.4. Onderlinge ligging Evenwijdige en snijdende rechten evenwijdige rechten snijdende rechten speciaal geval: loodlijn Lkr. overloopt in WB definities: - Twee rechten zijn evenwijdig als ze geen enkel gemeenschappelijk punt hebben. a // b - Twee rechten snijden elkaar als ze één gemeenschappelijk punt hebben a … b - Twee rechten staan loodrecht op elkaar als ze samen een rechte hoek bepalen. a … b Oefeningen 1, 2, 3, 4 Constructies Lkr. demonstreert tekeningen van evenwijdige (door een punt) en van een loodrechte (door een punt) Oefeningen 7, 8, 9 WB blz. 45 - 46