File - Proefwerkweek 3

advertisement
Romeinen en de oorlog
Virtus: mannelijkheid, flinkheid
Gloria: roem
Virtus was het ideaal van de Romeinen. Een echte Romein liet zijn vrienden niet in de steek,
stelde liefde voor zijn stad Rome boven alles en zou voor zijn vaderstad vechten tot de dood.
Gloria viel vooral te behalen in oorlog. Romeinen waren niet oorlogszuchtiger dan andere
volken, maar wel meer succesvol waardoor ze hun macht over heel Italië en verder
verbreidden.
Er waren gebruiken die samen gingen met de oorlog, uit eerbied voor voorouders en omdat
dat de virtus van het volk ten goede kwam. Bijvoorbeeld de triomftocht, de hoogste eer. Dit
was de intocht van de winnende veldheer, begeleid door senatoren, buit en soldaten. Men kon
zich dan triomfator noemen en behield die titel voor het leven.
Ook was er de devotio: toewijding aan de goden. Wanneer het in een veldslag mis leek te
gaan, kon de opperbevelhebber besluiten zichzelf en de vijand aan de goden van de
onderwereld te wijden. Zo kregen de Romeinse soldaten ook weer moed.
Vanaf 400 v.Chr. werd Rome sterker en sterker. Er kwam grote en snelle expansie. De
Romeinen zelf wezen als oorzaak de virtus van hun voorouders en vroomheid aan. Zij zagen
die zelfverdediging als een rechtvaardige oorlog.
Burgerrecht was een groot goed in die tijd, maar Romeinen namen vreemdelingen en
overwonnen vijanden makkelijk op in hun volk. Soms werden ze wreed behandeld als slaven,
soms kregen ze deels burgerrecht (hierbij zat geen stemrecht), maar dat werd dan toch nog
omgezet in volledig burgerrecht. Het volk groeide dus snel.
Het leger bestond uit Romeinse burgers en bondgenoten, die zichzelf moesten bewapenen.
Men was dienstplichtig van 17 tot 45. Sinds Rome een republiek was, stelden de twee
jaarlijkse consuls een lichting samen uit dienstplichtige burgers: een legio, met tot wel 6000
man. In de 4e eeuw v.Chr. kwamen er zelfs 4 legiones met elk 4000 man. Rond 270 v.Chr.
was heel Italië ten zuiden van de Po aan Rome onderworpen.
264-146 v.Chr.  Periode van de Punische Oorlogen
200-146 v.Chr.  Oorlogen met Macedonië
Bij Rome gevoegd: Sicilië, Sardinië, Corsica, grote stukken Spanje, Noord-Afrika, grootste
deel van Griekenland.
De Romeinen vonden deze oorlogen niet erg, want zij leverden roem en prestige, buit, en
soms ook land.
Wapenuitrusting: bronzen/ijzeren helm, maliënkolder, lange schilden, werpsperen, zwaard
Cohort: onderdeel van een legioen (10 per legioen)
De oorlogen leidden tot maatschappelijke ontwrichting en politieke spanning in de 2e en 3e
eeuw v.Chr. Romeinse bondgenoten werden ontevreden en er brak oorlog uit. Daarna kregen
alle inwoners van Italië het burgerrecht.
Romeinse soldaten waren eerst trouw aan hun bevelhebber, daarna pas aan Rome. Zo
ontstond er een strijd tussen aristocratische leiders en er braken oorlogen uit. Dit duurde tot
Octavianus Caesar, later keizer Augustus (de verhevene), en hij regeerde het rijk in vrede.
Iedereen was hem dankbaar voor de Pax Romana, de vrede van Rome, ook wel de Pax
Augusta.
Ook breidde hij het rijk uit met flinke stukken Spanje. Hij reorganiseerde het leger: hij hield
28 legioenen van elk 5500 man over en zij werden beroepssoldaten. Zij bleven voor 20 jaar in
dienst. Ook richtte hij een speciale garde op die de stad van de keizer moest verdedigen, zij
waren de Praetorianen.
Ook waren er hulptroepen van niet-Romeinen, op deze manier werden provinciebewoners
ook geromaniseerd. Het netwerk van legioenkampen droeg bij aan de verbreiding van taal en
cultuur. De hoogste rang die een gewone soldaat kon krijgen, was die van centurio (laagste
officiersrang).
Als burger kon je de titel princeps krijgen: dat betekende ‘eerste burger’. Je had als eerste
recht van spreken.
De slag bij Sentium en de devotio van consul Decius (295 v.Chr.)
Een wolf was een gunstig voorteken voor Romeinen, omdat Mars als stamvader gold voor de
Romeinen, na de opvoeding van Romulus en Remus door een wolf. In deze passage worden
de Romeinen als overwinnaars geschetst, want de wolf overwint en het hert wordt gedood.
In deze oorlog waren 6 legioenen: iedere consul mocht namelijk 2 legioenen heffen, en er
waren 2 consuls. Ook waren er nog 2 legioenen extra, omdat er nog een proconsul aan het
vechten was tegen de Samniërs, de strijd van het jaar daarvoor.
De familie Decius zou zichzelf volgens overlevering opgeofferd hebben op het moment dat de
Romeinen een nederlaag leken te lijden. Deze opoffering heet devotio. De vader offerde zich
op tegen de Latijnen, zijn zoon tegen koning Pyrrhus. Hiervandaan komt het spreekwoord een
Pyrrhus-overwinning: ten koste van veel verliezen, net een overwinning halen.
Lictoren zijn lijfwachten van belangrijke Romeinse bestuurders. Ze zijn in groepen van 12 en
droegen faces: roedels stokken met een bijl als teken van macht. De priester Livius moest in
deze tekst optreden als propaetor: hij kan alleen door de senaat benoemd worden als
(pro)consul, dus als snelle vervanger werd je propaetor.
Deze strijd wordt net gewonnen door de Romeinen. Consul Fabius belooft Jupiter Victor een
tempel te bouwen en de buit werd ook verbrand als offer aan Jupiter.
Livius en de slag bij het Trasumeense meer (217 v.Chr.)
In deze tekst is Flaminius een emotionele, sarcastische, impulsieve en driftige man. Dit leidt
tot zijn nederlaag. Daartegenover is Hannibal een man met verstand, hij neemt weloverwogen
beslissingen.
Livius spreekt in deze passage een oordeel uit over de mentaliteit van zijn soldaten. Hij zegt
dat zijn soldaten teveel hóópten op een overwinning, en dat ze alles lieten leiden door gevoel
en geloof. Ze hadden echter hun verstand moeten gebruiken, dan hadden ze hun leider niet
gevolgd.
Ook hadden de Carthagers een voordeel, ze stonden hoger (dus boven de nevel) en waren
beter voorbereid. Er waren nu echter geen vaste opstellignen en geen goede bevelsstructuur.
De overeenkomst van dit verhaal met de Illias is, dat er een tweegevecht is waarbij de strijders
woorden wisselen. In dit verhaal zijn dat de helden. Ook wordt na de strijd de wapenuitrusting
geroofd.
<<<<Schets van de opstelling
van de troepen
Hannibal had altijd als doel gehad om de Romeinse bondgenoten los te weken van de
Romeinen. Dit is echter nooit gelukt.
De dramatiek in deze passage komt tot stand door persoonlijke ervaringen van Livius en
emoties, ook omdat hij spreekt over het gevoel van nabestaanden.
De triomftocht van Aemilius Paulus (167 v.Chr.)
Op de wagens werden tijdens deze triomftocht Macedonische wapens en wapenuitrustingen
getoond. Hiermee werd een indruk gegeven van de kracht van het leger dat zojuist
overwonnen was. Je ziet er goud, wapens, zilveren munten, kunstwerken van grote waarde, de
koning en zijn familie, en 400 kransen.
In deze stoet lopen ook 120 ossen mee. Deze moeten geofferd worden aan de goden Jupiter en
Mars. Dit zijn er zoveel omdat ze verdeeld worden over de feestgangers.
Bij de kinderen van Perseus kun je spreken van medelijden. Bij Aemilius, de triomfator, kun
je spreken van bewondering. Bij de andere senatoren buiten Aemilius kun je het gevoel van
jaloezie noemen, en bij de overwinnaar en het volk grote vreugde.
De Macedonische gevangenen proberen nog op de gevoelens van het publiek in te spelen door
aandacht te trekken, te bidden, te huilen en te smeken.
Perseus wordt echter als een lafaard voorgesteld, want hij niet openlijk terecht gesteld omdat
ze met hem wel medelijden hadden.
De triomfator was rood geschminkt, met purperen mantel en gouden sterren erop die de hemel
symboliseerden. Hij had een ivoren staf met een adelaar. Een slaaf gedroeg zich als nar en
fluisterde hem in dat hij onsterfelijk was.
Uit het ‘Verslag van mijn daden’ van keizer Augustus (boek heet: Res Gestae)
In dit verhaal komt de god Ianus ter sprake. Dit was de god met twee gezichten. Hij kijkt met
de ene kant naar het verleden en de andere kijkt naar de toekomst. Ook is er sprake van de
poort van Ianus: deze geeft het begin en eind van een tijdperk aan van vrede of oorlog. Voor
Augustus is die poort twee keer gesloten geweest, dus was er twee keer vrede (periode van de
koningen + bij de Tweede Punische Oorlog). De andere drie keer waren onder bewind van
Augustus. Augustus liet voor zijn vrede de Ara Pacis bouwen, het altaar van de vrede. Hierop
staan Augustus en zijn familie.
Toch heeft Augustus de volgende gebieden veroverd: Noordkust van Spanje (Galicië),
Alpengebied, Balkan tot aan de Donau, Egypte, Noord-Marokko en Algerije. Hij begon deze
oorlogen uit verdediging van zichzelf of zijn bondgenoten.
Augustus noemt in zijn verslag dat hij de verloren veldtekens heeft herwonnen. Deze
veldtekens zijn belangrijk, want als ze kwijt zijn, heb je een veldslag verloren. Als ze juist
herwonnen zijn, is de schade hersteld. Ook noemt hij in zijn verslag allerlei belangrijke
koningen en gezantschappen, om zo uit te drukken dat hij een machtig heerser is met steun.
Hij zegt ook dat hij de republiek heeft hersteld e daarmee ook de vrede. De republiek heeft hij
echter niet helemaal hersteld, want hij kreeg alle belangrijke functies die te vergeven waren.
Dat klopt niet met de werkelijkheid. hij had het leger achter de hand en dus weinig vijanden.
Oorlog en Vrede in de poëzie uit de tijd van Augustus, Vergilius - Vierde Ecloga
Vergilius heeft het in zijn gedicht over de Gouden tijd. Hij verwacht hierin vrede, voorspoed,
overvloed en een paradijselijke toestand.
Apollo (zonnegod), Saturnus (tijd van Eden, tijd van Saturnus), Lucina (maangodin) en Virgo
(sterrenbeeld maagd, = Athene/Minerva) zullen deze Gouden Tijd brengen.
Als vergelijking wordt ook in andere geschriften van andere volkeren over Gouden Tijden
gesproken. Zoals bij de Joden (Land van Eden) en bij de Grieken (Atlantis, Elyzeze velden).
Oorlog en Vrede in de poëzie uit de tijd van Augustus, Vergilius - Aeneïs
Dit is Vergilius’ belangrijkste werk, een epos (heldendicht). Het gaat over de Trojaan Aeneas,
zoon van Venus, die na de val van Troje de opdracht van de goden kreeg om een nieuw
vaderland te stichten waar later Rome uit voort zou komen.
Zijn vader Anchises en zijn zoontje Ascanius reizen met hem mee, zijn vrouw is overleden.
De godin Juno werkt hem tegen, maar hij slaagt in zijn streven.
Dit boek is een tegenhanger van Homerus’ Ilias, maar de invloed van Homerus is zowel in
vorm als inhoud goed te zien. Hieronder volgen 5 passages.
1- Aeneïs - De profetie van Jupiter
Venus/Aphrodite was voor de Trojanen omdat zij met het Parisoordeel de appel van Paris had
gekregen en Aeneas is haar eigen zoon. Juno/Hera werkte hen echter tegen, want zij had de
appel niet gekregen.
In dit deel wordt ingespeeld op de oorlogen die van de Macedoniërs waren gewonnen, en als
gesproken wordt van ‘De Keizer’ wordt Julius Caesar bedoeld.
Ook komt hierin de Pax Augusta naar voren:
Poort van Ianus, Rijk zonder Einde, via Adoptiefvader Caesar, Fides, Vesta en Quirinus.
2- Aeneïs - De dood van Priamus
De machteloosheid van koning Priamus komt naar voren in het zinloze zwaard en de
afschildering als een bejaarde arme man, een grijsaard.
De dood van Polites, een zoon van Priamus, was extra afschuwelijk omdat deze werd
voltrokken voor de ogen van zijn ouders. Koning Phyrrus pleegt hier een oorlogsmisdaad,
want hij vermoordt Priamus in een heiligdom. Dat is onrechtvaardig.
3- Aeneïs - Rome’s rol in de wereld
Hierin komt het Romeins imperialisme naar voren. Hier wordt genoemd: het Kaspische Rijk,
Egypte, het verleggen van de grenzen tot voorbij de Indiërs en Afrikanen, en het feit dat de
Romein als heerser is geboren.
4- Aeneïs - Het schild van Aeneas
Augustus wordt in deze passage verheerlijkt. Dit zie je door het feit dat hij beschermd wordt
door de ster van zijn vader en dat hij omstraald wordt door een vuurgloed. Ook is te lezen dat
hij veel geschenken krijgt, en ten slotte ook een triomftocht.
Vergilius tilt de strijd hier echter op bovenmenselijk mythisch niveau, omdat hij noemt dat de
goden ook deelnemen in de strijd.
5- Aeneïs - Het tweegevecht tussen Aeneas en Turnus
Turnus lijdt een nederlaag tegenover Aeneas. Hij vat dit op als een nederlaag omdat hij ook
eerlijk heeft verloren. Aeneas heeft eerst medelijden en wil ingaan op het voorstel van Turnus
om zijn dode lichaam aan zijn ouders te geven. Dit slaat om omdat hij ziet dat Turnus de
gordel van Pallas draagt, die hij dus ook vermoord heeft.
In dit gevecht en de manier van schrijven zie je veel overeenkomsten en verschillen met
Homerus’ Illias en het gevecht tussen Hector en Achilles.
Overeenkomsten:
>tweegevecht
>vlucht en verlies van wapens
>Aeneas doodt Turnus, net als Achilles
met Hector doet
>net als Hector vraagt Turnus om zijn lijk
aan zijn vader terug te geven
>dialogen
>uitvoerig beschreven
Verschillen:
>Aeneas mishandelt het lijk niet, Achilles wel
>Turnus draagt wel de riem van Pallas, Achilles
draagt niet de gordel van Patroclus.
>de hulp die Hector kreeg van Athena was schijn,
Turnus kreeg wel echte hulp
Horatius - Epode 7
De moord van Romulus op Remus kan als het begin van alle burgeroorlogen in Rome worden
gezien. Dit is omdat er al in het begin van de Romeinse geschiedenis sprake is van
broederstrijd en burgeroorlogen.
Ooit waren Romeinen en Latijnen ook gescheiden. Rome was namelijk een stadstaat binnen
Latium, net zoals zoveel Griekse stadstaten dat waren. Ze behoorden allemaal tot hetzelfde
volk en spraken dezelfde taal.
Propertius - Elegie 1.22
Perusia is het massagraf voor alle gesneuvelden. Er heeft daar in Umbrië een grote veldslag
plaatsgevonden tussen Augustus en Marcus Antonius. Een jaar later kwam de slag bij Actium.
Het erge hier is, dat de meeste gesneuvelden niet eervol begraven zijn. Hierdoor ging je geest
rondspoken, en dat was het ergste wat er was voor de nabestaanden, en dus ook voor
Propertius, van wie een familielid gesneuveld was.
Tibullus - Elegie 10
Tibullus beeldt de Pax af als de godin Vrede. Zij heeft voorspoed en welvaart gebracht.
Normaal zijn het de goden Amor, Dyonisus, Saturnus en Jupiter die deze zegeningen brengen.
Dat vrede als een godin werd voorgesteld is niet zo raar. Ten tijde van Augustus, toen dit
geschreven is, was er namelijk een lange periode van vrede die uiteraard toegejuichd werd.
De voornaamste schuldigen aan de oorlogen daarvoor waren hebzucht, geld en het willen
bezitten van betere wapens (Mars).
Beeldhouwkunst en architectuur
In Forum op pagina 74, 75 en 76 zie je enkele portretten van vooraanstaande mensen.
4.14 realistisch, door de specifieke gelaatstrekken, gemaakt als sarcofaag (2e eeuw v.Chr.)
4.15 realistisch, aparte vorm van hoofd en neus, gemaakt voor Pompeius (50 v.Chr.)
4.16 geidealiseerd, Caesar had eigenlijk een haakneus en minder haar (40-30 v.Chr)
4.17 geidealiseerd, Augustus is afgebeeld in zijn jongere jaren in plaats van rond de 50 jaar,
en Cupido hoorde bij Venus, dus verwijst het beeld naar Augustus als nazaat van
Venus en dus zijn goddelijke aard (20 v.Chr)
4.18 realistisch, Vespasianus ziet er oud uit (75 n.Chr.)
Ook zijn er gebouwen en kunstwerken op de pagina’s 70 t/m 73 en pagina 76.
4.6
Colosseum; is van Vespasianus en zijn zoon Titus. Het heet het colosseum omdat er
voor de bouw een heel groot beeld van Nero had gestaan, een kolos (80)
4.8
Basilica; kerk in Trier voor Constantijn, de eerste christelijke keizer (310)
4.10 Pantheon; Agrippa ontwierp de eerste versie, in 120-125 herbouwde Adrianus het
Pantheon. Dit staat voor het herstel van de traditionele waarden door Augustus (120125)
4.12 Triomfboog; voor keizer Tiberius als adoptiefzoon van Augustus (X)
4.13 Zuil; voor Traianus als overwinnaar op de Daciërs (113)
4.19 Reliëf; op de Ara Pacis, is gemaakt voor Augustus die hier is afgebeeld als hoge
geestelijke. Dit is omdat hij de oude traditionele waarden wilde herstellen en vrede
bracht.
Samenvatting Forum p.176-188
Koningstijd 753-509 v.Chr.
1e koning: Romulus, nadat hij zijn broer Remus had vermoord.
2e koning: Numa, heeft veel gedaan op gebied van cultuur en religie.
De laatste 3 koningen waren waarschijnlijk Etrusken. Zij waren in die tijd het machtigste volk
van Italië. Onder de Etruskische overheersing groeide Rome echter uit tot een echte stad.
Door een afwateringskanaal (Cloaca Maxima) werd een moeras drooggelegd en kon het
Forum Romanum ontstaan. De Romeinse kunst van het voorspellen wordt aangeduid met
Etrusca Disciplina, omdat ze op het gebied van godsdienst veel te danken hebben gehad aan
de Etrusken.
Eerste fase van de republiek
500-270 v.Chr.
De laatste koning, Tarquinius Superbus, werd van de troon gestoten. De republiek werd
gesticht en de hoogst te verdelen functies waren die van de twee consuls, de senaat, en de
Raad van Ouden.
Er ontstonden twee standen, de patriciërs en de plebejers. Het verschil hiertussen is niet
duidelijk, maar de patriciërs hadden meer rechten en grond dan plebejers. In fasen werd
toegegeven aan de eisen die de plebejers stelden:
1. 494 v.Chr: instituut van volkstribunen werd ingesteld, hadden recht van veto over
maatregelen van consuls en magistraten.
2. 450 v.Chr: wetten van de twaalf tafelen, einde aan de willekeur van de (patricische)
rechters.
3. 367 v.Chr: één van beide consuls moest een plebejer zijn.
4. 287 v.Chr: lex Hortensia, einde van de standenstrijd, genomen besluiten door plebejers
kregen kracht en de wet werd algemeen bindend voor het hele volk.
De meeste macht van de volksvergadering las bij volwassen mannelijke burgers. Ze kozen
namelijk bestuurders en namen besluiten over de wetsvoorstellen van de magistraten, die
maar één jaar in functie waren.
De senaat had de échte macht in handen, hoewel het eigenlijk als adviesorgaan moest dienen.
De senaat ontleende haar macht aan haar enorme gezag. Een senator was een patronus
(beschermer) van de clientes (mensen uit het volk). Deze clientes ontvingen materiële steun
van de patroni in ruil voor een stem bij de verkiezingen.
Er ontwikkelde zich nog een elite: de nobiles (aanzienlijken). Hiertoe behoorden de consuls.
Er vielen ook ambten te verdelen onder de magistraten. Van laag naar hoog:
Quaestoren (2, later 8, later 20)
beheer van staatsfinanciën
Aedilen (4)
politie en brandweer, toezicht op markt en korenvoorzieningen, organisatie van de spelen
Praetoren (2, later 4, later 8)
rechtspraak, bestuur van provincies (=propraetor)
Consuls (2)
opperbevel leger, openbare orde, algemeen
bestuur, bestuur van provincies (=proconsul)
Censoren (2)
volkstelling, indeling vermogensklassen,
aanvulling senaat tot 300 leden, openbare
bouwprojecten.
Volkstribunen hadden een aparte plaats: burgers beschermen en belangen behartigen.
Verovering van het Middellandse-Zeegebied
270-133 v.Chr.
Rome tegen Carthago:
Eerste Punische Oorlog
264-241
Tweede Punische Oorlog
218-201
Derde Punische Oorlog
149-146
Leider van de Eerste Punische Oorlog was de Carthager Hamilcar Barcas, zijn zoon Hannibal
Barcas zette zijn werk voort.
De Tweede Punische Oorlog brak uit omdat de Carthagers zich niet aan de eerder afgesproken
verdragen zou hebben gehouden. Hannibal trok hierbij over de Alpen en verpletterde het
Romeinse leger bij de Slag bij Cannae. Hannibal ante portas (Hannibal voor de poorten!). Dat
was echter niet. De Carthagers verloren toch nog door de vloot en de mankrachten van Rome.
Scipio Africanus maakte in 202 bij de Slag bij Zama definitief een einde aan Hannibal.
De Derde Punische Oorlog was niet meer dan een belegering van Carthago door de woorden
van Cato (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden). Scipio
Aemilius verbrak het verzet en maakte Carthago met de grond gelijk.
Crisis en burgeroorlog
133-31 v.Chr.
Er kwam veel bezitloos proletariaat dat wapenen niet kon betalen. Door de kleine boerenstand
was ook de rekrutering van soldaten in gevaar. De eersten die de orde wilden herstellen,
waren de broers Tiberius en Gaius Gracchus. Zij wilden grootgrondbezit beperken en land
verdelen onder het proletariaat. De rijken voelden zich bedreigd en Tiberius en Gaius werden
vermoord.
In de politiek stonden nu 2 stromingen tegenover elkaar: de populares (in het voetspoor van
de Gracchen, werkten via volksvergadering) en de optimates (tegenstanders, werkten via de
senaat).
Marius, een popularis, voerde belangrijke legerhervormingen door. Hij betaalde het
proletariaat in een legioen en zo ontstond een beroepsleger. De loyaliteit ging nu echter uit
naar de generaals, en niet langer naar de senaat. In 88-87 was er een strijd tussen Marius en
Sulla over wie het commando over de operatie in het oosten zou moeten leiden. Dit werd
Sulla. In 82 riep hij zich tot dictator uit, maar in 79 trad hij vrijwillig terug.
In 49 brak de strijd tussen Caesar en Pompeius uit. Caesar was een popularis. Pompeius werd
gedood, een nederlaag voor de senaat en de republiek. Caesar werd alleenheerser en in 44, de
Idus van maart, werd Caesar door een groep senatoren onder leiding van Brutus en Cassius
vermoord. Het resultaat moest het herstel van de Republiek en de macht van de senaat zijn,
maar dat was het niet.
Iedereen had achter Caesar gestaan. De leidende figuren in de Caesar-partij waren Marcus
Antonius, C. Octavianus en generaal Lepidus, en zij richtten in 43 een driemanschap op.
Hiermee wilden ze de orde in de staat herstellen. Ze kregen uitgebreide volmachten en
brachten veel tegenstanders om het leven, zoals Cicero, die de prooi was van de haat van
Antonius.
Octavianus richtte op het Forum een tempel op ter ere van Caesar, die later tot god verheven
werd. Ook werden in dit jaar, 42, de moordenaars van Caesar ter dood gebracht.
Lepidus werd buiten spel gezet, Octavianus bemoeide zich met het westen, en Antonius ging
in het oosten orde op zaken stellen. Ze raakten steeds verder gescheiden. Antonius trouwde
met Cleopatra, hoewel hij al met Octavianus’ zuster Octavia was getrouwd, en hij ging zich
meer gedragen als een oosterse vorst. In 32 scheidde Antonius van Octavia en daarop nam
Octavianus de beslissing in 31 tot de zeeslag bij Actium. Antonius en Cleopatra pleegden hier
zelfmoord en Octavianus werd meester van het Romeinse Rijk. Einde Republiek.
Augustus, eerste keizer van het Rijk
27 v.Chr. - 14 n.Chr.
Octavianus had veel macht door:
-steun van zijn legers
-groot informeel gezag (=auctoritas)
-het brengen van vrede en herstel
-het zich kunnen noemen van Divi filius (zoon van God) gaf extra status
-de gens Iulia, hij had de godin Venus als stammoeder
In 27 v.Chr. kreeg hij de naam Augustus, de Verhevene. De functies van de Republiek bleven
bestaan, maar waren in handen van Augustus of de mensen die zijn beleid steunden. Augustus
noemde zichzelf ook wel princeps: meest vooraanstaande senator.
In de buitenlandse politiek wilde Augustus rust en voorspoed in provincies en vrede aan de
grenzen. De ontevredenheid over de nieuwe machtsverhoudingen was niks bij de
tevredenheid over de rust en stabiliteit zonder burgeroorlogen, dus bleef de Pax Augusta.
Augustus wilde de oude Romeinse deugden (de virtutes) doen herleven. Ook voerde hij
veranderingen door op het gebied van godsdienst. Kunst en literatuur beleefden onder zijn
bewind een ongekende bloei. Een naaste medewerker van Augustus genaamd Maecenas,
stelde een aantal dichters vrij om zich geheel aan poëzie te wijden. Dit waren ook Horatius en
Vergillius. Ook schreef Livius in die tijd zijn Ab Urbe Condita, over de geschiedenis van
Rome.
Augustus’ opvolgers, het Julisch-Claudische huis: 14-68
Augustus had geen zoon, maar uiteindelijk nam zijn stiefzoon Tiberius zijn plaats in van 14
tot 37. Zijn verhoudingen met de senaat waren gespannen.
Tiberius werd weer opgevolgd door zijn achterneef Caligula, van 37 tot 41. Deze vertoonde
tekenen van waanzin: hij zag zichzelf als God en wilde zijn geliefde paard tot consul maken.
Ook was niemand zijn leven meer zeker door willekeur. Hij werd uiteindelijk vermoord door
een groep samenzweerders.
Na Caligula kwam zijn oom Claudius van 41 tot 54. Ook hij was geestelijk niet helemaal
volwaardig en werd daarom niet met politieke functies belast. Het viel echter mee. Hij
organiseerde en bestuurde de provincies goed en voegde er de provincie Brittannia aan toe.
Hij had ook niet echt goede verhoudingen met de senaat omdat de senatoren vonden dat hij
teveel beinvloed werd door adviseurs en vrijgelaten slaven (de liberti). In 48 liet hij zijn
vrouw Messalina ter dood veroordelen omdat zij een verhouding had met een jonge
aristocraat die misschien wel keizer wilde worden. Toen trouwde Claudius met zijn nicht
Agrippina, die haar zoon Nero meebracht. Zij haalde Claudius over om Nero later tot keizer te
maken, en toen dit besluit was genomen, vergiftigde ze hem om te voorkomen dat hij alsnog
zijn eigen zoon keizer zou maken.
Nero (54-68) was 16 toen hij keizer werd. De eerste vijf jaar was het rijk dan ook onder
bewind van adviseurs, waaronder de filosoof Seneca. Agrippina wilde ook inspraak hebben,
en hierdoor vergrootte zich de kloof tussen moeder en zoon en in 59 liet Nero zijn moeder
vermoorden. Nero verspilde veel geld uit de staatskist en verdiende weer geld door processen
wegens majesteitsschennis te voeren. In 64 werd Rome door een grote brand getroffen, en op
het vrijgekomen stuk liet Nero een groot paleis bouwen. Hierdoor werd beweerd dat hij de
brand had aangestoken, maar daar was geen bewijs voor. In 65 werd een samenzwering tegen
de keizer ontdekt, en de aanhangers werden ter dood gebracht. In 68 kwamen ook zijn legers
in opstand en daarna ook de keizerlijke garde. Zij steunden Galba.
Galba, gouverneur van een provincie in Spanje, had macht die afhankelijk was van de steun
van zijn legers. Hij regeerde van 68 tot 69. De praetorianen, door wie hij aan de macht was
gekomen, raakten verwikkeld in een stijd met de legioenen. Eerst liet Otho Galba doden. Toen
werd Vitellius tot keizer uitgeroepen en Otho verslagen in Noord-Italië. Toen besloten de
troepen in het oosten dat hun generaal keizer moest worden. Dit was Vespasianus.
De Flavische dynastie
69-98
Titus Flavius Vespasianus (69-79) was sober en doelmatig. Na zijn bewind was het Rijk rustig
en waren de financiën hersteld. Hij gaf opdracht tot de bouw van het Colosseum. Later werd
hij opgevolgd door zijn zoons Titus (79-81) en Domitianus (81-96). Domitianus leek meer op
een dictator en hij werd vermoord door een groep samenzweerders onder leiding van zijn
vrouw en twee officieren van de keizerlijke garde. Daarna kwam de bejaarde senator Nerva
aan de macht (96-98)
De adoptiefkeizers 98-192
Nu werd opvolging geregeld via adoptie. Nerva adopteerde een militair: Trajanus (98-117).
Onder hem bereikte het Romeinse Rijk zijn grootste omvang. Daarna kwamen:
Hadrianus (117-138)
Antonius Pius (138-161)
Marcus Aurelius (161-180) en
deze laatste verbrak de traditie van adopteren. Hij wees zijn eigen zoon Commodus aan, 180192. Dit was een slechte keizer die in 192 werd vermoord. De rust was nu voorbij.
De late keizertijd
193-476
Septimus Serverus won na Commodus de machtsstrijd. Hij en zijn opvolgers worden de
Severi genoemd. Zij handhaafden de rust in het rijk redelijk. Na 235 en dus na de Severi ging
het helemaal mis. Toen kwamen de soldatenkeizers aan de macht: zij steunden op het leger.
Het was Diocletianus die erin slaagde om in 284 (tot 305) de macht stevig in handen te
krijgen. Hij voerde bestuurlijke en economische hervormingen door en verdeelde het rijk in
Oost en West.
De tweedeling hield geen stand en in de 4e eeuw riepen troepen in ene Constantinus tot keizer
uit, later Constantijd de Grote (306-337), vooral bekend om zijn bekering tot het christendom.
In 313 vaardigde hij het Edict van Milaan uit, waarbij bepaald werd dat het christendom
dezelfde rechten zou hebben als alle andere godsdiensten. In 380 werd dit de staatsgodsdienst
en werden andere religies vervolgd en verboden.
Nu komen de ontwikkelingen die zich vormen naar de middeleeuwen. Door beginnende
volksverhuizingen neemt de druk op de grenzen toe. Rond 400 werd het Rijk definitief in
tweeën gesplitst. De West-Romeinse keizers behielden alleen nog Italië en de omliggende
eilanden.
In 476 werd de laatste keizer afgezet. De Germaanse generaal Odoaker verhief zich tot koning
van de Germanen in Italië. Het West-Romeinse Rijk was ten einde gekomen. Het OostRomeinse Rijk zou blijven bestaan tot 1453, toen de hoofdstad Constantinopel door de
Turken werd ingenomen.
Download