Hoorcollege 2 13-04-2010

advertisement
Hoorcollege 2 13-04-2010
Wijsgerige antropologie – Esthetische verkenningen
Ceciel Meiborg 323677
Derrida
Derrida keert zich tegen de metafysica van de aanwezigheid. De afwezigheid die constitutief is
voor het aanwezige wordt in de metafysica van de aanwezigheid ontkend, waardoor een illusie
van vaste en volledige kennis ontstaat. Het aanwezige wordt bepaald door de context, die nooit
daarvan los gezien kan worden. De context is enerzijds een beperking voor de manier waarop we
een tekst lezen, maar het is ook de actieve bron voor betekenis. Iedere tekst is oneindig gelaagd.
Zoals er geen oorspronkelijke context is, is er ook geen zuiver en authentiek kunstwerk.
Dit laat Derrida ook zien in de tekst The Parergon, waar Derrida Kants derde kritiek
deconstrueert. In de deconstructie wil Derrida laten zien hoe het afbakenen van de context altijd
al een bepaalde context vooronderstelt. Hij lijkt parasitair aan Kants tekst te zijn en uitvoerig stil
te staan bij randkenmerken. Het parergon is de bijzaak, de context. Kant stelt zich de vraag: Wat
is kunst? Met deze vraag wil Kant de esthetica afbakenen van de andere kennis. Derrida stelt
echter, op het moment dat Kant kunst een eigen domein wil geven, moet hij dat doen vanuit een
filosofisch perspectief. Kunst is altijd gecontamineerd door datgene wat we erbuiten willen
houden: de filosofie. Wanneer Kant de nadruk legt op het puur formele welbehagen zonder
concrete invulling verraadt hij al de zuiverheid van de kunst. Er is namelijk altijd een onbepaald
buiten dat dat welbehagen constitueert.
Het kader (parergon) behoort toe aan het schilderij en is voor zover mogelijk onderscheiden van
de omgeving. De lijst is het ‘oorspronkelijke’ supplement. Het parergon maakt zich los van het
werk en van de omgeving, maar verschijnt niet weer zelf als ergon; het parergon kent een
parasitaire structuur. Op zichzelf is het parergon niets, maar komt tot stand in de confrontatie
tussen de omgeving en het werk, maar de werkelijke onderscheiding tussen die twee blijft altijd
afwezig. Het parergon is dus permanent afwezig. Het versmelt enerzijds met het kunstwerk, maar
hoort ook tot hetgeen erbuiten. Doordat het parergon niet zelf kan verschijnen wordt de illusie
gewekt dat kunst op zichzelf kan bestaan.
De moderne burgerij ziet het parergon als een puur formele verschijning, als een materiele
noodzakelijkheid, echter de parergonale werking is nooit te lokaliseren.
De constitutie van kunst verloopt altijd via discoursen. In de moderne kunst is te zien dat de
mediumspecificiteit geboren wordt uit een crisis van het parergon, waarmee een spel met de
omkadering ontstaat. Met de avantgardekunst ontstaat argwaan tegenover het parergon, maar die
opvatting is met iedere autonomistische opvatting over kunst, nog steeds burgerlijk. De
ontkenning van de medierende werking van het kader is namelijk ook weer een kader.
Met zijn tekst over het parergon wil Derrida het metafysische geweld van de vraag ‘Wat is
kunst?’ weergeven. De deconstructie laat zien dat kaderloze kunst niet bestaat. Kunst kan niet
worden afgeleid van instrinsieke eigenschappen van het kunstwerk, maar wordt geconstitueerd
door parergonale aspecten.
The parergon
KrV veronderstelt de uitsluiting van affecten. Een affect is tweeledig:
1. Pleasure / unpleasure
2. Begehrungsvermogen
Kant ontkent het belang van het twee aspect. Als ‘begrijpen’ constitutieve principes voor kennis
kan geven, wordt naast verlangen ook rede uitgesloten, want de rede overschrijdt de limieten van
mogelijke kennis van de natuur.
De a prioi principes van de rede zijn regulatief voor de faculteit van verlangen. Zo sluit KrV
zowel rede als verlangen uit, rede is namelijk verlangen en vice versa.
Begrijpen en rede zijn verbonden in het ‘Mittelglied’ en dit is het ‘Ur-teil’. Hier heeft het
praktische en het theoretische zijn plaats en daarin wordt kunst ingeschreven. Het ‘Mittelglied’
heeft geen domein, want het werkt bemiddelend, maar wel een ‘Boden’. Het ‘Mittelglied’ moet
dus behandeld worden als ‘ein besonderer Teil’, maar ook als onscheidbaar. Dit lijkt een
contradictie: enerzijds zien als een apart deel, anderzijds alleen te zien in het geheel.
Toch is dit geen contradictie, want het is niet gedaan vanuit hetzelfde gezichtspunt; in KrV moet
het losgemaakt worden en zo onderzocht, maar in een pure filosofie moet alles weer
samengebracht worden en dit wordt door Kant metafysica genoemd.
De vraag van het verlangen is dus ook de vraag van het ‘detachment’.
Kant gebruikt een nieuwe metafoor om de relatie tussen het nu-mogelijke van de kritiek en het
toekomstig-mogelijke van de metafysica uit te drukken: Een filosoof moet werken als een goede
architect en die kijkt in de eerste plaats of de fundamenten goed zijn. De kritiek probeert dan ook
af te dalen naar de bodem, zonder te weten of die bestaat.
De filosofie wordt in de prolegomena een kunst van architectuur. Filosofie moet echter ook de
kunst doordenken. Filosofie representeert zichzelf als deel van zijn gedeelte. De kunstfilosofie
vooronderstelt de kunst van het filosoferen als een ‘major art’, maar ook als een mijnerskunst in
zijn kritische voorbereidingen.
Als deze pure filosofie of fundamentele metafysica voor verlangen, ‘pleasure’ en
‘unpleasure’ staat, exposeert het zichzelf en representeert het zichzelf in de eerste plaats
in zijn eigen verlangen. Het verlangen van de rede is dan een fundamenteel verlangen. De
grote moeilijkheden van het principe van het objectieve of het subjectieve worden
hoofdzakelijk aangetroffen in de esthetische oordelen. In werkelijkheid is het echter zo
dat het principe betekenis en orientatie aan de veelheid.
Voor Kant constitueren het design en de compositie het eigenlijke object voor het zuivere
smaakoordeel. Alle andere aspecten (zoals kleuren, contrast e.d.) dienen louter om de
vorm beter uit te laten komen en zorgen ervoor dat de aandacht naar het object zelf te
laten gaan.
Met het inschrijven van een ergon in een veld is het altijd moeilijk te zeggen of het
natuurljk of artificeel is en of het parergon of ergon is.
Het parergon maakt zich los van het ‘ergon’ en van het milieu, maar brengt ze ook weer
samen. Het parergon zelf is nooit los, het verdwijnt juist
‘Framing always spports and contains that which, by itself, collapses forthwith, exc’
Download