MEE-consulenten - Verwey

advertisement
MEE-consulenten
Cliëntondersteuners als sociale professionals en de
doorontwikkeling en borging van hun expertise en kwaliteit
Trudi Nederland
Dick Oudenampsen
Diane Bulsink
Beroepsprofiel MEE-consulenten
Cliëntondersteuners als sociale professionals en de doorontwikkeling
en borging van hun expertise en kwaliteit
Trudi Nederland
Dick Oudenampsen
Diane Bulsink
Oktober 2014
2
Inhoud
Deel I De cliëntondersteuner als sociale professional
5
1Inleiding
2 Taken en bijbehorende competenties voor de functievervulling
5
5
Deel IIBorging en doorontwikkeling van de professionaliteit van MEE-cliëntondersteuners.
8
1 Kwaliteitsborging (statische aspect kwaliteit)
2 Kwaliteitsbevordering (dynamisch aspect kwaliteit) en verdere ontwikkeling
van de professionaliteit
8
10
Deel III Vergelijking beroepsprofielen
11
1Inleiding
2 Acht publicaties/documenten over het beroepsprofiel van de sociale professional/
cliëntondersteuner
3 Opvallende punten uit de vergelijking
11
11
17
Literatuur en bronnen
18
3
4
VVerweyJonker
Instituut
Deel I
1
De cliëntondersteuner als sociale professional
Inleiding
MEE Nederland wilde het beroepsprofiel van de MEE-consulenten als sociale professionals nader onderbouwen in het licht van de komende transities in het sociale domein. In 2015 gaat de financiering van
de cliëntondersteuning naar de Wmo. De kerntaak van de MEE-organisaties is hierdoor aan het veranderen: van individuele en collectieve cliëntondersteuning naar het ondersteunen van kwetsbare burgers
vanuit integrale, gebiedsgerichte aanpakken in samenwerking met andere organisaties; van cliëntconsulent naar sociale professional. Het Verwey-Jonker Instituut heeft voor MEE Nederland een invulling
gemaakt van een beroepsprofiel dat aansluit bij de huidige en komende beleidsontwikkelingen in de
dynamische sociale praktijk. Hieronder is dit beroepsprofiel uitgewerkt. In het tweede deel gaan we in
op de instrumenten om de opgebouwde expertise en kwaliteit van MEE-professionals door te ontwikkelen en te borgen. Deel III omvat een overzicht van een studie naar de beroepsprofielen die recent
voor de ‘nieuwe’ sociale professionals zijn opgesteld.
Op 4 december 2013 is een eerste concept beroepsprofiel voor de cliëntondersteuner als sociale
professional voorgelegd aan een focusgroep van vijftien regiomanagers en teamleiders van MEE-vestigingen. De discussie in de focusgroep richtte zich op het profiel van de MEE-consulent en op de bijbehorende competenties. De resultaten van de focusgroepsbijeenkomst zijn verwerkt in het hier volgende beroepsprofiel, met nader uitgewerkte competenties voor de MEE-consulenten.
2
Taken en bijbehorende competenties voor de functievervulling
Het voorbeeldprofiel van MEE Nederland vormt een goed uitgangspunt voor de competenties van de
sociale professional die zich richt op cliëntondersteuning. Belangrijk is daarbij een goede aansluiting
bij de innovatieve ontwikkelingen in de Wmo.
De huidige kerntaken van de MEE-professionals zijn ook voor de toekomst van de sociale professional
relevant:
1. Het verduidelijken van de ondersteuningsbehoeften.
Onderdelen hiervan zijn methodisch en resultaatgericht handelen bij:
●● Het maken van een brede analyse van de ondersteuningsbehoeften van cliënten.
●● Het herkennen en inschatten van de ernst van de problemen en beperkingen van mensen voor het
dagelijks functioneren.
●● Het verhelderen van de ondersteuningsbehoeften van cliënten.
●● Het betrekken van de leefomgeving van de cliënt bij het gezamenlijk vaststellen van de ondersteuningsbehoeften.
●● Het kennen van het maatschappelijke netwerk met betrekking tot diagnose, ondersteuning en zorg
rond mensen met beperkingen.
5
2. Het ondersteunen naar eigen regie. Hierbij gaat het om methodisch en resultaatgericht handelen
bij:
●● De cliënt en zijn/haar omgeving begeleiden bij het verwerven van vaardigheden om zelfredzamer
om te gaan met de problemen en beperkingen van iedere dag.
●● De cliënt ondersteunen bij het gebruikmaken en uitbreiden van de eigen mogelijkheden en die van
de leefomgeving.
●● Het overdragen van kennis en informatie aan cliënten over voorzieningen, zorg en ondersteuningsmogelijkheden.
●● De cliënt ondersteunen bij het accepteren van tegenslagen en beperkingen.
●● Het trainen van vaardigheden van de cliënt en zijn/haar omgeving die nodig zijn om met een
beperking te kunnen leven en om te kunnen meedoen in de samenleving.
●● Het betrekken en activeren van de sociale en professionele omgeving van de cliënt.
Aanvullend profiel
Op basis van de bestudering van verschillende profielen die door of namens gemeenten zijn opgesteld
en van de ervaringen van de MEE-consulenten in sociale wijkteams komen we tot een aantal aanvullende eisen van gemeenten rond de taken van de sociale professional:
1. Verbreding van de doelgroepen
Cliëntondersteuning richt zich op alle mensen met beperkingen en niet meer primair op mensen met
een lichamelijke of verstandelijke beperking. Dat wil zeggen dat ook ouderen, mensen met psychische
of psychosociale problemen en multiprobleemgezinnen een beroep zullen doen op de expertise van
MEE-professionals. De sociale professional herkent deze beperkingen en weet ermee om te gaan.
2. Domeinverbreding
De MEE-professional oriënteert zich breed en zal ook vragen met betrekking tot werk, inkomen, opvoeding en veiligheid1 aan de orde stellen. Hij moet in staat zijn in deze verschillende systemen te participeren en helder te communiceren met de specialisten die in deze systemen werkzaam zijn. Hij moet
de vraag van de cliënt integraal kunnen benaderen en analyseren. Hij zal ten opzichte van de burger
en ten opzichte van deze systemen zijn professionele ruimte goed weten te benutten.
3. Gebiedsgerichtheid
Hij zal vooral gedegen kennis moeten hebben van de wijk en de daarin aanwezige formele en informele infrastructuur. Hij zal voor bewoners zichtbaar, aanspreekbaar en aanwezig moeten zijn (presentie).
4. Verbinden
De cliëntondersteuner moet naast de cliënt staan. Meer dan voorheen zal de sociale professional
samen met de cliënt de mogelijkheden van de cliënt en zijn netwerk aanspreken bij het zoeken naar
en gebruik maken van duurzame oplossingen. Hij zal verbindingen weten te leggen tussen de cliënt,
zijn directe omgeving en de infrastructuur in de wijk.
5. Zoeken naar balans
In de (nieuwe) Wmo is er geen recht op een voorziening, maar moet er een optimale balans gevonden
worden tussen de belangen van het individu, zijn netwerk en de belangen van de lokale samenleving.
6. Professionaliteit
Hij is in staat zijn professionele kennis over leven met een beperking in het wijkteam in te brengen en
daarmee het samenwerkingsverband te versterken. Hij vervult in het team een consultfunctie over
leven met een beperking.
1 Hiermee wordt gedoeld op het voorkomen en signaleren van huiselijk geweld.
6
7. Deskundigheidsbevordering
Hij onderhoudt contact met zijn beroepsgroep en met MEE om zijn specifieke kennis up-to-date te
houden.
8. Zelfsturing
Hij organiseert als zelfstandige professional zelf zijn werk. Hij is in staat zich ten opzichte van de
verschillende betrokken partijen te verantwoorden.
Competenties
Bij de discussie over de competenties van de MEE-consulent is onderscheid gemaakt tussen competenties wat betreft kennis, vaardigheden en houding. De geformuleerde competenties zijn deels afgeleid
van de bestaande kerntaken van de MEE-professional, maar ook ingegeven door de ervaringen met
wijkteams in verschillende steden en regio’s. De volgende belangrijkste competenties zijn door de
deelnemers aan de focusgroepsbijeenkomst geformuleerd:
Kennis
1. De professional heeft inzicht in de gevolgen van de beperkingen voor alle aspecten van het dagelijks leven.
2. De professional kan verschillende methodieken toepassen, waaronder psycho-educatie.
3. De professional heeft kennis van de sociale kaart en van de formele en informele zorg en ondersteuning in de wijk.
Houding
1. De
●●
●●
●●
●●
professional staat naast de klant. Dit vraagt om:
invoelend vermogen;
in staat te zijn tot empowerment;
regie bij de cliënt houden;
zichtbaar en aanspreekbaar zijn.
2. De
3. De
4. De
5. De
professional
professional
professional
professional
is verantwoordelijk voor zijn eigen professionaliteit en de ontwikkeling daarvan.
is gericht op samenwerken in het (wijk)team.
denkt inclusief.
neemt een open houding aan en is in staat om goed te luisteren.
Vaardigheden
1. De professional werkt outreachend naar klant en wijk. Dit vereist zichtbaar zijn en op cliënten en
andere organisaties af kunnen stappen.
2. De professional profileert zich in het team op basis van de specifieke kennis over cliëntondersteuning en voedt daarmee andere professionals in het team.
3. De professional stemt de communicatie af op de cliënt.
4. De professional hanteert een brede vraagverduidelijking.
5. De professional legt verbindingen tussen mensen en organisaties.
6. De professional versterkt netwerken.
7
VVerweyJonker
Instituut
Deel II
Borging en doorontwikkeling van de professionaliteit van
MEE-cliëntondersteuners.
In het denken over kwaliteitsbeleid wordt meestal onderscheid gemaakt tussen de meer statische
dimensie van kwaliteitsbeleid, de kwaliteitsborging en de dynamische dimensie: kwaliteitsbevordering.
Het statische aspect van de kwaliteitsborging verplicht tot het waarborgen van enkele basisnormen
van cliëntondersteuning waar MEE-professionals op aangesproken kunnen worden. De verplichting tot
kwaliteitsborging is voor de zorg vastgelegd in de kwaliteitswet en in het nieuwe wetsvoorstel voor de
Wmo (Wmo 2015). Het dynamische aspect, kwaliteitsbevordering, verwijst naar het verder ontwikkelen
(en vastleggen) van de professionaliteit van de cliëntondersteuner door MEE-professionals, in samenwerking met andere maatschappelijke partijen. Kwaliteitsbevordering is van levensbelang voor de
MEE-instellingen en de daar werkzame professionals.
1
Kwaliteitsborging (statische aspect kwaliteit)
In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Wmo 2015 is een passage opgenomen hoe in de
toekomst de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning wordt geborgd. Belangrijke uitgangspunten zijn dat er voldoende oog is voor de achterliggende, bredere sociale problematiek (demedicaliseren), en dat er voldoende ruimte is om maatwerk te leveren. In de nieuwe Wmo zijn tevens enkele
basisnormen opgenomen waaraan de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Deze basisnormen
hebben betrekking op waarborgen voor een integrale benadering, tijdigheid, maatwerk voor de individuele cliënt, en veiligheid bij de aanbieders en de inrichting van de gemeentelijke processen (Ministerie van VWS, 2014).
Het Kwaliteitsinstituut is samen met het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) verantwoordelijk voor de verdere uitwerking van deze basisnormen (ook wel standaarden genoemd) en
kwaliteitsinstrumenten. KING ontwikkelt samen met andere partijen (ministeries, aanbieders) een
informatievoorziening voor het sociale domein, waaraan ook meetinstrumenten gekoppeld worden.
De gemeente is samen met aanbieders in de nieuwe Wmo verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid.
In de aanbesteding van de verschillende voorzieningen (algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen) zal de gemeente aan de betreffende organisatie kwaliteitseisen stellen. Deze kwaliteitseisen
kunnen betrekking hebben op de gewenste resultaten van de ondersteuning, maar kan zich bijvoorbeeld ook richten op de samenstelling van de ondersteuningsteams wat betreft de kennis of diversiteit
van het team. De kwaliteitseisen kunnen per gemeente variëren. Dat heeft als consequentie dat
kwaliteitsbeleid voor de landelijke en regionale MEE’s en voor de individuele MEE-professionals hoog op
de agenda zullen staan. Voor MEE Nederland en haar lidorganisaties ligt de eerste prioriteit bij het
vastleggen van de organisatie van de kwaliteitszorg. Voor de toekomstige opdrachtgevers, de gemeenten, en voor de samenwerkingspartners moet volstrekt helder zijn wat de MEE-consulenten aan kwaliteit te bieden hebben, hoe zij deze kwaliteit borgen, en op welke wijze MEE werkt aan de verdere
ontwikkeling van de professionaliteit van haar medewerkers (kwaliteitsbevordering).
Ervaringscertificaten (EVC’s)
Een belangrijk middel om te tonen welke kwaliteit MEE-organisaties en individuele professionals bieden, zijn ervaringscertificaten. Daar MEE-professionals in de toekomst niet alleen in het verband van
MEE-organisaties zullen opereren, maar ook in andere verbanden (Wijkteams) ingezet zullen worden, is
het voor individuele MEE-professionals van belang te laten zien over welke ervaring zij beschikken en
8
welke specialisaties zij in huis hebben. Met ervaringscertificaten laat een professional eerder verworven competenties toetsen en vastleggen. Hij kan daarmee aantonen over welke specifieke expertise hij
beschikt op het terrein van cliëntondersteuning of maatschappelijke ondersteuning. De beoordeling
van de kandidaat voor een ervaringscertificaat vindt plaats aan de hand van een landelijke standaard
(Ministerie van Onderwijs 2012). Deze landelijke standaard is gebaseerd op hert Centraal Register
Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) of het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO). Een
andere mogelijkheid is dat de Stichting van de Arbeid een branchestandaard als EVC-standaard goedkeurt.
De kwaliteitscode EVC onderscheidt de volgende stappen bij het ontwikkelen van een EVC:
●● Het vaststellen van de doelen van de EVC
De EVC-aanbieder richt zijn EVC-procedures in om competenties van kandidaten te beoordelen aan
de hand van een landelijke standaard en om de erkenning die daarvan het resultaat is, te vertalen
in een overdraagbaar ervaringscertificaat.
●● Het vastleggen van de procedure en de rechten van de kandidaten in de procedure:
de rechten van kandidaten en de afspraken over de EVC-procedure moeten duidelijk zijn vastgelegd
en de vrijwilligheid en privacy moeten zijn geborgd. Ook de afspraken over de te investeren middelen maken hier deel van uit.
●● Onderzoek
Bij het onderzoek naar de competenties wordt gebruik gemaakt van betrouwbare instrumenten.
Een EVC-procedure resulteert in een ervaringscertificaat waarin tenminste zijn opgenomen: de
doelstelling van de kandidaat, de toegepaste landelijke standaard, de doorlopen stappen van de
EVC-procedure en de daarin gehanteerde instrumenten, de erkende competenties, een duidelijke
onderbouwing van deze erkenningen en een conclusie die past bij de doelstelling van de kandidaat.
●● De EVC-aanbieder heeft begeleiders in dienst die kandidaten begeleiden bij het inzichtelijk maken
van hun competenties. Zij moeten over voldoende vakinhoudelijke kennis beschikken. Zij zijn
onafhankelijk en onpartijdig.
●● Beoordeling door onafhankelijke beoordelaars: zij beoordelen op basis van landelijke standaarden.
De EVC-aanbieder werft, selecteert en schoolt de beoordelaars. De taken en verantwoordelijkheden van de beoordelaars zijn schriftelijk vastgelegd. De rollen van begeleiders en beoordelaren zijn
strikt gescheiden.
●● De kwaliteit van de EVC-procedure wordt geborgd en continu verbeterd.
De EVC-procedure is onafhankelijk van het onderwijs. EVC vindt ‘voor de poort’ plaats, wat wil zeggen
dat er geen directe koppeling is met een eventuele (vervolg)opleiding. De ervaringscertificaten worden
toegekend door examencommissies die verbonden zijn aan een erkend EVC-instituut of een Branchevereniging. De Inspectie van het Onderwijs is toezichthouder. In de Jeugdzorg en Gehandicaptenzorg
zijn in 2013 ervaringscertificaten ontwikkeld door respectievelijk de branchevereniging FCB (Jeugdzorg) en de VGN, in opdracht van de sociale partners. MEE Nederland kan ervoor opteren om zelf, als
onderdeel van de MO-groep, een ervaringscertificaat te ontwikkelen in overleg met de sociale partners.
Een eerste stap is het ontwikkelen van een landelijke standaard op basis van de beroepscode die nu
ontwikkeld is. Door als MEE Nederland zelf een ervaringscertificaat te ontwikkelen, houd je de kwaliteitszorg als kerntaak binnen de landelijke vereniging. MEE Nederland kan daartoe haar licht opsteken
bij Jeugdzorg Nederland. De sociale partners, verenigd in het FCB, hebben een branchestandaard
Jeugdzorgwerker ontwikkeld op verschillende niveaus. Het certificaat wordt aangevraagd door de
werkgever. Het FCB werkt daarin samen met twee aanbieders van ervaringscertificaten.
9
2
Kwaliteitsbevordering (dynamisch aspect kwaliteit) en verdere ontwikkeling
van de professionaliteit
Verdere ontwikkeling van de professionaliteit
Cliëntondersteuning kan volgens de Wmo 2015 aan bod komen in het kader van het keukentafelgesprek, als een van de algemene voorzieningen waar een cliënt een beroep op kan doen, of als onderdeel van een maatwerkvoorziening2. Elke MEE-organisatie zal enkele basisvaardigheden in huis moeten
hebben, zoals die vastgelegd zijn in de beroepscode:
●● Kennis over de ondersteuningsbehoeften van mensen met een (licht) verstandelijke beperking.
●● Kennis over de ondersteuningsbehoeften van mensen met een lichamelijke beperking.
●● Kennis over de ondersteuningsbehoeften van ouderen.
●● Kennis over de ondersteuningsbehoeften van mensen met psychosociale of psychiatrische problemen.
De twee laatste vaardigheden kan MEE Nederland ontwikkelen in samenwerking met cliëntenorganisaties en zorgaanbieders in de GGZ (LPGGZ en GGZ Nederland) en ouderenzorg (CSO en Actiz). Individuele medewerkers kunnen zich deze basisvaardigheden eigen maken.
Daarnaast kunnen elke MEE-organisatie en de daarin werkzame professionals zich verder profileren
door de ontwikkeling van enkele specialisatieprofielen.
Hierbij kan gedacht worden aan:
●● Specialisatie qua doelgroepen (met name GGZ, multiprobleemgezinnen, ouderen).
●● Specialisatie in het kader van het gebiedsgericht werken in de sociale wijkteams.
●● Groepsgewijze cliëntondersteuning.
●● Voorlichting over cliëntondersteuning.
De volgende stappen kunnen daarin gevolgd worden: inventariseren welke specialisaties bij de verschillende organisaties geregistreerd zijn. Vervolgens komt in beeld welke behoeften aan specialisaties bij
de MEE-organisaties leven en hoe deze vastgelegd kunnen worden.
Kwaliteitsbevordering
De verdere ontwikkeling van professionaliteit kan ook de vorm aannemen van intervisie, coaching en
onderling leren. Het doel hiervan is om als MEE de kwaliteit van uitvoerende professionals te bevorderen c.q. te updaten.
Cliëntondersteuners zullen in de toekomst in verschillende omgevingen werken, waarin zij geconfronteerd worden met nieuwe vragen en nieuwe vormen van samenwerking en verantwoording. MEE Nederland kan hen een lerende omgeving bieden door vormen van intervisie en coaching aan te bieden.
Deze kunnen gericht zijn op het bevorderen van kennis over cliëntondersteuning bij sociale wijkteams.
Het kan ook de vorm aannemen van lerende netwerken van cliëntondersteuners in sociale wijkteams
die met elkaar kennis en ervaring uitwisselen.
2
In het wetsvoorstel Wmo 2015 is voorzien in een aanbod aan cliëntondersteuning als onderdeel van een algemene voorziening. Voor
cliënten die niet met de algemene voorziening uit de voeten kunnen, is het mogelijk cliëntondersteuning deel uit te laten maken van
een maatwerkvoorziening.
10
VVerweyJonker
Instituut
Deel III 1
Vergelijking beroepsprofielen
Inleiding
Diverse recente documenten richten zich op de eisen die aan de nieuwe sociale professional gesteld
worden. Dat zijn als eerste de documenten die door MEE Nederland gepubliceerd zijn in de zoektocht
naar de nieuwe competenties van de cliëntondersteuner c.q. ondersteuner van mensen met beperkingen. Ook zijn er enkele publicaties van kennisinstituten die ingaan op de eisen die aan de nieuwe
sociale professional gesteld worden. Daarnaast zijn er verschillende documenten verschenen in het
kader van de ontwikkeling van sociale wijkteams in verschillende gemeenten. Deze richten zich op de
eisen die gesteld worden aan de leden van het wijkteam. De volgende documenten hebben we bestudeerd:
Documenten van MEE Nederland
a. De eindrapportage T-profielen; (2009).
b. Voorbeeldprofiel gespecialiseerd ondersteuner mensen met een beperking (2012).
Documenten van gemeenten
c. Leeuwarden: Amaryllis: Welzijn nieuwe stijl in praktijk (2012).
d. Functieprofiel Wijkcoach Wijkteams Enschede (2012).
e. Competentieprofiel Generalist. Wijland en de Goede/DMO Amsterdam (2012).
f. Sociale wijkteams in ontwikkeling. VNG (2013).
g. Het Gesprek. Nieuwe doelgroep, ander gesprek. VNG (2013).
Documenten van kennisinstituten
h. Competenties Maatschappelijke ondersteuning. Movisie (2013).
Hieronder gaan we in op de verschillende dimensies van de beroepsprofielen (levensgebieden, taken en
competenties). We gaan na wat in verschillende documenten over deze dimensies van het beroepsprofiel van de sociale professional staat.
2
Acht publicaties/documenten over het beroepsprofiel van de sociale
professional/cliëntondersteuner
Om tot een vergelijking te komen tussen de teksten, hebben we acht (recente) publicaties geanalyseerd op de volgende relevante dimensies:
1. Domein
Op welke domeinen richt de nieuwe sociale professional zich?
2. Taken
Welke taken heeft de sociale professional in deze domeinen?
3. Competenties
Over welke competenties moet de sociale professional beschikken?
11
A Eindrapportage T-profielen (MEE, 2006)
De eindrapportage T-profielen (2006) is een door de ALV van MEE Nederland vastgestelde notitie
waarmee de discussie over het kennismanagement van MEE Nederland is gestart.
Domein
Dit document onderscheidt de volgende domeinen:
●● Wonen en samenleven.
●● Jeugd en gezin.
●● Regels en geldzaken.
●● Vrije tijd en sport.
●● Leren en werken.
●● Vrienden en relaties.
Taken
Per domein zijn meerdere producten onderscheiden.
Competenties
Per product zijn kenniscomponenten benoemd. Deze kenniscomponenten bestaan weer uit professionele vaardigheden/competenties, gedragskenmerken en methodieken. In de eindrapportage gaan de
opstellers er vanuit dat zowel kennis in de breedte als verdiepend in de organisatie aanwezig moet
zijn. De opstellers gaan er vanuit dat iedere MEE-organisatie een eigen individueel organisatieprofiel
heeft, passend bij de ambitie van de organisatie.
Volgens MEE Nederland zijn deze profielen vooral voor de interne organisatieontwikkeling van de
MEE-organisaties nuttig geweest, maar bieden deze in de huidige tijd geen goede aanknopingspunten
voor het herdefiniëren van het beroepsprofiel.
B Voorbeeldprofiel, gespecialiseerd ondersteuner mensen met een beperking (MEE, 2013)
Dit document is door MEE Nederland opgesteld ten behoeve van de interne discussie over ‘hoe uniek
het beroep van cliëntondersteuning aan mensen met een beperking eigenlijk is en welke eisen aan
deze specialisten en hun omgeving gesteld kunnen worden.’
Domein
In het document zijn vier levensgebieden onderscheiden:
●● Opvoeding en ontwikkeling;
●● Leren en werken;
●● Samenleven en wonen;
●● Regelgeving en geldzaken.
De ondersteuner richt zich op complexe vraagstukken, waarbij vaak een integrale benadering en een
samenhangend ondersteuningsaanbod op meerdere levensgebieden nodig is.
Het document onderscheidt twee kerntaken:
1. Verduidelijken van de ondersteuningsbehoeften.
2. Ondersteunen naar eigen regie.
1. Voor het verduidelijken van de ondersteuningsbehoefte is nodig dat de ondersteuner:
a. Methodisch en resultaatgericht kan handelen voor:
• Het betrekken van de sociale en professionele omgeving rond de cliënt bij het verduidelijken van
de ondersteuningsbehoefte.
• Verheldering en bewustwording van de ondersteuningsbehoefte.
b. Beperkingen kan herkennen en de ernst daarvan kan inschatten.
c. Kennis heeft van de invloed van de beperking op de leefomgeving en de zelfredzaamheid van de
cliënt op individueel, sociaal en maatschappelijk niveau voor alle vier de levensgebieden:
• Opvoeding en ontwikkeling;
• Wonen en samenleven;
• Leren en werken;
• Regelgeving en geldzaken.
12
d. Kennis heeft van het maatschappelijke netwerk met betrekking tot diagnose, ondersteuning en zorg
rond mensen met beperkingen.
2. Voor het ondersteunen naar eigen regie is nodig dat de ondersteuner methodisch en resultaatgericht kan handelen als het gaat om:
e. Het trainen van vaardigheden voor de cliënt en zijn/haar omgeving die nodig zijn om met een
beperking te kunnen leven en te kunnen meedoen in de samenleving.
f. Acceptatie van de beperking door de cliënt en diens omgeving.
g. Het overdragen van kennis en informatie over voorzieningen, zorg en ondersteuningsmogelijkheden
voor mensen met een beperking.
h. Het betrekken en activeren van de sociale en professionele omgeving van de cliënt.
C Amaryllis: Welzijn nieuwe stijl in praktijk (Leeuwarden, 2012)
Leeuwarden is al sinds 2010 in de weer om in enkele wijken Welzijn nieuwe stijl in Friesland vorm te
geven. Deze aanpak kreeg de naam Amaryllis. De aanpak kreeg landelijke bekendheid en staat model
voor de wijkgerichte aanpak als landingsbaan voor de drie decentralisaties. In de wijkgerichte aanpak
heeft de sociaal werker een sleutelrol.
Domein
Hij opereert in het domein van hulp en ondersteuning in de wijk vanuit sociale wijkteams volgens het
principe ‘één gezin, één plan, één hulpverlener’. Hij is allrounder en specifiek deskundig op een van de
leefdomeinen (wonen, werken, omgaan met geld, opvoeden, onderhouden van sociale contacten en het
zinvol besteden van vrije tijd).
Taken
De sociaal werker heeft de volgende taken:
1. Biedt korte en langdurige hulp en begeleiding.
2. Informeert de externe specialist.
3. Kijkt naar het geheel.
4. Regisseert het professionele veld en organiseert het zorgoverleg.
5. Gaat door waar de specialist stopt en zorgt voor consolidatie van de behandeling.
6. Ondersteunt de externe specialist.
Competenties
De sociaal werker heeft de volgende basisvaardigheden:
a. Gebruikt de leefwereld van de cliënt als vertrekpunt.
b. Hij is daar waar de burger ook is.
c. Hij kijkt naar alle leefgebieden.
d. Hij volgt het tempo van de burger (geduldig).
e. Hij smeedt nieuwe sociale netwerken op basis van wederkerigheid.
f. Hij stimuleert en motiveert burgers, bedrijven en autoriteiten om onderlinge contacten te herstellen en te verbeteren.
D Wijkcoach wijkteams Enschede (Enschede, 2012)
Een andere gemeente die een traditie heeft op het terrein van wijkgericht werken en sociale wijkteams is Enschede. Enschede heeft een functieprofiel uitgewerkt voor de wijkcoach die werkzaam is in
het wijkteam. De wijkcoach valt hiërarchisch onder de leidinggevende van de moederorganisatie en
krijgt functioneel leiding van de teamleider van het wijkteam.
Domein
De wijkcoach richt zich op “huishoudens waarin door de complexiteit en chroniciteit van de problematiek, veranderingen ten goede van binnenuit en buitenaf slechts zeer moeizaam tot stand komen”.
13
Taken
De wijkcoach is verantwoordelijk voor:
7. De regie en uitvoering (zoveel als mogelijk) van de toegewezen casus, conform het werkproces van
het wijkteam.
8. Het geven van zwaarwegende adviezen aan partners conform de samenwerkingsafspraken.
9. Het tijdig informeren van de teamleider over mogelijke opschaling van de casuïstiek.
10.Het geven en vragen van collegiale consultatie.
11.Het leveren van een constructieve bijdrage aan de teamontwikkeling en doorontwikkeling van de
integrale en effectieve ondersteuning van multiprobleemhuishoudens.
12.Het ontwikkelen, onderhouden en versterken van netwerken op cliënt- en wijkniveau.
13.Deelname aan relevante overlegsituaties.
14.Het geven van voorlichting aan instellingen over de werkwijze van het wijkteam, primair binnen de
eigen wijk.
15.Het onderhouden van contact met de moederorganisatie op relevante onderdelen.
16.Het registreren van de voortgang en afsluiting van de ondersteuning in het daarvoor aangewezen
registratiesysteem.
Competenties
a. Klantgericht
●● Onderzoekt en anticipeert op wensen en behoeften van de cliënt; hij kan hiernaar handelen en
begrenzen waar dat nodig is.
●● Werkt aan bewustwording van de eigen mogelijkheden van de cliënt.
●● Stimuleert de cliënt tot het maken van eigen keuzen.
●● Denkt actief mee met de cliënt en komt op eigen initiatief met passende voorstellen.
b. Analyserend vermogen
●●
●●
●●
●●
Signaleert problemen en herkent belangrijke informatie.
Spoort mogelijke oorzaken van problemen op; zoekt naar ter zake doende gegevens.
Kan verbanden leggen tussen gegevens.
Destilleert uit alle beschikbare informatie en gegevens heldere en eenduidige informatie.
c. Resultaatgericht
●●
●●
●●
●●
●●
●●
Houdt de doelen en resultaten helder voor ogen en vertaalt deze naar concrete acties.
Kan methodisch verantwoord handelen en planmatig werken.
Doet voorstellen die effectiever of efficiënter zijn.
Kan, vanuit de regierol, anderen aansturen en aanspreken op hun bijdrage aan het resultaat.
Kan outreachend en proactief werken.
Is volhardend wanneer het resultaat niet gelijk zichtbaar is.
d. Transparant
●● Kan verantwoording afleggen aan verschillende partijen.
●● Kan reflecteren op het eigen handelen.
●● Kan schakelen/vertalen tussen niveaus en perspectieven (kinderen/ouders/eigen beroepsgroep/
andere professionals/leidinggevenden).
●● Weet de eigen handelingsruimte te bewaken.
e. Integraal
●●
●●
●●
●●
Biedt ruimte aan andere invalshoeken.
Kan omgaan met spanning tussen de verschillende aspecten van het handelen, is stressbestendig.
Wisselt ervaring, informatie, kennis of ideeën uit met anderen.
Kan systeemgericht werken.
f. Kansgericht
●●
●●
●●
●●
Signaleert en analyseert kansen en mogelijkheden.
Stimuleert en ondersteunt initiatieven.
Doet voorstellen vanuit niet direct voor de hand liggende invalshoeken.
Denkt vanuit een breed perspectief.
14
E Competentieprofiel Generalist. Wijland en de Goede/DMO Amsterdam (2012)
In opdracht van DMO Amsterdam zijn de Goede en Wijland op zoek gegaan naar de talenten en drijfveren die ten grondslag liggen aan de competenties en het succesvol handelen van de generalist. De
generalist staat voor de frontlijnwerker of de medewerker sociale teams.
Domein
Het gaat om een domeinoverstijgende aanpak, met een focus op zelfredzaamheid. Het programma
Samen DOEN in de buurt richt zich op huishoudens met meervoudige problematiek, die niet of beperkt
zelfredzaam zijn en behoren tot een van deze vier doelgroepen:
●● Risicogezinnen, inclusief problematiek op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en
de lichtverstandelijke beperking (LVB);
●● Huishoudens zonder kinderen met GGZ-problematiek;
●● Zwakbegaafden en verstandelijk beperkten zonder kinderen (LVB);
●● Huishoudens zonder kinderen met een hoog risico op sociaal isolement.
Taken
De buurtteams bestaan uit tien hulpverleners die generalist zijn en specifieke deskundigheid hebben
op een van de levensterreinen. Conclusie van DMO:
“Deze aanpak, die lerend ontwikkeld wordt, vergt van alle betrokkenen een radicaal andere manier
van werken en samenwerken: vraaggericht, kennis delen en maatwerk; waarbij het huishouden voorrang heeft ten opzichte van processen en protocollen. Het is een ‘community of practice.”
Competenties
Met behulp van de TMA-methode komen De Goede en Wijland tot een competentieprofiel van de
generalist. Zij lieten teamleiders ‘best persons’ voordragen die volgens deze deskundigen de ideale
talenten en drijfveren voor deze functie hadden. Zij komen tot het volgende competentieprofiel van
de generalist:
1. Creativiteit: Originele of nieuwe ideeën en oplossingen kunnen bedenken.
2. Zelfontwikkeling: Inzicht verwerven in de eigen identiteit, waarden, sterke en zwakke kanten,
interesse en ambities en op basis hiervan acties ondernemen om competenties zo nodig nog verder
te ontwikkelen.
3. Durf: Risico’s nemen om er (op termijn) voordeel mee te behalen.
4. Coachen: Mensen begeleiden en motiveren om hen effectiever te laten functioneren door hun
zelfinzicht en probleemoplossend vermogen te vergroten.
5. Samenwerken: Op effectieve wijze (mee)werken aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer het
niet direct een persoonlijk belang dient.
6. Netwerken: Ontwikkelen en verstevigen van relaties, allianties en coalities binnen en buiten de
eigen organisatie en die aanwenden om informatie, steun en medewerking te verkrijgen.
7. Aanpassingsvermogen: Kan zich bij veranderende omstandigheden gemakkelijk aanpassen.
8. Innoverend vermogen: Zich met een onderzoekende en nieuwsgierige geest richten op toekomstige
vernieuwing van strategie, producten, diensten en markten.
9. Overtuigingskracht. Anderen voor standpunten en ideeën proberen te winnen en draagvlak creëren.
F Sociale wijkteams in ontwikkeling (VNG, 2013)
Deze publicatie is opgesteld in samenwerking met de gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden,
Utrecht en Zaanstad. De auteurs trekken lessen uit de pilots en experimenten die in deze steden vorm
hebben gekregen.
Domein
De auteurs introduceren het begrip ‘integrale sociale werker’. Deze werkt op de volgende domeinen
(en kan ze overzien):
●● Financiën
●● Huisvesting
●● Gezin en opvoeding
15
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
Activiteiten in het dagelijks Leven
Sociaal netwerk
Dagbesteding
Maatschappelijke participatie
Geestelijke gezondheid
Lichamelijke gezondheid
Verslaving
Justitie
Competenties
Een integrale sociaal werker is in staat om:
●● Burgers proactief te benaderen (de presentiebenadering);
●● Ondersteuningsvragen vroegtijdig te signaleren.
●● Vragen vanuit huishoudens te verhelderen.
●● Een plan van aanpak voor generieke ondersteuningsvragen te maken, dit plan uit te voeren
en waar nodig bij te stellen.
●● De eigen kracht en kracht van het netwerk van de burger hierbij zo volledig mogelijk te benutten
(wederkerigheid stimuleren).
●● Kennis van gespecialiseerde ondersteuningsmogelijkheden binnen de gemeente, om waar noodzakelijk door te kunnen verwijzen of gespecialiseerde ondersteuning bij te schakelen.
G Het Gesprek. Nieuwe doelgroep, ander Gesprek, VNG (2013)
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in het kader van de Kanteling een handreiking laten
ontwikkelen voor de ondersteuning van burgers vanuit de Wmo. Deze is met name gericht op de
toegang tot de ondersteuning, het gesprek met de aanvrager. De handreiking is gebaseerd op interviews en groepsbijeenkomsten met vertegenwoordigers van verschillende gemeenten en experts uit
het zorgveld.
Domein
De handreiking richt zich specifiek op de toegang tot de (vernieuwde) Wmo en de eerste gesprekken
die in dat kader met burgers worden gevoerd. De gespreksvoerder kan in dienst zijn van de gemeente
maar ook in dienst zijn van een externe partij (MEE, de zorgaanbieder, de welzijnsorganisatie).De
handreiking beschrijft de competenties die een gespreksvoerder in huis moet hebben.
Taken
Deze gesprekken zijn gericht op het verhelderen van de vraag, het vaststellen van het gewenste
resultaat en het maken van afspraken over gekozen oplossingen.
Competenties
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
●●
Weet contact te leggen met en aan te sluiten bij nieuwe doelgroepen.
Benut informatie van derden.
Past communicatie aan op beleving, begrip en concentratie van de nieuwe doelgroepen.
Kan komen tot levensbrede vraagverheldering.
Motiveert en ondersteunt de aanvrager bij het verkennen van de mogelijkheden om gebruik te
maken van de eigen kracht van het netwerk.
De gespreksvoerder kan met de aanvrager geschikte oplossingen bepalen.
De gespreksvoerder kan de balans vinden tussen de belangen van de aanvrager en zijn netwerk.
De gespreksvoerder kan de balans vinden tussen de belangen van de aanvrager en de maatschappij.
De gespreksvoerder kan een feitelijk correct en begrijpelijk gespreksverslag schrijven.
De gespreksvoerder werkt professioneel en kwaliteitsgericht.
16
H Competenties Maatschappelijke ondersteuning. Movisie (2013)
Movisie heeft in opdracht van de MO-groep, beroepsverenigingen, vakbonden en onderwijsorganisaties
een set van competenties Maatschappelijke Ondersteuning ontwikkeld voor de branche Welzijn en
Maatschappelijke Dienstverlening.
Domein
De set van Wmo-competenties is bedoeld voor de eerstelijns sociaal werkers in de branche Welzijn en
Maatschappelijke Dienstverlening, die werken op één of meerdere prestatiegebieden van de Wmo.
Hoewel het gaat om verschillende beroepsgroepen, is de insteek van Movisie en haar samenwerkingspartners smaller dan de insteek die de gemeenten bijvoorbeeld in de VNG-publicatie kiezen. De
auteurs tekenen er bij aan dat zij met het oog op de komende transities proberen de competenties ook
voor die potentiële werkterreinen voor de branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening
geschikt te maken.
Competenties
De volgende competenties zijn uitgewerkt, zowel voor de sociaal werkers die zich richten op individuen en hun netwerk als voor sociaal werkers die zich richten op groepen en de samenleving.
●● Verheldert vragen en behoeften.
●● Versterkt eigen kracht en zelfregie.
●● Is zichtbaar en gaat op mensen af.
●● Stimuleert verantwoordelijk gedrag.
●● Stuurt aan op betrokkenheid en participatie.
●● Verbindt de gezamenlijke en individuele aanpak.
●● Werkt samen en versterkt netwerken.
●● Beweegt zich in uiteenlopende systemen.
●● Doorziet verhoudingen en anticipeert op veranderingen.
●● Benut de professionele ruimte en is ondernemend.
3
Opvallende punten uit de vergelijking
Het beroep van de sociale professional is nog volop in ontwikkeling. De eisen die aan sociale professionals gesteld worden, zijn bovendien sterk afhankelijk van de keuzen die een gemeente maakt bij de
vormgeving van de gebiedsgerichte aanpak, vaak in de vorm van sociale wijkteams of een gemeentebrede, integrale aanpak. De gevraagde competenties zijn ook afhankelijk van de breedte van het
domein van de aanpak (samenlevingsopbouw, individuele ondersteuning en hulpverlening in combinatie
met veiligheid en/of zorg). Daarnaast hangt het ook nog af van de focus van de aanpak. Is het wijkteam gericht op alle burgers met een beperking en/of op multiprobleemgezinnen? Verder speelt de
context van het gebied waarin het wijkteam of de gemeentebrede aanpak aan de slag is een belangrijke rol. Opereert de professional in een wijk met weinig sociale cohesie, of in een dorp met sterke
sociale verbanden? Welke sociale problematiek speelt er? De sociale wijkteams waar nu in verschillende steden mee geëxperimenteerd wordt, laten wel enkele overeenkomsten zien die voor de MEEorganisaties aanknopingspunten bieden.
De competenties die we in de voorgaande tekst hebben vergeleken, laten grote verschillen zien. Het is
niet eenvoudig daar algemene noemers voor competenties uit te halen, omdat de verschillen gebaseerd zijn op ofwel houding en gedrag, ofwel op taakinvulling. In de gemeenten Amsterdam en Enschede zijn bijvoorbeeld vooral gedragscompetenties en vaardigheden geformuleerd (creativiteit, zelfontwikkeling, durf enzovoort), terwijl de VNG en de gemeente Leeuwarden vooral taakgerichte competenties formuleren. Wij hebben gekozen voor meer taakgerichte competenties om het beroepsprofiel
voor MEE te herdefiniëren, omdat de gedragscompetenties te algemeen zijn en te weinig houvast
bieden voor het nieuwe beroepsprofiel van de cliëntondersteuner.
17
VVerweyJonker
Instituut
Literatuur en bronnen
Gemeente Leeuwarden (2012.) Amaryllis: Welzijn nieuwe stijl in praktijk.
Gemeente Enschede (2012). Functieprofiel Wijkcoach Wijkteams Enschede.
Inspectie van het onderwijs (2012). Examencommissies en ervaringscertificaten. Over EVC in het MBO
en het HBO. Utrecht: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Kenniscentrum EVC (2010). Kwaliteitscode EVC.
KING (2013). Verkenning informatievoorziening Sociaal Domein.
MEE Gelderse Poort/Stip (2013) Samenwerken met ervaringsdeskundigen. Een notitie over het ontstaan
van cliëntondersteuning vanuit ervaringsdeskundigheid.
MEE Nederland (2012). Voorbeeld profiel gespecialiseerd ondersteuner mensen met een beperking.
Ministerie van VWS. (2014). Voorstel Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015.
Ministerie van VWS (2013). Concept Memorie van Toelichting Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Den Haag: VWS.
Scholte, M. (2012.) De nieuwe professional. Presentatie Welzijnsdebat.
Squarewise (2009). Eindrapportage T profielen MEE. Utrecht: MEE Nederland.
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2013). Het Gesprek. Deel IV: Nieuwe doelgroep, ander gesprek.
Vereniging Nederlandse Gemeenten (2013). Sociale wijkteams in ontwikkeling. VNG.
Vlaar, P., Kluft, M. en Liefhebber, S (2013). Competenties Maatschappelijke ondersteuning. Utrecht:
Movisie.
Vlaar, P. e.a. (2013). Samenwerken in de wijk. Utrecht: Movisie.
Wijland en De Goede (2012). Competentieprofiel Generalist. DMO Amsterdam.
www.fcb.nl
18
Colofon
Opdrachtgever
Mee-Nederland
Auteurs
Drs. T. Nederland
Dr. D.G. Oudenampsen
Drs. D. Bulsink
OmslagOntwerppartners, Breda
Uitgave
Verwey-Jonker Instituut
Kromme Nieuwegracht 6
3512 HG Utrecht
T (030) 230 07 99
E [email protected]
I www.verwey-jonker.nl
De publicatie kan gedownload en/of besteld worden via onze website:
http://www.verwey-jonker.nl.
ISBN 978-90-5830-659-3
© Verwey-Jonker Instituut, Utrecht 2014.
Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut.
Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld.
The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute.
Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned.
19
De huidige transities in het sociale domein vereisen een aangepaste invulling
van bepaalde beroepen in de zorg. Voor MEE Nederland heeft het Verweydit beter aansluit bij de transities. De kerntaak van de cliëntondersteuner gaat
namelijk veranderen. De sociale professional van de toekomst ondersteunt, in
samenwerking met andere organisaties, kwetsbare burgers vanuit integrale,
gegaan (zie www.mee.nl). Deze publicatie besteedt ook aandacht aan hoe de
expertise en kwaliteit van de MEE-consulenten doorontwikkeld en geborgen kan
worden.
Download