Leerlijn taalbeschouwing Taal actief 2, groep 5 Hier vindt u een handig overzicht van de leerlijn taalbeschouwing in Taal actief 2. Voor jaargroep 5 staat per les aangegeven welke taalbeschouwingsdoelen worden getoetst. Les 1 1. 2. 3. 4. De De De De kinderen kinderen kinderen kinderen kunnen kunnen kunnen kunnen de volgorde van de zinsdelen in een zin ontdekken. tegengestelde situaties benoemen met woorden. op een eenvoudige vraag een antwoord geven. een aantal letters in alfabetische volgorde zetten. Les 2 1. De kinderen kunnen een zin van de meervoudsvorm omzetten in de enkelvoudsvorm. 2. De kinderen kunnen werkwoorden zoeken in zinnen. 3. De kinderen kunnen binnen deel/geheel-relaties woorden zoeken die verwijzen naar delen van een bepaald geheel. 4. De kinderen kunnen het enkelvoud en meervoud van zelfstandige naamwoorden bij elkaar zoeken. Les 3 1. De kinderen kunnen onveranderd blijft. 2. De kinderen kunnen 3. De kinderen kunnen met elkaar hebben. 4. De kinderen kunnen een antwoord geven op vraagzinnen, waarbij de persoonsvorm een zin inkorten door een zinsdeel te laten vervallen. zinnen bij elkaar zoeken die op grond van hun betekenis een relatie een passend werkwoord invullen in een zin. Les 4 1. De kinderen kunnen van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden maken met de verkleiningsuitgang pje. 2. De kinderen kunnen met behulp van een aantal gegeven letters verschillende woorden maken. 3. De kinderen kunnen uit de meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden de enkelvoudsvorm afleiden. 4. De kinderen kunnen vijf woorden met een verschillende begin letter in alfabetische volgorde zetten. Les 5 1. De kinderen kunnen aangeven welk woord niet in een reeks hoort op basis van een bepaalde eigenschap. 2. De kinderen kunnen de woorden van een zin in de goede volgorde zetten. 3. De kinderen kunnen een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord combineren. 4. De kinderen kunnen uit het taalgebruik de stemming van iemand afleiden en die stemming benoemen. Les 6 1. De kinderen kunnen in een verhaaltje zonder hoofdletters en punten de verschillende zinnen ontdekken. 2. De kinderen kunnen van een gegeven deel aangeven tot welk geheel het behoort. 3. De kinderen kunnen van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden maken met de verkleiningsuitgang –tje. 4. De kinderen kunnen de volgorde van zinnen veranderen, zodat verschillende zinnen ontstaan. Les 7 1. 2. 3. 4. De De De De kinderen kinderen kinderen kinderen kunnen kunnen kunnen kunnen zinnen omzetten in vraagzinnen en omgekeerd. zinnen inkorten door een zinsdeel te laten vervallen. bij een aantal begrippen uit een reeks het naast hogere begrip zoeken. de volgorde van de zinsdelen in een zin ontdekken. Les 8 1. De kinderen kunnen met behulp van tijdsbegrippen de tijd van een gebruikte persoonsvorm herkennen. 2. De kinderen kunnen een zin van de meervoudsvorm omzetten in de enkelvoudsvorm. 3. De kinderen kunnen woorden bij elkaar zoeken die synoniemen zijn. 4. De kinderen kunnen enkele spreekwoorden en uitdrukkingen verklaren. Les 9 1. 2. 3. 4. De kinderen kunnen een aantal gegeven spreekwoorden en uitdrukkingen koppelen aan bepaalde situaties. De kinderen kunnen bij een gegeven begin van een zin de rest formuleren. De kinderen kennen de betekenis van een woord en kunnen het woord in een zin gebruiken. De kinderen kunnen een aantal woorden waarvan de eerste twee letters hetzelfde zijn, in alfabetische volgorde zetten. Les 10 1. De kinderen ontstaat. 2. De kinderen 3. De kinderen 4. De kinderen kunnen een aantal zinnen in de goede volgorde zetten, zodat een klein verhaal kunnen van verkleinwoorden de verkleiningsuitgang weglaten. kunnen een passend voorzetsel kiezen bij een zin. kunnen een passend werkwoord invullen in een zin. Les 11 1. De kinderen kunnen 2. De kinderen kunnen 3. De kinderen kennen gebruiken. 4. De kinderen kunnen volgorde zetten. woorden bij elkaar zoeken die synoniemen zijn. relaties ontdekken tussen tegengestelde situaties. de betekenis van een woord en kunnen het woord in een zin vijftien woorden met een verschillende beginletter in alfabetische Les 12 1. De kinderen kunnen uit een gegeven woord een ander, verborgen woord halen. 2. De kinderen kunnen van zelfstandige naamwoorden verkleinwoorden maken met de verkleiningsuitgang –tje. 3. De kinderen kunnen de vergrotende trap gebruiken van regelmatige en onregelmatige woorden. 4. De kinderen kunnen met behulp van tijdsbegrippen de tijd van een gebruikte persoonsvorm herkennen. Les 13 1. De kinderen kunnen de betekenis van een zin veranderen door variatie in de context aan te brengen. 2. De kinderen kunnen een lidwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een zelfstandig naamwoord combineren. 3. De kinderen kunnen meervouden hanteren van zelfstandige naamwoorden die in het meervoud eindigen op –eren. 4. De kinderen kunnen bij een aantal begrippen uit een reeks het naast hogere begrip zoeken. Les 14 1. De kinderen kunnen bij een gegeven antwoord een passende vraagzin formuleren. 2. De kinderen kunnen de vergrotende trap gebruiken van regelmatige en onregelmatige woorden. 3. De kinderen kunnen de volgorde van zinsdelen in een zin veranderen, zodat verschillende zinnen ontstaan. 4. De kinderen kunnen een aantal woorden waarvan de eerste twee letters hetzelfde zijn, in alfabetische volgorde zetten. Les 15 1. De kinderen kunnen een woord in een zin vervangen door er een synoniem voor te zoeken uit een gegeven reeks. 2. De kinderen kunnen nieuwe woorden maken door bij een basiswoord een passend achtervoegsel te kiezen. 3. De kinderen kunnen meervouden hanteren van zelfstandige naamwoorden, waarbij in het meervoud een –f een –v wordt. 4. De kinderen kunnen van gegeven enkelvoudige woorden samenstellingen maken. Les 16 1. De kinderen kunnen van een woord een ander woord maken door een klinker of een medeklinker te vervangen. 2. De kinderen kunnen aan een gegeven enkelvoudig woord zelf een woord toevoegen, zodat een samenstelling ontstaat. 3. De kinderen kunnen meervouden hanteren van zelfstandige naamwoorden, waarbij in het meervoud een –s een –z wordt. De kinderen kunnen een aantal woorden waarvan de eerste twee letters hetzelfde zijn, in alfabetische volgorde zetten.