Jarabee, jeugdzorg in Twente 1 Beleid Preventie van middelengebruik in de Jeugdzorg (alcohol, drugs en gokken) "Jong en op zoek" 1. Inleiding In januari 1996 is een werkgroep geformeerd bestaande uit vertegenwoordigers van instellingen voor jeugdzorg in de regio Twente én Tactus, Instelling voor verslavingszorg (voorheen CAD) met als doel preventie van middelengebruik (alcohol, drugs en gokken) in de jeugdzorg vorm te geven. Aanleiding hiervoor was het groeiend aantal jongeren dat problematisch middelen gebruikt en het ontbreken van voldoende deskundigheid met betrekking tot het omgaan met gebruikende jongeren. De inspanningen van de werkgroep hebben o.a. geresulteerd in een beleidsnotitie 'Regionaal Drugbeleid Twente t.b.v. jeugdigen'. In deze notitie zijn aanbevelingen gedaan voor het opstellen van een regionaal beleidsplan en suggesties gegeven voor verbetering van de begeleiding van gebruikende jongeren. Begin 2000 heeft Tactus de instellingen voor jeugdzorg een projectvoorstel gepresenteerd voor een adequate benadering van de problematiek. Voormalig Bijzonder Jeugdwerk Twente (BJT) en Stichting Jeugdzorg Twente (SJT) hebben dit (training)voorstel aangenomen. Hieruit is een samenwerkingsverband ontstaan tussen voormalig BJT, SJT en Tactus onder de naam Jong en op zoek. Het samenwerkingsverband had en heeft tot doel het nader uitwerken van de verschillende plannen tot een samenhangend geheel en zorgdragen voor de uitvoering ervan. De verantwoordelijkheid hiervoor werd door de drie instellingen gedeeld. Voor de ontwikkeling van methodiek en materialen was met name Tactus verantwoordelijk. Inmiddels is dit beleid binnen geheel Jarabee vastgesteld. 2.Redenen voor specifiek preventiebeleid middelengebruik Onderzoek heeft aangetoond, dat jongeren die te maken hebben met jeugdzorg meer dan andere jongeren een risicogroep vormen als het gaat om middelengebruik. Experimenteren met middelen kan bij deze jongeren eerder uitmonden in riskant gebruik. De kans dat het middelengebruik verweven raakt met de psychosociale problemen die zij hebben is groter. Jongeren binnen de jeugdzorg gebruiken vaker problematisch dan leeftijdgenoten daarbuiten. Er zijn geen aanwijzingen dat deze problemen de komende jaren zullen verminderen. Ook is gebleken dat de voormalige aanpak niet voldoende resultaat opleverde. Enkele voorbeelden. o o o Het uitplaatsen van jongeren die gebruiken, met als gevolg dat het niet meer mogelijk is invloed uit te oefenen op hun gedrag. De verschillende benaderingen van gebruikende jongeren binnen dezelfde instelling; hierdoor kunnen medewerkers tegen elkaar worden uitgespeeld. Het ontbreken van deskundigheid bij de begeleiders om op een adequate manier te reageren op middelengebruik door jongeren. Hierdoor wordt riskant middelengebruik tevens vaak laat opgemerkt. Het bovenstaande was en is reden voor een beleidsmatige aanpak en te leren van de ervaringen die tot op heden zijn gedaan, in plaats van een situatie te handhaven die minder resultaat oplevert. Dit beleid moet daarom ook gezien worden als een voorbeeld waarmee betere resultaten gehaald kunnen worden door het volgende te trachten: 1 Jarabee, jeugdzorg in Twente o o o o 2 De verschillen in geschreven en ongeschreven beleid van de verschillende jeugdzorginstellingen in Twente worden tot een consistent geheel gemaakt: beleid vanaf het eerste contact tot en met de nazorg. Voor de zorginstelling is het van belang dat de kwaliteit van het aanbod verbetert, dat de mogelijkheden voor plaatsers en verwijzers toenemen en dat voorkomen wordt dat een instelling een stigma krijgt in de regio. Een duidelijk preventiebeleid werkt ook positief op het imago van de jeugdzorg. Er wordt een consequent antwoord gegeven op de hulpvragen van de jongeren. Binnen de gehele instelling wordt in beginsel op dezelfde manier omgegaan met middelen gebruikende jongeren. Er wordt houvast geboden aan de uitvoerend werkers, als zij met deze problematiek te maken hebben. Het beleid kan ertoe bijdragen dat de medewerkers zich zekerder voelen in de confrontatie met deze problematiek. Het versterkt het vertrouwen in het eigen kunnen dan wel in het kunnen van de betreffende collega (consulent). Er wordt maatschappelijke verantwoordelijkheid getoond. Met het ontwikkelen van preventiebeleid wordt schade ten gevolge van middelengebruik in termen van gezondheid, openbare orde en veiligheid voorkomen of teruggedrongen. 3. Uitgangspunten van het beleid Er dient sprake te zijn van eenduidig beleid binnen Jarabee. Bij voorkeur wordt gestreefd naar gelijk beleid in de regio. Die eenduidigheid vraagt dan om samenwerking met collega-instellingen. Dit beleid wordt niet alleen ontwikkeld en vastgesteld door de jeugdzorginstellingen, maar krijgt vorm binnen het samenwerkingsverband Jong en op zoek met Tactus, Instelling voor verslavingszorg. Het primaire proces staat voorop, de cliënt staat centraal. Onder cliënt wordt niet alleen de jongere verstaan, maar ook de ouder(s)/opvoeder(s). Deze cliëntengroepen dienen betrokken te worden bij de verdere vaststelling en uitvoering van het beleid. Hierbij spelen de cliëntenraden een rol. Middelengebruik wordt gezien als een maatschappelijk verschijnsel. De problemen, die jongeren hierdoor oplopen worden gezien als onderdeel van de problematiek, die ze al met zich mee dragen. Door te moraliseren zijn jongeren echter niet geneigd over dit soort problemen openlijk te praten. Niet moraliseren, maar motiveren tot ander gedrag is één van de fundamenten van dit beleid. Middelengebruik wordt onderscheiden in verschillende fasen. De consulenten van Jarabee zijn getraind om deze fasen te onderscheiden en om op het juiste moment de juiste (begeleidings) stap te zetten. Begeleiding vindt in beginsel plaats door de 'eigen' begeleider in samenspraak met de consulent. Zonodig wordt Tactus ingeschakeld voor consultatie. Het beleid bestaat uit een samenhangend pakket van activiteiten, scholing, maatregelen, protocollen en beschrijvingen van methodisch handelen. De deskundigheidsbevordering is gericht op het kunnen geven van voorlichting én gerichte begeleiding aan jongeren door de consulenten. Deze zijn echter tevens verantwoordelijk voor het doorgeven van hun kennis aan hun collega's. De trainingen van Tactus hebben een cyclus van twee jaar. Dat wil zeggen dat de consulent die in jaar één getraind is, in jaar twee minstens één terugkomdag krijgt. 4. Doelstellingen Algemene doelstelling: Het algemene hoofddoel van dit preventiebeleid is het voorkomen of terugdringen van schade als gevolg van middelengebruik. 2 Jarabee, jeugdzorg in Twente 3 Naast deze hoofddoelstelling worden de volgende subdoelstellingen nagestreefd. Bevorderen dat alle jongeren die gebruik maken van jeugdzorg een bewuste en verantwoorde keuze maken met betrekking tot middelengebruik. Bevorderen dat jongeren die reeds riskant gebruiken, ervoor kiezen hun gebruik te veranderen. Tevens kunnen als subdoelstellingen genoemd worden: Uitvoerend werkers handvatten bieden in de dagelijkse praktijk, als zij met aan middelen gerelateerde problematiek te maken krijgen. Ouders betrekken bij de begeleiding van hun jongere. 5. Activiteiten Deskundigheid van de werkers van de jeugdzorginstellingen wordt bevorderd door een trainingsaanbod van Tactus. Bij voorkeur wordt één uitvoerend werker per werkeenheid/team getraind tot 'consulent middelengebruik'. Deze consulent is verantwoordelijk voor de overdracht van zijn kennis en vaardigheden aan zijn collega's. De consulent wordt geacht in staat te zijn: o jongeren zowel individueel als groepsgericht voorlichting te geven; o bij jongeren middelengebruik te signaleren en die jongere daarbij te begeleiden, d.w.z. te motiveren tot gedragsverandering; o ouders/opvoeders en intermediairs voorlichting te geven. Er is een handboek middelengebruik voor uitvoerend werkers ontwikkeld, alsmede zelfhulpboekjes voor jongeren. Deze materialen dienen om jongeren en werkers te ondersteunen bij het realiseren van de doelstellingen. Er is binnen het samenwerkingsverband Jong en op zoek een aantal mensen verantwoordelijk gemaakt voor de verdere ontwikkeling van het beleid. Dit samenwerkingsverband dient zowel ter ondersteuning van de consulenten alsook ter ondersteuning van het management bij verdere door hen te maken keuzen en besluiten over het preventiebeleid. 6. Het beleid in de dagelijkse praktijk De volgende onderdelen in de dagelijkse omgang met jongeren dienen onderscheiden te worden. A. Het start- c.q. eerste gesprek Het beleid dient werking te hebben vanaf het allereerste contact met de jongere. Middelengebruik dient onderwerp van gesprek te zijn als één van de problemen, waarmee jongeren op weg naar volwassenheid te maken (kunnen) krijgen. Dit probleem dient niet moraliserend benaderd te worden. Hierbij dient bedacht te worden, dat gebruik op zich plaatsing niet in de weg hoeft te staan, als de jongere ervoor open staat hierop begeleiding te accepteren. B. De regelgeving Geen regelgeving is ook regelgeving, wordt wel eens gesteld. Dat klopt, en wel in die zin dat daarmee oogluikend situaties worden gedoogd, die regelmatig niet wenselijk worden geacht. Het is evenwel niet de bedoeling het gedoogbeleid van de overheid strikt te volgen. Zowel in de jeugdzorg als de verslavingszorg worden hulpverleners nu eenmaal geconfronteerd met de uitwassen daarvan. Regelgeving dient om duidelijkheid te verschaffen. Duidelijkheid aan de jongeren, duidelijkheid aan de werkers. Men weet waar men aan toe is. Grenzen van al of niet verantwoord middelengebruik worden inzichtelijk gemaakt. Daarnaast dient regelgeving om gezondheidsschade te voorkomen en veiligheid te waarborgen. Tenslotte dient in de regelgeving het sanctiebeleid tot uitdrukking te worden gebracht. 3 Jarabee, jeugdzorg in Twente 4 Op twee niveaus dient regelgeving vastgelegd te worden: 1. Op instellingsniveau. Duidelijk moet zijn welke vorm en mate van middelengebruik al of niet acceptabel geacht wordt door de betreffende instelling. Hoe wenst de instelling om te gaan met jongeren, die roken, drinken, blowen, gokken, harddrugs gebruiken of er handel in drijven? Dit onderdeel wordt gevat in een nog vast te stellen Instellingsreglement. 2. Op uitvoerend niveau. De meeste werkeenheden/teams hebben eigen regels, die van de instellingsregels zijn afgeleid. Regels ten aanzien van middelengebruik dienen daar ook structureel onderdeel van uit te maken. De eigen (huis)regels zullen nader op het beleid dienen te worden afgestemd, voor zover dat niet al het geval is. C. Voorlichting Het belang van goede objectieve voorlichting is binnen de verslavingszorg algemeen erkend. In de jeugdzorg lijkt de gedachte "breng je ze zo juist niet op ideeën?" voor sommigen nog een rol te spelen. Voorlichting geven wordt binnen dit beleid echter gezien als een manier om jongeren tegemoet te treden in hun interessewereld. Het is beter jongeren vakkundig en verantwoord objectieve kennis te geven van de middelen -met alle voors én tegens- dan hen straatwijs te laten worden met alle risico's van dien. Ook in de voorlichting kan de jongere gemotiveerd worden verstandige keuzen te maken. Naast het geven van objectieve informatie is het zaak in te gaan op sociale vaardigheden zoals omgaan met groepsdruk en op een adequate manier leren weigeren middelen aan te nemen. De voorlichting kan worden gegeven in de praktijk van alledag. Ook kan de consulent -al of niet in samenwerking met Tactus- een groepsgerichte voorlichtingsbijeenkomst voor jongeren of ouders/opvoeders organiseren. D. Begeleiding Onder begeleiding wordt hier verstaan begeleiding van de jongere die middelen gebruikt. Dit middelengebruik dient gelijkwaardig aandacht te krijgen als de overige onderwerpen die in groepsverband, hetzij in mentoraatgesprekken de revue passeren. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten. o o o o o Incidenten worden besproken met de betrokkene en voor zover zinvol met de gehele groep met als doel herhaling te voorkomen. De houding van de hulpverlener is hierbij essentieel: motiverend, niet moraliserend. Bij een vermoeden van gebruik wordt met de jongere altijd een gesprek aangeknoopt. Afhankelijk van het stadium van gebruik waarin een jongere zich bevindt worden diverse stappen ondernomen om de jongere te motiveren een verantwoorde keuze te maken ten aanzien van het gebruik. Voorkomen dient te worden dat het experimenteren met gebruik ontaardt in problematisch gebruik. Is er sprake van problematisch gebruik, dan motiveert de hulpverlener de jongere deel te nemen aan een begeleidingstraject, die door de hulpverlener zelf uitgevoerd kan worden. Dit traject kan enige maanden beslaan. De door de hulpverlener en de jongere te nemen stappen staan uitvoerig beschreven in een handboek (voor de werker) en een zelfhulpboekje (voor de jongere). Doel van het traject is de jongere te motiveren tot verandering van het gedrag. Jongeren bij wie dit begeleidingstraject niet tot het gewenste gedrag leidt, en jongeren van wie vooraf een inschatting gemaakt wordt dat het begeleidingstraject niet tot verbetering zal leiden, kunnen worden verwezen naar Tactus. Er wordt dan een gezamenlijk behandelplan opgesteld. In gevallen van ernstig misbruik of ernstige verslaving, waarin geen verbetering optreedt ondanks alle inspanningen, zal de jeugdzorginstelling samen met de verwijzende instelling en Tactus tot een oplossing moeten komen. Wel moet in zo'n geval aantoonbaar gemaakt kunnen worden, dat er begeleidingsstappen genomen zijn conform het betreffende handboek. 4 Jarabee, jeugdzorg in Twente o 5 In al deze gevallen is de consulent van de betreffende afdeling degene, die behulpzaam kan zijn bij het vaststellen van de te ondernemen actie. 7. Conclusie Een consistent en consequent preventief beleid is noodzakelijk, als het gaat om middelengebruik van jongeren. Dit beleid dient instellingsbreed ingezet te worden, en zelfs bij voorkeur daarbuiten. Het beleid bedient vooral het primaire proces. Het is volstrekt gericht op een verantwoorde begeleiding van jongeren. Daarbij biedt het steun aan uitvoerend werkers, als zij met deze problematiek geconfronteerd worden. Instellingen tonen maatschappelijke verantwoordelijkheid, door antwoord te bieden op vragen, die de maatschappij wel stelt, maar zelf niet goed weet te beantwoorden. Om tot verdere ontwikkeling van het beleid te komen, zullen verdere stappen ondernomen worden. Nadere beleidsvoornemens worden vanuit het samenwerkingsverband Jong en op zoek aangedragen in samenspraak met de consulenten. Het management stelt het nader beleid vast. Op alle fronten geldt, dat we binnen Jarabee jongeren liever motiveren tot gewenst gedrag, dan dat we hen allerlei geboden en verboden opleggen. Centrale doelstelling van dit beleid is dan ook het voorkomen of terugdringen van schade bij jongeren als gevolg van middelengebruik. Jarabee, jeugdzorg in Twente Versie Juli 2002 Instellingsreglement Beleid preventie middelengebruik door jongeren binnen Jarabee, jeugdzorg in Twente "Jong en op zoek" Overwegende: dat Jarabee, jeugdzorg in Twente in meerdere opzichten een maatschappelijke taak te verrichten heeft; dat middelengebruik door jongeren een niet te miskennen maatschappelijk verschijnsel is; dat de instelling vanuit verantwoordelijkheidszin op dit gebied een preventief beleid middelengebruik door jongeren heeft vastgesteld; Stelt vast: Artikel 1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt verstaan onder: 1.1 Instelling Jarabee, Stichting voor jeugdzorg in Twente 1.2 Jongere Ieder kind en jeugdige die op enige wijze zorg van de instelling verkrijgt. 1.3 Cliënt 5 Jarabee, jeugdzorg in Twente 6 Elke jeugdige, diens ouder, pleegouder, stiefouder of wettelijk vertegenwoordiger, betrokken bij de zorgverlening door de instelling. 1.4 Medewerker Elke natuurlijke persoon met wie de instelling enig arbeidsverhouding heeft; voor de toepassing van dit reglement wordt daarmee tevens begrepen gedetacheerden, thuiswerkers, stagiairs, oproepkrachten, uitzendkrachten en vrijwilligers. 1.5 Directie De bestuurder in de hoedanigheid van algemeen directeur en de leden van het managementteam, in de gezamenlijkheid van het directie verband dan wel elk van hen afzonderlijk. 1.6 Middelengebruik Elk gebruik van alcohol, en middelen die voorkomen op lijst I en lijst II behorend bij de Opiumwet, tenzij voorgeschreven door een arts. Onder middelengebruik wordt tevens verstaan het gebruik maken van gokmachines en andere gokmiddelen. Artikel 2 Algemene doelstelling 2.1 Algemene doelstelling van het beleid middelengebruik is het voorkomen of terugdringen van schade bij jongeren als gevolg van middelengebruik. 2.2 Daarvan afgeleide doelstellingen zijn: bevorderen dat jongeren die gebruik maken van jeugdzorg een bewuste en verantwoorde keuze maken met betrekking tot middelengebruik, bevorderen dat jongeren die reeds riskant gebruiken, ervoor kiezen hun gebruik te veranderen, en medewerkers deskundig maken op dit gebied. Artikel 3 Gemeenschappelijke normstelling 3.1 Het belang van de jongere staat centraal. 3.2 Doorslaggevend in de omgang met jongeren is een professionele houding van de kant van medewerkers en directie, gebaseerd op deskundigheid en objectiviteit. 3.3 Binnen de instelling geldt als gezamenlijke norm: we willen de jongere liever motiveren tot gewenst gedragsbehoud of gedragsverandering, dan hem allerlei geboden en verboden opleggen. 3.4 3.4 Het beleidsplan en handboek, als bijlage opgenomen bij dit reglement, vormen de inhoud van en zijn richtinggevend aan het methodisch handelen op het gebied van middelengebruik. Artikel 4 Opname 4.1 Enkel het gebruik van middelen is geen contra-indicatie voor opneming in de instelling. Doorslaggevend is het antwoord op de vraag of de cliënt wel of niet begeleidbaar is. 6 Jarabee, jeugdzorg in Twente 7 4.2 Dit lijdt uitzondering, indien er sprake is van verslaving, voor zover deze diagnose door Tactus, Instelling voor verslavingszorg onderschreven wordt. Specifieke behandeling vanuit de verslavingszorg is dan op de plaats. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van Bureau Jeugdzorg Overijssel zullen in deze procedure steeds in acht worden genomen. 4.3 De hulpovereenkomsten van de instelling worden zodanig geformuleerd, dat middelengebruik niet tot verboden gedraging genormeerd is. 4.4 De algemene doelstelling van het beleid middelengebruik wordt ter kennisgeving aan cliënten in de hulpovereenkomst omschreven. 4.5 Bij het opnamegesprek komt middelengebruik ter sprake op een objectieve, neutrale manier en is bedoeld als informatieverstrekking aan de cliënt. Artikel 5 Begeleiding 5.1 Elke jongere heeft recht op hulp, ook als hij -al dan niet problematisch- middelen gebruikt. 5.2 Enkel het middelengebruik kan geen reden zijn tot sanctionering of uitplaatsing. Doorslaggevend voor dergelijke acties kan slechts zijn het ongewenste, niet voor begeleiding vatbare gedrag. 5.3 Jongeren die middelen gebruiken krijgen een begeleidingsprogramma aangeboden volgens de richtlijnen van het beleid middelengebruik, onder begeleiding van de consulent middelengebruik. 5.4 De consulenten middelengebruik zijn opgeleid voor het geven van specifieke begeleiding. Zij weten de juiste stappen op het juiste moment te zetten. 5.5 Collega's maken zorgvuldig gebruik van hun expertise en advies. 5.6 Tactus, Instelling voor verslavingszorg wordt betrokken, hetzij voor consult hetzij voor ambulante begeleiding, indien de situatie hiertoe noopt. Dit is ter beoordeling aan de dichtst bij de cliënt betrokken consulent middelengebruik. 5.7 Op per afdeling te bepalen perioden worden er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd voor cliënten, dan wel voor jongeren afzonderlijk. 5.8 Jongeren kunnen om een urinetest verzoeken, indien het testen hen ondersteunt bij het doorlopen van een begeleidingstraject op dit gebied. 5.9 Urinetesten op initiatief van begeleiders zijn niet toegestaan, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Of er sprake is van zo'n situatie wordt altijd vooraf beoordeeld door de betreffende leidinggevende in overleg met Tactus, Instelling voor verslavingszorg. Instemming van de jeugdige en/of diens wettelijk vertegenwoordiger is steeds vereist en is schriftelijk vastgelegd. Artikel 6 Samenhang met wettelijke bepalingen 6.1 De instelling heeft geen opsporingsfunctie. Evenwel dienen relevante wettelijke 7 Jarabee, jeugdzorg in Twente 8 regels gehandhaafd te worden. Dit betekent dat in alle gevallen op z'n minst een ontmoedigingsbeleid gevoerd wordt. 6.2 Het ontmoedigingsbeleid wordt nader uitgewerkt op decentraal niveau; artikel 8 is van overeenkomstige toepassing. 6.3 Naar analogie van de Drank- en Horecawet wordt er geen alcohol geschonken aan jongeren beneden de 16 jaar, althans wordt er daar geen gewoonte van gemaakt. 6.4 Volgens de Tabakswet is de rookvrije ruimte de regel en een plek waar gerookt mag worden de uitzondering. 6.5 6.5 Verkoop van tabak aan jongeren onder de zestien door de instelling wordt niet toegestaan. 6.6 Conform de Opiumwet is het in bezit hebben van harddrugs verboden. Artikel 7 Reikweidte en werkingsduur 7.1 Dit reglement is bindend voor directie en medewerkers en heeft doorwerking naar de jongeren, voor zover van toepassing. 7.2 De in het vorig lid genoemde personen kunnen aanspraak maken op dan wel aangesproken worden over de bepalingen van dit reglement. 7.3 Uitzonderingen op dit reglement worden niet gemaakt, tenzij men zich op een bijzondere uitsluitinggrond kan beroepen. Of daarvan sprake is wordt beoordeeld door de directie. 7.4 De directie neemt niet eerder een besluit op grond van het vorige lid dan na hierover met een consulent middelengebruik overleg gevoerd te hebben, die niet tot de eigen sector behoort. 7.5 Dit reglement is tot twee jaar geldig na vaststelling door de directie. 7.6 Voor afloop van deze termijn, wordt het reglement geëvalueerd door de directie, de ondernemingsraad en de centrale medezeggenschapsraad. 7.7 In het dan vast te stellen reglement wordt opnieuw een termijn voor werkingsduur en evaluatie overeengekomen. Artikel 8 Decentrale regelgeving 8.1 Na vaststelling van dit reglement door de directie worden de regelingen op sectoraal en afdelingsniveau aangepast aan de bepalingen van dit reglement; artikel 7 lid 3 is van overeenkomstige toepassing. 8.2 De van dit reglement afgeleide decentrale regelingen worden voor de vaststelling daarvan aan de decentrale cliëntenraden voorgelegd. 8 Jarabee, jeugdzorg in Twente 9 Artikel 9 Slotbepaling en inwerktreding 9.1 Indien zich omstandigheden voordoen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directie, zonodig in overleg met Tactus, Instelling voor verslavingszorg. 9.2 Dit reglement treedt in werking op 1 september 2002. 9.3 Dit reglement kan worden aangehaald als Instellingsreglement preventie middelengebruik door jongeren binnen Jarabee, jeugdzorg in Twente. Versie 7 augustus Adressen t.b.v. ondersteuning in activiteiten rond middelengebruik 1. Consultatie, informatie, ondersteuning en intermediair voor Tactus: Louis Degen De Matenstraat 36 7572 BV Oldenzaal (06) 226 621 16 2. Inhoudelijke ondersteuning: 24-uurszorg Oldenzaal/Hengelo/Denekamp: Karin Schróder (0541) 531 851 Zelfstandigheidstraining Hanneke Siers (053) 435 14 43 24-uurszorg Enschede Lipper Robbie Bakker (053) 487 70 00 Bothof Angelique Blok (053) 487 70 47 Snellius Marc Hubers (053) 487 70 32 Drebbel Kerstin Zenker (053) 487 70 37 Educatie Bert Boerrigter (053) 487 70 56 Opvang, observatie en oriëntatie Dinant Rothman (053) 430 08 30 Maatsschappelijke activering Frank Olde Riekerink/ (053) 487 70 00 / (074) 256 15 61 9 Jarabee, jeugdzorg in Twente 10 Cindy Greftenhuis Geerhard Disselhorst (053) 487 70 00 Arne Hempenius (074) 256 08 10 Michel Oude Ophuis (053) 431 12 96 Yucel Engin (074) 256 08 10 Kind en Gezin Carel Róben (074) 250 80 10 Frederique Hofman (074) 250 80 10 Dagbehandeling Jongere jeugd Mirjam Posthumus (074) 249 02 02 Annemarie Zonder (053) 433 39 00 Dagbehandeling Oudere jeugd Astrid Ubbink (074) 249 02 02 Bauke Volbeda (053) 432 42 45 AMA's Faruk Kóklu 3. Beleidszaken Middelengebruik Henk Roelink Resedastraat 15 7555 CJ Hengelo (06) 226 090 34 10