Hoofdstuk 13 Literatuur Laagland

advertisement
Hoofdstuk 13
Literatuur Laagland
Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
§13.1 De politieke achtergronden
Belangrijke begrippen:
hervorming, reformatie, centralisatie, geloofsvervolging,
Nederlandse opstand.
Belangrijke personen:
Maarten Luther (1483-1546), Johannes Calvijn (1509-1564),
Keizer Karel V, Filips II, Willem van Oranje (1533-1584),
Maurits van Oranje, Frederik Hendrik van Oranje, Alva.
In 1517 was niet iedereen het meer eens met de rooms-katholieke kerk. Maarten
Luther begon de hervorming/reformatie door 95 stellingen aan de kerkdeur van
Wittenberg te spijkeren.
Misstanden die bekritiseerd werden zijn:
 aflaathandel: de handel in brieven waarin men vrijgesteld werd van kerkelijke
straffen
 de te hoge invloed van de hoge geestelijkheid in de kerk en de maatschappij
Ook Johannes Calvijn was een hervormer. Luther en Calvijn’s opvattingen werden door
de boekdrukkunst snel verspreid. In Nederland werden veel mensen calvanist.
De Nederlandse gewesten hoorden bij het koninkrijk Spanje. Antwerpen was toen (16e
eeuw) een belangrijk Europees handelscentrum. Ook was er veel verstedelijking.
De Nederlanden hadden verschillende gewesten met verschillende talen, geloven en
wetten. Karel V wilde hier verandering in brengen. Hij streefde naar een eenheidsstaat
met één geloof: het rooms-katholieke. Calvanisten werden vervolgd.
Nederland verzette zich tegen het eenheidsstreven (centralisatie) en de
geloofsvervolging. Filips II (opvolger van Karel V 1555) zette het beleid voort. Willem
van Oranje werd leider van het verzet. Ook zijn zonen Maurits en Frederik Hendrik
waren belangrijk.
De Beeldenstorm van 1566 was een vorm van de Nederlandse opstand, daarna volgde
de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Er werd geroepen tot opstand tegen Alva, moest
namens Filips II orde op zaken stellen. 1581: Acte van Verlatigne: Filips II afgezworen.
Gezag (soevereiniteit) lag bij de Gewestelijke Staten.
De steden betaalden de opstand tegen Spanje, zij hadden grote invloed. Van 1609 tot
1621: Twaalfjarig Bestand. In 1648: Vrede van Münster. Noorden werd onafhankelijke
republiek, het zuiden onder Spaans bewind.
§13.2 De sociaal-economische achtergronden
Belangrijke begrippen:
Amsterdam, stedelijke cultuur, stedelijke gedragscode,
jongeren.
Belangrijke personen:
G.A. Bredero (1585-1618).
Veel kooplieden verhuisden naar het onafhankelijke Amsterdam, want Antwerpen was
nog in handen van Spanje. Zo nam Amsterdam de toonaangevende rol van
handelscentrum van Antwerpen over.
Het bestuur van staten en steden van de calvinistische Republiek lag bij de regenten uit
de gegoede burgerij. De stedelijke cultuur ontplooide zich en de literatuur en
schilderijen waren burgerlijk en stedelijk. Ook werd de stedelijke gedragscode erin
verwerkt: wat wel en niet gewenst was in een vroegmoderne stad.
G.A. Bredero had het over het ongewenst gedrag van boeren in zijn gedichten en tonelen.
Hij hield het burgerlijk publiek een morele spiegel voor.
De jongeren die in voorspoed opgroeiden, begonnen te pronken met luxe goederen en
dergelijke. Zij waren de belangrijkste publieksgroep voor liefdeslyriek, luxueuze
liedboeken en liefdesemblematiek.
§13.3 De culturele achtergronden
Belangrijke begrippen:
schilderkunst, Gouden Eeuw, Rederijkers, opiniërende rol,
Renaissance, republikeinse stadstaten, architecten, schilders,
literatuur, Renaissanceliteratuur, humanisme,
menswetenschappen, menselijke waardigheid en
verdraagzaamheid, stoïcisme, natuurwetenschappen,
boekdrukkunst, reizen, maarschappelijke taak, utile, dulce,
lering en vermaak.
Belangrijke personen:
Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Frans Hals, Jan Steen,
Masaccio, Botticelli, Leonardo da Vinci, Rafael (schilders),
Hooft, Huygens, Bredero, Van den Vondel, Coster (auteurs),
Brunelleschi, Vitruvius (architecten), Michelangelo
(beeldhouwer), Giovanni Pico della Mirandola (1463-1493),
Erasmus (1466-1536; Humanist), D.V. Coornhert (1522-1590;
Humanist), H.L. Spiegel, Copernicus (1473-1543), Galileo
Galilei (1564-1624), Johannes Kepler (1571-1630), Jacob
Cats.
De schilderkunst uit de 16e en 17e eeuw is erg beroemd geworden. Ook zijn de
belangrijkste auteurs uit onze literatuurgeschiedenis komen uit deze tijd. Vanwege het
bloeiende artistieke leven en de economische voorspoed spreekt men ook wel van de
Gouden Eeuw (maar was niet voor iedereen weggelegd).
Rederijkers
Dat waren dichters die samenkwamen in verenigingen, de rederijkerskamers. Veel
belangrijke auteurs uit de tweede helft van de 15e eeuw en de hele 16e eeuw is in een
rederijkerskamer literair geschoold.
Rederijkers hadden een opiniërende rol, niet alleen bij stedelijke activiteiten, maar ook
bij nieuwe opvattingen.
De Renaissance
Ontstond in het Noorden en Midden van Italië in de 14e, 15e eeuw. Het was een poging
om de klassieke oudheid te doen herleven en na te volgen. Dit kwam omdat de
republikeinse stadstaten (Florence, Venetië en Genua) tot ontwikkeling waren
gekomen. Men probeerde de oude steden Rome en Athene na te bouwen.
De Renaissance is een kunstbeweging. Architecten konden beschikken over een
klassiek handboek: De Architectura van Vitruvius. En ook over bewaard gebleven
gebouwen, net als beeldhouwers over bewaard gebleven beelden konden beschikken.
Schilders hadden het echter moeilijker. Voorbeelden ontbraken namelijk. Wel werd er
over klassieke onderwerpen geschilderd en werd het perspectief uitgevonden.
Bij de literatuur werd er aandacht aan nieuwe genres geschonken:
 Komedie
 Tragedie
 Epigram / puntdicht
 Emblematiek
 Sonnet
Zo werden de klassieke voorbeelden in de Renaissance verwerkt:
 Klassieken vertalen (translatio).
 Nabootsing en navolging (imitatio).
 Doel: geen pure nabootsing, maar de klassieke voorbeelden overtreffen
(aemulatio)
Renaissanceliteratuur werd voor een literair geschoold publiek geschreven. De lezers
moesten de verwijzingen naar en het spelen met bronnen waarderen, literatuur moest
belerend en diepzinnig zijn, pronken met mythologie of geraffineerde taalschoonheden.
Het Humanisme
Is de heroriëntatie op het klassieke denken. Menselijke waardigheid en zelfontplooiing
staan centraal.
Veel studie aan menswetenschappen. Voornamelijk aan:
 Grammatica
 Retorica
 Ethiek
 Poëzie
 Geschiedenis
Volgens de humanisten verschilde de mens van het dier door het bezit van de taal.
Hierdoor kon het onderscheid tussen goed en kwaad verwoord worden.
Humanisten pleitten ervoor rekening te houden met de menselijke waardigheid en
verdraagzaamheid. Ze waren godsdienstig. Door het humanisme herleefde het
stoïcisme uit de oudheid. Alles moest kalm en met gemoedsrust worden aanvaarden.
Coornhert pleitte voor verdraagzaamheid en verzoening. Hij was een bekende humanist
uit de Republiek en benadrukte het belang van zelfkennis.
Humanisten wilden een ander geloof terwijl calvanisten andere geloven wilden
verbieden. Dat ging slecht samen.
Ook de natuurwetenschappen maakten een grote bloei door. Het perspectief werd
ontdekt. Er werd ontdekt dat de zon, en niet de aarde, het middelpunt van het heelal
was.
Succes van de Renaissance en het humanisme is o.a. te danken aan de uitvinding van de
boekdrukkunst. Ideeën werden door boeken en reizen verspreid.
Functie van schilderkunst en literatuur
In de 16e en 17e eeuw veranderde de rol van de katholieke kerk als opdrachtgever bij
kunstenaars. Nu werden dus veel opdrachten door de stedelijke burgerij gegeven.
De traditionele opdrachtgevers voor de schrijvers en schilders (d e adel en de kerk)
waren dan wel weggevallen, maar zij verloren hun maatschappelijke taak niet.
Schrijvers en schilders hadden als doel:
 beleren
 wijze lessen geven (moraliseren)
 kritiek leveren
 publiek opvoeden
 ideeën van de Romein Horatius, volgens wie dichtkunst het nuttige (utile) en het
aangename (dulce) moest bieden, in praktijk brengen.
 Ook werd lering en vermaak toegepast. Publiek moest een wijze les leren, een
moraal, maar ook moesten er mooie vormen, ingenieuze verwijzingen of
formuleringen ontraadseld worden.
§13.4 Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
Belangrijke begrippen: strijdliteratuur, actualiteit, emblematiek, analogiedenken,
liefde, platonische liefde, lichamelijke liefde, nieuwe
liedboeken, petrarkisme, beelden en conventies, literaire elite,
sonnet, liefdesklacht, literaire conventies, stedelijke functie,
opiniërende functie, toneelproductie, functie, ethischdidactisch doel, tragedie, terurspel, retorisch-didactische
tragedie, Aristotelische tragedie, aemulatio, komedie, klucht.
Belangrijke personen:
Jacob Cats (1577-1660), Petrarca (1304-1374), P.C. Hooft
(1581-1647), Coster, Jacob van Campen, Hooft, Bredero, Van
den Vondel, Aristoteles, Vergilius (70-19 v. Chr.), Plautus,
Terentius.
Twee groepen teksten uit de literatuur in de 16e/17e eeuw:
 strijdliteratuur: directe verwijzing naar de actualiteit (hervorming, geuzen,
Opstand)
 Doel: overtuigen van standpunt of stimuleren tot actie
 teksten over opvattingen van Renaissance en humanisme
Emblematiek
Bestaat uit motto (opschrift), pictura (afbeelding) en subscriptio (uitleg)
 Illustreert een algemene waarheid (moraal)
Jaboc Cats was populair met zijn emblematische werk: de embleembundel Silenus
Alcibiadis, sive Proteus
Analogiedenken: alles had een door God gewilde plaats en betekenis (niks was
toevallig)
Lyriek, liederen
Liefde was een belangrijk thema in liederen en verzen  daar was een onderscheid
tussen:
 edele, geestelijke, platonische liefde (ideaalbeeld)
 zinnelijke, puur lichamelijke liefde
Liedboeken waren speciaal gericht op een bepaalde publieksgroep: de jeugd (groep van
rijke jongelui die op vrij late leeftijd huwde)
Petrarkisme: platonische liefdesopvatting, aanbidden van onbereikbare vrouw
(rozenrode lippen, donkere vurige ogen en glanzend haar) en de klacht van de
minnaar centraal
 bood de dichters bepaalde beelden en conventies waar ze uit konden putten (een
literair spel voor de literaire elite die op de hoogte was van die conventies en het
waardeerde)
 benadrukte (zelf)beheersing en het ontbreken van seksuele vrijmoedigheden
 Petrarca (Florentijnse dichter) maakte gebruik van de paranomasia: het gebruik
van klankverwante, maar in oorsprong en betekenis sterk verschillende woorden
Sonnet
Gedicht bestaande uit 14 versregels:
 octaaf (eerste acht)
 sextet (laatste zes)
 het octaaf en sextet verschillen in rijmschema én inhoudelijk aan elkaar (de ‘breuk’:
wending, val, chute of volta)
P.C. Hooft streefde in zijn sonnetten naar een harmonieus samengaan van vorm en
inhoud. Hij was duidelijk beïnvloed door Petrarca.
Toneel
Had een duidelijke stedelijke functie:
 deel van de winst kwam ten goede aan stedelijke liefdadigheid instellingen
 opinies en meningen die verspreid werden moesten passen binnen de visie en
het beleid van het stadsbestuur (opiniërende functie)
Jacob van Campen bouwde in 1637 de Amsterdamse Schouwburg: hier werden de
belangrijkste stukken ten tonele gebracht
-> groot aanbod van ernstig toneel (tragedie of treurspel) en komisch toneel (komedie,
blijspel en klucht)
Ethisch-didactisch doel (van toneel): het publiek een spiegel voorhouden
Toneel: tragedie
 Hoofdpersonen: hooggeplaatste personages (vorsten)
 Ondergang van de hoofdpersoon
 Verheven taal en stof is ontleend aan de klassieke oudheid, geschiedenis of bijbel
Vb.: Geeraerdt van Velsen (Hooft), Gijsbreght van Aemstel en Lucifer (Van den Vondel)
Treurspel:
 retorisch-didactische tragedie: vijf bedrijven en koren die
becommentarieerden, maar geen hechte structuur: losse stukken die werden
afgerond (de Romein Seneca was vb.)
 Aristotelische tragedie: vaste handelingsgerichte structuur met de eenheid van
tijd, plaats en handeling van de Griekse wijsgeer Aristoteles
Gijsbreght van Aemstel ‘loopt parallel’ aan de val van Troje en het stuk was door Van
den Vondel geschreven voor de opening van de schouwburg (imitatio)
Hij probeerde via het christelijk perspectief in het toneelstuk (verwoesting op
kerstavond en kindermoord in Bethlehem) zijn voorgangers te overtreffen (aemulatio)
Toneel: komedie en klucht
 Mensen uit lagere klassen
 Meer spreektaal
 Happy eng
Vb.: Warenar (Hooft), Moortje en Spaanschen Brabander (Bredero)
Klucht: korter dan blijspelen en toonden grappige situaties waarbij de auteur de
personages liet leiden door primaire levensdriften als eten, zuipen en vrijen (boeren,
dieven, hoerenlopers)
Hoofdstuk 14
Literatuur Laagland
Literatuur uit de achttiende eeuw
§14.1 De politieke achtergronden
Belangrijke begrippen:
‘middelstand’, Oranjegezinden, patriotten, Franse Revolutie,
Bataafse Republiek.
Belangrijke personen:
Napoleon Bonaparte.
De regenten hadden in deze tijd de meeste macht. De ‘middelstand’ (onderwijzers,
ambtenaren, e.d.) was economisch en sociaal van groot belang, maar kreeg geen
politieke macht.
De republiek raakte verdeeld in:
 Oranjegezinden (adel, leger, strengere predikanten en volk), zij steunden de
stadhouders van Oranje
 Patriotten zij waren tegen Oranje als stadhouder.
o Aristrocratische patriotten: regentenheerschappij
o Democcratische patriotten: wilden macht van regenten breken en de
middelstand politieke invloed en posities in de regering geven.
In de jaren ’80 kregen de democratische patriotten steeds meer macht, waarop de
Oranjeaanhangers Pruisen om hulp vroeg.
In Frankrijk brak in 1789 de Franse Revolutie uit. De burgerij richtte zich tegen de
macht van vorst, adel en hoge geestelijkheid. Koning Lodewijk XVI werd door radicale
republikeinen tot dood gebracht. De Fransen maakten op 18 januari 1705 een einde aan
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Bataafse Republiek (1795-1806)
werd uitgeroepen. Napoleon Bonaparte kwam in 1804 aan de macht. Zijn broer
Lodewijk Napoleon werd koning van Holland. Pas na de val van Napoleon was
Nederland weer vrij en onafhankelijk (19e eeuw).
§14.2 De sociaal-economische achtergronden
Belangrijke begrippen:
Standenmaatschappij.
Belangrijke personen:
-
De Republiek was een standenmaatschappij:
 regenten
 middelstand, de burgerij  zette zich af tegen de stadhouder en regenten
 boeren en de massa van arbeiders en armen
Tegen het einde van de 18e eeuw ging het economisch slecht.
§14.3 De culturele achtergronden
Belangrijke begrippen:
theoretische geschriften, Frans-Classicisme,
dichtgenootschappen, niet op de klassieken gebaseerde
literatuur, rationalisme en empirisme, Verlichting, mondig
maken, kritiek, aantrekkelijke vormen, opvoeding,
vriendschap, gevoel, sentimentalisme, beleving.
Belangrijke personen:
Horatius, Corneille, Racine, Andries Pels, René Descartes
(1596-1650), John Locke (1632-1704), Denis Diderot (17131784), Jean le Rond d’Alembert (1717-1783), Immanuel Kant
(1724-1804), Betje Wolff, Aagje Deken, Hiëronymus van
Alphen, Jean Jacques Rousseau (1712-1778).
Rond 1700 is er een grote interesse voor theoretische geschriften over kunst. De
opvattingen van Horatius bleven belangrijk. Maar ook de kunst en literatuur van
Frankrijk was belangrijk. Dichtgenootschappen vonden het Frans-Classicisme
belangrijk. Dit was gebaseerd op klassieke regels en normen (Corneille en Racine).
Ook ontwikkelde zich een andere, niet op de klassieken gebaseerde literatuur. Dit is
beïnvloed door het rationalisme, het empirisme en het ideeëngoed van de Verlichting.
Rationalisme en empirisme
Bij het rationalisme wordt de rede/ratio/denkend bewustzijn benadrukt (Descartes).
Bij het empirisme wordt kennis afgeleid uit zintuiglijke ervaring en waarneming
(Locke).
Verlichting
Rationalisme en empirisme heeft bijgedragen aan de Verlichting. Hierbij willen enkele
filosofen dat individuele burgers zich mondig maken en zichzelf moeten ontwikkelen
om wijzer en beter te worden.
Denkers en schrijvers pleitten voor:
 tolerantie
 redelijkheid
 gelijkheid
 vrijheid
ze verzette zich tegen (met filosofie als strijdmiddel om kritiek op de bestaande
maatschappij en moraal te verwoorden):
 dogmatisme
 absolutistische macht
Verlichtingsfilosofen zochten naar aantrekkelijke vormen om hun ideeën in te uiten.
Wie mens en maatschappij wil verbeteren, heeft veel belangstelling voor de opvoeding.
Wolff betoogde dat zedelijk gedrag altijd voortkwam uit redelijk inzicht. Er werden
romans geschreven over de opvoeding. Ook werd er benadrukt waar een goede
opvoeding belangrijk voor was. Bijv. voor vriendschappen van het kind.
Rousseau vond dat de maatschappij vernieuwd moest worden, iedereen moest terug
naar zijn oorsprong. Hij kende veel waarde toe aan gevoel.
In de hele 18e eeuw was er belangstelling voor het evenwicht tussen het verstandelijke
en de emotionele vermogens van de mens. Aan het eind van deze eeuw ontstond er een
nieuwe richting: sentimentalisme (grote waarde aan subtiele gevoelens en verfijnde
emotionele vatbaarheid). Ook kwam er meer aandacht voor de beleving van de lezer.
Een intellectualistische benadering maakte plaats voor een emotionele benadering.
De natuur werd als bron voor gevoelsaandoeningen gezien, niet als een apart object
voor de wetenschap.
§14.4 Literatuur in de achttiende eeuw
Belangrijke begrippen:
Frans-Classicisme, classicistisch blijspel, emancipatie van de
burgerij, spectatoriale tijdschrift, lezersbrief, spectator,
idealen van de Verlichting, kinderliteratuur, pedagogie,
ontwikkelingsfasen, imaginaire reisverhalen,
maatschappijkritiek, zedenroman, vormende waarde,
briefroman, Verlichtingsideaal, effect op de lezer,
publieksgroep, gevoelsverfijningen, emotionele effectwerking.
Belangrijke personen:
Horatius (Classicistische theoreticus), Boileu (Franse
Classicistische theoreticus), Pieter Langendijk (1683-1756;
schrijver classicistisch blijspel), Richard Steele en Joseph
Addison (Engelse schrijvers), Justus van Effen (1684-1735;
directeur tijdschrift), Hiëronymus van Alphen (1746-1803;
schrijver van kinderliteratuur), J. Swift en D. Defoe (Engelse
verlichtingsfilosofen en –schrijvers), Hendrik Smeeks en J.A.
Schasz (imaginair reisverhaal schrijvers), Betje Wolff (17381804) en Aagje Deken (1741-1804; schrijfsters
zedenromannen), Samuel Richardson (zenenroman
schrijver), Rhijnvis Feith (1753-1824; schrijver sentimentele
roman), Goethes (schrijver).
De belangrijkste richtingen en genres van de achttiende-eeuwse literatuur:
Frans-Classicisme
Wordt gepropageerd door de leden van het dichtgenootschap. De literaire regels
kwamen van twee klassieke theoretici. In de Nederlandse literatuur zijn de tragedie en
de komedie door het classicisme beïnvloed.
In classicistische blijspelen moest een wijze les zitten en het stuk moest de zeden
verbeteren. Het bestond uit vijf bedrijven.
Door de verlichting kwamen er literaire teksten waarbij die idealen tot uitdrukking
kwamen. Stond in dienst van de opvoeding en emancipatie van de burgerij, de
middelstand.
Spectatoriale tijdschriften
Een moraliserend weekblad van acht pagina’s tekst. Een populair genre rond 1710. Het
is anoniem uitgegeven. Er stonden brieven en verhalen in over problemen in het
dagelijks leven. Dit konden lezersbrieven zijn, waar door de spectator (fictief persoon,
met kennis over verscheidende onderwerpen) antwoord op is gegeven. De boodschap
en moraal van deugdzaamheid werd op geestige wijze verpakt.
De idealen van de Verlichting en de volmaakbaarheid van mens en maatschappij
werden in de spectatoriale tijdschriften gepresenteerd.
Kinderliteratuur
Opvoeding en onderwijs waren in de Verlichting belangrijke thema’s. Ook kwam er
kinderliteratuur, dit waren gedichtjes over studie-ijver, vlijt, de ouder-kindrelatie en
deugden als oprechtheid of gehoorzaamheid.
Veel belangstelling voor pedagogie in de Verlichting. Verlichtingspedagogen beseften
dat ze rekening moesten houden met de ontwikkelingsfasen van het kind.
Imaginaire reisverhalen
Zijn verhalen met de nadruk op het handelingsverloop. Bij deze verhalen gaat het over
het verzinnen van een wereld om maatschappijkritiek te leveren. Typische
onderwerpen uit de Verlichting zijn favoriete thema’s.
Opvoedkundige zedenroman
Aan het einde van de achttiende eeuw kwam de nieuwe opvoedkundige zedenroman. De
nadruk ging van de gebeurtenissen naar de psychologie. Deze roman maakte duidelijk
wat goed en slecht gedrag was. Ze hadden een vormende waarde.
Ook zijn er romans in de vorm van brieven. De briefroman. Het vergrootte de illusie van
echtheid.
In sommige briefromans komt het Verlichtingsideaal van tolerantie op godsdienstig
terrein naar voren. Ook werd er duidelijk gemaakt dat de handel als een bron voor
welvaart wordt gezien. Een huwelijk kon ook pas slagen als er een solide financiële basis
was.
De zedenroman bevatte vertrouwde personages (‘karakters’). En de gebeurtenissen
konden waarschijnlijk aandoen. De ontwikkeling van de personage werd beschreven.
Doel van de auteur: het effect op de lezer → via ontwikkelingen van de personages tot
de inzichten die de auteurs over wilden brengen komen.
Ook richtte sommige auteurs zich op publieksgroepen, zodat men zich kon
identificeren met de hoofdpersoon.
Sentimentalisme
De cultivering van het eigen gevoel. De sentimentele roman bevat gevoelsverfijningen,
de personages hebben subtiele gevoelens. De nadruk ligt op de beleving en de
gewaarwordingen. Schrijvers zochten naar een emotionele effectwerking (emotioneel
raken). Er was ook kritiek tegen het sentimentalisme.
Meer samenvattingen op www.joszwa.nl/pww.
Download