Onderzoeksvoorstel: vernieuwing van binnen uit, een inleiding Deze notitie is bedoeld om in hoofdlijnen neer te zetten waar mijn onderzoek over gaat en waar het aan wil bijdragen. Dit onderzoek begint met een breed scala aan vraagstukken, gedachten, fascinaties met betrekking tot het vermogen van collectieven (organisaties) om kunnen vernieuwen ‘van binnenuit’. De basis voor dit onderzoek is de praktijk van organisatie ontwikkeling en verandervraagstukken waaraan ik de afgelopen 20 jaar, als professional (adviseur, veranderaar, programma ontwerpen en manager, actie onderzoeker) mijn bijdrage lever. Uit deze praktijkervaring is een ‘eigen aanpak’ ontstaan om organisaties en groepen te ondersteunen veranderingen uit eigen kracht waar te maken of, in andere woorden, het collectieve leervermogen van organisaties te verhogen. Deze aanpak hebben we een platform voor vernieuwing genoemd. In deze aanpak bouw ik voort op het wetenschappelijke werk van Wierdsma (1999), Homan, (2005), Baets (1998), Zandee (2008). Het werk van bovengenoemde is een belangrijke basis voor mijn aanpak. Wierdsma geeft bijvoorbeeld in zijn proefschrift concrete constructieregels en interventie-aanwijzingen een methodiek voor collectieve competentie verhoging. Deze methodiek heeft hij beschreven tegen het licht van een conceptueel kader (opvattingen, theoretische begripsvorming) van kennis- en organisatie ontwikkeling en veranderprocessen. De methodiek voor collectieve competentieverhoging (MCC) is in nauwe samenwerking met een grote hoeveelheid organisaties van verschillende pluimage uitgeprobeerd en verder ontwikkeld. Met mijn promotie onderzoek wil ik de kennis en ervaring, maar vooral de vragen en lastigheden onderzoeken die het (verder) toepassen en ontwikkelen van dit concept heeft opgeleverd. Je zou kunnen zeggen dat het hier om het kritisch bevragen, verfijnen en aanscherpen gaat van de (tussen) resultaten van zijn onderzoek na meer ervaring in de praktijk. Dit wil ik doen door 1) een actie en casus onderzoek in lopende programma’s 2) een evaluatie met betrokkenen (van binnen en van buiten) van casussen uit het verleden en 3) een reflectie op de mijn ervaringen en rol als onderzoeker. Wat houdt mij bezig. De kern van het kunnen vernieuwen van binnenuit betreft het zelforganiserend vermogen, actorschap (eigenaarschap) en het kunnen hanteren van multiperspectiviteit (meerstemmigheid). De vraag die mij in mijn praktijk steeds bezighoudt is; wat moeten we van buitenaf doen om duurzame vernieuwing van binnenuit te bewerkstelligen? De paradox die hierin verborgen zit is dat zelforganisatie, actorschap en een multiperspectiviteit lastig van buitenaf (en vanuit een perspectief) te regisseren is. Het vernieuwen van binnenuit vraagt mogelijk een heel andere benadering dan het vernieuwen van buitenaf. Een andere paradox is het die ‘van binnen’ en ‘van buiten’; wanneer ben je als deelnemer binnen, buiten en wanneer als begeleider, onderzoeker? Wat is binnen, buiten? Vanuit een systemisch perspectief brengen we veel binnen wanneer we samen aan de slag gaan, welke rol we ook hebben. In de praktijk zal dit steeds door elkaar lopen. De uitdaging is om in het onderzoek hier rekening mee te houden…gebruik van te maken. Als onderzoeker ben ik geinteresseerd in de vraag hoe je van binnenuit vernieuwing creert, als onderzoeker kan ik dus met deze vraag rondlopen in organisaties, ik kan ook vragen aan anderen om met deze onderzoeksvraag rond te lopen in organisaties. Tegelijkertijd 1 hoop ik dat dit onderzoek bijdraagt aan het verbeteren van kennis, inzichten, instrumentarium en vaardigheden van ons als adviseurs, begeleiders, veranderaars. De hypothese is dat vernieuwen van binnenuit vraagt om interactie, samenwerken , bepaalde (onderzoekende) interactie tussen verschillende actoren met verschillende perspectieven (standpunten), verschillende logica’s, verschillende belangen. Maar ook om andere ordeningen, andere taal van buitenaf. Het gaat hierbij niet om te zoeken naar betere modellen van de werkelijkheid om de omgeving inzichtelijk te maken, maar om op zoek te gaan naar betere modellen voor collectief handelenIn de afgelopen jaren komen een aantal vragen steeds terug in onze evaluaties van en reflectie op ons werk; De belangrijkste noem ik hier op; Wat brengt mensen in organisaties in beweging? Hoe ziet die beweging eruit? En hoe leidt die beweging tot blijvende vernieuwing van de sociale context? Welke coordinerende mechanismen kenmerken sociale vernieuwing? Welke condities zijn essentieel voor duurzame vernieuwing? Wat zijn werkbare overeenkomsten met alle actoren? Wat zijn werkbare éerste stappen? Wat blokkeert en wat maakt mogelijk? Wat maakt ‘tegenbewegingen (waar vernieuwing stagneert) vaak zo dominant en krachtig? Hoe kan individuele en collectieve ontwikkeling elkaar versterken (in plaats van verzwakken)? Hoe kan sociale vernieuwing minder afhankelijk zijn van individuele eigenschappen van mensen?Hoe verbeteren we als professionals in organisatie ontwikkeling en verandering onze werkwijzen? En wat zijn betere werkwijzen? Hoe kunnen we met minder inspanning en minder kosten? Ik realiseer me dat de grote hoeveelheid vragen en het brede domein die deze vraagstukken beslaat, teveel is voor een promotie onderzoek. Ik realiseer me ook dat de vraagstukken nog geen onderzoeksvraagstukken (in wetenschappelijke zin) zijn. Maar om te kunnen beginnen is een eerste stap of focus nodig. Kern van de onderzoeksvraag is hoe creeren we vernieuwing van binnenuit; van binnenuit en buitenaf en welke kennis is daarvoor nodig. Dat wil zeggen de blijvendheid, de mobiliseerbaarheid (genereerbaarheid), de toepasbaarheid en de overdraagbaarheid van de kennis (c.q. wat die kennis tot stand brengt) die in een specifieke context (werk- en leeromgevingen) en in specifiek leer- of veranderproces wordt opgedaan. Deze Kennis over het leren en vernieuwen van organisaties (maatregelkennis) blijkt niet zomaar overdraagbaar en toepasbaar in organisaties. Constructie- of praktijkregels, voorschriften, methoden etc voor het leren van collectieven en organisaties zijn waardevol als taal of als ordening voor het ontwikkelen van platformen, interventies, programma’s en veranderprocessen in samenwerking met actoren. Als zodanig is dit echter niet de kennis die tot blijvend anders handelen leidt. Mogelijk vraagt dit een ‘meta reflectie op de opgedane kennis (voor vernieuwing van binnenuit) in het proces. Het gaat mij er dus niet om de eigenschappen van de organisatie, van de vernieuwing, van het vehicel (Interventure, platform, programma) te onderzoeken maar om te onderzoeken hoe we die vernieuwing creeren. De sleutel zie ik in het doen van onderzoek. Onderzoek als een (leer)proces, als een competentie en als een interventie (*). Onderzoek als een basis voor duurzaam leren, veranderen en vernieuwen. Mijn ervaring De aanpak waarmee ik de afgelopen jaren heb geexperimenteerd en heb uitgewerkt met collega’s is gericht op het vergroten van het vernieuwend vermogen van de sociale context. Verbetering en vernieuwing komen tot stand door stappen te zetten (directe interventies en acties) die ervan uitgaan dat in complexe sociale context, vernieuwing en verandering het beste tot stand komt in interactie met de betrokkenen. Deze benadering is 2 gericht op een collectief vermogen om problemen op te lossen. Voorbeelden zijn large scale interventions (Holman & Devane 1999) Systems thinking (Checkland, 1991, Wierdsma 1999) en Fourth Generation Evaluation (Guba en Lincoln, 1989). Hierin werken een grote diversiteit aan betrokkenen gezamenlijk aan betekenisgeving van een diversiteit aan vraagstukken (de Zeeuw 1980). Doel van deze aanpak -in brede zin- is om het leren in organisaties effectiever en duurzamer te maken. Een ‘vehikel’ te creeren dat mensen uitdaagt zelf betekenis te geven aan hun gemeenschappelijke taak en functie, te experimenteren met andere werkwijzen, ongewone acties te ondernemen, samen te werken, verantwoordelijkheid te nemen, de kwaliteit van de samenwerking te bespreken en zelf te onderzoeken wat werkt en wat verder ontwikkeld moet worden (Sigaloff et al, 2006) . Ik heb hier samen met collega’s aan gewerkt als reflective practionners en de aanpak met steeds nieuwe inzichten verbeterd. We hebben onder meer samengewerkt met het Centraal Bureau voor Statistiek, de Sociale Verzekeringsbank, Rijkswaterstaat, het openbaar Onderwijs Den Haag, Heijmans, DHL en Vitens. In een aantal publicaties zijn deze reflecties beschreven en lessons learned, nieuwe vragen en thema’s en ideeën zijn opnieuw in de praktijk uitgeprobeerd en getoetst (Moeskops et al, 2005, Nabben et al, 2006, Sigaloff et al, 2007, Sigaloff et al, 2007, Thölke et al, 2006). Het onderzoeksvoorstel is in wezen een voorstel voor het nog krachtiger inzetten van onderzoek in een bestaand onderzoek naar het ondersteunen van vernieuwing van binnenuit. Op die manier kunnen we gefundeerder te werk gaan, meer helderheid creëren over onze aanpak, en dat wat we doen explicieter en onafhankelijker van onszelf maken. Vernieuwing en verandering blijkt maar ten dele en ook niet in alle gevallen succesvol te kunnen worden ‘áangestuurd’ door interventies van buitenaf (nieuwe concepten, ideeen, nieuw beleid, opleidingen, verandertrajecten, cultuurveranderprogramma’s) De aanpak veronderstelt dat situaties maakbaar zijn, te sturen, vanuit een perspectief te ordenen en te voorspellen zijn en dat een succesformule die elders heeft gewerkt in allerlei omgevingen werkt. Vaak worden bij gebrek aan succes het beleid of de (nieuwe) concepten ter discussie gesteld. Het punt dat ik wil maken is dat er vaak iets mis is met de wijze waarop het wordt ‘ingevoerd’. Er wordt niet gekeken naar wat er is; alsof men iets in een ‘lege doos’ stopt. Daarnaast wordt vaak de relatie tussen entiteiten verwaarloosd. Verandering en vernieuwing wordt afhneklijk gemaakt van individueen of van een model in plaats van van collectieven en van de samenhang tussen die modellen, concepten en het werk dat mensen doen.. In mijn nieuwe werkomgeving (Hogeschool Arnhem Nijmegen) kom in in aanraking met scholen en andere onderwijsinstellingen. Vanuit mijn achtergrond als organisatie ontwikkelaar en veranderkundige verwonder ik me over de wijze waarop vernieuwing in deze sector wordt aangevolgen. Onderwijsvernieuwing wordt primair gezien als het verbeteren van de onderwijspraktijk (dus van het primaire proces). Veel interventies die van buitenaf worden ingezet om deze onderwijsvernieuwing te bewerstelligen mislukken (Dit is ook de basis van het maatschappelijk debat van de afgelopen jaren m.b.t. het onderwijs). Tegelijkertijd is juist in het onderwijsmanagement worden de tegenstelling tussen ópleiden en ontwikkelen, blauwdrukdenken, planmatige veranderen en meer ‘groendruk’ denken, interactief en participatief veranderen veelvuldig besproken. In de discours rondom onderwijsvernieuwing worden de ‘nieuwste’ concepten over leren, veranderen en vernieuwen omarmt, maar in de praktijk blijken deze concepten weinig steun te bieden aan de managers en professionals die ermee aan de slag ‘moeten’, veel interventies van buitenaf leiden tot stroperigheid, polemiek en zelfs verslechtering van de onderwijspraktijk. De onderwijssector kan in dergelijke situaties niet terugvallen op aan- of 3 bijsturing vanuit machtsposities of op de ‘motor’ van economische urgenties zoals dat vaak in het bedrijfsleven gebeurt in dergelijke situaties. In proces: Concrete onderzoeksvragen, theoretische inbedding, Methodologie, Onderzoeksplanning 4 5