Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 13 en 14 (Laagland)

advertisement
Werkstuk Scholieren.com
Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 13 en 14 (Laagland)
anoniem
Hoofdstuk 13: Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
Politieke achtergronden
In de zestiende eeuw was er sprake van hervorming/reformatie, afscheiding van de roomskatholieke kerk. De burgerij vond dat de geestelijkheid te veel invloed had in de kerk en de
maatschappij. Door de boekdrukkunst konden de opvattingen van Luther en Calvijn snel
verspreid worden, en in de Nederlanden gingen velen tot het nieuwe geloof over.
Aan het eind van de Middeleeuwen waren de Nederlanden verbonden met Spanje en was er
geen sprake van een eenheid. Keizer Karel V wilde de Nederlandse gebieden verenigen en
streefde naar een eenheidsstaat, met één geloof; het rooms-katholieke. ‘Ketters’ werden
vervolgd. Filips II, die Karel V in 1555 zette dit beleid voort. De Nederlanden verzette zich
tegen de geloofsvervolging en de centralisatie. Als leider van het verzet trad Willem van
Oranje (1533 – 1584) op. Zijn zoons Maurits en Frederik Hendrik speelden na zijn dood als
stadhouders een belangrijke militaire rol.
In 1566 vond de Beeldenstorm plaats, de aanloop naar de Nederlandse Opstand, de
Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648). In de Republiek werd de invloed van steden steeds
groter, vooral zij betaalden de opstand. Van 1609 – 1621 was er een periode van vrede, het
Twaalfjarig Bestand. De Vrede van Münster zorgde in 1648 voor het einde van de oorlog.
Sociaal-economische achtergronden
Toen in 1585 Antwerpen in Spaanse handen kwam vluchtte veel kooplieden en calvinisten
naar het noorden, vooral naar Amsterdam, dat werd toonaangevend handelscentrum. In de
noordelijke provinciën maakten de handel in deze periode een bloei door. In het noorden
was het begin van de zeventiende eeuw dan ook een periode van stabiele welvaart.
In de Republiek had de stedelijke cultuur alle kans zich te ontplooien. Kunst en literatuur was
door en voor burgers en creëerde een eigen stedelijke gedragscode.
G.A. Brodero was een dichter/toneelschrijver die zijn burgelijke publiek een morele spiegel
voorhield.
Amsterdam was de belangrijkste stad in de republiek, hier ontwikkelde zich een groep
jongeren uit de bovenlaag die profiteerden van de economische successen van de vorige
generaties. Het was een groep jongeren die geld genoeg had om zich goed te vermaken, die
interesse ahd in liefdesaangelegenheden, maar tegelijkertijd moest leven in een tijd met een
strenge moraal.
Culturele achtergronden
Vanwege het opbloeiende artistieke leven en de economische voorspoed word deze tijd ook
wel de Goude Eeuw genoemd. Een aantal auteurs uit deze periode (Hooft, Huygens,
Bredero, Van den Vondel).
De rederijkers
De rederijkers waren dichters die bij elkaar kwamen in vereniging, rederijkerskamers. Zij
werden bij veel stedelijke activiteiten ingeschakeld, hierdoor konden ze een belangrijke
opiniërende rol spelen in de stad. Nieuwe opvattingen over het geloof, Renaissance en
humanisme werden in de rederijkerskamers besproken.
De Renaissance
De Renaissance was een poging om de klassieke oudheid te laten herleven en na te volgen.
De term Renaissance slaat allereerst op een beweging in de kunst. Architecten en
beeldhouwers konden de klassieke voorbeelden gemakkelijker navolgen dan schilders.
Antieke bronnen en voorbeelden ontbraken, maar de schilders konden wel mythologische
en klassieke onderwerpen gaan schilderen. Een belangrijke ontdekking was perspectief.
In de literatuur was er een hernieuwde aandacht voor de klassieke genres: de komedie, de
tragedie en het epigram of puntdicht. Ook nieuwe genres als emblematiek en het sonnet
bloeide op. In de nieuwe visie op literatuur moest deze belerend en diepzinnig zijn, pronken
met mythologie of geraffineerde taalschoonheden.
Het Humanisme
Naast de heroriëntatie op de klassieke kunst loopt de heroriëntatie op het klassieke denken.
Door het humanisme komen menselijke waardigheid en zelfontplooiing centraal te staan.
Men wijdde zich aan studie van de menswetenschappen; grammatica, retorica, ethiek,
poëzie en geschiedenis.
Humanisten wilden dat de mensen rekening hielden met de menselijke waardigheid en
verdraagzaamheid van elkaar. Door het humanisme herleefde et stoïcisme (oudheid), en dit
betekende dat men onverstoorbaar moest zijn wat er ook gebeurde.
Ook de natuurwetenschappen ontwikkelden zich, zo werd het perspectief ontdekt en het
standpunt van de aarde in het heelal.
Het succes van de Renaissance en het humanisme kwam voor een groot deel ook door de
boekdrukkunst, de ideeën werden snel verspreid. Maar ook reizende mensen zorgden voor
de verspreiding.
Functie van schilderkunst en literatuur
De kunstenaren maakten niet meer in opdracht van de adel en de kerk hun kunstwerkem,
maar in opdracht van de stedelijke burgerij.
Schrijvers en schilders hadden een gemeenschappelijk maatschappelijk doel: beleren, wijze
lessen geven (moraliseren) of kritiek leveren. De schrijvers uit de zestiende en zeventiende
eeuw probeerde de ideeën van Horatius, volgens wie de dichtkunst het nuttige (utile) en het
aangename (dulce) moest bieden, in praktijk te brengen. Literatuur verschafte lering en
vermaak. Het publiek werd een wijze les, een moraal gegeven, maar ook mooie vormen,
ingenieuze verwijzingen of formuleringen die ontraadseld moesten worden.
Literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw
Er zijn twee groepen tekst aan te wijzen; strijdliteratuur (verwijst naar actualiteit) en teksten
waarin opvattingen van Renaissance en humanisme naar voren komen.
Humanistisch-renaissancistische literatuur
1. Emblematiek
Emblematiek kwam in de zestiende eeuw tot ontwikkeling. Een embleem bestaat uit een
motto, een pictura en een subscriptio. Het was een illustratie van de algemene waarheid.
(check de aantekeningen)
2. Lyriek, liederen
Vanaf de zeventiende eeuw nam de liefde een steeds belangrijkere plaats in in de literatuur.
Er werd gesproken over platonische liefde en lichamelijke liefde. De liefde speelde en grote
rol in de liedboeken die in het begin van de zeventiende eeuw verschenen. Deze hadden de
jeufd als publieksgroep. (zie voor petrarkisme de aantekeningen)
3. Sonnet
Het sonnet werd de dichtvorm bij uitstek in de Renaissance. P.C. Hooft geldt als een van de
belangrijkste sonnettenschrijvers uit de Republiek Hooft is als lyricus en sonnettendichter
duidelijk beïnvloed door Petrarca.
4. Toneel
Toneel kwam voornamelijk uit Amsterdam en had een stedelijke en opiniërende functie, de
meningen die via toneel verspreid werden moesten passen binnen de visie van het
stadsbestuur. Er waren veel toneelproducties in Amsterdam, ernistig en komisch toneel,
kluchten en bijspelen. Zowel het komische als het ernstige toneel had een duidelijke functie;
het publiek een spiegel voorhouden. Een ethisch-didactisch doel.
Toneel: Tragedie
De tragedie toont de ondergang van de hoofdpersoon (hooggeplaatst personage). In de
Republiek kwamen twee vormen van het treurspel tot ontwikkeling; retorisch-didactische
tragedie en Aristotelische tragedie. Bij retorisch-didactische tragedie was Seneca het
voorbeeld. Het bestond uit vijf bedrijven, had geen hechte structuur (afgeronde scènes) en
er zat een koorzang tussen de bedrijven. Bij de Aristotelische tragedie wordt er
teruggegrepen op de vaste handelingsgerichte structuur met de eenheid van tijd, plaats en
handeling. Van den Vondel schreef Gijsbreght van Aemstel, een beroemd voorbeeld.
Toneel: komedie of klucht
Komedie of blijspel werd gespeeld door mensen uit de lagere klassen, het taalgebruik was
makkelijk en er was altijd een goed einde.
Kluchten waren korter dan blijspelen, ze toonden grappig situaties waarin de personages
zich lieten leiden door primaire levensdriften als eten, zuipen en vrijen.
Hoofdstuk 14: Literatuur uit de achttiende eeuw
Politieke achtergronden
In de tweede helft van de achttiende eeuw raakte de Republiek erg verdeeld; er was een
groep Oranjegezinden die de stadhouders van Oranje steunde en er waren patriotten die
tegen Oranje als stahouder waren. Er waren aristocratische patriotten
(regentenheerschappij) en democratische patriotten (middelstand politieke invloed geven).
In 1795 kwam er een einde aan de Republiek der Zeven Verenigden Nederlanden, de
Bataafse Republiek werd uitgeroepen. In Frankrijk kwam Napoleon Bonaparte aan de macht
en in Nederland zijn broer Lodewijk Napoleon. Na de val van Napoleon werden de
Nederlanden weer vrij en onafhankelijk.
Sociaal-economische achtergronden
In de achttiende eeuw was er een standenmaatschappij. Bovenaan stonden de regenten, in
het midden de burgerij (middelstand) en onderaan de boeren en de massa van arbeiders en
armen. Tegen het einde van de achttiende eeuw ging het economisch slecht, velen werden
ontslagen, banken failliet etc.
Culturele achtergronden
Rond 1700 is er een grote interesse voor theoretische geschriften over kunst. Men
oriënteerde zich op de klassieken, waaraan men de regels en normen ontleenden en
toonaangevend waren de kunsten en literatuur uit Frankrijk. Dit op klassieke regels en
normen geïnspireerde Frans-Classicisme werd gepropageerd door dichtgenootschappen.
In de loop van de achttiende eeuw ontwikkelde zich ook een niet op de klassieken
gebaseerde literatuur, die beïnvloed werd door het rationalisme, het empirisme en het
ideeën goed van de Verlichting.
Rationalisme en empirisme
Het rationalisme en het empirisme staan in de achttiende eeuw volop in de belangstelling.
De Franse filosoof Descartes legde de basis voor het rationalisme door in Discours de la
Méthode de rede, de ratio, het denkend bewustzijn te benadrukken.
Volgens John Locke was de zintuiglijke ervaring de bron van kennis en hij stelde dat het
bewustzijn van de mens bij de geboorte een tabula rasa (onbeschreven blad) voor. Volgens
het empirisme wordt kennis afgeleid uit zintuiglijke ervaring en waarneming.
Verlichting
Verlichtingsfilosofen wilden kennis verschaffen, voorlichting geven, mondig maken en
vooroordelen die de mens onmondig hielden, bestrijden. De encyclopedie was een middel
daarvoor. Verlichtingsfilosofen maakten graag gebruik van literaire vormen om hun ideeën
te uiten.
Opvoeding was in de Verlichting een veelbesproken onderwerp. Betje Wolff schreef ‘Proeve
over de opvoeding, aan Nederlandsche Moeders’ hierover in 1780.
De hele achttiende eeuw door was er belangstelling voor het evenwicht tussen het
verstandelijke en de emotionele vermogens van de mens en aan het eind van de eeuw werd
er grote waarde toegekend aan subtiele gevoelens en verfijnde emotionele vatbaarheid:
sentimentalisme.
In de tweede helft van de achttiende eeuw werd de klassieke oudheid als norm voor de
kunsten losgelaten en kwam er meer aandacht voor de beleving van de lezer. Een
intellectualistische benadering maakte plaats voor een meer op emotionele
gewaarwordingen gerichte benadering.
Tegelijkertijd werden godsdienst en natuur anders beleefd. In de godsdienst werd de nadruk
op de liefde van god gelegd en de natuur werd nu ook als bron voor gevoelsaandoeningen.
Literatuur in de achttiende eeuw
Frans-Classicisme
Het Frans-Classicisme werd gepropageerd door de leden van een dichtgenooschap. De
classicisten vertrouwden op de literaire regels van Horatius en de Franse theoreticus
Boileau. Na bestudering van analyse van de Franse voorbeelden stelde men regels op voor
de literaire genres.
Een classicistisch blijspel bestond uit vijf bedrijven en diende een wijze les te bevatten.
Pieter Langendijk was de belangrijkste schrijver van classicistische bijspelen.
In een aantal literaire teksten komen de idealen van de verlichting tot uitdrukking. Nieuwe,
niet binnen het Frans-Classicisme ontwikkelde genres dragen deze ideeën uit. De nieuwe
literatuur stond grotendeels in dienst van de opvoeding en emancipatie van de burgerij.
Spectatoriale tijdschriften
Het spectatoriale tijdschrift was een moraliserend weekblad van acht pagina’s. De bekendste
in de Republiek was De Hollandsche Spectator van Justus van Effen. Het was een populair
genre.
In de anoniem uitgegeven spectatoriale tijdschriften werden belangrijjke problemen op een
luchtige en eenvoudige manier voor burgers aan de orde gesteld. Men besprak bijvoorbeeld
de opvoeding, het geloof, verdraagzaamheid etc. De boodschap en het moraal van
deugdzaamheid werd in het spectatoriale blad op geestige wijze verpakt. Om lezers te
betrekken, werd graag gebruik gemaakt van de lezersbrief. In de spectatoriale tijdschriften
werden de idealen van de Verlichting als de volmaakbaarheid van mens en maatschappij
gepresenteerd. Het doel van de spectators was een zedelijke verbetering van de bestaande
orde.
Kinderliteratuur
Opvoeding en onderwijs waren belangrijke thema’s in de Verlichting. Een pionier op dit
gebied was Hiëronymus van Alphen. De gedichtjes van Van Alphen pasten binnen de
belangstelling voor pedagogie die men in de Verlichting had. De pedagogie werd als een
belangrijk middel in de strijd tegen bijgeloof en onwetendheid beschouwd. Pedagogen
beseften dat ze rekening moesten houden met de ontwikkelingsfasen van het kind.
Imaginaire reisverhalen
Bij imaginaire reisverhalen lag de nadruk op het handelingsverloop en werden door
verlichtingsfilosofen geschreven om hun ideeën op een aantrekkelijke manier uiteen te
zetten. De auteur levert in zo’n verhaal maatschappijkritiek.
Opvoedkundige zedenroman
De populariteit van imaginaire reisverhalen nam aan het eind van de achttiende eeuw af en
maakte plaats voor de opvoedkundige zedenroman. De nadruk lag op de psychologie, het
innerlijk en de karakterontwikkelingen van de personages. De zedenroman maakte duidelijk
wat goed en slecht gedrag was, ze hadden een vormende waarde. Soms worden de
zedenromans als briefroman geschreven (Richardson). Het vergrootte de illusie van echtheid
en ieder personage kon getypeerd worden door een eigen wijze van uitdrukken. Een
zedenroman speelde in een herkenbare omgeving en werd bevolkt met personages die als
vertrouwd werden ervaren. Wat in zo’n roman gebeurde, mocht niet onwaarschijnlijk
aandoen. De lezers kwamen via de ontwikkeling van de personages tot de inzichten die de
auteurs over wilden brengen.
Sentimentalisme
Een bekend voorbeeld van een sentimentele roman is Julia van Rhijnvis Feith. In Julia draait
het om de liefde tussen Julie en Eduard. Deze liefde wordt beproefd door de onmogelijkheid
van een huwelijk. Julia en Eduard tonen gevoelsverfijningen, het zijn personages met
subtiele gevoelens. Feith probeerde de gemoedsaandoeningen te intensiveren door een
verheviging van de ruimte; sombere dennenbossen, de zee die tegen de rotsen beukt. Feith
zocht in zijn roman naar een emotionele effectwerking.
Download