8 augustus 2010, 19de zondag door het jaar Sint

advertisement
8 augustus 2010, 19de zondag door het jaar Sint Augustinuskerk (Lc 12,35-40) C
Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht (Lc
12,40). Dierbare broeders en zusters, je staat ervan te kijken, hoe van het ongewisse dikwijls
een lolletje wordt gemaakt. Kansspelen en waaghalzerij zijn belangrijke vermaken geworden.
Vanuit een overtrokken zelfbewustzijn waarin men meent alles in de hand te hebben,
schrikken mensen er niet voor terug, zich zelfs van het ongewisse meester te willen maken, en
dat dan als puur tijdverdrijf.
In dat verband moet de uitspraak van Jesus wel een beetje vreemd overkomen, nu Hij
ons vraagt bereid te zijn om klaar te staan voor een ogenblik dat je niet kunt plannen; maar dat
op een goed moment, weliswaar niet door ons beschikt, wel zal aantreden. Weest bereid, want
ge kent dag noch uur, klinkt voor onze moderne oren zelfs een beetje bedreigend. Toch gaat
het over niets anders dan over wat de houding van de gelovige moet zijn. Wat de kern is van
het geloven. Jesus roept met deze woorden op tot geloof. En Hij beschrijft er de praktische
consequenties van.
De lezingen van vandaag gaan alle drie over de geloofshouding. In de Hebreeënbrief
wordt het woord geloof zelfs heel uitdrukkelijk genoemd. Door het geloof heeft Abraham
gehoor gegeven aan de roeping van God. Door het geloof heeft hij als vreemdeling vertoeft in
het land dat Hem beloofd was. Door het geloof heeft Sara de kracht tot vruchtbaarheid
ontvangen (Hebr 11). En ook het boek Wijsheid, in de eerste lezing, wil niets anders dan
aandacht vragen voor de gelovige houding van het volk van God. Het volk Israel verwachtte
immers vol vreugde de vervulling van de belofte. Zo kon het uitzien naar de redding van de
rechtvaardigen. Het stond klaar voor de uittocht uit Egypte, toen alle families met de lendenen
omgord en de staf in de hand, het Paasmaal stonden te eten. Houd uw lendenen omgord en uw
lampen brandend, zegt ook Jesus.
Jesus zegt het als een tweede Mozes. Ook de gelovigen dienen bereid te zijn en klaar
te staan. Jesus roept hen op om de vleespotten van Egypte te verlaten, om niet bij alleen maar
materiële zekerheid te blijven zitten, maar om je toe te vertrouwen aan Gods geleide, dwars
door de zee en de woestijn. De gelovige mensen dragen de tekenen van hun bereidheid al met
zich mee: in het doopsel zijn ze de Rode Zee doorgetrokken, en in de woestijn van dit leven
worden ze dagelijks gevoed met brood uit de hemel.
Maar als het alleen bij die tekenen zou blijven, gebeurt er echt te weinig. Vandaar
Jesus’ oproep dat we ons telkens en telkens weer een houding dienen in te oefenen van
verwachting. Vol verwachting klopt ons hart. Een houding die het niet bij het oude en
afgeleefde laat, die niet blijft treuren om het voorbije, noch overspannen uitziet naar een
zelfbedachte toekomst. En daarom zegt Jesus niet alleen: Houdt uw lendenen omgord, maar
voegt Hij er nog aan toe: En houdt uw lampen brandend. Klaar staan en bereid zijn wordt
gecombineerd met waakzaamheid. Uitzien naar de vervulling van de belofte is geen passief
toezien, maar betekent ontvankelijk zijn en goed opletten. Het betekent, alles wat er gebeurt
om je heen en bij jezelf, in de gaten houden. En, geholpen door Gods genade, met die kennis
komen tot een positief handelen.
Bepaalde uitwendige tekenen van geloof staan op het ogenblik onder druk. Is het niet
het klokgebeier in Tilburg of het kruisbeeld in Italië, dan zijn het wel de hoofddoekjes in
Frankrijk of in ons land, al naar gelang de soorten klagers. De zogenaamde neutrale
maatschappij wil van uiterlijke godsdienstige kentekenen liever niet meer weten. Zij ziet er
onmiddellijk het spook van het terrorisme in. Dat wel, terwijl zij zich nauwelijks druk maakt
over het kijkgeweld in de zich opdringende reclames, noch over de talloze moorden en
wandaden die voor iedereen iedere dag zomaar op de TV te bekijken vallen.
Geloof wordt door sommigen nogal gemakkelijk aangezien voor fundamentalisme. En
godsdienst wordt door sommigen voor het gemak maar meteen ideologie genoemd. Dat zijn
pogingen om de eigenheid van het geloven onder te brengen in het jargon van de
buitenstaander. Maar wanneer de maatschappij zelf niet kan zorgen voor heldere en
afgegrensde begrippen, dan gaat er van alles door elkaar lopen. Dan wordt bijvoorbeeld
vrijheid van meningsuiting heel gemakkelijk vrijheid om te kwetsen. Zonder respect voor
elkaar zullen we zeker verloren lopen.
Jesus vraagt de lampen brandend te houden. Hij doelt niet alleen op het licht dat we
zelf nodig hebben, opdat het voor onze eigen voeten schijnt op het pad dat we persoonlijk
moeten gaan; maar Hij bedoelt ook dat zijn licht schijnen mag in de gemeenschap van mensen
als geheel: in een stad, in een land, om het samen met elkaar leefbaar te houden.
En terwijl het geloof van de christen niet uit hoeft te zijn op politieke macht, mag toch
de boodschap van Christus zich niet beperken tot het privé leven alleen. Zij zegt ook iets over
het leven van ons allen samen, in de maatschappij: opdat het leven zo ingericht wordt, dat er
een vorm van vrede heerst, waarin de mensheid haar zoektocht naar God kan volbrengen.
Amen.
8 augustus 2010, 19de zondag door het jaar Sint Augustinuskerk (Lc 12,35-40) C
INLEIDEND WOORD
Dierbare broeders en zusters, in het evangelie van vandaag drukt Jesus ons op het hart onze
lampen brand te houden.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft die woorden van de Heer vertaald in haar
Pastorale Constitutie Over de kerk in de wereld van deze tijd. Zij zegt daarin: Bij alle hulp die
de Kerk aan de wereld geeft en in alles wat zij van de wereld ontvangt, beoogt zij slechts één
doel: dat het Rijk van God mag komen en het heil van de mensheid werkelijkheid wordt. De
Kerk meent dat zij door haar afzonderlijke leden en door haar gemeenschap als geheel, veel
zal kunnen bijdragen om de samenleving en haar geschiedenis menselijker te maken.
Dierbare broeders en zusters, dat is een opdracht voor de Kerk, het is een opdracht
voor ons. En daarom dienen we onze lampen brandend te houden, zoals Jesus van ons vraagt.
Belijden wij aan het begin van deze viering, dat we mensen zijn. Belijden wij onze schuld
voor God en voor elkaar.
VOORBEDEN
Celebrant:
Bidden wij nu tot God de Heer. Wij zijn het volk dat de Heer heeft tot God, de natie door
Hem tot zijn erfdeel gekozen.
Lector:
Bidden wij voor de Kerk. Dat zij voldoende wijsheid mag ontvangen om de verscheidenheid
aan geloofsuitingen in eenheid te bewaren, zowel door de wijze inzet van toegewijde herders
als door het inzicht van bewuste gelovigen. Laat ons bidden …
Bidden wij voor de christenheid. Vanuit haar geloof heeft zij in Europa woestijnen in cultuur
gebracht. Dat zij ook in onze tijd haar lampen brandend houdt en die niet laat uitdoven. Dat
zij zich haar eigen geloofsuitingen niet laat ontnemen door onoplettendheid, maar dat zij
waakzaam blijft. Laat ons bidden …
Bidden wij voor de wereld. Dat de tekenen van hoop die onze Verlosser heeft nagelaten -zijn
vrede en zijn liefde- ook door de wereld mag worden gezien en erkend. Laat ons bidden …
Bidden wij voor de intenties die werden opgeschreven in het Boek van Dank en Zorgen en
voor hen die ze opschreven. Laat ons bidden …
Gedenken wij onze overleden dierbaren. Met name noemen wij (zie AA). Dat zij mogen leven
in Gods eeuwig Licht. Laat ons bidden …
Celebrant:
Heer God onze Vader, …
Download