.. .. .. .. . Archeologie van de Middeleeuwen en de Moderne Tijden in de drie Belgische gewesten en aangrenzende gebieden Archéologie du Moyen Âge et des Temps Modernes dans les trois régions belges et les pays limitrophes Mittelalterliche und Neuzeitliche Ärchäologie in den drei Belgischen Regionen und Nachbargebieten ARCHAEOLOGIA MEDIAEVALIS 40 Basistekst : “De archeologie, meer dan een meerwaarde voor het erfgoed” Een halve eeuw middeleeuwse archeologie bracht vaak resten aan het licht die men wenste te behouden en via een publiekspresentatie een nieuwe toekomst te geven. Elk voorbeeld heeft zijn eigen geschiedenis. Archeologisch onderzoek voorafgaand aan de restauratie van een monument kan leiden tot de ontdekking van soms te verwachten relicten waarvan men evenwel op voorhand moeilijk de conserveringstoestand en betekenis kan inschatten. Hetzelfde geldt voor grootschalige opgravingen van bekende monumenten en sites die men aan het publiek blijvend wil voorstellen. Soms zijn het ook onverwachte ontdekkingen bij bouwwerkzaamheden die leiden tot het herzien van een concept om dat nieuwe erfgoed te integreren. Aflijningen op het grondoppervlak die verwijzen naar verdwenen structuren zijn een makkelijke oplossing om in ontwerpen op te nemen. Maar sussen deze lijntracés niet veeleer het geweten van de projectontwikkelaars die de vernietiging van de originele relicten veroorzaakten? Of vertegenwoordigen ze toch een te verantwoorden evocatie? Wat brengen ze eigenlijk echt bij? Wanneer het gaat om muurresten in opstand, architectuuronderdelen of restanten van wandschilderingen, dan rijst de vraag over hun conservering en over hun integratie in het project. Op dat ogenblik ontwikkelt er zich een discussie tussen bouwheer, archeoloog en monumentenzorger. Kunnen de ontdekte elementen zo worden behouden, moeten ze worden aangevuld of ondersteund door een specifieke duiding in een op maat gemaakte scenografie? In de confrontatie tussen archeologie en restauratie, tussen vernietiging en behoud ontstaan ervaringen waarvan het resultaat de plaats van het archeologische patrimonium in onze samenleving onthult. Gent – Bruxelles-Brussel – Namur ............................ Hoe omgaan met de herwaardering van de relicten uit het verleden in een meer landschappelijke omgeving? Gaat men over tot de reconstructie van landschapsof reliëfwijzigingen die door menselijke ingrepen verdwenen? Opteert men voor een reconstructie van oudere structuren of voor een heraanleg met plantengroei en aangepast onderhoud? Wat te doen met de betekenis van toponiemen zoals een tumulus, een motte, een gracht, een weg, een watergang van een molen, en zo meer. De ‘archeologische cryptes’ geven toegang tot relicten die anders zouden verdwenen zijn. Ze laten onderzoekers toe om deze getuigen opnieuw te bekijken en ze zo ook te benutten in het actuele onderzoek. Het vrijleggen van dergelijke resten geeft echter problemen voor behoud en leidt vaak tot ingrepen die tegengesteld zijn aan de oorspronkelijke bedoelingen met de teleurgang en de trage verdwijning van het patrimonium tot gevolg. Terwijl ook restauraties de eigenheid van het oorspronkelijke document ondermijnen. De zogenoemde kijkvensters in vloeren zijn eveneens een vaak toegepaste ingreep. Maar zoals algemeen bekend, bezorgen ze nog meer conserveringsproblemen. Wat brengen ze bij buiten bijvoorbeeld enkele oudere (vloer)niveaus of een thans ondergronds gelegen structuur? Zijn ze te begrijpen voor de bezoeker, ook als ze overwoekerd zijn door groen of condens? Op grond van enkele vragen willen we met de diverse ervaringen kennis maken: Hoe werden de gegevens die de archeologen aanleverden overgenomen en geïntegreerd? Hoe kunnen restaurateurs daarmee omgaan en welk voordeel kunnen zij daar uit distilleren? Kunnen de relicten een betekenis aanreiken voor de leefomgeving van vandaag? Welke evaluatie kunnen we achteraf verwoorden over de betekenis van de presentatie? Wat vindt het brede publiek er van? Zijn de resten leesbaar en spreken ze aan? Welke tendensen bemerken we vandaag? Is er een evolutie merkbaar over de voorbije veertig jaar? Welke conservatieproblemen brengt de integratie van relicten mee? Welke onderhoudseisen moeten worden gesteld? Kortom, welke balans kunnen we uit deze ervaringen opmaken?