Zondag 6 januari 2013, Hoogfeest Openbaring des Heren, Sint Augustinuskerk (Mt 2,1-12) Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Dierbare broeders en zusters, lijkt het geen sprookje, dit evangelieverhaal? Een sprookje dat al eeuwenlang wordt doorverteld. Het aloude verhaal waarin het koningskind door drie mede-koningen wordt ontdekt en herkend, ondanks zijn uiterst eenvoudige ouders en hun armelijke omgeving. Toch zou ik het liever géén sprookje noemen. Want met de ontdekking door de drie koningen zijn de concrete omstandigheden van het kind niet bijster veranderd. Blijkbaar is ondanks het goud, het schamele bestaan van de ouders niet ingewisseld voor een beter. Bij het horen van de blijde boodschap, zijn het niet de ouders van toen, maar zijn wij het, die de kans krijgen onszelf in te wisselen om andere mensen te worden; om samen met de wijzen langs een andere weg naar huis terug te keren. Het evangelie spreekt overigens niet van koningen maar van wijzen, wijzen uit het Oosten. Misschien waren het er drie, maar het kunnen er ook vijf of zes zijn geweest. Want goud, wierook en mirre willen vooral iets zeggen over de status van het kind. De drie gaven spreken zich niet uit over het exacte aantal van hen die de gaven meebrachten. Laten we vandaag de wijzen volgen op hun weg. Hun weg vertrekt vanuit de wetenschap, en leidt naar de oorsprong van alle kennis: het goddelijk Woord waardoor alles is geschapen. ‘Wijzen’ staat er in het evangelie. Bedoeld zijn: sterrenwichelaars, astrologen, wetenschappers, zij die met behulp van hun kennis over de loop der sterren, ook meenden iets te kunnen zeggen over de loop van het leven. Het observeren van de sterren is in het Oosten begonnen. Het bestuderen van de wetmatigheid in het heelal is nog steeds, en sinds lang ook in het Westen, een boeiende wetenschap. In onze tijd hebben de resultaten van allerlei vormen van wetenschap onze intense belangstelling, niet alleen de astronomie maar bijvoorbeeld ook de medische wetenschap of de technologie. De medische wetenschap bestudeert de wetmatigheden van het menselijk lichaam. Ze probeert middelen te vinden om in het lichaam onregelmatigheden, zoals ziekten, door een genezingsproces weer op het rechte spoor te brengen. Echt van alles wordt er bestudeerd: het ontstaan van het heelal, het ontstaan van de aarde, het ontstaan van de mensensoort, het ontstaan van het menselijk leven in de moederschoot; noem maar op. Door het voortschrijdend inzicht van wetenschappers komen er telkens nieuwe kansen en mogelijkheden vrij, die vroeger niet gekend waren. Helaas is het niet zo dat iedere nieuwe mogelijkheid tegelijk een nieuwe kans betekent. Als je door het afsteken van geävanceerd vuurwerk brand kunt veroorzaken, dan is dat wel een mogelijkheid, maar we noemen het geen nieuwe káns. Aan het begrip ‘kans’ is immers de voorwaarde verbonden dat het om een positíeve mogelijkheid gaat. Tussen al die onderzoekingen naar de leefaspecten van de mens, is er een heel speciale vorm van onderzoek waarin de mens bezinnend op zoek gaat naar de uiteindelijke zin van zijn bestaan. Het is geen specialistisch onderzoek maar wel speciaal; omdat iedere mens daarin zijn eigen weg heeft te gaan. Soms kan de wetenschap je een beetje helpen, maar het uiteindelijke antwoord op de zin van je bestaan kan zij je niet geven. Wetenschap wijst immers vooral op de grenzen van ons bestaan, de fysieke en logische grenzen, en wat er zich binnen die grenzen aan mogelijkheden voordoet. Om over die grenzen heen te kijken, nemen wij onze toevlucht tot geloven. Ons geloven heeft speciale, om zo te zeggen ‘gespitste’ oren, waarmee het hoort van wonderlijke zaken: God die mens wordt; de dood die overwonnen wordt door het leven; het goede dat zal zegevieren ondanks alle weerstreving; het niet aflatende verlangen naar absolute voldoening. Om te kunnen geloven heb je een of andere vorm van licht, van verlichting nodig; of een wonder, een wonderlijke zaak waar je over versteld staat. Zo’n wonderlijke zaak verschijnt als een ster aan de hemel. Je blijft er maar naar kijken, naar die ster. En terwijl je voortgaat op je weg, gaat de ster met je mee. Misschien hebt u als kind ‘s avonds onder het lopen op straat wel eens naar de maan gekeken. Terwijl je doorging met lopen, ging de maan met je mee. Zo gaat het ook met de lichtende ster. Van dat fragiele sterrenlicht kun je je ogen nauwelijks afhouden, het laat je niet los. Soms is het even weg, maar terwijl je je weg vervolgt, verschijnt het weer, weldra en onweerstaanbaar. Broeders en zusters, zo’n soort zoektocht, de ogen gericht houdend op het licht, leggen mensen af; volwassen mensen die zich, op een bepaald ogenblik, bewust, in geloof aan Jesus Christus overgeven. Ze hebben gezocht en gevonden, en al vindende, blijven ze voortgaan om steeds intenser te zoeken. Ze kwamen ooit aan bij de Heilige Schrift, Gods woord in lettertekens. Nu willen ze zich aansluiten bij Jesus de Gezalfde, Gods Woord dat mens werd. In hun kindertijd hadden zij van dat Woord al gehoord, maar nu mogen ze Hem zien met de ogen van het geloof. Hem in geloof te zien zal hun vreugde om Hem nog intenser maken. Zo groeit niet alleen het geloof, maar ook hun liefde. De Geest van de waarheid ontsteekt in hen het vuur van zijn liefde. Door die liefde aangevuurd, zullen zij, na het kind erkend te hebben, als volwassen gelovigen naar huis terugkeren. Is het zo ook niet met de wijzen uit het Oosten gegaan? Misschien herkent u dit scenario wel, bij anderen, of bij uzelf. Amen. Zondag 6 januari 2013, Openbaring des Heren, Sint Augustinuskerk (Mt 2,1-12) INLEIDEND WOORD Dierbare broeders en zusters, vandaag vieren wij het hoogfeest van Epifanie: de Openbaring des Heren. Vanouds wordt dit feest ook wel ‘Driekoningen’ genoemd. We gedenken vandaag dat het Woord van God uit den hoge, zich in Jesus van Nazareth heeft bekend gemaakt. Het goddelijk Woord heeft zich niet willen beperken tot het Joodse volk alleen, maar het spreekt tot alle mensen, tot alle volkeren op aarde. Dat betekent dat God wil, dat alle mensen Hem leren kennen, niemand uitgezonderd. Gods zegen en heil zijn bestemd voor alle volkeren, voor heel de wereld. Gods Woord wil zo helder en klaar mogelijk worden gehoord, opdat zijn licht helder en klaar wordt gezien door alle mensen van goede wil. Belijden wij aan het begin van deze viering, voor God en voor elkaar, dat wij ménsen zijn. Dat wij de kansen, die Hij ons schenkt, telkens opnieuw, hard nodig hebben. VOORBEDEN Celebrant: Bidden wij nu tot God die zich als een goede vader aan alle volken wil laten kennen. Lector: Bidden wij voor mensen die bevangen zijn door duisternis en angst; die hun macht zien aangetast. Voor de tirannen en dictators, groot en klein. Dat zij het mededogen van God, de almachtige Vader, leren kennen. Laat ons bidden … Bidden wij voor de mensen die ongevoelig zijn voor het wonder van de schepping. Die haar wel willen bestuderen, maar haar niet willen erkennen als het werk van God. Dat zij hun hart open zetten voor de blijde boodschap van Gods scheppend Woord. Laat ons bidden … Bidden wij voor de mensen die God zoeken; die zich openstellen voor het onbekende. Dat zij, geleid door de Heilige Geest, op het zien van het ware Licht, vervuld worden van overgrote vreugde. Wij bidden ook voor hen die zich voorbereiden op het ontvangen van de sacramenten van Doopsel en Vormsel. Dat zij zich in de Kerk mogen verheugen over de Weg, de Waarheid en het Leven die Jesus Christus is. Laat ons bidden … Bidden wij voor de intenties die werden opgeschreven in het Boek van Dank en Zorgen en voor hen die ze opschreven. Bidden wij voor de zieken die we kennen. Dat zij sterkte, troost en genezing mogen ontvangen. Laat ons bidden … Gedenken wij onze overleden dierbaren, met name noemen wij (zie AA). Dat zij mogen leven in Gods eeuwig licht. Laat ons bidden … Celebrant: Heer God onze Vader …