Herinneringen zijn gevaarlijk Herinneren is noodzakelijk Theo Salemink Toespraak Symposium ‘Van Harem tot Fitna’. 18 nov. 2011 Vooraf Vandaag had hier een goede vriend van mij zullen zijn. Fred Baskind. Hij was joods, links, Amerikaan en Nederlander. En hij was zeer geschokt door de nieuwe minachting voor vreemdelingen die zich in Nederland na 9/11 breed heeft gemaakt. Hij is niet meer. We hebben hem woensdag begraven. In respect voor hem houd ik dit verhaal. Aan het einde van de 20e eeuw, maar vooral na 9/11 in deze eeuw, verschijnt er in de publieke ruimte een nieuw, politiek antiislamisme. Dat is een van de uitkomsten van het onderzoek van Marcel Poorthuis en mijzelf dat vandaag gepresenteerd wordt. Het gaat hierbij om een ideologie die zijn weerga niet kent in de jongste geschiedenis, tenzij men het vergelijkt met het moderne antisemitisme. Nieuw van aard en argumentatie, politiek gevaarlijk, aantrekkelijk voor moderne burgers die hun oude kerkelijke danwel politieke identiteit kwijt zijn geraakt. Maar tegelijk een ideologie die in staat is beelden uit het verleden op te zuigen en om te vormen, te recyclen in een nieuwe omgeving en met een nieuwe output. In deze korte toespraak zal ik me vooral richten op dit nieuwe, politieke anti-islamisme. Andere sprekers zullen in gaan op andere kwesties, op hoe politiek Links aankijkt tegen de islam, wat de rol van de kerken is geweest en welke visie er vanuit islamitische kring bestaat op de islam als Nederlandse religie. Laat ik echter beginnen met een kort overzicht van de verschillende beelden over de islam die in Nederland gedurende een periode van 150 jaar, vanaf ongeveer 1848, bestaan hebben. Onze omvangrijke publicatie Van harem tot fitna brengt dat hele veld uitvoerig in kaart. Daarna zal ik ingaan op het nieuwe politieke anti-islamisme in de populistische beweging en met name bij Geert Wilders. Bibliotheek van beelden Eerst dus een overzicht van 150 jaar. De geschiedenis bevat een bibliotheek vol met oude beelden over de islam. Beelden die in een latere fase al dan niet gerecycled kunnen worden. De islam is allereerst een herinnering uit de verre voorgeschiedenis van Europa, uit de tijden van kruistochten en de politiek-militaire confrontaties met de Saracenen en de 'Turken', tot 1683 'voor de poorten van Wenen'. Een politiek-militaire strijd tegen een islamitische gevaar dat aan de grenzen van het christelijk Europa opdringt, onder de leuze ‘God wil het’. Let wel, de God die dat wil is de christelijke God. Dit oude beeld van een dreigende invasie door de islam zal na 9/11 gemoderniseerd worden en opnieuw ingerbacht in het publieke debat. Een tweede afdeling van de historische bibliotheek wordt gevormd door beelden uit de christelijke kerken. Tot voor kort werd in deze kring de islam aangeduid als heidens, duivels, ketters, inferieur in vergelijking met het christendom. De islam zou bovendien fanatiek zijn, zinnelijk en gewelddadig in vergelijking met een irenisch opgevat christendom. Ook de positie van de vrouw zou in de islam ernstig gevaar lopen. De moslim moet bekeerd worden tot de ware religie, uit alle macht ook al zijn de successen zeer gering. Dat was het werk van missie en zending. Er bestaat een derde verzameling beelden. In culturele uitingen vanaf 1900 zijn de beelden over de islam bepaald niet alleen negatief. De islam – of liever: de Arabische cultuur, maar die twee lopen door elkaar heen – stond evenzeer voor geheimzinnige verten, lokkende oriëntaalse lekkernijen, exotische melodieën, vrouwelijk schoon, Oosterse gastvrijheid en roerende kameraadschap. Schilders, dichters, schrijvers van reisverhalen en van jongensboeken, lieten zich graag vervoeren door de mysteriën van de Oriënt. Islamolgen hebben in het verleden nog weer een ander beeld geproduceerd, een vierde groep beelden. Zij gingen op zoek, met wetenschapelijke middelen, naar de ‘echte, historische islam’, ontdaan van het aanslibsel van de tijd en van de misvormingen door latere instituties en orthodoxe leerstellingen. Sommigen spraken dan ook van van een ‘val van de islam’, net als er over de ‘val van het christendom’ gesproken werd. De oorspronkelijke islam en het oorspronkelijke christendom zou zuiverder zijn dan de latere islam en christendom van moskee en kerk. Daar komt nog een vijfde beeld bij. De islam werd tot 1945 vooral waargenomen als een religie onder koloniaal bewind. Het gaat om de islam in de koloniën ver weg: Nederlands-Indië met de grootste moslimbevolking van die dagen. Beeldvorming over de islam, ook die van de academische islamologen, is dan ook onlosmakelijk verbonden met vragen van koloniale heerschappij (Snouck Hurgronje). In de jaren zestig verschijnen er gastarbeiders in Nederland. En na verloop van tijd realiseert Nederland zich dat deze gastarbeiders moslims zijn en dat de islam, in al haar variëteiten, niet langer een verre religie is, in tijd of ruimte of exotisch verlangen, maar een Nederlandse religie. Dat is een beslissend verschil met het verleden. Geen verre religie, maar een Nederlandse religie. En hier verschijnt een zesde groep van beelden. Terwijl de bezoekers in de Efteling wegdromen bij oriëntaalse bouwwerken klinken in de samenleving de eerste protesten tegen de bouw van moskeeën. Deze nieuwe context roept een kerkelijke én een maatschappelijke discussie op. In de kerken verdwijnt vanaf de jaren '60 het oude religieuze antiislamisme, uitgezonderd in orthodox-protestantse kring, en spreekt men van dialoog en ontmoeting. In de maatschappij verdwijnt het koloniale vertoog, spreekt men in de nieuwe context aanvankelijk van een multiculturele samenleving, van een regenboogmaatschappij met een rijke veelvoud aan culturen. Christen-democraten proberen op hun beurt een tijdlang de gedachte van een islamitische zuil uit, beproefd model voor christenen in de Nederlandse samenleving, een confessionele variant van het multiculturalisme. In de jaren negentig verandert de beeldvorming in het maatschappelijk domein radicaal. Waar vroeger in de kerken sprake was van een religieus anti-islamisme verschijnt er nu op maatschappelijk vlak een nieuw politiek anti-islamisme, vooral in reactie op ingrijpende internationale gebeurtenissen: de revolutie in Iran onder Khomeiny, Rushdie-affaire, Irak-Iranoorlog, inval in Irak I en II, aanslag op 9/11, de oorlog in Afghanistan en de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. Dit nieuwe politieke antiislamisme ziet in de islam een maatschappelijk gevaar, herinvesteert oude beelden over de bronnen van de westerse beschaving en over het gevaar van de islam, maar schept tegelijk nieuwe beelden die spreken van het nieuwe gevaar van de islam, als cultuur en/of religie, voor een democratische rechtsstaat. Recycling en innovatie Binnen dit nieuwe politieke anti-islamisme treedt een bijzonder mechanisme op. Oude beelden over de islam worden gerecycled, maar tegelijk verbonden met nieuwe beelden en een nieuwe inzet. Recycling en innovatie in dezelfde beweging. Dit fenomeen vindt niet alleen plaats in kringen van expliciet populistische partijen, maar ook in liberale, chistendemocratische en progressieve kring. Ik zal me vanmiddag beperken tot de populistische beweging, ons boek Van Harem tot fitna brengt ook de rest van het spectrum in beeld. Geert Wilders Er waart een spook door Europa. En dat is dit keer niet een communistisch spook, maar een islamitisch spook. Dat zegt de populistische politicus Geert Wilders op 2 oktober 2010 in Berlijn. Het betreft niet, zoals in vroeger dagen, de islam voor de poorten van Wenen of in verre kolonies, maar de islam in het hart van Europa. Wilders spreekt van een ‘derde invasie’, waar geen zwaard aan te pas komt, maar wel immigratie en de baarmoeder. Hij noemt dit een nieuwe vorm van fascisme. Maar Wilders is niet altijd de Wilders van Berlijn anno 2010 geweest. Hij is begonnen als een liberale politicus die stap voor stap evolueerde in de richting van een succesvolle populist. Laat ik de evolutie van Wilders kort op een rij zetten. Ik zal ook zichtbaar maken hoe Wilders oud beeldmateriaal over de islam uit vroeger dagen vermengd met nieuwe beelden over de islam en zo een gevaarlijke hybride mix van oud en nieuw anti-islamisme produceert. Geert Wilders (1963), van huis uit katholiek net als Pim Fortuyn, komt uit de liberale traditie, was assistent van Bolkestein, werkte samen met Ayaan Hirsi Ali in de Kamerfractie, maar verlaat in 2004 de liberale VVD en de fractie in de Tweede Kamer. Hij gaat in 2005 verder als Groep Wilders. In de Onafhankelijkheidsverklaring van deze Groep Wilders, getekend op 13 maart 2005, heet het dat islam en democratie principieel onverenigbaar zijn.1 Daarmee wordt kritiek op de radicale islam, ofwel het islamisme, verbreed tot een kritiek op de islam als zodanig. Dat is een beslissende stap. Daarin gaat Wilders verder dan zijn voorbeeld Bolkestein, wiens 'tovenaarsleerling' hij later genoemd wordt. In 2006 richtte hij de nieuwe Partij voor de Vrijheid (PVV) op. In de visie op de islam in de eerste fase van Wilders speelt de theorie over de drie oerbronnen van de westerse beschaving een belangrijke rol. Jodendom, christendom en humanisme zouden de exclusieve bronnen zijn waaruit de westerse beschaving ontstaan is. Deze theorie over de oerbronnen is geen uitvinding van Wilders. In ons onderzoek zijn 1 Zie www.pvv.nl. we deze visie in onderscheiden modaliteiten tegen gekomen bij Frits Bolkestein, Paul Cliteur, Bart Jan Spruyt, Pim Fortuyn, maar ook bij christen-democraten. In de zomer van 2011 haalde Maxime Verhagen nog de media met zijn mening dat de joods-christelijke cultuur weer de ‘Leitkultuur’ van Nederland moet worden of blijven. Zijn redevoering van 28 juni 2011 was een poging om het populisme van Wilders de wind uit de zeilen te nemen. Maar Wilders geeft anders dan de genoemde auteurs en politici aan deze theorie over de drie oerbronnen een scherpe, politieke spits. Hij meent dat de op deze drie oerbronnen gebouwde westerse beschaving principieel niet verenigd kan worden met de islam, omdat de islam als religie zich per se verzet tegen de vrijheidstraditie van die westerse cultuur. Dat is dan ook de reden waarom Turkije in zijn ogen geen lid van de Europese Gemeenschap kan en mag worden. In een interview in de Volkskrant in hetzelfde jaar van oprichting van de PVV, op 7 oktober 2006, zegt Wilders: "Ik ben trots op onze tolerantie, op onze cultuur, die zijn wortels vindt in de joods-christelijke en humanistische traditie. Maar als we die tolerantie willen behouden, moeten we intolerant zijn tegen de intoleranten". En de intoleranten dat betreft de moslims, al zegt Wilders keer op keer dat hij kritiek heeft op de islam en niet op de mensen die de islam aanhangen. Radicalisering van Wilders Wilders lijkt op het eerste gezicht het denken van Pim Fortuyn en Frits Bolkestein over te nemen. Dat is echter slechts tot op zekere hoogte en voor een bepaalde fase waar. Na verloop van tijd treedt er een radicalisering op en verschijnt er een geheel nieuwe politieke visie op de islam. Deze radicalisering mondt uiteindelijk uit in het statement: de islam is een fascistische ideologie Deze radicale visie verschijnt voor het eerst in een artikel in de Volkskrant op 8 augustus 2007. Daarin staat te lezen: "De kern van het probleem is de fascistische islam, de zieke ideologie van Allah en Mohammed zoals neergelegd in de islamitische Mein Kampf: de Koran". Hij roep op tot een verbod van de Koran, waarvoor hij zich op Italiaanse feministe Oriana Fallaci beroept, die een jaar eerder schreef: "En de Koran is de Mein Kampf van een religie die beoogt anderen te elimineren, die die anderen – niet-moslims – ongelovige honden noemt, inferieure wezens". Daarbij duikt na verloop van tijd ook de kwalificatie 'totalitair' voor de islam op, waarmee de islam in het bredere perspectief van allerhande totalitaire bewegingen van de 20ste eeuw, inclusief het communisme wordt geplaatst. In het dagblad De Limburger van 9 februari 2008 zegt Wilders het aldus: "Onze vrije samenlevingen worden, na het nazisme en het communisme, opnieuw bedreigd door een imperialistische, totalitaire ideologie: de islam." Met de these dat de islam fascistisch is – een uitspraak die hem in 2010 voor de rechter zou brengen, maar hij werd vrijgesproken – introduceert Wilders een nieuw element in de discussie. Hij verdedigt niet langer alleen een drie-bronnentheorie (de joodse, christelijke en humanistische bronnen van Europa), maar demoniseert de islam als een neofascisme en een neonationaal-socialisme, waarbij de teksten in de Koran ingevoegd worden in een modern raciaal vertoog: de islam zou niet-moslims als 'inferieure wezens' beschouwen zoals Mein Kampf van Adolf Hitler dat deed met de joden, stelt Wilders. Wilders voegt er nog twee elementen aan toe. Ten eerste, 'Nieuw Links' uit de jaren zestig, de zogenaamde 'Linkse Kerk', wordt aangeduid als een fellow traveller van de fascistische islam. Ten tweede: de staat Israël wordt aangeduid als een ‘voorpost’ van de westerse, mondiale strijd tegen een fascistische, totalitaire islam, gestuurd vanuit het Midden-Oosten en Afghanistan. De publieke commotie wordt nog groter als Wilders zijn antiislam-film Fitna (27 maart 2008) uitbrengt. De Deense cartoon van Mohammed met een bom opent de film. Dan worden korancitaten afgewisseld met moslimextremistische uitingen (9/11, moord op Theo van Gogh). De film eindigt met een beeld van de Koran en het geluid van scheurend papier. Dan onthult de film dat het slechts de bladzijden van een telefoonboek betrof, maar dat moslims zelf de haatdragende bladzijden uit de Koran zouden moeten scheuren. Tot slot wordt in deze film de strijd tegen de islam in het perspectief gesteld van de strijd tegen communisme en nationaal-socialisme. De islam wil overheersen en onderwerpen en is uit op de vernietiging van onze beschaving, is Wilders’ stelling. Kortom, Wilders heeft zich in zijn nieuwe fase vanaf 2007 zowel het antifascistische discours als het anti-totalitaire discours van na 1945 toegeëigend. Hij mobiliseert daarmee de politieke sentimenten en schuldgevoelens met betrekking tot zowel het opduiken van een nationaal-socialistische als communistische dictatuur in het hart van de Europese beschaving van de vorige eeuw. Ook eigent hij zich het liberale vertoog over vrijheidsrechten en autonomie toe om dit vertoog in te zetten in een kosmische strijd tussen goed en kwaad, i.c. tussen het vrije Westen en de islam. Wilders gaat anachronistisch te werk; de islam uit de 7de eeuw zou identiek zijn aan een politieke ideologie die 1300 jaar later ontstaan is, midden in de moderniteit en die voordien niet bestaan heeft. Het fascisme en nationaal-socialisme, maar ook de totalitaire dictatuur van Stalin zijn evenwel 'uitvindingen' van de moderniteit en geen oude ‘achterlijke’ tradities. Het nieuwe van deze politieke visie van Wilders is dat hij de islam dan ook niet meer ziet als een verouderde religie, of niet meer als een alternatieve, concurrerende cultuur sinds de 7de eeuw, maar als een politieke ideologie en beweging die de voortzetting is van radicaal moderne ideologieën als fascisme, nationaal-socialisme en communisme. Hier toont zich een vorm van politieke apocalyptiek, die achter de historische verschijningsvormen, met voorbijgaan aan de veranderingen in de tijd, een permanente historische kracht van het Kwade aanneemt, een onverzoenlijk dualisme tussen goed en kwaad. De kosmische strijd die keer op keer in de geschiedenis inbreekt en daar een apocalyptische uitwerking heeft, wordt nu een Eindstrijd. Daarbij passen ook samenzweringstheorieën over een geplande, derde invasie van de islam in Europa en het project om een Eurabië tot stand te brengen via een tactische alliantie van de maatschappelijke elites, in het Midden-Oosten en in Europa. Het verleden als legitimatie Wilders produceert dus nieuwe beelden over een islamisering van Europa en over de islam als fascistische ideologie, maar herinvesteert ook uit de geschiedenis overgeleverde beelden. Laten we daar nog even bij stilstaan. Het gaat om hybride constructies van oud en nieuw. In een toespraak voor de Tweede Kamer op 6 september 2007 verwijst Wilders naar de oude, middeleeuwse angst voor de islam: “De islam wil zijn imperialistische agenda met geweld wereldwijd afdwingen. En dat blijkt ook uit de Europese geschiedenis. Gelukkig werd de eerste islamitische invasie van Europa in 732 bij Poitiers gestuit en werd de tweede in 1683 bij Wenen gestopt. Voorzitter, laten we ervoor zorgen dat ook de derde islamitische invasie, die nu volop gaande is, tot stilstand wordt gebracht. Nu sluipend en in tegenstelling tot de achtste en zeventiende eeuw zonder islamitisch leger omdat de bange dhimmi’s in het Westen, zoals ook de Nederlandse politiek, de deur voor de islam en moslims wagenwijd openzetten”.2 2 Blok en Van Melle, Veel gekker kan het niet worden, 9. Dhimmi, het woord voor de gedoogde, maar tweederangs positie van Slot We kunnen bij beelden over de islam spreken van ideologische machines, die de waarneming en oordeel van de consument sturen. Alsof de beelden met 1000 weerhaakjes zich vastzetten in het hoofd van de mensen. Een van de mechanismen van die ideologische machines is het recyclen van oude beelden om zo de angsten en oordelen van het verleden als hogere autoriteit in het spel te brengen. Als een islambeeld oud is, zal het wel waar en waardevol zijn. Het nieuwe politieke anti-islamisme, met haar gerecycelde oude beelden, vervult een rol in de worsteling om een nieuwe publieke identiteit na 9/11. De oude identiteiten van verzuiling, kolonialisme, maar ook van de libertijnse eenheidscultuur van de jaren zestig en het multiculturalisme zijn geërodeerd in een nieuwe gepolariseerde samenleving in crsis. Anti-islamisme speelt in de zoektocht na een nieuwe identiteit na 9/11 een belangrijke rol, en niet enkel binnen de populistische beweging. Ons boek eindigt dan ook met deze zinnen: “De functie van het anti-islamisme in de discussie over een nieuwe nationale identiteit of nieuwe groepsidentiteit in een grote, complexe wereld, is dat het houvast en beschutting biedt. Tegelijkertijd verraadt dit een zwakke en onzekere identiteit, die niet zelfbewust genoeg is om de eigen waarden met overtuiging naar voren te brengen zonder daarbij andere stemmen te blokkeren en te marginaliseren. Die onzekerheid heeft zich nu uitgebreid tot een wantrouwen tegen religie als zodanig.” Toegift Kinderen hebben het natuurlijk heel moeilijk in een samenleving die, zeker voor witte middenklassers, seculier geworden is. Men weet het zeker: God bestaat niet. En als God dan niet bestaat wie is dan Allah? Een klein meisje van vier weerspiegelde mooi deze nieuwe mentale biotoop. Ze zei: Nou ja, Allah is de vrouw van God. En de juf zegt dat God niet bestaat. jodendom en christendom in islamitische landen, nu onder anderen door schrijfster Bat Ye’or als scheldwoord gebruikt voor een vermeende serviele houding van het Westen jegens de islam.