Synthese Basistekst: Universele preventie van middelengebruik onder jongeren Marloes Kleinjan is Assistant Professor bij de Radboud Universiteit van Nijmegen en doet vooral onderzoek naar rookgedrag en middelengebruik bij adolescenten. Rutger Engels is Professor Orthopedagogie aan diezelfde Radboud universiteit van Nijmegen en voert vooral onderzoek naar Jongeren en hoe verschillende soorten opvoeding hun gedrag beïnvloeden. Deze twee specialisten werkten tot in 2010 samen aan een onderzoek rond universele preventie van middelengebruik onder jongeren. De resultaten hiervan werden in 2010 gepubliceerd in het Tijdschrift ‘Kind en Adolescent’. In dit artikel worden verschillende preventieve mogelijkheden gegeven die genomen (kunnen) worden tegen dat middelengebruik, meer bepaald het gebruik van Alcohol, Tabak en cannabis. Deze mogelijkheden worden onderverdeeld in drie grote onderverdelingen: ‘Overheidsmaatregelen’, ‘Voorlichting en educatie’ en ‘discussie’. overheidsmaatregelen De overheid neemt verschillende matregelen om middelengebruik tegen te gaan. Zo kan de overheid bijvoorbeeld prijsmaatregelen opleggen. Uit onderzoek blijkt dat het verhogen van de prijzen vooral een positief effect heeft op zware, frequente drinkers dan op personen die slechts matig drinken. Hierbij moet wel worden vermeld dat prijsmaatregelen ook voor deze laatste groep lonen zijn. Ook kon worden geconcludeerd dat de prijs vooral een invloed heeft op jonge drinkers en dat die invloed tijdens het ouder worden verminderd. Een andere maatregel die ook door de overheid getroffen wordt, zijn leeftijdsgrenzen. Men merkt dat leeftijdsgrenzen een sterke daling van alcoholgebruik tot gevolg heeft. Ook strenge leeftijdscontroles zorgen ervoor dat de verkoop van alcohol aan jongeren sterk daalt. Uit onderzoek in Nederland bleek echter dat die leeftijdscontroles bijna nergens adequaat worden toegepast. Dit geldt ook voor tabak. Beperkingen op de verkoop en op het nuttigen van alcohol heeft zeker ook effect. Door verkooppunten van alcohol en tabak te beperken, zullen jongeren minder snel aan deze middelen geraken en zullen ze bijgevolg ook minder nuttigen. Ook het rookverbod bewijst internationaal een goede maatregel te zijn, hoewel de effecten ervan in sommige landen nog niet bekend zijn. Nederlandse coffeeshops worden voor het grootste deel gedoogd, maar de coffeeshops aan scholen worden toch gesloten. Jongeren zelf geven ook aan dat het niet enkel de winkels en horecazaken zijn die hun middelen verschaffen, maar dat ze ook alcohol verkrijgen via hun vrienden of hun ouders. Een laatste overheidsmaatregel is het opleggen van reclamerestricties. Kinderen en jongeren zijn gevoelig voor de media, en reclamerestricties blijken wel degelijk een effect te hebben op hun middelengebruik. Dit effect is echter zeer bescheiden. Uit studies blijkt dat bijvoorbeeld alcoholreclame niet allen op termijn de keuzes van de persoon beïnvloed, maar ook direct de consumptie van middelengebruik doet stijgen tijdens het tv-kijken. Ook voor tabak merkt men dat reclame de startleeftijd voor het beginnen roken verlaagt. In veel landen geldt echter een verbod op tabakreclame in de media. Een dergelijk verbod voor alcohol is er echter nog niet. Uit reviews en vergelijkingen met 22 landen bleek dat een verbod op dergelijke reclame enkel een groot positief effect heeft als dat verbod verstrekkend en overkoepelend is. Voorlichting en Educatie Er zijn 3 manieren waarop voorlichting en educatie kunnen gebeuren. De eerste manier is via de media. Er zijn verschillende massamediale campagnes gericht op voorlichting die vooral voor jongeren bedoeld is. Er zijn ook campagnes gericht op andere doelgroepen, maar die zijn in de minderheid. deze campagnes blijken niet echt een effect te hebben op het effectieve gebruik van middelen, wel over de kennis en de houding van de mensen tegenover middelengebruik. Massamediale rookcampagnes blijken wel een invloed te hebben op de startleeftijd van tabaksgebruikers. campagnes blijken dus niet zo’n groot effect te hebben op rookgedrag, maar het imago van niet-rokers wordt er wel door opgekrikt. Men kan dus concluderen dat massamediale campagnes vooral bijdragen tot bewustwording , kennisvermeerdering en attitudeverandering, maar weinig tot gedragsverandering. Ook in schoolprogramma’s is er plaats voor voorlichting en educatie. Dit omvat onder andere aangepaste lesprogramma’s, weerbaarheidstrainingen en normbeïnvloeding. Deze schoolprogramma’s moeten echter meer bieden dan enkel informatie. Er moet aandachtgegeven worden aan voorlichting en educatie. Zo kunnen bijvoorbeeld workshops gegeven worden om assertiviteit en weerbaarheid te vergroten. De organisaties ‘Stivoro’ en het Trimbos-instituut organiseerde ‘actie-tegengif’ om die zaken te beïnvloeden d. m. v. het aanleren van cognitieve gedragsvaardigheden. Er zijn ook programma’s die verschillende vormen van interventie combineren en zich richten op verschillende vormen van middelengebruik. Enkele voorbeelden hiervan zijn het ‘programma voor Preventie Alcoholgebruik Scholieren (PAS), wat zich op zowel kinderen als ouders richt, De European Smoking Prevention Framing Approach (ESFA) en De Gezonde School en Genotmiddelen (DGSG). Deze projecten richtten zich zowel op leerkrachten, ouders, kinderen en de schoolomgeving in het algemeen. Voor ESFA werden op korte termijn geen positieve effecten gevonden. Op lange termijn was er een positieve invloed voor Allochtone jongeren, maar een negatief effect voor autochtone jongeren. Het DGSG blijkt echter wel een positief effect te hebben op de kennis van de verschillende middelen en de risico’s. ook blijkt dat er dankzij dit programma minder middelen gebruikt worden. Deze resultaten zijn echter wel maar in enkele landen bekend en niet internationaal. Van veel projecten is dus niet geweten hoe effectief ze zijn. Als laatste kunnen ook ouders een belangrijke invloed hebben op het gebruik van middelen bij jongeren. Die invloed kan zowel positief als negatief zijn. Uit studies wordt naar voren geschoven dat er een duidelijke samenhang te vinden is tussen het middelengebruik door ouders en dat van hun kinderen. Dit geldt zowel voor roken als voor alcohol- en druggebruik. De invloed van ouders wordt vooral gebruikt in de projecten ‘Preparing for the Drug Free Years’ en het ‘Iowa Strengthening Famillies’ prgramma. Ook bij deze aanpak is echter niet duidelijk of ze in alle landen even effectief is. Discussie Een laatste preventieve mogelijkheid is de discussie. Ook deze stap kan onderverdeeld worden in drie verschillende maatregelen: een gecombineerde aanpak, een integrale aanpak en een seriële benadering. Uit het vorige stuk bleek dat er een duidelijke samenhang is tussen de drie vormen van middelengebruik die in de tekst besproken werden: alcohol-, tabak- en cannabisgebruik. Alcohol drinkende jongeren hebben meer kans om te gaan roken en cannabis te gebruiken dan jongeren die niet drinken. Dit geld ook voor rokers en cannabisgebruikers. Een gecombineerde aanpak die zich richt op meerdere van deze middelen, of op alle drie, zal bijgevolg een hogere efficiëntie vertonen dan een aanpak op één enkel niveau. Het is ook bewezen dat een aanpak die bestaat uit meerdere en samengestelde interventies, op verschillende niveaus een grotere kans hebben op slagen. Die interventies moeten ook gericht zijn op meerdere actoren. Er moet een combinatie zijn van verschilende van de bovenstaande maatregelen en zowel de ouders als hun kinderen en de scholen etc… moeten erbij worden betrokken. Als dit het geval is, dan spreken we van een efficiënte, integrale aanpak. Als laatste moet de aanpak ook serieel zijn: veel jongeren beginnen te experimenteren tijdens de middelbare schooltijd. De meeste preventieprogramma’s richten zich dan ook op die leeftijdscategorie. Bij veel jongeren zijn er al vroeger in hun leven beïnvloedende factoren aanwezig die hun gedrag i.v.m. middelengebruik beïnvloeden. Jongeren zouden al vroeger in hun leven moeten te maken krijgen met preventieve maatregelen. Zo heeft de organisatie ‘Stivoro’ een project gelanceerd genaamd ‘ik (r)ook niet’. Dit is een project voor kinderen in het lager onderwijs. Op korte termijn heeft deze maatregel weinig succes, maar later in het leven hebben jongeren die aan dit project meewerkten, minder de neiging om problematisch middelengebruik te stellen. Ook hier is het echter niet bekend of de langetermijneffecten wel zullen blijven.