THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES Het organiseren van kennisintensieve non-lineaire processen Pierre van Amelsvoort, ST-GROEP Vlijmen, juni 1999 1 INLEIDING Steeds meer mensen werken in processen waarbij de kennis van medewerkers van doorslaggevend belang is voor het resultaat. Daarbij gaat het om kennis die relatief uniek is en niet in voorschriften is te verwoorden. De kenniswerkers, met de beschikking over schaarse inzichten, hebben hierdoor een machtspositie ten opzichte van het management waar veelal deze kennis niet of uiterst globaal aanwezig is. Kennisintensieve processen zijn op zich niet nieuw, immers voor de industriële revolutie was kennis van de ambachtsman van even groot belang voor de procesvoering als van een moderne kennis werker. De ambachtsman maakte misschien een fysiek product, zoals een tafel, een kerk of een koffiepot en de moderne kenniswerker ‘maakt’ een idee, lost een probleem op of levert een advies. In beide gevallen zijn de processen niet gerationaliseerd door middel van standaard werkinstructies, gedetailleerde planning of in een technisch middel, dat ook het werktempo bepaalt, vastgelegd. Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen is het aantal mensen, dat mentale in plaats van fysieke arbeid verricht, groeiende. Dat verklaart waarom, gemeten aan de hoeveelheid publicaties, de aandacht voor het organiseren van kennisintensieve processen toeneemt. Daarbij moet gedacht worden aan kreten zoals kennismanagement, professionele organisatie, organisatie van professionals, de lerende organisatie etc. In dit artikel wordt ingegaan op specifieke organisatievraagstukken die bij kennisintensieve processen spelen. 2 WAT IS EEN KENNISINTENSIEVE ORGANISATIE ? De eerste vraag die zich voordoet is: wat is nu eigenlijk een typisch kenniswerk en waarin verschilt dit werk met fysieke arbeid? Kenniswerk kan gezien worden als een containerbegrip en bovendien zijn er verschillende soorten kenniswerk te onderscheiden. In de onderstaande tabel wordt door middel van karakteristieken een vergelijking weergegeven tussen kenniswerk en fysiek werk. Het zijn THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES karakteristieken, die gebruikt kunnen worden om kenniswerkers te omschrijven. In de praktijk is echter dit onderscheid niet zo eenduidig te maken en de verschillen hebben dan ook geen zwart – wit karakter. In de navolgende tekst wordt dit vage onderscheid toegelicht. Schema 1 Vergelijking tussen kenniswerk en fysiek werk Karakteristieken Kennis werk Fysiek werk taakinhoud q voornamelijk denken q voornamelijk met de handen voorschriften q beperkt q gestandaardiseerd werk, vastgelegd in werkinstructies resultaat q vaak niet tastbaar: informatie q tastbaar product of herkenbare dienst proces q q q op hoofdlijnen bekend iteratief (non-lineair) vaak projectmatig q q q gedetailleerd bekend lineair repeterend kennis q non-routine: nieuwe kennis is nodig q q uniek specialisme q routine: herhaling van (simpele of complexe) handelingen algemeen Taakinhoud Tegenwoordig is er weinig fysiek werk, waarbij niet gedacht hoeft te worden om tot een goede taakuitvoering te komen. Een tegelzetter die een vloer gaat aanleggen denkt ook eerst na: waar te beginnen? Hoeveel specie aanmaken? Waar komen de halve tegels? Zeker bij organisaties waar zelfsturing een leidend principe voor de organisatie is, wordt meer en meer denk- en doenwerk geïntegreerd. Fysieke arbeid verschuift dan in richting van het kenniswerk. Ook bij kenniswerk zit uitvoerend werk in het takenpakket. Een advocaat tikt zijn rapporten, een constructeur tekent, een adviseur rijdt in de auto etc. Voorschriften Een klassieke productiemedewerker heeft te maken met nauwkeurige voorschriften waarin exact is vastgelegd welke handelingen, op welke wijze en op welk moment verricht moeten worden. Er is ook fysiek werk waarbij het proces niet vooraf is vast te leggen, bij het restaureren van een monumentaal huis wordt tijdens het werk de volgende activiteit bepaald. Er wordt dan een beroep gedaan op het vakmanschap (lees: ervaring) van de medewerker. Ook voor mentale arbeid zijn er talloze situatie denkbaar waarbij er met strikte voorschriften gewerkt wordt. Denk maar aan een laborant die proeven uitvoert die nauwkeurig omschreven staan of een arts die een patiënt aan staar opereert volgens een standaard procedure. 2 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES Resultaat Kenniswerkers leveren vaak een resultaat op wat niet tastbaar is zoals een advies, een dienst of een opgelost probleem. Uiteraard wordt dat vaak ook gecombineerd met een bijkomstig tastbaar product: een rapport, een hypotheek acte, een informatiesysteem, een prototype etc. Zo levert ook fysiek werk informatie op: het repareren van een scheepsmotor levert informatie op over het functioneren en kan gebruikt worden voor het verbeteren van het ontwerp, een ramenwasser krijgt informatie over de onderhoudstaat van de kozijnen etc. Proces Bij klassiek fysiek werk is het procesverloop veelal te voorspellen en gaat het over lineaire processen, waarbij de bekende taken achtereenvolgens verricht kunnen worden (zie figuur 1). Bij een kennisintensief proces zijn de fasen van het proces op hoofdlijnen bekend, maar vinden er veel iteraties plaats en wordt een volgende stap bepaald door de resultaten van de vorige stap. Het verloop van het proces is dan vooraf niet bekend en wordt pas tijdens het proces nadere vorm gegeven. In veel gevallen is er sprake van een open projectmatig verloop van de activiteiten waarbij een product of een dienst wordt gecreëerd. Naast een open projectverloop wordt er gesproken over een gesloten project verloop. In een gesloten project is vooraf het verloop bekend en kan vooraf het project gepland worden. Denk bijvoorbeeld aan het organiseren van de jaarlijkse huishoudbeurs. Ook bij fysiek werk kunnen er processen gevonden worden met een open projectmatig karakter en waarbij ook niet vooraf precies het procesverloop weergegeven kan worden. Zo wordt bijvoorbeeld de bouw van een schip volgens klanten wensen projectmatig aangepakt. Tijdens de verschillende bouwfasen wordt de volgende stap verder gedetailleerd en gepland. stap 1 stap 2 stap 3 stap 4 een lineair procesverloop een non-lineair procesverloop Figuur 1 Lineair en non-lineair procesverloop (Bron: Fisher & Fisher, 1998) Kennis De beschikking over kennis is in beide situatie noodzakelijk om het werk te kunnen uitvoeren. Ook in het geval van fysiek werk wordt kennis gebruikt, echter het gaat daarbij om routine handelingen waarbij 3 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES door ervaring op te bouwen de handigheid ontstaat om een bepaalde taak sneller te doen. De benodigde kennis is dan beschikbaar. Overigens zegt routine niets over de moeilijkheidsgraad van het werk. Bij mentaal werk zijn ook vele situaties waarbij er sprake is van routine werk. Bijvoorbeeld op het opzetten van een boekhoudsysteem of het afhandelen van een schade in het kader van een verzekering. Bij kenniswerkers is er sprake van een in bepaalde mate uniek specialisme dat door jarenlange studie en praktijkleren is ontwikkeld en dat benodigd is om non-routine vraagstukken op te lossen. Non-routine vraagstukken zijn unieke vragen doe een beroep doen op het kunnen ontwikkelen van nieuwe kennis of het kunnen verzamelen en combineren van bestaande kennis. Hierbij moet opgemerkt worden dat het takenpakket van kenniswerkers nooit alleen maar bestaat uit non-routine werkzaamheden. Veelal zal ook hier sprake zijn van een combinatie van routine en non-routine werk. Een andere kanttekening is dat een professionele kenniswerker een routine heeft ontwikkeld, een methodologie, die gebruikt wordt voor non-routine vraagstukken. Uit de bovenstaande vergelijking blijkt tussen fysiek en mentaal werk een overlap te zitten. In figuur 2 wordt een indeling in verschillende werksituaties weergegeven. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van 2 dimensies: het karakter van de kennisbehoefte en de mate van de voorspelbaarheid van het proces verloop. In dit artikel wordt met name in gegaan op kennisintensieve organisaties vanuit twee invalshoeken: non-routine kennis en het non-lineair verloop van processen. non-routine kennis routine kennis intensief productiewerk kennis intensieve projectcreatie klassiek productiewerk projecten organisatie proces lineair non-lineair Figuur 2 Verschillende soorten van kenniswerk 3 ORGANISATIEVORMGEVING VAN NON -LINEAIRE PROCESSEN Ook kennisintensieve organisaties met een non-lineair procesverloop ontkomen niet aan hogere eisen die gesteld worden. Hierbij is te denken aan de volgende eisen waaraan voldaan moet worden: q time to market: doorlooptijd verkorting en verhoging leverbetrouwbaarheid q flexibiliteit: inspelen op fluctuaties van de capaciteitsbehoefte (volume en variatie in verschillende soorten specialismen) 4 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES q hoogwaardige kwaliteit q lage kosten In een organisatie, die gekenmerkt wordt door een projectmatig verloop van ‘order’-stromen zijn meestal geen stabiele stromen van processen of projecten te onderscheiden. De behoefte aan de verschillende specialistische capaciteitsbronnen varieert in de tijd bezien (zie figuur 3). Bovendien is het procesverloop beperkt voorspelbaar, het tijdstip waarop een bepaald specialisme gewenst is, is moeilijk te voorspellen. Ook de totale capaciteitsbehoefte varieert daardoor in de tijd. Traditioneel worden in dergelijke situaties de matrix organisatie toegepast waarbij traditionele projectmanagement instrumenten ingezet worden die gericht zijn op een strakke sturing van de projecten. In een matrix organisatie, waarbij diverse partijen (afdelingen) een rol in alle projecten hebben, die onder druk komt te staan neemt de behoefte aan sturing en beheersing toe. Door de vele afhankelijkheden ontstaat een ‘stroperige’ organisatie die alleen centraal gestuurd kan worden (zie figuur 3). Veelal is ook de neiging om middels strenge procedures de beheersing te vergroten. Als gevolg van de druk van Time to Market loopt de organisatie het gevaar ‘flexotisch’ (een samenvoeging van flexibel en chaotisch) te worden en dat de onzichtbare kosten oplopen (omschakelverlies, coördinatiekosten, inbouwen van illegale speelruimte in tijd en capaciteit). capaciteitsbehoefte totale capaciteitsbehoefte A B C D E tijd Figuur 3 Het capaciteitsverloop van non-lineaire processen Door de scheiding in de sturing tussen projectvoortgang en het beschikbaar stellen van specifieke capaciteiten, ontstaan spanningen (“getouwtrek”), waarbij niet zelden mensen het gevoel van een ‘jojo’ te hebben. De samenwerkingsverbanden worden enigszins diffuus (de samenhang ontbreekt) doordat medewerkers frequent van projecten wisselen of in meerdere projectgroepen deelnemen. Een verdedigingsstrategie die veelal onbewust gehanteerd wordt is het sluiten van de afdelingsgrenzen (het 5 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES ontstaan van “koninkrijkjes”). Een typisch kenmerk van specialisten is de sociale introversie (Simonse, 1998) dat door deze verdedigingsstrategie wordt versterkt. Door de externe druk neemt het conflict tussen projectvoortgang en kennisontwikkeling toe en meestal ‘verliest’ kennis ontwikkeling deze strijd. Gevolg daarvan is dat er afhankelijkheid van een beperkt aantal specialisten ontstaat, die niet doorbroken wordt. Een vicieuze cirkel die leidt tot kennisverlies en overbelasting van enkele (super)specialisten is vaak het gevolg. specialistische afdelingen projectteam externen Figuur 4 De matrix organisatie De neiging ontstaat om terug te vallen op de procedures (een procedurele in plaats van een resultaatgerichte cultuur) en de illusie dat door nog strakkere en strengere afspraken het proces weer onder controle komt, neemt toe. Hierdoor neemt de druk toe en neemt de lokale speelruimte voor resultaatsturing af. Het gevaar van het ontstaan van een ambtelijke cultuur met gesloten deuren en veel formele vergaderingen waaruit lange actielijsten volgen, is aanwezig. Onzichtbaar heeft deze tactiek een averechts effect, immers de externe druk en het (semi-)open karakter van projecten vereisen juist speelruimte en betrokken mensen met een bepaalde mate van zelfsturing. Bovendien kunnen complexe projecten niet door individuen gerealiseerd worden, maar zijn goede samenwerkingsverbanden nodig om de resultaatverplichtingen van projectcreatie proces te realiseren. Vervreemding komt bij kenniswerkers niet zozeer tot uiting in een apathische houding en een aangeleerde hulpeloosheid. Veel sneller zal vervreemding tot uiting komen in een versterkte focus op de inhoudelijke aspecten van het vakgebied. Specialisten hebben toch al de neiging om individualistisch te werken, en deze neiging zal door de steeds verder gaande verdieping alleen maar versterkt worden. Door een verder gaande specialisering creëert de kenniswerker een sterke individuele autonomie. De 6 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES organisatie wordt afhankelijk van de kenniswerker. Deze autonomie kan doorslaan in ‘ongerichte vrijheid’. Deze concentratie op individuele basis komt de samenwerking met andere disciplines en de resultaatgerichtheid niet ten goede. Traditioneel beroepen specialisten zich op het feit dat creativiteit niet te ‘sturen’ valt en sturen op resultaat en resultaatverplichting zijn daarbij thema’s die opgepakt worden als ‘vloeken in de kerk’. Samengevat zijn de problemen en gevaren van de matrix-organisatie in kennisintensieve processen de volgenden: q spanningveld tussen lijn- en projectorganisatie: moeizame afstemming tussen projecten en capaciteitsbronnen; q koninkrijkjes in de lijnorganisatie hebben weinig interactie: het ontstaan van bolwerken, moeizame samenwerking en het versterken van de sociale introversie van specialisten; q kennispotentieel is geconcentreerd bij een beperkt aantal senior medewerkers; q medewerkers zijn gericht op de steeds verdere verdieping van de specialistische vakinhoud en zijn resultaatsturing als een beperking van hun autonomie; q q onvoldoende slagvaardigheid: • stroperige organisatie en procedures; • onduidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden; • overbelaste medewerkers; • ambtelijke cultuur. weinig zakelijke cultuur. Een belangrijk vraagstuk dat bij kennisintensieve processen speelt is het ontwikkelen van alternatieven op de klassieke matrix-organisatie. In de sociotechnische theorie de volgende aangrijpingspunten voor de moderne organisatievormgeving aangereikt (Kuipers & van Amelsvoort, 1990; De Sitter, 1994; Van Amelsvoort, 1999). 1. Procesgericht organiseren (in plaats van een functionele inrichting) zodat verschillende processen, lees projecten, elkaar minder verstoren (mensen in teveel projecten of te vaak wisselen van projecten). Traditioneel wordt daarbij gezocht naar homogene product (of projectstromen). Bij nonlineaire processen is er sprake van heterogene stromen, zodat relatief vaste organisatie-eenheden die aan een stroom gekoppeld worden niet realistisch is. Bovendien er sprake van een behoefte aan projectsturing en de ontwikkeling van de verschillende vakdisciplines op kennisgebied. In dergelijke situaties is ‘dynamisch parallelliseren’ (Simonse, 1998) of een ‘continue hergroepering van capaciteiten’ (De Sitter, 1998) het thema van het organisatievraagstuk. Weggeman spreekt in dit verband over ‘fuzzy structurering’ (1997). Het daarbij om het creëren van dynamische netwerken, waarbij de complexiteit voor medewerkers is te overzien en waarbij ontmoetingskansen zijn om van elkaar te leren. Dit kan plaatsvinden door bijvoorbeeld: 7 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES • het in de tijd ontkoppelen van projectsturing (hiërarchische en operationeel) en vakmatige sturing (hiërarchisch en functioneel) • het werken met relatief vaste multi-disciplinaire capaciteitsteams, al of niet met een specifieke focus, die meerdere projecten onderhanden hebben Deze globale organisatieconcepten zullen als voorbeeld in de navolgende tekst beschreven worden. Voor een verdere verdieping van dit onderwerp wordt verwezen naar Simonse (1998). 2. Regeltaken lokaal organiseren zodat onvoorspelbare situaties lokaal beheerst kunnen worden, in plaats van het ‘omhoog’ doorschuiven. 3. Minimale specificatie van de werkwijze door anonieme systemen minimale gebonden in de manier van werken door procedures. De systemen moeten de regelcapaciteit van de lokale werkverbanden respecteren en versterken. Het is van belang om te realiseren dat in een dynamische netwerken een sterk beroep gedaan wordt op collectieve visie en ambitie (Weggeman, 1997). De gezamenlijke visie en ambitie zijn juist in relatief losse netwerken van belang voor de onderlinge binding van de medewerkers. De onderlinge binding is een belangrijke voorwaarde voor het creëren van een effectief organisch werkverband. Ook is in kennisintensieve organisaties competentie-ontwikkeling van de medewerkers van groot belang voor het succes van samenwerking (Brugman, 1999). De organisatie-inrichting en flankerend personeelsbeleid dienen een continue compententie- en loopbaanontwikkeling van medewerkers te ontlokken en te bevorderen. In dit artikel laten we deze twee belangrijke vraagstukken buiten beschouwing. ONTKOPPELING VAN DE STURING In deze oplossingsrichting wordt een splitsing gemaakt tussen een projecten en kennisorganisatie. Binnen de projecten organisatie worden projecten in projectteams uitgevoerd. Het verschil met de bekende matrixstructuur is dat er op een bepaald tijdstip geen dubbele aansturing, vanuit het projectmanagement en vanuit het functionele vakgebied, plaatsvindt. In de projectorganisatie wordt met projectteams gewerkt en de aansturing van deze teams vindt plaats vanuit het projectmanagement. Een projectteam kan worden ingezet op een project, of kan meerdere kleine projecten als taakdomein hebben en verschillende teams kunnen gezamenlijk aan een groot project gekoppeld worden. Afhankelijk van het projectverloop kunnen teamleden, in beperkte mate, wisselen tussen de verschillende teams. Om volume schommelingen in de gevraagde capaciteit kunnen eventueel externe specialisten ingezet worden en in de teams geïntegreerd worden. Ook kunnen projecten of delen van een project uitbesteed worden. In de kennisorganisatie worde n teamleden opgeleid, bijgeschoold en vindt er uitwisseling van ervaring plaats. Bovendien kunnen ideeën, die zijn opgedaan tijdens het werken aan een project, uitgewerkt 8 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES worden in modellen, nieuwe producten of nieuwe kennis. De aansturing van de kennisteams vindt plaats door het kennismanagement. Voor wat betreft de inzetbaarheid van de medewerkers worden door de projecten en kennis organisatie en de medewerker zelf afspraken gemaakt. De totale capaciteit die besteed kan worden aan kennisontwikkeling is een strategische keuze. projectportfolio management kennismanagement projecten organisatie projectteam projectteam projectteam projectteam externen Figuur 5 Ontkoppeling projectensturing en kennismanagement MULTI-DISCIPLINAIRE CAPACITEITSTEAMS Kern van deze oplossingsrichting is het formeren van multi-disciplinaire capaciteitsteam, waarbij groepen van ca. 15-20 mensen (exclusief externen) van verschillende disciplines gevormd worden. Aan deze eenheden worden desgewenst ook externe medewerkers toegevoegd. Deze eenheden hebben eventueel een specifieke focus, bijvoorbeeld een bepaald systeem, product of klant. Maar de eenheden kunnen ook louter als een universeel capaciteitsteam gezien worden. Een specifieke focus wil zeggen dat projecten vanuit een focus aan het desbetreffende team gekoppeld worden, en dat het team ook ingezet kan worden voor niet specifieke projecten. Projecten worden toegewezen aan de teams, en binnen de teams worden er tijdelijke samenwerkingsverbanden georganiseerd. Eén capaciteitsteam kan ingezet worden bij meerdere (kleine) projecten, kan een groot project onder haar hoede hebben of meerdere teams zijn via deelprojecten gekoppeld aan een zeer groot project. De dagelijkse vakinhoudelijke en hiërarchische aansturing vindt plaats in het team, waarbinnen dus vaktechnische mentoren c.q. coördinatoren aanwezig zijn. De project aansturing (tijd en geld) vindt plaats vanuit de opdrachtgever en eventueel gebruiker. De capaciteitsteams zijn verantwoordelijk voor kwaliteit, productiviteit, levertijd en gewenst eindresultaat. 9 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES Eventueel kan een projectteam gecreëerd worden dat bestaat uit teamleden van verschillende capaciteitsteams. Ook kunnen er zich situaties voordoen waarbij een teamlid tijdelijk, na onderling overleg met betrokkenen, uitgeleend wordt naar een ander capaciteitsteam. Naast de capaciteitsteams is er een groep (super)specialisten die opgesteld staan ter ondersteuning, op afroep van de capaciteitsteams. Naast de projecten organisatie is er een kennismanagement organisatie. Hierbinnen functioneren kennisteams. Deze teams van gelijksoortige specialismen, uit de verschillende capaciteitsteams, hebben regelmatig vakinhoudelijk overleg. Ook kunnen mensen uit de capaciteitsteams tijdelijk voor vaste tijd in een kennisteam zitten voor speciale interne projecten die voortvloeien uit kennismanagement vraagstukken of voor speciale opleidingen. project portfolio management projecten B,C,D,E,F,G projecten H,I,J multi-disciplinair capaciteitsteam groot project A met deelprojecten A1,A2.A3 specialisten externen kennis management met kennisteams, opleidingen, standaardisatie, innovatie, personeelsontwikkeling Figuur 6 Een schematische weergave van multi-disciplinaire capaciteitsteams 4 TEAMWERK IN KENNISINTENSIEVE PROCESSEN Teamwerk in non-lineaire heeft bij kennisintensieve, non-lineaire processen een andere invulling van de ontwerpprincipes voor zelfsturende teams (zie van Amelsvoort & Scholtes, 1993). In schema 2 zijn de verschillende karakteristieken kernachtig weergegeven. 10 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES In non-lineaire processen is, in tegenstelling tot lineaire processen, een stabiele vorming van groepen minder goed mogelijk. Er zal eerder sprake zijn van tijdelijke samenwerkingsverbanden, die door het dynamisch verloop van de processen zowel qua samenstelling (disciplines) en omvang flexibel moeten zijn. Gezien het non-routine karakter van de processen is het raadzaam om voor de optimale omvang van de teams 4 – 7 teamleden als richtlijn te nemen. Bij een project dat met een beperkt aantal teamleden begint en dat vervolgens in omvang groeit en tenslotte afneemt kan de samenhang in het procesverloop en de omvang van een goed samenwerkingsverband worden gerealiseerd door een celdeling waarbij de verschillende cellen overlapt worden door een teamlid dat in twee cellen geplaatst is. Figuur 7 Een voorbeeld van celdeling met overlappende teamleden In figuur 7 wordt schematisch een dergelijke celdeling weergegeven. De teamleden die in de ovelap van twee cellen zitten hebben een belangrijke rol bij het coördineren van de deelprojecten ten opzichte van het geheel. Op deze wijze wordt getracht om enige mate van stabiliteit in een dynamisch netwerk te verkrijgen. Van de teamleden wordt verlangd dat ze om kunnen gaan met een dubbele binding en bovendien zullen ze, door de tijdelijkheid van de teamsamenstelling, in staat moeten zijn om met voldoende snelheid samenwerkingsroutines op te bouwen. Gezien de traditionele sociale introversie van specialisten is dat geen gemakkelijke opgave (Simonse, 1998). Schema 2 De karakteristieken van teams bij lineaire en non-lineaire processen Karakteristieken Teams met routine werk in lineaire processen Teams met non-routine werk in nonlineaire processen optimale teamomvang • 8 – 12 teamleden • 4 – 7 teamleden inzetbaarheid teamleden • breed takenpakket • beperkt takenpakket functiestructuur • trapjesmodel • • schakelkastjes model bloemblaadjes model samenstelling • • vast en stabiel overlappende disciplines • • tijdelijk en dynamisch multi-disciplinair 11 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES organisatie • transparante stabiele structuur • dynamisch netwerk binding • • eenduidig team enkele binding • • multi-team lidmaatschap dubbele binding (projectteam, kennisteam externe coördinatie • interne klant-leveranciers relaties • overlappende teams Bij kennisintensieve processen is de brede inzetbaarheid van teamleden ten opzichte van diverse disciplines maar zeer beperkt realiseerbaar. Het inleren in een nieuw vakgebied kost enkele jaren en is een intensief proces. Tijdens dit inleer traject bestaat het gevaar dat het inzicht in het oorspronkelijke vakgebied verloren gaat. Brede inzetbaarheid gaat in deze gevallen ten koste van de broodnodige diepgang. Het is echter wel van belang dat er sprake is van een zodanig inzicht in elkaars specialisme, dat verschillende specialisten in staat zijn om met elkaar te communiceren en samen te werken. In dit verband kunnen het schakelkastjes model en het bloemblaadjes model genoemd worden als basisvormen van een functieprofiel. Bij het schakelkastjes model is er sprake van een beperkte overlap van inzichten: specialist A heeft ook een beperkt inzicht in het werk van specialist B en zo heeft B beperkt inzicht in het werk van A. In het bloemblaadjesmodel heeft iedere specialist een gemeenschappelijk basiskennisniveau en een verdieping in een bepaald vakgebied. (Zie figuur 8). het schakelkastjes model specialist A het bloemblaadjes model specialist B specialisme B specialisme A basiskennis specialisme C specialisme D Figuur 8 Het schakelkastjes- en het bloemblaadjesmodel 12 THEMA: KENNISINTENSIEVE ORGANISATIES LITERATUUR Amelsvoort, P. van, De moderne sociotechnisch benadering, Een overzicht van de sociotechnische theorie, ST-GROEP, Vlijmen 1999. Amelsvoort, P.van, G. Scholtes, Zelfsturende teams, ontwerpen, invoeren en begeleiden, ST-GROEP, Vlijmen 1993. Bruggeman, O., Organizing for Competence Development in Research and Development, An exploratory study on organizational conditions for individual competence in industral resaerch and development, Katholieke Universiteit Nijmegen 1999. Fisher, K., M. Fisher, The Distributed mind, Archieving High Performance throug the Collective Intelligence of Knowledge Workteams, American Management Association, New York 1998. Kuipers, H., P. van Amelsvoort, Slagvaardig organiseren, Inleiding in de sociotechnische ontwerpleer, Kluwer, Deventer 1990. Simonse, L., Organisatie-ontwikkeling in productcreatie, op weg naar een team,netwerkorganisatie met parallel-ontwikkelteams, Technische Universiteit Eindhoven 1998. Sitter, L.U., Synergetisch produceren, Human Resources Mobilisation in de productie: inleiding in de structuurbouw, 2e herziene druk, van Gorcum,Assen1998. Weggeman, M., Kennismanagement, inrichting en besturing van kennisintensieve organisaties, Scriptum Management, Schiedam 1997. 13