Presenting the Project in Bulgarian

advertisement
Het vastleggen van Minimum Sociale Standaarden in
alle Europese landen
Setting Minimum Social Standards across Europe
Samenvatting van het onderzoek en verslagen van Jaar 1
Zomer 2006
Project Partners
www.eapn.ie/standards
Ierland
EAPN Ireland (lead partner)
5 Gardiner Row
Dublin 2
[email protected]
Threshold
21 Stoneybatter, Dublin 7
[email protected]
Combat Poverty Agency
Bridgewater Centre
Conyngham Road
Islandbridge, Dublin 8,
[email protected]
Bulgarije
Perspektiva
PO Box 96
1233 Sofia
[email protected]
Catalonië
CEPS Projectes Socials
C/Boria 17 Principal, Barcelona
[email protected]
Finland
Finnish Ministry of Social Affairs and Health.
Meritullinkatu 8,
PO Box 33, Fin – 00023
[email protected]
Vlaanderen
Vlaams Netwerk Van Verenigingen Waar
Armen Het Woordnemen
Vooruitgangsstraat 323
B-1000 Brussels
[email protected]
Hongarije
National Institute for Family & Social Policy
(Nemzeti Csalad-es Szocialpolitikai Intezet)
1134 Budapest,
Magyarorszag
[email protected]
Norwegen
Welfare Alliance
Storgata 51, 0182 Oslo
[email protected]
Europese Organisaties
European Anti Poverty Network (EAPN)
Rue du Congress 37-41 bte 1
B-1000 Brussels
[email protected]
Europees Sociaal Observatorium
Rue Paul Emile Janson 13
050 Brussels
[email protected]
Inhoudstafel
1 Inleiding en samenvatting
 Het project
 Eerste gedachtewisseling over
sociale standaarden
2
2 Minimuminkomen
4
3 Huisvesting en Accomodatie
7
4 Gezondheid
10
5 Kinderen
114
6 Voorzieningen
16
7 Informatie en Publicaties
17
Dit project werd deels
gefinancierd door de Europese
Commissie. De opinies die men
in dit document terugvindt, zijn
deze van de individuele auteur
en weerspiegelen niet
noodzakelijk de mening van de
Europese Commissie
CommissieCommission.
1
A.
Inleiding en samenvatting
Het project
De Europese Unie ontwikkelt al meer dan een halve eeuw een beleid van politieke
overeenkomst, Europese wetgeving en gemeenschappelijke beleidsvormen in vooral
economische domeinen, zoals de interne markt, de monetaire unie, het
landbouwbeleid, enz. De laatste jaren focust men zich ook meer op een politieke
samenwerking.
Op sociaal gebied, buiten de werkplaats, worden de meeste beleidsvormen ontwikkelt
en toegepast via “zachte wetgevingen” en langzamerhand geformaliseerd via de
“Open Coördinatiemethode” die wordt ingevoerd via de Nationale Actieplannen.
Het twee jaar oude Transnationale Project “Vastleggen van Minimale Sociale
Standaarden in alle landen van Europa” werd door partners in zeven Europese
Lidstaten opgestart en gecoördineerd door EAPN Ierland. Het heeft tot doel om
te bestuderen of de EU een rol kan spelen bij het opleggen van sociale
standaarden die de strijd tegen de armoede kracht bijzetten, meer bepaald via
de Open Coördinatiemethode voor de sociale inclusie en als dit zo is, op welke
manier dit het best kan gebeuren. De partners bestaan uit nationale en
regionale regeringen, onderzoeksorganen en NGO’s in Ierland, Finland,
Vlaanderen (België), Noorwegen, Hongarije, Bulgarije en Catalonië (Spanje) en
twee organisaties op Europees niveau.
Standaarden kunnen “hard”
of “zacht” zijn, in functie van
hun wettelijke status
(dwingend of niet) of hun
graad van preciesie (van
zeer gedetailleerd tot een
eenvoudige opsomming van
gemeenschappelijke regels).
In het kader van de sociale
bescherming op het niveau
van de EU, kunnen de
standaarden variëren van
“hard”, met betrekking tot de
harmonisering van de
sociale beschermingstelsels
en hun voorwaarden of de
toegankelijkheid ervan voor
werknemers uit de EU en
derde landen en wettige
residenten (reglementen)
tosimple harmonisation of
access to information on
social protection schemes.
De bovenstaande thema’s zijn belangrijk voor het publiek dat ontevreden is over
het gebrek aan evenwicht tussen de economische en sociale verwezenlijkingen
binnen Europa. Er waren de debatten over de “Dienstenrichtlijn” van de EU en
de angst dat de uitbreiding en de globalisering op sociaal gebied tot een
catastrofe zou leiden. Dit kadert eveneens in de raadplegingen met betrekking
tot de recente Communicatie van de Commissie over de actieve inclusie van
mensen die ver af staan van de arbeidsmarkt. De bedoeling is te om Europese
basismaatregelen te promoten voor de integratie van mensen die uitgesloten
zijn van de arbeidsmarkt.
Het project wordt gefinancierd door het Sociale Exclusie Programma van de
Europese en medegefinancierd door de Ierse Dienst voor Sociale Inclusie, het
Agentschap voor de Strijd tegen de Armoede en het Finse Ministerie voor
Maatschappelijk Welzijn en Volksgezondheid.
B.
Wat verstaan wij onder sociale standaard?
Standaarden kunnen een “maximum” of een “minimum” vastleggen. Zij kunnen
verwijzen naar plafondwaarden die moeten worden gerespecteerd en dus niet
overschreden of ook naar drempelwaarden die moeten worden bereikt. Het
vastleggen van EU standaarden in sociale bescherming betekent een beweging naar
meer geharmoniseerde integratie van de nationale sociale beschermingsystemen
zodat gemeenschappelijke rechten en privileges van een bepaald niveau kunnen
worden gecreëerd in de hele EU.
In plaats van te proberen om een definitie te vinden die van toepassing zou zijn in alle
omstandigheden, zijn de Projectpartners overeengekomen dat:
In het kader van dit project… betekent een sociale standaard een
reeks van gemeenschappelijke regels en/of wetten waardoor de
overheden de menselijke waardigheid en de fundamentele sociale
rechten kunnen verzekeren, via het waarborgen van een adequaat
niveau van middelen en diensten voor iedereen.
Dit project wil de nadruk leggen op ... minimale sociale standaarden
die een middel zijn om de armoede uit te roeien en die een gelijke
participatie in de maatschappij verzekeren voor iedereen.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
2
C.
Twee stromingen van
ontwikkelings- en
implementeringstanda
arden (OSE WP II)
1. Ontwikkelen van
duidelijke
procedures voor het
vastleggen van
verschillende
standaarden;
opstellen van een
lijst van aanbevolen
of verplichte
standaarden die het
voorwerp van
procedures moeten
uitmaken op
nationaal niveau.
2. Ontwikkelen van
standaarden als een
som van goederen
en diensten. Deze
acties worden meer
in vraag gesteld dan
de eerste reeks,
maar het blijft
mogelijk om de
controverses te
verzachten
Het vastleggen van efficiënte standaarden
Het eerste onderzoeksverslag van het Europees Sociaal Observatorium (OSE)1
verwijst naar de vragen die werden gesteld door Veit-Wilson over welke
standaarden moeten worden vastgelegd:
Waarvoor? Wat is het doel van de standaard? Is dit bijvoorbeeld gelijke
toegang verzekeren tot dienstverlening?
Voor wie? Voor elke burger in de maatschappij of voor een specifieke groep?
Wie zijn de begunstigden, hoe worden ze gedefinieerd en/of als doelpubliek
gekozen?
Voor hoe lang? Wat is de tijdsdimensie van de standaarden, spreekt men in
termen van duur of in beleidsperspectieven
Door wie? Wie legt de regels en voorwaarden van de standaarden vast?
Volgens welke criteria?
D. Onderzoek en discussies over het Project
Het eerste jaar van dit tweejarige project heeft men zich vooral toegespitst op
inkomens- en kwaliteitsstandaarden en op de toegankelijkheid tot diensten en
openbare voorzieningen die aanleiding geven tot een waardig leven.
Daarvoor heeft men zich gebaseerd op:
 Twee verslagen van onderzoek op Europees niveau, die het volgende
bestudeerden
 Hoe minimumstandaarden op dit ogenblik worden toegepast en hoe het
debat vordert op Europees niveau
 Het minimuminkomen
 Zeven nationale en regionale ronde tafels, een in elk land, om de
werkdocumenten te bespreken en af te werken. Deze verslagen bevatten
gegevens over inkomens, in alle landen en een verschillend voorbeeld van
diensten in elk land/regio.
 Discussies op Europees niveau met 3 partners en een seminar.
 Ontwikkeling van een project website, www.eapn.ie/standards.
E. Belangrijkste thema’s
De nationale en regionale ronde tafels van maart 2006 hebben de bestaande
standaarden in het land/regio bestudeerd en men heeft gekeken wat men eruit kon
leren voor de Europese standaarden in de strijd tegen de armoede.
Tijdens alle meetings besprak men het minimuminkomen. Vervolgens heeft men de
standaarden bekeken in een of meer diensten of openbare dienstverleningen. Elke
deelnemer beschikte daarvoor over een spreker van een ander partnerland zodat een
international uitwisseling van informatie mogelijk werd.
De resultaten van deze seminars, de nationale verslagen en de Europese studie
werden besproken op basis van thema’s. Dit gebeurde op het eerste projectseminar in
Vantaa, in Finland, in mei 2006.
Het Project kreeg op die manier een hele hoop informatie, die verder verspreid werd
naar een breder publiek. Onderhavig document werd opgesteld met de bedoeling om
de informatie toegankelijk te maken door een samenvatting te geven en de links naar
de respectieve bronnen te publiceren op onze website of op een ander medium.
De belangrijkste thema’s die in deze seminars werken besproken en die in onderhavig
document worden samengevat, zijn:
Inkomen
Huisvesting
Gezondheid
Kinderproblemen
Openbare voorzieningen
1
Alle landen
Noorwegen, Ierland
Bulgarije, Finland, Ierland
Hongarije, Catalonië
Vlaanderen
OSE Paper I - Issues for Social Standards and social rights
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
3
2
Standaarden voor minimuminkomen
A. Wat is een minimuminkomen?
Een studie die werd opgenomen in het Ierse verslag definieert een Standaard
Minimuminkomen als volgt:
‘een adequate benchmark of standaard is een reeks criteria die het mogelijk maken
om de overeenkomst van inkomensniveaus te evalueren zodat een minimaal
levensniveau kan worden bereikt dat wordt ingeschreven in een formeel
administratief instrument’.
Dit gedeelte baseert zich
op de volgende
documenten van het
Project:



het tweede
werkdocument van
het Europees
Sociaal
Observatorium
documenten en
verslagen van alle
nationale en
regionale ronde
tafels
het Europese
seminar in Vantaa.
Alle projectdocumenten
zijn beschikbaar op
www.eapn.ie/standards/.
Zie pagina 16 voor meer
details.
Het identificeert drie vereisten in een minimuminkomenstelsel:
 Publiekelijke aanvaarding – (moet worden begrepen en algemeen aanvaard
door de maatschappij)
 Methodologisch te verdedigen (de berekeningsmethodes moeten consistent,
solide en betrouwbaar zijn)
 Operationele haalbaarheid (moet efficiënt en werkbaar zijn, niet ingegeven
door financiële redenen of werk-incentive effecten)
Het is duidelijk dat het overeenstemmen van inkomensniveaus kan beïnvloed worden
door:
 Basis levenskosten
 Administratieve criteria zoals belastingen, minimumlonen, enz.
 Maatschappelijk gedefinieerde levenstandaarden
 Inkomens op de arbeidsmarkt
 Individuele behoeften
B. Minimuminkomenstelsels in Europa
Alle EU-lidstaten hebben op dit ogenblik minimuminkomenstelsels, behalve Italië,
Griekenland en Hongarije. In de meeste landen moet het minimuminkomen
aangevraagd worden en houdt het verband met de gezinsamenstelling.
In het document van het Europese Sociaal Observatorium worden de verschillende
vormen en benamingen gegeven voor de minimuminkomens binnen de EU,
belastbaar en niet-belastbaar, en geeft men een werkdefinitie:
“Een gewaarborgd minimuminkomen is een, na onderzoek, niet belastbaar en
universeel gewaarborgd inkomen, dat bestaat om te dienen als (gedeeltelijk)
ultiem sociaal veiligheidsnet met de bedoeling om individuen of gezinnen te
behoeden voor (grote) armoede of een bestaan onder een decente
levenstandaard... Gewaarborgde minimuminkomenstelsels spelen een
specifieke en cruciale rol in de strijd tegen armoede en sociale exclusie, daar
zij het laatste redmiddel zijn van de sociale bescherming en dus een belangrijk
element in de bredere opvangnetten.”
Op Europees niveau worden de minimuminkomenstelsels besproken in het
Samengevoegd Verslag over Sociale Inclusie en Sociale bescherming, maar maken
niet het voorwerp van wet uit.
In alle regionale en nationale ronde tafels erkende men de vitale en complexe
verhouding tussen het minimuminkomen en de minimumlonen en bevestigde dat deze
diepgaand moest bestudeerd worden. Het steeds grotere verband tussen het
minimuminkomen en de “activeringstelsels” en andere voorwaarden tot toekenning
werd eveneens in de meeste lidstaten vastgesteld. Er is de bezorgdheid dat dit het
recht op minimuminkomen zou ondermijnen en afzwakken. Dit leidde tot een hevig
debat over de implicaties van de minimuminkomenstelsels zowel “om werk betalend”
te maken als op de globale concurrentie en vice versa.
C. Minimuminkomen op nationaal/regionaal niveau
Het Minimuminkomen was een algemeen politieke vraag van de partners (NGO’s)
zowel in Bulgarije en Noorwegen, waarschijnlijk de partnerlanden met de armste en
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
4
de rijkste economieën. In Bulgarije heeft het wegvallen van een gewaarborgd
minimuminkomen een drastische vermindering van het inkomen teweeggebracht, een
grotere absolute armoede en ondervoeding en een vermindering van de loonniveaus.
In Noorwegen meent de “Welfare Alliance” dat een adequaat minimuminkomen, dat
nu niet bestaat, een middel is om de armoede uit te roeien.
In beide landen zien de partners dat zowel op economisch als ideologisch vlak
weerstand wordt geboden, met het argument van lage voordeelniveaus als essentieel
element om “werk lonend te maken” en op die manier de lonen en de arbeidskosten te
drukken. De kost daarvan wordt ook voor de schatkist als een belangrijke factor
beschouwd. In Bulgarije heeft de weerstand te maken met de druk van het IMF en de
Wereldbank, terwijl het in Noorwegen eigenlijk van binnenuit is gegroeid. In beide
landen is het aantal “werkende armen” de laatste jaren gestegen.
In Finland is het recht op een minimuminkomen gewaarborgd bij Grondwet, in tijden
van werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom, evenals voor
geboortes en verlies van een kostwinner.
De Belgische wetgeving waarborgt eveneens een minimuminkomen. Dit was het
onderwerp van een vakseminar in de context van de Sociale Inclusie OMC in
november 2005. Dit resulteerde in een aantal nuttige documenten (www.peer-reviewsocial-inclusion.net) die het systeem zowel beschrijven als bekritiseren en waarbij de
omzetting ervan in andere EU-lidstaten werd besproken.
In Ierland en Finland, waar verschillende niveaus worden toegepast voor verschillende
uitkeringen, is er een gemeenschappelijke “basis”, als laatste redmiddel. Een systeem
dat zich baseert op sociale bijstand met inkomensonderzoek dat in het Finse
document wordt beschreven als “universeel model”. In Ierland werd een politieke
beslissing genomen over een minimum gewaarborgd niveau voor de laagste sociale
uitkeringen ontwikkeld na onderhandelingen, in nationale partnerovereenkomsten, met
inbegrip van sociale NGO’s. Het is impliciet - hoewel niet expliciet - verbonden met
gemiddelde lonen in de industrie.
D. De formulering van het debat over een standaard voor het
minimum EU-inkomen.
In het document dat is voorgesteld op de Vantaa Ronde Tafel kunnen mogelijk
dichotomieën ontstaan in het debat over minimuminkomen, zoals:
 Wettelijk ondersteunde versus “doelgerichte of gecoördineerde” systemen
 Absolute (over de hele EU) versus nationale standaarden
 Arbitraire (gebaseerd op politieke beslissingen of nationale consensus) versus
wetenschappelijke (berekend op basis van een overeengekomen formule)
 Minimaal (overlevingsniveau) versus minimum vereisten om volledig deel te
nemen aan de maatschappij
 Onvoorwaardelijk “veiligheidsnet” versus voorwaardelijk (op activering van de
arbeidsmarkt, enz)
 Familiale maatregelen versus individuele maatregelen
 Minimalistisch (om de overleving te garanderen) versus minimalistisch (om de
rijkdom te herverdelen)
 Monetair versus de “levenskwaliteit” (met inbegrip van toegang tot diensten,
levensomgeving, arbeidsomstandigheden, enz.)
E. Enkele ideeën over het EU-minimuminkomen
Er is een algemene consensus over het feit dat het debat over een Europese
standaard voor een minimuminkomenstelsel moet gezien worden in een structuur
van rechten en in een context van algemene visie over de economische en sociale
vooruitgang. Dit veronderstelt een impact op de levenskwaliteit, sociale cohesie,
werkgelegenheid en concurrentievermogen.
Om dit debat te vereenvoudigen, zou het nuttig kunnen zijn om de voordelen en de
nadelen
van
sommige
benaderingen
te
bestuderen
om
de
minimuminkomenstandaarden op EU-niveau vast te leggen.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
5
Deze “optiepakketten” zouden het volgende kunnen bevatten, het ene sluit het
andere niet uit:
Optie 1:
een eenvormig minimuminkomen voor de hele EU
Een uniek minimuminkomensniveau vastleggen in de EU (X€) is op dit ogenblik niet
mogelijk omwille van de enorme inkomensverschillen tussen de lidstaten (en de
toekomstige lidstaten). De bestaande minima in sommige lidstaten zijn soms hoger
dan het gemiddelde inkomen in andere.
Wat wel aangetoond kan worden, is dat in een geïntegreerde economie, er een
absoluut niveau bestaat waaronder geen enkel mens dient te vervallen. Het loont de
moeite te herhalen dat veel kostelijke EU standaarden, zoals water- of luchtkwaliteit,
pollutiecontroles,
productiestandaarden,
voedselveiligheid,
veiligheid
en
gezondheidsystemen, enz., op een absolute manier worden toegepast (na
overgangsperiodes) en dit zowel in rijke als arme lidstaten.
Het werk verricht door het Europese Fonds ter verbetering van de Levens- en
Arbeidskwaliteit ten voordele van de levenskwaliteitindicatoren kan hiervoor als
basis dienen.
Optie 2:
Minima afhankelijk van het economische niveau van de
nationale inkomens
Zulk systeem zou zich moeten baseren op een schaal van monetaire minima,
berekend op wiskundige wijze in elke lidstaat, voor zover er armoede-indicatoren
zijn. De berekeningen moeten gebeuren op basis van het gemiddelde inkomen, het
Bruto Nationaal Product en/of andere variabelen. Deze benadering is wellicht de
meest politiek en publiekelijk aanvaardbare en relatief pijnloos voor de regeringen.
Het is wel aangewezen om de potentiële economische effecten te bestuderen. Dit
heeft het voordeel dat het lidstaten minder stimuleert om investeringen aan te
trekken door de sociale uitgaven te drukken en dus meer belastingen te heffen.
Optie 3:
Het minimuminkomen in verhouding tot een “mand van
essentiële producten” (goederen en diensten)
Het idee van “mand” verwijst naar de meeste nationale verslagen en werd vooral
sterk gepromoot in het Bulgaarse verslag. Het minimuminkomen wordt dan
uitgedrukt in middelen die nodig zijn om een “mand” aan essentiële goederen,
diensten, enz., te verwerven. Deze benadering heeft de verdienste rekening te
houden met de koopkracht en de prijzen, inclusief met het effect van prijswijzigingen
- zoals in het Bulgaarse verslag is opgenomen - die te maken hebben met het
Europese (en globale) Economische integratieproces. Tot op zeker niveau is het
ook onderhevig aan de verschillen in toegankelijkheid tot en de betaalbaarheid van
de dienstverlening – het bedrag dat nodig is om te leven zal beïnvloed worden door
het feit of mensen al dan niet moeten betalen voor adequate gezondheidszorgen,
kinderopvang, huisvesting, enz. Een “mandbenadering” kan ofwel in absolute vorm
(een serie van “vaste maatregelen” voor overleving en hogere drempels), of in
relatieve aanpak, aangepast aan de levenstandaard die in elk land of regio als
aanvaardbaar wordt beschouwd. De Bulgaarse studie brengt argumenten aan voor
een “absoluut overlevingsniveau” op basis van indicatoren/standaarden. Als
voorbeeld van een meer subjectieve benadering geeft men de Ierse “consistente
armoede-indicatoren” aan in de Nationale Anti Armoede Strategie van 1997 die is
afgeleid van een aantal studies die het “armoedeniveau” aangaven en die moesten
worden herzien bij verandering in de maatschappij. In dit geval worden zij gebruikt
om de armoede te bestrijden.
Er kan mogelijk een systeem worden bedacht dat een combinatie maakt van de
“absolute” en de “relatieve” benadering. Dergelijke aanpak wordt, met enige
flexibiliteit, toegepast in Duitsland, maar veronderstelt grote middelentransfers van
rijke naar arme “Länder” en opmerkelijk, een verlies van concurrentievermogen van
de arme “Länder”. Daarnaast kan een naïef toegepast minimum de standaarden in
de rijkere landen “naar beneden trekken”. De Verenigde Naties hebben op een meer
spectaculaire manier, absolute standaarden vastgelegd op Wereldniveau (in de
“Millennium Development Goals”) en op die manier een hogere “relatieve” standaard
toegepast in rijkere landen op basis van het sociale ontwikkelingsproces.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
6
3 Standaarden met betrekking tot huisvesting
A. Nationale en Regionale Huisvestingstandaarden
Het project heeft minimumstandaarden in dit domein besproken, zoals regels, wetten
en praktijken waarbij de overheden de menselijke waardigheid moeten verzekeren en
het fundamentele recht op wonen moeten waarborgen en daardoor bijdragen tot het
bestrijden van de armoede en tot het stimuleren van een grotere participatiegelijkheid
in de maatschappij.
Er worden, door de verschillende regeringen, minimum huisvestingstandaarden
vastgelegd, die betrekking hebben op de volgende domeinen:




Toegankelijkheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid van de huisvesting,
aangeboden door de openbare sector, de privé-sector of NGO’s,
Geschiktheid – de mate waarin huisvesting beantwoordt aan de
behoeften van de mensen, die rekening houdt met cultuur en traditie en ook met
ruimtelijke noden, gezinsgrootte, enz.
Adequaatheid – de fysieke woningstandaard, zonder overbevolking
Duurzaamheid woonzekerheid en in een goede buurt
Bo Bengtsson zegt in “Housing as a social right: implications for welfare state theory”
(Scandinavian Political Studies, V12 No 4, 2001) dat de huisvesting via de markt
wordt aangebracht, want
“het wordt niet enkel gezien als een belangrijk element in het “burgerwelzijn”,
maar ook – en misschien boven alles – als een marktproduct dat de voorkeur
van de consument moet genieten. Vandaar dat, in tegenstelling tot andere
“welzijnsgoederen”, de door de politiek gedefinieerde huisvestingsbehoeften
niet kunnen ingelost worden door rechtstreekse uitkeringen, maar enkel via
marktcorrecties door de overheid.
De mate waarin deze “marktcorrecties” worden toegepast hangt af van de sociale en
politieke tradities van de verschillende landen, regio’s en lokaliteiten.
NGO’s en sommige regeringen hebben geprobeerd om de oproep voor
huisvestingsrechten te laten klinken in zowel internationale als nationale politieke fora
en promootten daarbij een universele benadering van de huisvestingstandaarden.
B. EU huisvestingstandaarden
De belangrijkste huisvestingproblemen voor mensen met een laag inkomen, de
toegankelijkheid tot een kwaliteitsvolle, aangepaste en betaalbare woning, maken
geen deel uit van de wettelijke “Gemeenschappelijke bevoegdheid” van de EU.
Een aantal EU procedures beïnvloeden de toegankelijkheid, kwaliteit en
beschikbaarheid op een aantal manieren:
 Er is bijvoorbeeld een wetgeving die de bouwreglementen regelt, de
kwalificatiestandaarden voor bedienden en arbeiders in de industrie, het
ontwerp, met inbegrip van toegankelijkheidstandaarden voor gehandicapten,
enz.
 De huisvesting en meer bepaald de dakloosheid, zijn een centraal thema in de
Open Coördinatiemethode (OMC) inzake Sociale Inclusie en NAP Inclusie, en
werd er veel gediscussieerd in het “Peer Review” proes. Volgens FEANTSA
die heel actief is binnen OMC, is de erkenning van de daklozen als een van
de meest extreme vormen van sociale uitsluiting geëvolueerd tussen de
eerste en de tweede “ronde” van de plannen van de “oude 15” en is opnieuw
bijzonder acuut geworden sinds de ontwikkeling van de NAP Inclusie in de “10
nieuwe landen sinds de uitbreiding van 2004.
 De EU stelt veel informatie ter beschikking en verzorgt de coördinatie van de
informatie over daklozen en huisvestingstandaarden, dit helpt bij het opstellen
van het beleid. FEANTSA baseert zich op deze informatie om internationale
vergelijkingen mogelijk te maken, meer bepaald voor daklozen en mensen die
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
7
uitgesloten zijn van de huisvestingmarkt. Dit veronderstelt een overeenkomst
over de definitie van adequaatheid, kwaliteit en beschikbaarheid.
Het Onderzoeksverslag (1999) “A Comparative Study of the Control and Promotion of
Quality in Housing in Europe”2 toonde eveneens de beperkte toepassing van
woningstandaarden aan en de moeilijkheid van internationale vergelijkingen. De
informatie die is samengebracht in de “National Reports on Housing Developments in
European Countries: A Synthesis Report”3 benadrukt ook de moeilijkheden om de
huisvestingstandaarden tussen de lidstaten te vergelijken voor domeinen zoals de
betaalbaarheid.
Conceptuele
Categorie
DAKLOZEN
ZONDER
WONING
Operationele Categorie
Generieke Definitie
1
Mensen die onder de blote
hemel slapen
1.1
2
Mensen die in nachtopvang
verblijven
Mensen in een daklozenverblijf
2.1
Onder de blote hemel slapen (geen
toegang tot een 24u accomodatie/
geen verblijfplaats
Nachtopvang
3.1
Daklozenverblijf
3.2
4.1
Tijdelijke Accommodatie
Vrouwenopvangtehuis
5.1
Tijdelijke
accomodatie/opvangcentra
(asielzoekers)
Gastarbeidersverblijven
Strafinrichtingen
3
4
5
Mensen in een
Vrouwenopvangtehuis
Mensen in een migrantenverblijf
5.2
ONZEKERHEID
INADEQUAAT
HEID
6
Mensen die uit instellingen
komen
7
Mensen die hulp krijgen
(omwille van het feit dat ze geen
woning hebben)
8
Mensen die in een onveilige
accomodatie leven
9
Mensen die leven onder de
bedreiging van uitzetting
10
Mensen die leven onder de
bedreiging van geweld
Mensen
die
leven
in
tijdelijke/niet-standaard
structuren
Mensen die leven in ongezonde
woningen
Mensen die leven in overvolle
woningen
11
12
13
6.1
6.2
7.1
7.2
7.3
7.4
8.1
8.2
8.3
8.4
9.1
9.2
10.1
11.1
11.2
11.3
12.1
13.1
Nationale
SubCategorieë
nn
Liz Gosme, FEANTSA, stelde de volgende Europese typologie van Europese standaarden voor met
betrekking tot daklozen en mensen die uitgesloten zijn van de huisvestingmarkt.
Medische instellingen
Residentiële opvang voor mensen
zonder woning
Ondersteunde accommodatie
Overgangsaccomodatie met
ondersteuning
Accommodatie met ondersteuning
Tijdelijk met familie/vrienden
Geen wettelijke (onder)huur
Onwettige bezetting van gebouw
Onwettige bezetting van land
Dwangmatig wettelijk bevel
(huurders)
Bevel tot her-inbezitname
(eigenaars)
Politioneel geregistreerde
incidenten of huiselijk geweld
Mobile home / caravan
Niet-standaard gebouw
Tijdelijke structuur
Ongezonde woningen (onder
nationale wetgeving; bezet)
Hoogste nationale norm van
overbevolking
http://www.feantsa.org/code/en/pg.asp?Page=484
2
3
Comparative study of the control & promotion of quality in housing in Europe
Michelle Norris and Patrick Shiels, Irish Housing Unit (now the Centre for Housing Research
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
8
C. Vragen van de workshop
Sommige vragen waarover in de huisvestingworkshop in het Project
Seminar in Vantaa werd gesproken zijn:
 Is het mogelijk te spreken over een reeks van basis
huisvestingstandaarden over de hele EU, met inbegrip van het recht
tot toegankelijkheid en betaalbaarheid, adequate afmetingen,
kwaliteiten van fysieke en bouwkundige aard, enz.?
 Indien de bovenstaande standaard wordt gevolgd, moeten de
standaarden dan absoluut (een standaard die de maatstaf moet zijn
voor alle landen) of relatief (verbeteringen aan de huidige situatie)
zijn? Is het beter om voor sommige standaarden de absolute vorm
(bijvoorbeeld voor het recht om “een dak boven zijn hoofd te
hebben”) te nemen en voor andere de relatieve te verkiezen voor
landen of regio’s met een specifieke voorgeschiedenis en situatie of
cultuur en klimaat?
 Hoe kan het bereiken van huisvestingstandaarden worden
ondersteund door maatregelen, eventueel voorwaardelijke, via
structurele
fondsen,
budgettaire
discipline,
wettelijke
dienstverlening, enz.?
 Is er een toekomstige rol weggelegd voor structurele fondsen die
zich speciaal zouden toeleggen op de implementering van sociale
standaarden in de woningsector?
 In welke mate kunnen huisvestingstandaarden ten voordele van de
armen door de wetgeving worden naar voren geschoven, via de
Open Coördinatiemethode of via andere kanalen?
D. Huisvesting en sociale bescherming
Uitkeringen voor huisvesting hebben een significante impact op het netto
inkomen van de gezinnen die sociale bijstand genieten. Dit is nog meer het
geval voor eenoudergezinnen in Duitsland (het inkomensgedeelte is bijna
verviervoudigd en is met 60% boven de armoededrempel gestegen). Dit is
ook het geval in Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk (meer dan een
verdubbeling van het inkomen) en in mindere mate in Ierland, Frankrijk,
Denemarken en Oostenrijk. In Denemarken heeft de woningtoeslag ook de
twee-oudergezinnen
een
inkomenstijging
van
60%
boven
de
armoededrempel opgeleverd. In alle landen maken de uitkeringen het
mogelijk om minstens 50% van de armoededrempel te behalen en minstens
40% boven deze armoededrempel uit te steken, voor alle mogelijke
gezinsconfiguraties.
Huisvestingsuitkeringen blijken dus een aanzienlijke factor ter verbetering
van de sociale bescherming en het inkomen en speelt bijgevolg een
significante rol in de bestrijding van armoede, daar de huisvestingskosten
een heel zware last vormen voor de gezinnen, meer bepaald voor de
gezinnen met een laag inkomen. (OSE Working Paper II)
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
9
4. Standaarden met betrekking tot Gezondheid
A.
Dit hoofdstuk is
gebaseerd op volgende
projectverslagen:


Verslagen en
rapporten van de
nationale en
regionale ronde
tafels in Ierland en
Bulgarije
Het Europese
seminarie in Vantaa.
Alle projectverslagen
zijn te raadplegen op
www.eapn.ie/standards/.
Zie pagina 16 voor
details.
Armoede en gezondheid
Zoals vermeld in het Verslag over de strijd tegen de armoede zijn armoede en
gezondheid onlosmakelijk met mekaar verbonden. Er werd aangetoond dat
overlijden door alle mogelijke doodsoorzaken 100% tot 200% hoger ligt in de
bevolkingsgroep met het laagste inkomen in vergelijking met de groep met het
hoogste inkomen (Institute for Public Health, 2001). Onderzoek toont
daarenboven aan dat de ongezondste maatschappijen deze zijn waar de kloof
tussen rijk en arm het grootst is. Daarbij komt nog dat sommige
minderheidsgroepen zoals Roma, reizigers, migranten, vluchtelingen en
asielzoekers, daklozen en gedetineerden te kampen hebben met bijzondere
gezondheidsproblemen. Maatregelen tegen gezondheidsongelijkheden, met
inbegrip van de mortaliteitsratio, laag geboortecijfer en slechte voeding, gaan
samen met maatregelen tegen armoede, werkloosheid, slechte huisvesting en
accomodatie.
Het Bulgaarse verslag geeft eveneens aan dat de vorm van economische
liberalisering, die gedeeltelijk gekoppeld is aan de toetreding tot de EU, heeft
bijgedragen tot een slechte toegang tot gezondheidszorgen, maar eveneens tot
een verhoogde ondervoeding.
Een nieuwe hervorming om de Bulgaarse gezondheidszorg te “liberaliseren” werd
in
2000
geïntroduceerd.
De
hervorming
is
gebaseerd
op
een
gezondheidsverzekering waardoor de waarborg voor een toegankelijke en
kwaliteitsvolle gezondheidszorg verkleint. Een gevolg hiervan is dat de
ongelijkheid qua gezondheid voortdurend groter wordt. Deze hervorming maakt
het voorwerp uit van een permanent debat om de “hervorming te hervormen” (er
werd bijvoorbeeld gestart met een speciaal fonds voor de armsten).
Het Bulgaarse rapport vermeldt eveneens het verschil tussen het gebrek aan
standaarden voor de toegang tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg en de steeds
striktere Europese en internationale standaarden voor gezondheidswerkers.
Gezondheidstandaarden zijn vrij goed ontwikkeld en ingevoerd, terwijl
toegangstandaarden worden afgeschaft. De professionele medische standaarden
zijn gebaseerd op internationale standaarden, maar ook op specifieke noden en
mogelijkheden met inbegrip van de nationale ontwikkelingstatus. Het Bulgaarse
nationale gezondheidsprogramma (augustus 2001) zoekt naar mogelijkheden om
de “compatibiliteit tussen de medische praktijk in Bulgarije en de Europese
lidstaten te verhogen”.
Het Bulgaarse verslag toont aan dat de proportie van pasgeborenen met een
gewicht onder de 2,500 gram per 1000 levensvatbare geboorte in 1992 7.2
bedroeg en in 2001 9.7. Deskundigen suggereren dat dit hoofdzakelijk te wijten is
aan ondervoeding bij de moeder en gekoppeld is aan sociale en economische
veranderingen. Volgens een Canadese studie (Wilkins en al): “In de
bevolkingsgroep met de laagste inkomens is de frequentie om een kind met een
laag geboortegewicht op de wereld te zetten 1.4 keer hoger dan in andere
groepen”. Er bestaat geen twijfel over dat deze impact op de kinderen ook hun
toekomst beïnvloedt:
 Ondervoeding en slechte voeding van kinderen beïnvloedt hun psychosociale
ontwikkeling, hun capaciteiten en hun menselijk kapitaal
 Laag geboortegewicht is een mogelijke reden voor toekomstige socioeconomische ongelijkheid
 Longitudinaal onderzoek van individuen, waarvan één cohortestudie, ontdekte
dat individuen met een laag geboortegewicht een hogere waarschijnlijkheid
vertonen:
a) om later financiële problemen te hebben;
b) om werkloos te zijn;
c) op een lagere levenverwachting.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
10
Ongelijkheden in de gezondheidszorg verminderen, vereist acties om armoede,
ontbering en inkomensongelijkheid te verminderen. Daarnaast zijn ook
specifieke gezondheidsmaatregelen zoals de toegankelijkheid en
kwaliteitsvolle dienstverlening een noodzaak.
B.
Een aantal ideeën over Europese minimumstandaarden op
het vlak van gezondheid
De primaire zorgstrategie
(2001:15) in Ierland
definieert primaire zorg
als
“een zorgbenadering die
een reeks diensten
behelst, ontworpen om
mensen gezond te
houden: van
gezondheidspromotie,
over screening en
diagnose naar
behandeling en herstel
en met persoonlijke
sociale diensten. De
diensten verlenen
eerstelijns contact en zijn
volledig toegankelijk. Ze
leggen sterk de nadruk
op samenwerking met
gemeenschappen of
individuen om hun
gezondheid en sociaal
welzijn te verbeteren.”
Het recht op gezondheid is beschermd door verschillende internationale instrumenten
voor mensenrechten. Het gaat hier onder andere om de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens, de Internationale Conventie over Economische, Sociale en
Culturele Rechten, De Internationale Overeenkomst over de eliminatie van alle
vormen van Racisme, de Overeenkomst over de eliminatie van alle vormen van
Racisme ten aanzien van Vrouwen, de Overeenkomst over de rechten van het Kind,
het Europese Charter, herziene versie, de Verklaring van Wenen en het
actieprogramma. Deze verdragen leggen de regeringen de wettelijke verplichting op
om de omstandigheden van armoede aan te pakken en om ervoor te zorgen dat
iedereen leeft volgens een behoorlijke levenstandaard, met inbegrip van aangepaste
gezondheidsbescherming.
Het Bulgaarse verslag verwijst naar een aantal domeinen waar standaarden kunnen
worden uitgestippeld. Deze zijn meer bepaald:
 Toegang tot gezondheidszorg
 Effecten op het vlak van gezondheid, met inbegrip van ondervoeding. Deze zijn
niet alleen het resultaat van beslissingen op het vlak van gezondheidszorg,
maar ook op het vlak van economische en sociale structuren en armoede.
Ondanks het feit dat de EU geen echte bevoegdheden heeft op het vlak van
gezondheidzorg, kunnen er toch Europese beleidsvormen en processen met een
impact op gezondheid in de Verdragen worden opgenomen. Sommige hiervan kunnen
rechtstreekse gevolgen hebben, zowel positief als negatief. Het gaat hier onder
andere om:
 Gezondheid en veiligheid op het werk en in product- en
consumentenstandaarden
 Bescherming van het leefmilieu
 Interne marktregulering
 Budgetinkrimpingen (bijvoorbeeld via de criteria van Maastricht,
Citaat uit het hoofdstuk over
enz.)
“Gezondheidsongelijkheid”
 Beleidscoördinatie – zoals het Ierse verslag aangeeft maakt het
van Euractive
recht op gezondheidszorg deel uit van de doelstellingen van
"De omvang van de ongelijkheid
sociale inclusie (Nice)
in de gezondheidssituatie en de
ziekte-incidentie in Europa is
een zeer grote uitdaging" , aldus
Markos Kypianou, Europees
Commissaris voor Gezondheid
en Consumentenbescherming. “Deze
ongelijkheden zijn te wijten aan
verschillende niveaus van
medische bekwaamheid in de
EU, de kloof tussen rijk en arm
en het verschil in
opleidingsniveau. Er kunnen
zelfs ongelijkheden gevonden
worden tussen
gemeenschappen en genders” ,
zei Kyprianou. "Landen kunnen
baat halen uit samenwerking om
deze ongelijkheden te
overbruggen,” voegde hij er nog
aan toe.
Het Bulgaarse rapport toont aan dat de “hervorming” in de gezondheidszorg in
het kader van de Europese toetreding vooral een upgrade naar de
internationale
standaarden
van
het
professionalisme
bij
de
gezondheidswerkers beoogt, terwijl de “liberalisering” de toegang tot de
gezondheidsdiensten voor de mensen die in armoede leven verkleint. Het
gevaar bestaat dat de lidstaten in een steeds concurrentiëlere interne markt
onder druk zullen staan om de gezondheidsvoorzieningen in te krimpen en om
hierbij ook de belastingen te verminderen.
Dit gaat samen met een zeer selectieve keuze in de gemeenschappelijke
standaarden doorheen het proces van Europese integratie: er worden zeer
precieze standaarden bepaald voor het productieproces en de
consumentenbescherming, met inbegrip van de veiligheid en gezondheid op
het werk en in producten, terwijl de standaarden voor de toegang en de
betaalbaarheid worden genegeerd of zelfs ondermijnd.
Er bestaan aanwijzingen dat het gezondheidsbeleid in de EU meer zou
worden geïntegreerd. In deze context zouden standaarden over gezondheid
met betrekking tot armoede relevanter kunnen worden.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
11
Positief nieuws, in vergelijking met vele andere delen van de wereld, is dat toegang tot
gezondheidszorg en preventie in de EU nog steeds vrij egalitair is, en dit zowel in de
oude als de nieuwe landen. Toch variëren de patronen in beide “delen” van de EU en
bestaat er een grote druk vanwege belangengroepen om een universele benadering
te ondermijnen. Dit krijgt de vorm van “privatisering”, budgetinkrimpingen en
marktvorming. De hoofdvraag is of een standaardbenadering universele gezondheid
kan behoeden voor marktkrachten en ze kan promoten in landen waar ze zwak is.
Zoals vermeld in het Verslag voor Armoedebestrijding bestaan er ook goede
praktijken in de promotie van de toegang tot sociale rechten met inbegrip van
gebruikersgeoriënteerde dienstverlening, steun voor empowerment en ontwikkeling,
kwaliteit, integratie van diensten en voordelen, transparantie, partnerschap, inclusie
en monitoring. Daly (2002) verwijst naar de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard
“tripel A”. Het vertrekpunt voor deze standaard is dat de staatsvoorzieningen zo goed
als mogelijk de criteria van universaliteit en veiligheid moeten uitvoeren. De “tripel A”
referentie staat voor:
- Adequaatheid (Adequacy): de aangeboden minimumstandaard zou voldoende
hoog moeten zijn en een grote proportie van de mensen die er nood aan
hebben moet gedekt worden;
- Aanvaardbaarheid (Acceptability): er zou minder complexiteit moeten bestaan in
de regels over de toegang tot sociale rechten, de procedures moeten duidelijk
zijn en de bepalingen moeten volledig worden uitgevoerd;
- Betaalbaarheid (Affordability): de mogelijkheid voor individuen en gezinnen om
goederen en diensten te kopen, zou een prioriteit in het beleid moeten zijn, net
als de kostprijs van de voorziening.
De “tripel A” standaard heeft zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve dimensie.
Hij kan eveneens de basis vormen voor een benchmarking of voor de bepaling van
standaarden. Daly (2002) verwijst eveneens naar het werk van Pillinger (2001) die op
het vlak van servicekwaliteit de volgende goede praktijken definieert:
-
C.
Participatieve benaderingen waar kwaliteit gekoppeld is aan de keuze en de
autonomie van de gebruikers;
Empowerment van de gebruiker en deelname in de planning;
Verbeteringen met inbegrip van nuttige en praktische beoordelingsmethoden,
met de deelname van zowel de gebruikers als de eerstelijns staff;
Kwaliteitsdoelstellingen die pertinent zijn en kunnen aangepast worden aan de
lokale behoeften;
Kwaliteitsstandaarden, ontwikkeld in partnerschap met de staff, het
management en de gebruikers.
Een aantal vragen werpt zich op:
Standaarden bepalen
 Zou er in de EU een minimumstandaard voor voeding moeten bestaan? Indien
ja, hoe kan deze worden toegepast?
 Zouden er regels moeten bestaan over toegang tot gezondheidszorg voor
iedereen? Moeten deze regels afhangen van het ontwikkelingsniveau van het
land of meer absoluut zijn?
 Moeten de gezondheidsstandaarden bepaald worden volgens de input (toegang
tot voedsel, gezondheidszorg, preventieve gezondheidsstrategieën, kwaliteit
van het leefmilieu, enz…) of volgens de output, met name de resultaten
(voeding, mortaliteit, pathologie, enz…), of moet het gaan om een mengeling
van beide?
 Moeten de gezondheidsstandaarden absoluut zijn met een toegelaten
overgangsperiode (zoals dit het geval is voor productveiligheid of gezondheidsen veiligheidsstandaarden op de werkvloer)? Of moeten ze overeenstemmen
met de actuele situatie van het gezondheidssysteem, de sterkte van de
economie en/of de fiscale balans, enz…
Standaarden toepassen
 Zou de EU als back-up moeten fungeren voor de overeengekomen
gezondheidsstandaarden via een open coördinatiemethode om de rol van
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
12


iedere lidstaat in de gezondheidsprestaties te versterken? Moet de EU werk
maken van nieuwe Europese instrumenten, zoals richtlijnen voor de interne
markt, structurele programmafondsen, uitgave- en budgetcriteria?
Moeten de structurele programmafondsen de vereiste bevatten dat
gezondheidsuitgaven prioritair toegang verlenen aan mensen in armoede zodat
ze toegang hebben tot kwaliteitsvolle en aangepaste gezondheidszorg
(preventief en verzorgend) zolang dit noodzakelijk is om de
gezondheidsstandaarden op het afgesproken Europese standaardniveau te
brengen? Zou dit een voorwaarde moeten zijn in alle programma’s en niet
alleen gezondheidsprogramma’s (naar het voorbeeld van de voorwaarde die
vele bilaterale en multilaterale donoren gebruiken voor de hulp aan
ontwikkelingslanden).
Hoe kan men een degradatie van de standaarden vermijden in de landen met
een algemene voorziening?
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
13
5
Kinderen
A. Achtergrond
Dit hoofdstuk is gebaseerd op
volgende projectverslagen:


Verslagen en rapporten
van de nationale ronde
tafels in Hongarije en
Catalonië
Het Europese seminar in
Vantaa.
Alle projectverslagen zijn te
raadplegen op:
www.eapn.ie/standards/. Zie
pagina 16 voor details.
Armoede bij kinderen is een multidimensioneel probleem met een
ontoereikend inkomen als kern. Deze armoede veroorzaakt echter ook
uitsluiting op het vlak van toegang tot voorzieningen en deelname aan
dagdagelijkse activiteiten zoals opleiding en ontspanning. Het probleem kan
nog worden verergerd door andere vormen van sociale ongelijkheid zoals
ras, etnische afkomst, handicap en geografische locatie.
Armoede bij kinderen heeft een fundamentele invloed op de levenskansen
van de volgende generatie. Hoe langer het kind in armoede leeft, hoe groter
de kans op ontbering in zijn latere leven. Armere kinderen hebben vaker een
laag geboortegewicht, stoppen doorgaans vroeger met school en beginnen
op een jongere leeftijd te roken en te drinken. Hoe langer een kind arm is,
hoe groter de ontbering in zijn verdere leven en hoe kleiner ook de
mogelijkheden van het gezin om uit deze situatie te geraken
(www.childrensrights.ie).
Kinderrechten en sociale standaarden met betrekking tot kinderen hebben
een lange geschiedenis achter de rug met de Verklaring van Genève door de
Volkerenbond en de Universele Verklaring over de mensenrechten van de
Verenigde Naties in 1948. De Verklaring erkent het recht op opleiding,
bepaalt dat kinderen recht hebben op bijzondere zorg en aandacht en
verwerpt iedere vorm van discriminatie ten aanzien van kinderen die binnen
of buiten het huwelijk werden geboren.
In 1959 ondertekende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
de Universele Verklaring van de rechten van het Kind. Deze verklaring
bepaalt het recht op een naam en een nationaliteit; voorziet bijzondere
aandacht voor kinderen met een mentale, fysieke of sociale handicap. Het
Verdrag schrijft voor dat de kinderen onder de verantwoordelijkheid van de
ouders moeten opgroeien en er niet van mogen gescheiden worden, tenzij in
bepaalde uitzonderingen; het bepaalt het recht op opleiding en ontspanning
en het kind moet in alle omstandigheden als eerste bijstand krijgen.
Het recht op
kinderdagopvang wordt in
Hongarije geregeld door
wettelijk opgelegde
bepalingen.
In uitvoering van Afdeling 1
van Artikel 67 van de
Grondwet: “Ieder kind heeft
recht op bijstand en
verzorging van zijn gezin,
van de staat en de
maatschappij. Dit is
noodzakelijk voor de
lichamelijke, spirituele en
morele ontwikkeling van het
kind”.
De Conventie over de rechten van het Kind, goedgekeurd door de
Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989,
was het eerste internationale document gewijd aan kinderen. Deze
Conventie is bindend voor de 192 ondertekenende staten en telt 54 artikels,
verdeeld in drie secties. De inleiding legt de nadruk op de fundamentele
verantwoordelijkheid van het gezin, op de behoeften van het kind aan
bijzondere verzorging en bescherming, zowel vóór als na de geboorte, het
belang en respect voor de culturele waarden van de gemeenschap van het
kind en de essentiële rol van de internationale samenwerking om van deze
kinderrechten een realiteit te maken.
In 2002 bracht de Bijzondere Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties over het thema Kinderen het document ‘A World Fit for Children’ uit.
De Millenniumdoelstellingen die voor de kinderen in 2015 moeten zijn
verwezenlijkt, zijn de volgende:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Armoede en honger uitroeien.
Universeel basisonderwijs.
Gelijkheid tussen de geslachten en autonomie van de
vrouw aanmoedigen.
Kindermortaliteit verminderen.
Moederschapgezondheid verbeteren.
HIV/AIDS, malaria en andere ziekten bestrijden.
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
14
De discussies van de ronde tafels gingen over de standaard basisrechten en
de servicestandaarden. De Conventie over de rechten van het Kind
vertegenwoordigt samen met de nationale wetgeving het standaard
basisrecht. De Hongaarse ronde tafel onderstreepte servicestandaarden,
meer in het bijzonder vanuit het standpunt dat kinderen de
verantwoordelijkheid van het gezin vormen. De staat heeft echter ook een
zekere verantwoordelijkheid in de opvoeding. De verschillende publieke
diensten zijn een manier om dit te bevestigen. Vanuit dit oogpunt zijn
servicestandaarden dan ook belangrijk.
In Spanje en Hongarije is de “sociale zekerheid” van de gezinnen4 bij wet
geregeld. De verbetering van de levensomstandigheden van de kinderen is
één van de belangrijkste opdrachten van de staat. Hieronder valt de brede
waaier van diensten voor de thuisverzorging van kinderen, met inbegrip van
verzorgingstoelagen voor het kind.
Hier bovenop bepaalt de Hongaarse wet voor de bescherming van
kinderen5 het recht op voorzieningen voor kinderdagverblijven. Het gaat hier
om de verschillende vormen van voorzieningen voor kinderverzorging, om
het systeem met de verschillende instellingen die kinderopvang aanbieden
en om de structuur van het systeem dat ontworpen werd om ouders bij te
staan in de opvoeding van hun kinderen.
B. Een
aantal
ideeën
over
Europese
sociale
minimumstandaarden op het vlak van diensten voor
kinderen
Het NAP Inclusie zou bestaande beloften en doelstellingen met betrekking
tot armoede en sociale uitsluiting van kinderen moeten integreren. Ook de
aanbevelingen van de Conventie over de rechten van het Kind van de VN,
waarin staat dat ieder kind het recht heeft op een aangepaste
levensstandaard en dat de staat verplicht is ervoor te zorgen dat de kinderen
volledig in staat zijn hun menselijk kapitaal te ontwikkelen, zou er eveneens
moeten worden in opgenomen.
Sociale standaarden met betrekking tot kinderen en jongeren zouden het
volgende kunnen omvatten:
1. Verzekeren dat alle kinderen en jongeren een aangepast
minimuminkomen genieten
2. Gelijke en betaalbare toegang verzekeren tot verzorging
3. Gelijke en betaalbare toegang verzekeren tot medische verzorging
voor alle kinderen en jongeren, ongeacht het inkomen
4. Waardige huisvesting verzekeren voor alle kinderen en jongeren
5. De rechten van kinderen en jongeren met een handicap erkennen en
vrijwaren
6. In lijn met de onderzoeksresultaten en de filosofie van levenslang
leren, wat start bij de geboorte, investeren in diensten en onderwijs
voor de kinderen om de armoedecirkel te doorbreken.
7. De rechten van alle kinderen en jongeren die in situatie van armoede
of sociale uitsluiting leven promoten en beschermen, met inbegrip
van kinderen uit etnische minderheden.
4
5
Wet Nr. LXXXIV. van 1998 over de gezinsondersteuning
Wet Nr. XXXI. van 1997 over de adminstratie voor kinderbescherming en kinderwelzijn
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
15
6 Toegang tot voorzieningen
A. Uitdagingen
Dit hoofdstuk is gebaseerd op
volgende projectverslagen:


Verslagen en rapporten
van de nationale ronde
tafels in Vlaanderen
Het Europese seminarie in
Vantaa.
Alle projectverslagen zijn te
raadplegen op:
www.eapn.ie/standards/. Zie
pagina 16 voor details.
De regeringen en publieke overheden in het algemeen zijn verplicht de
werking van de vrije markt te corrigeren en te compenseren, meer in het
bijzonder wanneer het hierbij gaat om onmisbare goederen en diensten
voor basisbehoeften. Het is niet mogelijk een menswaardige
levenstandaard te bereiken of te behouden zonder elektriciteit of water. In
landen met een koud klimaat moet ook verwarming aan deze lijst worden
toegevoegd. We zijn uitermate bezorgd over compensaties voor processen
die ontstaan uit de Europese integratie.
Europese standaarden op Europees niveau bepalen lijkt in een eerste fase
problematisch omwille van de diversiteit in de voorzieningen. Toch zijn veel
van deze zelfde voorzieningen reeds gereguleerd op Europese niveau,
zoals meer bepaald de kwaliteit, concurrentiewetgeving, enz… Zo wordt de
waterkwaliteit bijvoorbeeld strikt gecontroleerd, net als de concurrentie
tussen de leveranciers. De grote kloof is de betaalbaarheid en de toegang.
B. Een aantal voorstellen
Het Vlaamse EAPN Netwerk verwijst naar een aantal voorstellen uit het
ontwerp Energie en Armoede
a) Iedereen heeft het recht te beschikken over de basisenergie en
andere
noodzakelijke
diensten.
Ieder
gezin
moet
een
minimumlevering aan elektriciteit krijgen. Deze hoeveelheid moet
afgestemd worden op het normale verbruik in het land. Wanneer meer
verbruikt wordt dan deze gratis hoeveelheid, wordt er een hogere
kostprijs voor iedere eenheid aangerekend (in Vlaanderen zijn de
huidige 6 ampère in geval van schulden ontoereikend om waardig te
kunnen leven. Dit zou moeten worden opgetrokken naar 12 ampère).
b) De minimumlevering moet onvoorwaardelijk gegarandeerd worden.
Openstaande schulden moeten volledig apart van de gegarandeerde
levering opgelost worden.
c) De liberalisering van de elektriciteit-, gas- en watermarkt moet
samengaan met een reële controle van de leveranciers door de
regering. De regering moet waarborgen dat de minimumstandaarden
in de realiteit worden toegepast.
d) De marktleveranciers moeten voor hun klanten op verschillende
manieren bereikbaar zijn: via persoonlijk contact in kantoren en
binnen een redelijke afstand in de streek waar ze energie leveren.
e) Alvorens de leverancier de elektriciteit-, gas- of watertoevoer afsluit,
eventueel met de steun van de overheid, moet hij zich ter plaatse
begeven om er zeker van te zijn dat niemand die op het adres leeft
wordt afgesloten door armoede.
f) Elektriciteit, gas en water zijn geen luxeartikelen en mogen bijgevolg
niet als luxegoederen worden belast.
C. Een aantal vragen op het niveau van de EU:
 In welke mate kan het recht op een zekere standaard van
voorzieningen op Europees niveau het voorwerp uitmaken van een
akkoord en een voorwaarde worden om te mogen toetreden tot de
eenheidsmarkt?
 Zullen deze voorzieningen absoluut of relatief zijn, afhankelijk van
de rijkdom en/of traditionele diensten en behoeften in een specifiek
land? Hoe kan dit alles worden gemeten?
 Moeten deze standaarden gewaarborgd worden in de wetgeving of
moet er een methode van open coördinatie komen via een andere
mechanisme?
Is het mogelijk er structurele fondsen aan te koppelen om de minst
begoeden een toegang tot kwaliteitsvoorzieningen te verzekeren?

Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
16
7 Informatie en publicaties van het project
A. The project: Introduction to the project, news and information: www.eapn.ie/standards/151
B. European Research papers produced for the project by the Observatoire social européen
1. Issues for Social Standards and social rights
2. Guaranteed Minimum Income schemes in the EU
C. National and Regional presentations, papers and reports
Bulgaria
Report on Children
The roundtable explored minimum income and underReport on Income
nourishment. The international speaker was Markus
Seppelin from the Finnish Ministry of Social Affairs.
Paper in Hungarian
Report
MSzocialis standardok [1] Working Paper 1
Report from Seminar
Ireland
Papers in Bulgarian
Presenting the Project in Bulgarian
The roundtable in Dublin on the 22nd March focused
Sozialni standartiLTomev
on housing, health and minimum income. The
Healthcare in Bulgarian
international speaker was Siri Sandbu from the Oslo
Inequalities for the underweight in Bulgarian
Husbanken.
Presentation2 in Bulgarian
Report
Final report from seminar
Finland
Presentations
Themes were setting minimum social standards and
Housing, Siri Sandbu Oslo Husbanken, Norway
guaranteed access to health care. The international
Project overview, Robin Hanan, EAPN Ireland
speaker was Ramon Pena Casas from OSE.
Minimum Income, Jim Walsh, Combat Poverty
Report
Health, Fidelma Joyce, Combat Poverty Agency
Roundtable report
Housing, Lilian Buchanan, Threshold
Papers in English
Papers in English
Minimum social standards RPC 1
Housing (author Threshold)
Minimum social standards - RPC 2
Health (author Combat Poverty)
Papers in Finnish
Norway
Minimi standardi raportti EP
Sosiaaliset oikeudet I EK
The national roundtable explored minimum income
and housing. The international speaker was Bob
Flanders
Jordan, Threshold, Ireland.
The regional roundtable explored minimum income
Report
and the liberalisation of services. The international
Roundtable report
speaker was Dhoumir Minev, Perspektiva, Bulgaria:
Papers in Norwegian
Report
Arbeidsdokument
Working Paper
Working paper 2 (OSE 1st draft paper 2)
Hungary
The roundtable focused on children’s care and
minimum income. The international speaker was
from Catalonia:
Reports in English
Catalonia
Catalonia explored social standards and children’s
services. The international speaker was from Hungary.
Report in English
Children's services in Catalonia
Papers from the Seminar in Vantaa
Main Report:
This Seminar report reflecting the discussions from the meeting.
Workshop Presentations:
There were three workshops covering five thematic areas
Minimum Income:
Utilities:
Health:
Children:
Housing:
Presentation by Robin Hanan, EAPN Ireland
Presentation by Ludo Horemans, EAPN Flanders
Presentation by Fidelma Joyce, Combat Poverty Agency
Presentation by Marta Korintus, Inst of Family & Social Policy
Presentation by Bob Jordan, Threshold & Presentation by Liz Gosme, FESNTSA
Discussion Papers:
Produced to support the discussions at the meeting.
Context
Minimum Income
Health
Accommodation
Utilities
Children
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
17
Het Vastleggen van Minimumstaarden in alle Europese Landen – Samenvatting van het Onderzoek, Zomer 2006
18
Download