Deze tekst werd aangeleverd door professor K. Haustermans voor iedereen die meer informatie wenst over protontherapie in België Uitbouw van een centrum voor protontherapie in België Samengevat Protontherapie een innovatieve vorm van radiotherapie als antikankerbehandeling met belangrijke medische voordelen bij welbepaalde indicaties. Protontherapie is op dit moment (nog) niet beschikbaar in België. Wel wordt er een vergoeding voorzien om de patiënten bij wie protontherapie geïndiceerd is te laten behandelen in de beschikbare centra in het buitenland. Uit verschillende studies is gebleken dat het aantal indicaties voor protontherapie binnen België voldoende is voor een voltijdse bezetting van één centrum voor protonentherapie. Bovendien blijkt investering in protontherapie een duurzame keuze, ook in het licht van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in koolstof-ion therapie, en is de technologie op dit moment voldoende matuur en commercieel beschikbaar. Een consortium van UCL/St Luc en KU Leuven/UZ Leuven, mede gesteund door de experts van UZ Gent en Bordet, willen de handen in elkaar slaan om in België op korte termijn één gezamenlijk onderzoeks- en behandelcentrum voor protontherapie uit te bouwen, binnen een context van gedegen medische en strategische samenwerking met alle geïnteresseerde centra en partners. Radiotherapie als behandelmodaliteit Radiotherapie neemt een belangrijke plaats in bij de behandeling van patiënten met kanker. Ongeveer 40-50% van alle patiënten met kanker wordt op enig moment tijdens hun ziekte behandeld met radiotherapie, hetzij als monotherapie, hetzij in combinatie met andere behandelmodaliteiten zoals chirurgie, hormoontherapie, chemotherapie en/of ‘targeted agents’ (gerichte therapie). De meerderheid van de bestraalde patiënten wordt behandeld met curatieve intentie (dus om te genezen), maar radiotherapie speelt ook een belangrijke rol bij palliatie van klachten. Radiotherapie kan plaatsvinden door middel van uitwendige of inwendige bestraling (brachytherapie). Uitwendige radiotherapie wordt vrijwel altijd uitgevoerd met behulp van een lineaire versneller, waarbij afhankelijk van de gewenste dosisverdeling gebruik kan worden gemaakt van elektronen of fotonen. Met behulp van moderne beeldvormende technieken, zoals computertomografie (CT), magnetische resonantie (MRI) en positronemissietomografie (PET) kunnen zowel tumoren als risico-organen beter worden geïdentificeerd en kunnen de biologische kenmerken ervan worden bepaald. Dit kan zowel voor als tijdens de radiotherapie gebeuren zodat de bestraling aangepast kan worden aan de dynamiek van tumoren en gezonde weefsels, “adaptieve radiotherapie” (ART) genoemd. Beeldvorming in combinatie met geavanceerde technieken zoals intensiteit gemoduleerde radiotherapie (IMRT) of rotatietechnieken (Rapid Arc, VMAT) laat toe om de tumor de gewenste bestralingsdosis te geven en de gezonde weefsels optimaal te sparen. Het uiteindelijke doel is het doden van alle kankercellen met zo weinig mogelijk acute en late neveneffecten. Wat is protontherapie? Radiotherapie werkt door absorptie van de stralingsenergie in het weefsel. Wanneer fotonen invallen in weefsels, ontstaan door het Comptoneffect secundaire elektronen en secundaire fotonen met een lagere energie. Deze vertegenwoordigen ca. 70 % van de geabsorbeerde energie. Deze secundaire straling verspreidt zich buiten de volumes die bestraald moeten worden. Secundaire straling veroorzaakt beschadiging van gezond weefsel. Hadronen of geladen deeltjes zoals protonen of koolstof ionen (carbon) geven hun energie niet af door het Comptoneffect. Geladen deeltjes penetreren weefsels met erg weinig afgifte van energie tot vlak voor ze stoppen. Dan geven ze op 1-2 millimeter al hun energie af. Deze energiepiek wordt de Bragg-peak genoemd en staat symbool voor hadrontherapie. Was er voor de Bragg peak al erg weinig dosisafgifte, dan is er helemaal geen meer na de Bragg peak. Er wordt ook geen secundaire straling opgewekt. De fysische kenmerken van geladen deeltjes laten dan ook toe om meer gezond weefsel te sparen dan wat zelfs theoretisch met fotonen mogelijk is, met als gevolg minder bijwerkingen, inclusief secundaire kanker en de mogelijkheid om de bestralingsdosis te verhogen zonder toename van bijwerkingen (figuur 1). Figuur 1 : Vergelijking van de dieptewerking van protonen- en fotonenbundels. De fotonendosis neemt exponentieel af met de diepte (zwarte lijn). Een protonenbundel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de Bragg piek in het gebied waar de protonen halt houden (donkerblauwe lijn). Door het over elkaar heen laten vallen (lichtblauwe lijn) van een groot aantal protonenbundels met een verschillende energie is het mogelijk om een homogene dosisverdeling te verkrijgen (‘spread-out Bragg peak’; SOBP) in het doelgebied. Deze schematische afbeelding laat zien hoe met een enkele protonenbundel een dosisverlaging kan worden bereikt in het gebied voor en achter het doelgebied. In praktijk wordt bij zowel fotonen- als protonenbehandeling gebruik gemaakt van meerdere bundels uit verschillende richtingen. Koolstofionen hebben het bijkomende voordeel t.o.v. protonen dat ze een hogere relatieve biologische efficiëntie (RBE) hebben, doch de biologische efficiëntie is sterk afhankelijk van de kenmerken van de tumor en van verschillende normale weefsels (Technical report 461, IAEA and ICRU, Relative Biological Effectiveness in Ion Beam Therapy, 2008). Meer onderzoek is nodig om deze RBE-waarden bij patiënten te kennen. Welke zijn de voordelen van protontherapie? Protontherapie leidt altijd tot lagere bestralingsdosissen op gezonde weefsels dan fotonen en is daarom een superieure bestralingsvorm in vergelijking met fotonenbestraling. Dit past in het algemene ALARA (as low as reasonably achievable) principe van radioprotectie. Daarom bestaat er in Europa en Noord-Amerika een consensus om ook zonder gerandomiseerde fase III studies protonen te verkiezen boven fotonen in situaties waar de dosis op gezonde weefsels zo laag mogelijk moet worden gehouden of daar waar kritieke organen de toediening van een standaard bestralingsdosis verhinderen. Voorbeelden zijn respectievelijk kinderen met kanker en tumoren aan de schedelbasis. Het gaat om 200-250 patiënten per 10 miljoen inwoners per jaar voor de huidige standaardindicaties voor protontherapie. Indicaties voor protontherapie Zowel in de internationale literatuur als binnen het geconsulteerde netwerk van experts bestaat er consensus over welke pathologie als “standaard indicatie” in aanmerking komt voor protontherapie. Uit de feasibility studie van hadrontherapie in België, uitgevoerd in 2013 worden volgende indicaties voor protontherapie weerhouden: Bij kinderen (<15j) : Chordoma van de schedelbasis, (paras)pinaal Chondrosarcoma van de schedelbasis “adult soft tissue” sarcoma , (para)spinaal Sarcoma van het bekken Rhabdomyosarcoma Ewing's sarcoma Retinoblastoma “Low-grade” glioma Ependymoma Craniopharyngeoma Parenchymale tumoren van de pijnappelklier Esthesioneuroblastoma Medulloblastoma / primitieve neuroectodermale tumoren (PNET) Germinoma van het centraal zenuwstelsel Niet resecteerbaar osteosarcoma Andere: te specifieren: …… Bij volwassenen : Intraoculair melanoma Chordoma van de schedelbasis, paraspinaal of sacraal Chondrosarcoma/sarcoma van de schedelbasis, paraspinaal of sacraal Meningioma Arterio- veneuze malformaties (AVM), intracerebraal Medulloblastoma Malignant mucosal melanoma “ “Adenoid cystic carcinoma” Carcinoma van de speekselklier Andere: te specifieren: …… Om dergelijke patiënten aantal te behandelen, volstaat een “single compact room” met één gantry. Naarmate lopende studies de meerwaarde van protontherapie verder zullen onderbouwen, wordt verwacht dat het aantal indicaties zal toenemen. Op dat moment zal geëvalueerd moeten worden of en in welke mate uitbreiding wenselijk is en waar deze prioritair gelokaliseerd wordt, hetzij aansluitend bij het bestaande protonencentrum, hetzij op een andere locatie. Bovendien zal op dat moment vermoedelijk ook meer evidentie over de meerwaarde van koolstofionen beschikbaar zijn. Strategische investeringspartners Als leading partners zien UZ Leuven / KU Leuven en UCL / St. Luc een vruchtbare samenwerking mogelijk. Beide partners zijn proactief op zoek naar mogelijkheden om protontherapie aan te bieden, hebben een zeer complementair netwerk aan verwijzers en beschikken over een sterk uitgebouwde onderzoeksgroep fysica. Ook UZ Gent, als belangrijkste verwijzer van kinderoncologie, is in deze samenwerkingsgroep een belangrijke strategische partner. Niettegenstaande een Belgisch protoncentrum idealiter gelokaliseerd wordt op de campus van een universitair ziekenhuis, veronderstelt dergelijk project uiteraard een ruimer interuniversitair akkoord met intense betrokkenheid van en strategische partnerships met alle universitaire en algemene ziekenhuizen, zowel uit Vlaanderen als Wallonië. Wat dat betreft zal een Belgisch protonencentrum ook een voorbeeld van doorgedreven en onderbouwde samenwerking over de gemeenschappen heen zijn.