Schoonheid volgens Kant

advertisement
Schoonheid volgens Kant
1. Inleiding
Van meetlat naar oordeel
Immanuel Kant
Verlichting en Pre-Romantiek
2. De a priori’s van Kant
Drie 'Kritike'
Empirisme of Rationalisme?
Kritische filosofie
De decodeermachine
Tijd en ruimte
Het Ding an sich
Oorzaak en gevolg
Het pleit beslecht
3. De kunstfilosofie van Kant
Drie soorten oordelen
De vier kenmerken van het esthetisch oordeel
Belangeloos welbehagen
Begriploosheid
Doelmatigheid zonder doel
Gemeenschappelijke ervaring
Het esthetisch oordeel als ervaring van het Ding an Sich
De kunstenaar als bemiddelend genie
4. De betekenis van Kant
Voorbij het normatieve
Slotopmerking
5. Samenvatting
6. Verder lezen
-1-
1. Inleiding
Van meetlat naar oordeel
Onze kennismaking met de klassieke theorieën over het wezen van de kunst hebben we
afgesloten met de conclusie dat eigenlijk geen van deze drie bevredigend is. Een mogelijk
compromis is om de klassieke theorieën te combineren in één theorie. Nietzsches filosofie
over het Dionysische en het Apollinische is daar een voorbeeld van. Ook veel hedendaagse
kunstcritici hanteren combinaties van mimetische, expressieve en formalistische criteria om
tot hun uiteindelijke oordeel over kunstwerken te komen.
Kunst wordt beoordeeld met uiteenlopende criteria. Hoezeer deze criteria ook van elkaar
verschillen, ze hebben met elkaar gemeen dat ze steeds gericht zijn op het geven van een
oordeel over kunst. Het is daarom logisch om eens nader te kijken naar die oordelen over
kunst zelf. Hoe zitten zulke oordelen eigenlijk in elkaar? Hoe is het überhaupt mogelijk, dat
wij een oordeel kunnen geven, hetzij over praktische zaken, hetzij over schoonheid? Hoe kan
het, dat wij in staat zijn om te zeggen: dit schilderij is mooi? Wat is, kortom, de specifieke
aard van 'het esthetisch oordeel'?
Voor een antwoord op deze vragen wenden wij ons wenden tot - alweer - een beroemde
Duitse filosoof: Immanuel Kant.
Kant heeft met de spreekwoordelijke Duitse grondigheid nagedacht over de aard van het
esthetische oordeel, reden waarom we uitgebreid stilstaan bij deze wijsgeer. Zware kost,
maar wanneer je eenmaal begint te doorgronden waarover hij het heeft, dan is Kants
filosofie fascinerend.
Immanuel Kant (1724-1804)
Van Immanuel Kant beweert men dat hij een saaie man was.
Tot de standaardanekdotes over hem behoort dat zijn buren
in de Oost-Pruisische stad Koningsbergen (tegenwoordig
Kaliningrad) de klok gelijk konden zetten op het uur dat de
hooggeleerde zijn studeerkamer verliet om zijn dagelijkse
middagwandeling te doen. In tegenstelling tot flamboyantere
collega's zoals Friedrich Nietzsche leidde Kant een kalm
leven, zonder extreme hoogte- of dieptepunten - behalve dan
in zijn denkwerk.
Niettegenstaande zijn rustige levenswandel leefde Kant in een
tijd van grote veranderingen. Het eind van de 18e eeuw wordt
gedomineerd door de aanloop naar en het uitbreken van de
Franse Revolutie in 1789. Het was de tijd waarin de moderne
tijd werd geboren, en waarin ook belangrijke wortels liggen
van de hedendaagse kunst. Allerlei religieuze, morele, politieke en artistieke kwesties die in
dat tijdperk aan de orde waren klinken door in de filosofie van Kant, vormen er de aanleiding
toe.
-2-
Verlichting en Pre-Romantiek
Het leven van Kant valt samen met het tijdperk van de Verlichting en de Pre-Romantiek. De
Verlichting werd, zoals bekend, gekenmerkt door een groot vertrouwen in de mogelijkheden
van de wetenschap en van de menselijke Rede. Ook de Verlichtingskunst stond in het teken
van dat vertrouwen. De kunstacademies bloeiden als centra, waar men doceerde aan de hand
van regels en wetmatigheden, waarmee je goede kunst zou kunnen maken.
Toch bleek het vertrouwen niet onbeperkt. In de loop van de 18e
eeuw trad geleidelijk een kentering op in het Verlichtingsoptimisme. De Westerse samenleving werd getroffen door een
aantal verschrikkingen - zoals bijvoorbeeld de terreur die volgde
op de Franse Revolutie, of de rampzalige aardbeving te Lissabon
in 1755 - die een algemeen gevoel van menselijke nietigheid
versterkten, van onderworpen zijn aan oermachten die ver boven
ons begrip uitstijgen.
In de kunst van de Pre-Romantiek wordt dit bewustzijn helder
zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan de schilderijen van Goya, of aan
die van Caspar David Friedrich. In de 19e eeuw groeide deze
tendens uit tot een geheel eigen genre, waarin men probeerde
‘het Sublieme’ – de even verheven als beangstigende grootsheid
van de wereld - te verbeelden.
‘Saturnus’ door Goya (1820-23)
2. De a priori’s van Kant
Drie 'Kritike'
Immanuel Kant probeerde de paradoxale tegenstelling te begrijpen tussen de macht die wij
als met Rede begiftigde mensen hebben, en de onmacht die zich tevens in ons manifesteert.
Kant dacht na over de geestelijke vermogens van de mens. Hoe ver reiken eigenlijk onze
verstandelijke vermogens? Wat kunnen wij weten? Kunnen wij in principe alles weten, of zijn
er grenzen? En zo ja: waar liggen dan die grenzen?
Meer toegespitst op het gebied van de kunst vroeg Kant zich af, of wij eigenlijk met
zekerheid kunnen spreken over schoonheid. Als er al onveranderlijke regels en wetten
bestaan, volgens welke wij schoonheid ervaren, kunnen wij die dan ook kennen? Wat is de
waarde van onze esthetische oordelen?
Om een antwoord te vinden op die vragen, zette Kant zich aan een nauwgezette analyse van
ons vermogen om over schoonheid te oordelen. Dit onderzoek naar het esthetische oordeel
vond plaats binnen een omvangrijke studie naar het totale bereik van het menselijke
oordeelsvermogen. Kants kunstfilosofie is daarom terug te vinden als hoofdstuk in een lijvig
boek, getiteld 'Kritik der Urteilskraft' (1790). Deze 'Kritik der Urteilskraft' was het derde
deel uit een reeks van drie 'Kritike'; zij werd vooraf gegaan door de 'Kritik der reinen
Vernunft' (1781) en de 'Kritik der praktischen Vernunft' (1788).
Helaas is het niet goed mogelijk om Kants filosofie over het esthetisch oordeel in de 'Kritik
der Urteilskraft' goed te begrijpen, zonder enig inzicht in de structuur en bedoeling van de
gehele trilogie. Daarom kijken we eerst naar de inhoud van met name het eerste deel.
-3-
Empirisme of rationalisme?
Tijdens de Verlichting had men, zoals gezegd, groot vertrouwen in de verstandelijke
vermogens van de mens. Met behulp van ons verstand konden wij kennis verwerven, en met
die kennis zou het mogelijk moeten zijn om alle problemen op een beschaafde manier op te
lossen. Verlichtingsfilosofen stelden zich de vraag, hoe wij dan de meest betrouwbare,
wetenschappelijk verantwoorde kennis konden verwerven.
Er bestonden twee denkrichtingen: het empirisme en het rationalisme.
De empiristen dachten, dat betrouwbare kennis alleen maar kon bestaan uit empirische
(zintuiglijk waarneembare, meetbare) feiten. De rationalisten gingen er vanuit, dat
betrouwbare kennis alleen kon worden verkregen door rationeel, logisch nadenken.
Denk aan een baby die pas ter wereld is gekomen. Hoe weet zo'n kindje dat hij naar zijn
moeders borst moet grijpen? Krijgt het kind die kennis omdat de moeder daarbij helpt? Of
is het iets wat hij door ervaring leert? Of weet hij dit al voor hij ter wereld komt? Zit het
in de aanleg van het kind? In het laatste geval is er dus sprake van kennis, die al in ons
aanwezig is, een kennis die alleen maar geactiveerd hoeft te worden.
Immanuel Kant kwam in zijn drie 'Kritike' tot de conclusie, dat er waarheid stak in zowel de
rationalistische denkrichting als de empiristische.
Kritische filosofie
De methode die Kant hanteerde noemde hij 'kritische' of 'transcendentale' filosofie.
Daarmee bedoelde hij, dat hij niet zozeer keek naar de inhoud van onze kennis, maar naar de
voorwaarden om kennis te verwerven. Hij kritiseerde (oftewel: analyseerde) dus de
menselijke kenvermogens en hij transcendeerde (oversteeg) de wetenschap.
Kant vroeg zich af: hoe is het mogelijk is dat wij kennis verwerven van de werkelijkheid?
Wat is er a priori benodigd om zintuiglijke indrukken gewaar te worden, om ons dingen voor
te kunnen stellen en om daarover een oordeel te kunnen geven?
Wat kan een mens weten, en wat niet?
In zijn drie Kritike onderzocht Kant achtereenvolgens de a priori-voorwaarden voor
zintuiglijke waarneming, voor wetenschappelijke kennis, voor morele oordelen en voor
esthetische oordelen.
Het brein als decodeermachine: de categorieën
Wat gebeurt er als ik een zintuiglijke waarneming doe? Ik loop over straat en ik zie met
mijn ogen een boom. Misschien ruik ik de boom ook, en ik kan hem ook voelen. De zintuiglijke
waarnemingen maken met elkaar, dat ik de boom gewaar word. Maar is het wel zo simpel? Is
mijn waarneming neutraal, of is er aan de indrukken iets toegevoegd, waardoor alle
afzonderlijke indrukken tot een helder samenhangend beeld worden?
Wij worden tenslotte doorlopend geconfronteerd met een chaos aan indrukken, en het is op
zijn minst vreemd, dat wij in staat zijn om al die indrukken te combineren en organiseren tot
heldere beelden en voorstellingen. Kants conclusie luidt, dat iedere zintuiglijke indruk
kennelijk terechtkomt in een soort decodeermachine, die de chaos omzet in orde. Om een
empirisch feit te kunnen vaststellen, organiseert ons brein de indrukken volgens een vast
-4-
stramien, met een aantal constante bestanddelen. De bestanddelen zijn volgens Kant in ons
verstand ingebouwd, en ze beïnvloeden onze waarnemingen.
Tijd en ruimte
Zodra een zintuiglijke indruk binnenkomt, vindt de eerste beïnvloeding plaats: ons brein
sorteert elke indruk door er een context van tijd en ruimte aan toe te voegen. Pas door de
zintuiglijke indruk te plaatsen in tijd en ruimte, ontstaat een geestelijke voorstelling van die
zintuiglijke indruk.
Illustratie uit: Donald Palmer, Filosofie voor Beginners
Het Ding an sich
Het vreemde is, dat we ons dus een geestelijke voorstelling van de wereld kunnen maken,
zoals hij aan als fenomeen ons verschijnt via de zintuigen, maar dat wij eigenlijk helemaal
niets weten van die wereld zelf, van de wereld achter de zintuiglijke indrukken. Die wereld
noemt Kant het Ding an sich, of het ‘noumenale’. De onthutsende conclusie van Kant is, dat
wij van de dingen-op-zichzelf niets weten, en - althans verstandelijk - ook nooit iets kunnen
weten.
Oorzaak en gevolg
We hebben nu een geestelijke voorstelling in een context van tijd en ruimte, naar aanleiding
van zintuiglijke indrukken, maar hoe kan het nu, dat wij iets kunnen doen met die
voorstelling? Hoe kan het dat wij de geestelijke voorstelling van een boom kunnen begrijpen
als een boom?
Door voorstellingen te begrijpen, verlenen wij ze een functie. We interpreteren ze. Een
boom is bijvoorbeeld iets, wat schaduw geeft op een warme dag. Of waarvan we vruchten
kunnen plukken.
Het vermogen om geestelijke voorstellingen te interpreteren en te beoordelen op grond van
doelmatigheid, zit kennelijk ook in de decodeermachine van ons brein. Kant spreekt hier van
‘de categorieën van het verstand’. Een voorbeeld van zo’n verstandscategorie is het ordenen
-5-
van voorstellingen in termen van oorzaak en gevolg. Alleen door de in ons verstand
ingebouwde categorie van oorzaak en gevolg kunnen wij begrijpen (lees: hanteren) wat wij
waarnemen.
Het pleit beslecht
De Kritike van Kant beslaan vele honderden dichtbeschreven pagina's, en deze samenvatting
ervan kan niet anders dan gebrekkig zijn. Maar van belang om te onthouden is, hoe Kant het
pleit beslechtte tussen empirisme en rationalisme: sommige kennis is inderdaad voorgegeven
(zoals de rationalisten dachten), door de
specifieke, categorische structuur van ons
brein. Maar deze kennis kan alleen maar
tot leven komen, geactiveerd worden, door
zintuiglijke indrukken. Zintuiglijke
indrukken zijn echter betekenisloos en
chaotisch zonder tussenkomst van de
categorieën die al in ons brein zijn
voorgebakken. Intussen is al onze kennis
steeds geestelijk van aard, en staat hij los
van de Dinge an sich. Het Ding an sich
behoort tot de wereld die buiten onze
macht licht.
Het verzamelde werk van Kant
3. De kunstfilosofie van Kant
Drie soorten oordelen
Kants filosofie over kunst is een onderzoek naar de a priori-voorwaarden van het esthetisch
oordeel. Anders gezegd: wat is er allereerst (a priori) nodig om te kunnen zeggen dat iets
mooi of lelijk is? En nog anders gezegd: zijn er vaste bestanddelen, die altijd besloten
liggen uitspraken over mooi of lelijk, en wat kan men daaruit concluderen?
Kant begon met het analyseren van het menselijke oordeelsvermogen in zijn algemeenheid,
en concludeerde dat alle oordelen onderverdeeld kunnen worden in drie hoofdsoorten:
1. het empirische oordeel
Een empirisch oordeel is een oordeel waarvan de waarheid kan worden gecontroleerd met
behulp van een zintuiglijke waarneming. Bijvoorbeeld: Makita maakt goede boormachines.
2. het morele oordeel
Een moreel oordeel is een oordeel over goed en kwaad. Bijvoorbeeld: Max Havelaar
Koffie is zuivere koffie. Zo’n oordeel kan niet zomaar worden getoetst aan een
waarneming. Het lijkt zich te beroepen op een soort universele norm.
3. het esthetische oordeel
Een esthetisch oordeel is het oordeel over schoonheid. Dit oordeel kan niet worden zo
maar getoetst worden aan iets zintuiglijks. Het is gevoelsmatig van aard.
-6-
Alledrie de oordelen hebben volgens Kant met elkaar gemeen, dat steeds de doorslag wordt
gegeven door een gevoel van lust of onlust, van welbehagen of onbehagen. De oorzaak van die
lust en onlust is echter in elk oordeel van een andere aard.
Het genoegen dat de Makita-bezitter aan zijn boormachine beleeft heeft betrekking op zijn
goede booreigenschappen. Het genoegen dat de Max Havelaar-consument aan de koffie
beleeft heeft betrekking op een schoon geweten. In beide gevallen de oorzaak van het
welbehagen verbonden met een belang – namelijk goede booreigenschappen en een schoon
geweten. Maar hoe zit dat bij een esthetisch oordeel?
De kenmerken van het esthetisch oordeel
Wanneer ik de schoonheid van de natuur onderga, of een schilderij mooi vind, wat gebeurt er
dan eigenlijk? Als ik zeg: deze bloem is mooi, wat zeg ik dan in wezen? En is het ook waar
wat ik beweer? Hoe zit een esthetisch oordeel in elkaar?
Kant constateert dat uitspraken over schoonheid steeds vier bijzondere kenmerken
vertonen, die je niet aantreft in empirische of morele oordelen.
In een uitspraak over schoonheid is namelijk altijd sprake is van:
1. belangeloos welbehagen
2. begriploosheid
3. doelmatigheid zonder doel
4. gemeenschappelijke ervaring
Belangeloos welbehagen
Wanneer ik een bos bloemen mooi vind, dan is het moeilijk om daar een belang in te
herkennen, zoals in mijn oordeel over een boormachine of een koffiemerk. De kleur van de
bloemen bekoort me zonder enig vooropgezet belang; de kleur dient verder nergens toe in
praktische zin. De kleur wekt simpelweg welbehagen in mij op, zonder dat van doelmatigheid
sprake is. Ieder esthetisch oordeel is, met andere woorden, een uitspraak die een
belangeloos welbehagen impliceert.
Begriploosheid
Behalve dat ik een belangeloos welbehagen onderga, begrijp ik ook niet waarom de bloem zo
mooi is. Het is een puur gevoelsmatige aangelegenheid, die zich ontrekt aan mijn verstand.
Kant concludeert daarom, dat ieder esthetisch oordeel begriploos is. Wij begrijpen niet
waarom we het welbehagen ondergaan, de categorieën van het verstand krijgen er geen grip
op.
Doelmatigheid zonder doel
Het merkwaardige van een esthetische gewaarwording is, dat wij weliswaar een welbehagen
ervaren, dat wij niet begrijpen en dat niet gekleurd is door enig belang, maar waarin wij toch
een zeker doelmatigheid schijnen te ontwaren. Wanneer we een kunstwerk mooi vinden, dan
hebben wij de sensatie: dit is precies zoals het moet zijn; alles zit precies op zijn plaats -
-7-
alsof er een diepe samenhang is die wij wel vermoeden, maar niet kennen. Kant noemt dat de
paradoxale gewaarwording van doelmatigheid zonder doel.
Gemeenschappelijke ervaring
Het vierde en laatste kenmerk van het esthetische oordeel is volgens Kant, dat wij in een
esthetisch oordeel steeds veronderstellen, dat iedereen hetzelfde gewaar wordt. Als ik zeg:
'Picasso's Guernica is een prachtig schilderij', dan beschrijf ik mijn gewaarwording van
schoonheid - en ik veronderstel dat iedereen dat wel zo zal ervaren. Het is mij simpelweg
niet mogelijk om in te zien, dat iemand anders deze gewaarwording misschien helemaal niet
heeft. Wanneer ik iets mooi vind, dan ga ik er bijna vanzelf vanuit dat iedereen dezelfde
ervaring heeft. Het esthetisch oordeel veronderstelt dus altijd een gemeenschappelijke
ervaring.
Het schone en het sublieme
De kenmerken van het esthetisch oordeel gelden volgens Kant niet alleen voor het schone –
bijvoorbeeld een bloem – maar ook voor het sublieme. De ervaring van het sublieme lijkt
sterk op de ervaring van het schone, maar verschilt er ook van. Schoonheid herkennen wij
aan een gevoel van samenhang, overzichtelijkheid, orde, lieflijkheid. Bij de gewaarwording
van het sublieme ervaren wij juist oneindigheid, onoverzichtelijkeid, verbijstering. In beide
gevallen is er geen begrip, en is er een gevoel van gemeenschappelijkheid, van universaliteit.
Kant vraagt zich vervolgens af wat dit alles eigenlijk te beduiden heeft.
Het esthetisch oordeel als ervaring van het Ding an Sich
We hebben met Kant vastgesteld, wat er allemaal verondersteld wordt wanneer wij
schoonheid en het sublieme ervaren. Maar wat moeten wij nu met deze wijsheid? Zijn de
veronderstellingen die in een esthetisch oordeel vervat zijn dan niets meer dan
veronderstellingen? Als wij doelmatigheid zonder doel gewaar worden, is dat alleen maar een
aangename illusie zonder verdere consequenties,
of verwijst de gewaarwording eigenlijk naar een
doelmatigheid die wel bestaat, maar voor ons niet
begrijpelijk is?
Kant komt tot de conclusie, dat wij nooit met
zekerheid kunnen weten of ons esthetische
oordeel ook een waarheidsgehalte heeft. Als ik
zeg: dit schilderij is mooi, dan veronderstel ik
een onbegrepen doelmatigheid op een hoger
niveau, maar die doelmatigheid is - juist vanwege
ons fundamentele onbegrip – nooit verstandelijk
kenbaar voor ons.
Wij kunnen hooguit veronderstellen dat in de
schoonheidservaring de gewaarwording van een
diepere of hogere werkelijkheid vervat is, een
werkelijkheid die voorbij onze menselijke
vermogens ligt.
De ervaring van het sublieme: ‘De wandelaar boven de nevelen’, door Caspar David Friedrich, 1817/1818
-8-
In de ervaring van schoonheid en in het esthetische oordeel zit dus een verwijzing naar een
metafysisch niveau. Volgens Kant brengen kunstwerken ons in contact met het
werkelijkheidsniveau van de Dinge an sich - maar de aard van onze vermogens maakt het ons
onmogelijk om rationele kennis van dit niveau te verwerven.
De kunstenaar als bemiddelend genie
Wanneer we schoonheid of sublimiteit in de natuur ervaren, ervaren we volgens Kant iets van
een voor ons niet kenbare of begrijpelijke samenhang in de schepping. Schoonheid in een
kunstwerk lijkt daarop, maar is niet helemaal hetzelfde. Schoonheid in de kunst is volgens
Kant een afgeleide van de schoonheid in de natuur. Schoonheid in de natuur kunnen wij
ervaren zonder er zelf iets aan te doen, terwijl een kunstwerk welbewust door mensen
wordt gemaakt. De schoonheid in een kunstwerk is volgens Kant altijd een imitatie (een
mimesis!) van de orde die er in de natuur aanwezig is, en daarom kunnen wij schoonheid en
sublimiteit ervaren in de kunst. Kunstwerken zijn voor Kant symbolen van de schoonheid en
de grootsheid in de natuur – en in het verlengde daarvan, van een hogere order, noem het
God, waarvan wij het bestaan in het esthetisch oordeel veronderstellen.
Een kunstenaar is voor Kant het genie, dat door zijn aanleg in staat is om als instrument te
dienen voor het scheppen van de ervaring van schoonheid of het sublieme. De kunstenaar is
zich dat niet verstandelijk bewust – dat kan immers niet -, maar handelt zuiver
gevoelsmatig. In die zin verschilt hij ook hemelsbreed van een wetenschapper, die juist in
ieder opzicht rationeel moet werken.
4. De betekenis van Kants esthetica
Voorbij het normatieve
Wat is, tot slot, nu de betekenis van Kants kunstfilosofie?
Zijn eerste verdienste ligt, zoals aan het begin van dit hoofdstuk al bleek, in het feit dat hij
voorbij ging aan het puur normatieve karakter van de drie klassieke kunsttheorieën en juist
de vanzelfsprekendheid van die normativiteit ter discussie stelde.
Vervolgens slaagde hij er in om stap voor stap aan te tonen, dat ieder esthetisch oordeel, of
het nu mimetisch, expressief of formalistisch van aard is, zich beroept op (per definitie
onbewijsbare) metafysica.
Bovendien legde hij in zijn onderzoek naar het esthetisch oordeel de randvoorwaarden van
wat wij kunst noemen bloot. Hij liet zien dat het esthetisch oordeel volstrekt eigensoortig
is, en niet moet worden verward met oordelen over goed en kwaad, of praktisch nut.
Daarmee legde hij niets minder dan de grondslag voor ons hedendaagse kunstbegrip: Kant
bereidde de weg voor de gedachte dat kunst autonoom moet zijn: iets dat er is omwille van
zichzelf, en niet omwille van een moreel of praktisch doel.
Daarnaast is de wijze waarop Kant ‘kritische filosofie’ bedreef een voorbeeld geworden voor
de wijze waarop in de 20ste eeuw kunstenaars kunst zijn gaan maken. Kant kritiseerde de
filosofie door middel van filosoferen, hedendaagse kunstenaars kritiseren de kunst door
middel van kunstproductie.
Denk bijvoorbeeld aan Marcel Duchamps 'Fountain' (het gesigneerde urinoir): toen hij dat in een museum
tentoonstelde, als was het een klassiek kunstproduct, legde hij de in de eerste plaats de context van
kunst bloot, de randvoorwaarden die de esthetische gewaarwording vergezellen. Hij verlegde daarmee de
blik van het esthetische product naar de context waarin dat product als esthetisch werd ervaren - en
sloot daarmee aan bij de richting die Kant een eeuw eerder al was ingeslagen.
-9-
Na het uitdoven van de modernistische vlam, is de esthetica van Kant opnieuw actueel
geworden. Het modernistische geloof in een zich steeds verder in één richting
ontwikkelende kunst heeft plaatsgemaakt voor de twijfel en het relativisme van het
postmodernisme. Kunstenaars en critici zijn weer volop bezig om te onderzoeken binnen
welke randvoorwaarden de kunst eigenlijk functioneert, en met de vraag hoe geloofwaardig
die randvoorwaarden eigenlijk zijn.
Slotopmerking
De filosofie van Immanuel Kant is intrigerend maar ook ontoegankelijk. Het lezen van de
boeken van Kant is een moeizame aangelegenheid, waarbij je er nooit helemaal zeker van
bent of je alles wel goed begrijpt. De verwarring wordt vaak alleen maar groter wanneer je
met behulp van verschillende inleidingen probeert meer zicht op de filosofie te krijgen.
Ondanks dat is het zinvol is om je van tijd tot tijd eens in de problematiek die Kant
behandelde te verdiepen. Vraag je af wat schoonheid (of, zo je wilt, lelijkheid) eigenlijk
inhoudt, en waarop oordelen over kunst zijn gebaseerd, en of je wel zo zeker kunt zijn van je
beweringen. En vergeet ook niet om je critici daarop aan te spreken!
5. Samenvatting
De drie klassieke theorieën (mimesis, formalisme en expressie) verstrekken ons criteria om
kunst te beoordelen.
Verleggen wij onze blik naar de aard van zulke esthetische oordelen zelf, dan komen we
vanzelf uit bij de Immanuel Kant.
Kants filosofie laat zich allereerst begrijpen binnen de context van de Verlichting en de PreRomantiek, toen zich in de westerse maatschappij een kentering voltrok van groot
vertrouwen in de menselijke Rede naar een gevoel van onderworpenheid aan hogere machten.
Kants filosofie probeert een antwoord te vinden op de vraag wat wij als mensen zeker
kunnen weten en wat beslist niet.
Kants filosofie beslecht uiteindelijk het pleit tussen rationalisme en empirisme, door te
concluderen dat zintuiglijke kennis alleen mogelijk is door de a priori (voorgegeven)
denkstructuren in ons brein (de categorieën), maar dat deze structuur alleen geactiveerd
kan worden door de inwerking van zintuiglijke indrukken.
Tot de door Kant onderscheiden a priori-voorwaarden van kennis behoren tijd en ruimte en
de ‘categorieën’, o.a. die van oorzaak en gevolg.
Onderdeel van Kants filosofie is een onderzoek naar het menselijke vermogen om te
oordelen.
Hij onderscheidt empirische oordelen, morele oordelen en esthetische oordelen.
Kants kunstfilosofie zoekt naar de a priori-voorwaarden van esthetisch oordelen.
Kant komt tot de conclusie dat ieder esthetisch oordeel steeds 4 kenmerken vertoont:
1. er is sprake van belangeloos welbehagen;
2. de esthetische gewaarwording is begriploos;
3. in de esthetische gewaarwording ervaren wij doelmatigheid zonder doel;
4. de esthetische gewaarwording veronderstelt dat iedereen dezelfde ervaring heeft.
De ervaring van het sublieme lijkt in hoge mate op de ervaring van het schone, maar
- 10 -
verschilt erin dat hij niet zozeer aangenaam is, als wel verbijsterend en verrukkend.
Ondanks het feit dat we in een esthetisch oordeel er steeds vanuit gaan dat de ervaring van
het schone verwijst naar een samenhang van hogere orde, kunnen we daar door onze
menselijke aard nooit zeker van zijn.
Schoonheid in de kunst is voor Kant altijd een imitatie van schoonheid in de natuur. De
kunstenaar is een genie, dat in staat is zonder tussenkomst van het verstand de hogere orde
in de natuur te doorgronden en door te geven.
De betekenis van Kant is, dat hij het esthetische oordeel grondig heeft onderzocht op zijn
randvoorwaarden. Daarmee staat hij onder meer aan de wieg van de autonomiegedachte in
de kunst en het niet meer weg te denken streven naar zelflegitimatie van kunstenaars,
voorbij het normatieve karaktervan de klassieke kunsttheorieën.
6. Verder lezen
A. van den Braembussche, Denken over kunst, hoofdstuk 6.
Kants filosofie in kort bestek samengevat - knap vanwege de volledigheid, maar
wel moeilijk.
Frank Vande Veire, Als in een donkere Spiegel, hoofdstuk 1.
Uitgebreide bespreking van Kants esthetica in relatie tot de hedendaagse kunst.
Immanuel Kant, Over Schoonheid; ontledingsleer van het schone, Meppel 1978.
Dit boekje is oorspronkelijk getiteld 'Analytik des Schönen', en vormt het eerste
boek van Kants 'Kritik der Urteilskraft' uit 1790. Met behulp van een goede
inleiding is dit moeilijke werk voor de doorzetter verrassend goed leesbaar en
begrijpelijk.
Christopher Want, Andrzej Klimowski, Introducing Kant, Cambridge 1999.
De onontbeerlijke inleiding (in stripvorm) op Kants complexe filosofie.
Op internet zijn talloze goede en minder goede sites over Kant te vinden, maar alles bij
elkaar kun je er een redelijk beeld uit destilleren van zijn filosofie. Begin je tocht eens op:
http://en.wikipedia.org/wiki/Immanuel_Kant
- 11 -
Download