Academiejaar 2011-2012 PROGESTERON TER PROFYLAXE VAN

advertisement
Academiejaar 2011-2012
PROGESTERON TER PROFYLAXE VAN PRETERME
GEBOORTE: ‘WHAT’S THE EVIDENCE?’
Hanne DEBUNNE
Promoter: Dr. Hans Verstraelen
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot
MASTER IN DE GENEESKUNDE
Academiejaar 2011-2012
PROGESTERON TER PROFYLAXE VAN PRETERME
GEBOORTE: ‘WHAT’S THE EVIDENCE?’
Hanne DEBUNNE
Promoter: Dr. Hans Verstraelen
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot
MASTER IN DE GENEESKUNDE
Voorwoord.
Dit werk werd geschreven in het kader van de Z-lijn in de opleiding geneeskunde. Gedurende twee jaar
kregen we de tijd om op een wetenschappelijke manier informatie te verzamelen, te verwerken en op een
kritische manier te beoordelen.
Alvorens deze masterproef aan te vangen, zou ik graag een paar mensen bedanken die het realiseren van
deze literatuurstudie mede mogelijk maakten.
Vooreerst zou ik graag mijn promoter dokter Hans Verstraelen bedanken voor de begeleiding en
constructieve feedback de voorbije twee jaar.
Daarnaast wil ik ook familie en vrienden bedanken voor de hulp en steun gedurende de gehele opleiding.
Hanne Debunne
2e master geneeskunde
Inhoudsopgave
1. ABSTRACT .............................................................................................................................................. 1
2. INLEIDING............................................................................................................................................... 2
3.METHODE ................................................................................................................................................ 3
4. RESULTATEN ......................................................................................................................................... 5
4. 1 Preterme geboorte............................................................................................................................... 5
4.1.1 Definitie ........................................................................................................................................ 5
4.1.2 Epidemiologie .............................................................................................................................. 6
4.1.3 Etiologie ....................................................................................................................................... 7
4.1.4 gevolgen van preterme geboorte. .............................................................................................. 11
4.1.5 voorspellers en risicofactoren van vroeggeboorte. .................................................................... 13
4.1.6 Preventie van vroeggeboorte. ..................................................................................................... 15
4.2 Progesteron ........................................................................................................................................ 18
4.2.1 Werkingsmechanisme................................................................................................................. 18
4.2.2 Types progestagenen en toedieningswegen. .............................................................................. 21
4.2.3 Veiligheid van progesteron......................................................................................................... 22
4.3 Effectiviteit van progesteron ............................................................................................................. 24
4.3.1 Studies bij eenlingzwangerschap ................................................................................................ 24
4.3.2 Studies bij meerlingzwangerschappen........................................................................................ 31
4.3.3 Kosteneffectiviteitsanalyse van progesteron ter profylaxe van preterme geboorte. .................. 35
5. DISCUSSIE ............................................................................................................................................. 37
6.REFERENTIELIJST ................................................................................................................................ 41
7. BIJLAGEN
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Abstract
1. ABSTRACT
INLEIDING: Preterme geboorte wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als een
zwangerschapsduur van minder dan 37 voltooide weken (minder dan 259 dagen). Vroeggeboorte is de
frequenst voorkomende pathologie in de verloskunde en één van de belangrijkste oorzaken van perinatale
morbiditeit en mortaliteit, bovendien is het ook geassocieerd aan een enorme maatschappelijke kost. De
rationale van de preventie van vroeggeboorte is door de verlenging van de zwangerschapsduur een
verbetering van de neonatale uitkomst te bekomen. Reeds verscheidene jaren onderzoekt men de evidentie
van progesteron in de profylaxe van preterme geboorte. Deze literatuurstudie heeft als doel de tot op
heden verschenen literatuur na te gaan en een antwoord te vinden op de vraag wat de evidentie is van
progesteron in de profylaxe van vroeggeboorte.
METHODOLOGIE: De artikels werden verzameld via de databank van Pubmed. Deze literatuurstudie
werd onderverdeeld in drie grote onderdelen. Voor het eerste onderdeel ‘de epidemiologie,
pathofysiologie, gevolgen, risicofactoren en preventie van preterme geboorte’ werden zoektermen zoals
“etiology”, “risk factors”, “epidemiology”, “mortality and morbidity” en “prevention” gecombineerd met
“preterm birth”, voor het tweede onderdeel ‘het werkingsmechanisme, de farmacokinetiek en veiligheid
van progesteron’ werden de zoektermen “progesterone”, “safety” en “pharmacokinetics” gecombineerd.
Voor het laatste onderdeel ‘de effectiviteit van progesteron in de profylaxe van preterme geboorte’ werden
de zoektermen “preterm birth” en “progesterone” opgegeven, de resultaten werden gelimiteerd tot
randomized controlled trials. De resultaten werden statistisch bijeengebracht met behulp van het
programma Comprehensive Meta-analysis. Om de kosteneffectiviteit na te gaan werden de zoektermen
“progesterone”, “preterm birth” en “cost-effectiveness” gebruikt.
RESULTATEN: Deze literatuurstudie toont aan dat er nog heel wat hiaten zijn in onze kennis omtrent de
pathofysiologie van preterme geboorte en het exacte werkingsmechanisme van progesteron. Uit
verscheidene studies kan men concluderen dat progesteron effectief is in de behandeling van preterme
geboorte bij vrouwen met een eenlingzwangerschap en een eerdere vroeggeboorte, ook bij vrouwen met
een eenlingzwangerschap en een verkorte cervixlengte lijkt er een gunstig resultaat te zijn. Met betrekking
tot de reductie van de perinatale mortaliteit en morbiditeit werden er niet altijd statisch significante
resultaten aangetoond tussen de progesteron- en controlegroep. Ook over de gebruikte dosissen,
veiligheid, toedieningsweg en duur van de behandeling is er onduidelijkheid. Progesteron lost het
probleem van vroeggeboorte zeker niet volledig op en verder onderzoek naar andere preventiemaatregelen
is dan ook noodzakelijk.
1
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Inleiding
2. INLEIDING
Preterme geboorte is de frequenst voorkomende pathologie in de verloskunde en de voornaamste oorzaak
van neonatale mortaliteit en morbiditeit. Ondanks de grote vooruitgang die de voorbije decennia gemaakt
werd in de prenatale, perinatale en neonatale zorg, ziet men het aantal vroeggeboortes niet dalen. De
preventie van vroeggeboorte is dan ook één van de grootste uitdagingen in de verloskunde.[3]
De laatste jaren wordt er intensief gezocht naar voorspellers van vroeggeboorte en effectieve
preventiemaatregelen. Een obstakel hierbij is het feit dat het exacte mechanisme van vroeggeboorte nog
niet volledig opgehelderd is, het is een multifactorieel proces dat ondermeer beïnvloed wordt door
genetische factoren en omgevingsfactoren.[4]
Daar verscheidene pathways kunnen leiden tot vroeggeboorte is het onmogelijk één preventiemaatregel te
vinden die effectief is bij elke patiënt. Verder inzicht in de verscheidene pathways is nodig om subgroepen
van zwangere vrouwen te kunnen identificeren die baat zouden hebben bij een specifieke interventie.[5]
Door het identificeren van risicofactoren tracht men hoog-risico zwangerschappen te detecteren om zo
secundaire preventie te kunnen verrichten. Goed gekende risicofactoren zijn ondermeer een
voorgeschiedenis van preterme geboorte en meerlingzwangerschappen. Ook het vaststellen van een
verkorte cervixlengte via transvaginale echografie is een waardevolle voorspeller van vroeggeboorte.[5]
Van alle behandelingen die onderzocht werden voor de profylaxe van vroeggeboorte blijkt tot nu toe
progesteron de veelbelovendste.
Meerdere studies konden reeds aantonen dat progesteron effectief zou zijn in de verlenging van de
zwangerschapsduur bij vrouwen met een eenlingzwangerschap en een voorgeschiedenis van
vroeggeboorte. Er is groeiende evidentie dat progesteron ook zou leiden tot een significante daling van het
aantal preterme geboortes bij vrouwen met een eenlingzwangerschap en een verkorte cervixlengte.[6]
Studies die zich beperkten tot meerlingzwangerschappen resulteerden daarentegen niet in significant
gunstigere resultaten in vergelijking met placebo.
Toch blijft er onzekerheid over de juiste werking, de indicaties, de optimale dosis en toedieningsvorm,
verder onderzoek is dus nodig.
Het doel van deze literatuurstudie is aan de hand van een systematische review een update te brengen van
de tot op heden verschenen artikels over het effect van progesteron in de preventie van preterme geboorte
2
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Methode
3.METHODE
De eerste zoekopdrachten die verricht werden in PubMed waren gericht op het nagaan van de beschikbare
literatuur omtrent progesteron en preterme geboorte.
Vooreerst werd met de zoektermen “progesterone” en “preterm birth” met als limits “review” en “metaanalysis” gezocht om inzicht te krijgen in de structuur van deze scriptie. Dit leverde 110 zoekresultaten
op. Op basis van het abstract werden 8 artikels weerhouden.
Om gerichter op zoek te gaan naar artikels werden zoektermen ingevoerd op basis van één van de drie
grote onderdelelen van deze scriptie: (1) de epidemiologie, risicofactoren, pathofysiologie en preventie
van vroeggeboorte; (2) het werkingsmechanisme, de farmacokinetiek en veiligheid progesteron; (3) de
effectiviteit en kosteneffectiviteit van progesteron ter profylaxe van preterme geboorte.
Voor het eerste onderdeel werden ondermeer de zoektermen “epidemiology”, “mortality and morbidity”,
“etiology”, “prevention”, “screening” en “riskfactors” gecombineerd met “preterm birth”, 22 artikels
werden weerhouden.
Epidemiologische cijfers voor Vlaanderen werden verkregen via het jaarrapport van het Studiecentrum
voor Perinatale Epidemiologie, gepubliceerd in 2010.
Voor het tweede onderdeel werden kernwoorden zoals “parturition”, “pharmacokinetics” en “safety”
gecombineerd met “progesterone”. Op basis van het abstract werden 19 artikels geselecteerd.
Voor het laatste onderdeel werd er uitgebreid literatuuronderzoek gedaan. De zoektermen die hierbij
gehanteerd werden waren “progesterone” en “preterm birth”. De zoekopdracht werd gelimiteerd tot
randomised controlled trials (RCT’s), artikels werden gescreend tot februari 2011. Dit leverde 41 artikels
op. Enkel gerandomiseerde studies waarbij progesteronbehandeling vergeleken werd met een
placebobehandeling werden geïncludeerd. Uiteindelijk werden 15 RCT’s weerhouden (zie PRISMA Flow
Diagram). De resultaten van de studies werden statisch samengevoegd met behulp van het
computerprogramma Comprehensive Meta-analysis. Om de kosteneffectiviteit van progesteron in de
preventie van vroeggeboorte na te gaan werden de zoektermen “progesterone”, “preterm birth” en “costeffectiveness” ingegeven. Drie economische evaluaties werden weerhouden.
3
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Methode
Identificatie
PRISMA Flow Diagram
Artikels gevonden via
database (PubMed)
(n = 41)
Bijkomende artikels gevonden
via andere bronnen (n = 0)
Screening
Artikels nadat duplicaten verwijderd werden (n = 41)
↓
Gescreende artikels ( n = 41)
geïncludeerd
Full-text artikels beoordeeld voor
geschiktheid ( n = 22)
4
Briery et al.(2011): studiepopulatie beperkt
tot vrouwen met PPROM
Keirse et al.(1990): géén RCT
Lim et al. (2007): geen resultaten
weergegeven
Petrini et al.(2005): géén RCT
Keeler et al.(2009): progesteron versus
cerclage
Eddema et al.(2010): economische evaluatie
O’ Brien et al (2009): effect van progesteron
op cervixlengte
Studies geïncludeerd in review (n = 15)
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4. RESULTATEN
4. 1 Preterme geboorte
4.1.1 Definitie
De gemiddelde zwangerschapsduur bij de mens bedraagt 40 weken of 280 dagen vanaf de eerste dag van
de laatste menstruatie. Een normale zwangerschapsduur betekent dat de bevalling plaatsvindt tussen 37 en
42 weken zwangerschap.[5]
Als de geboorte voor 37 weken of 259 dagen zwangerschap plaatsvindt dan spreekt men volgens de
definitie van de WHO van vroeggeboorte.[4]
Bij vroeggeboorte maakt men onderscheid in:
- Iatrogene vroeggeboorte: dit is het beëindigen van de baring omwille van maternele indicaties zoals preeclampsie of omwille van foetale indicaties zoals intra-uteriene groeirestrictie.
- Spontane vroeggeboorte: dit kan het gevolg zijn van preterme arbeid ( i.e. het optreden van uteriene
contracties vóór de 37ste zwangerschapsweek die aanleiding geven tot cervicale veranderingen), of van
preterme premature ruptuur van de foetale vliezen ( i.e. het breken van de vliezen tenminste één uur voor
de start van de contracties en dit bij een zwangerschapsduur < 37 weken). [7]
Figuur 1. Spontane versus iatrogene preterme geboorte in ontwikkelde landen.[7]
5
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4.1.2 Epidemiologie
Voor de epidemiologische cijfers werd het jaarrapport van 2010, gepubliceerd door het Studiecentrum
voor Perinatale Epidemiologie (SPE), geraadpleegd.
De globale frequentie van vroeggeboorte (< 37 weken) bedroeg in 2010 in Vlaanderen 7,2%, 6,3% van de
eenlingzwangerschappen en 57,1% van de meerlingzwangerschappen waren preterme geboortes. In 2001
bedroeg het aantal vroeggeboortes eveneens 7,2%, het aantal vroeggeboortes verandert dus amper. [2]
Tabel 1. Zwangerschapsduur (2010) [2]
Zwangerschapsduur (weken)
Eenlingbevallingen
Meerlingbevallingen
(N=67 299)
(N=1307)
%
aantal
%
aantal
< 28 weken
0,4
254
2,8
37
28-31 weken
0,5
338
7,8
102
32-36 weken
5,4
3632
46,4
607
≥ 37 weken
93,7
63075
42,9
561
In het jaarrapport werd bovendien een belangrijke trend waargenomen: het aantal tweelingen stijgt. Er
werden 1307 meerlingen geboren (1289 tweelingen en 18 drielingen), wat 1,9% van het totaal aantal
geboortes in 2010 is. Dit is in absolute cijfers het hoogste aantal dat ooit gemeten werd. Hierbij dient
opgemerkt te worden dat tweelingen 10 keer vaker te vroeg geboren worden en dat hun sterftecijfer 4 keer
zo hoog ligt dan bij eenlingen. Een mogelijke verklaring voor de toename van meerlingzwangerschappen
is het feit dat zwangerschappen steeds vaker tot stand komen via medisch begeleide bevruchting. In vitro
fertilisatie en intracytoplasmatische sperma-injectie leiden vaker tot meerlingzwangerschappen.[2]
In 2010 verscheen een artikel met als doel de incidentie van vroeggeboortes wereldwijd te berekenen en
de regionale verschillen te analyseren. Er werd geschat dat in 2005 wereldwijd 12.9 miljoen geboortes, dit
is 9,6% van het totale aantal geboortes, preterm waren. Ongeveer 85% van deze preterme geboortes waren
geconcentreerd in Afrika en Azië.[1]
6
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Tabel 2. Geschatte incidentiecijfers vroeggeboorte [1]
Regio
Vroeggeboortes
Percentage
95%-
(x 1000)
vroeggeboortes van
betrouwbaarheids-
totale aantal geboortes
interval
(%)
Globaal
12.870
9,6
9,1-10,1
Afrika
4047
11,9
11,1-12,6
Azië
6907
9,1
8,3-9,8
Europa
466
6,2
5,8-6,7
Latijns-Amerika en de Caraïben
933
8,1
7,5-8,8
Noord-Amerika
480
10,6
10,5-10,6
Oceanië
20
6,4
6,3-6,6
4.1.3 Etiologie
De etiologie van preterme geboorte is nog niet volledig begrepen. Vroeggeboorte is een syndroom dat
geïnitieerd kan worden door verscheidene mechanismen, gekende etiologische factoren zijn ondermeer
infectie en inflammatie, uteriene overdistensie, stress, uteroplacentaire ischemie en bloedingen. Meestal
blijft de oorzaak echter ongekend.[7]
Preterme arbeid en à terme arbeid hebben dezelfde final common pathway: regelmatige uteriene
contracties, verstrijking en ontsluiting van de cervix en breken van de vliezen.[8]
Het enige verschil tussen à terme en preterme arbeid bestaat erin dat het eerste voortvloeit uit een normale
fysiologische activatie van deze pathway, waarbij er een synchrone activatie is van de componenten van
de pathway, terwijl het tweede het gevolg is van pathologische processen die één of meerdere
componenten van de pathway activeren.[7] Bijgevolg presenteren sommige patiënten zich met gestegen
uteriene contractiliteit, terwijl andere patiënten acute cervixinsufficiëntie vertonen en nog andere zich
presenteren met preterme premature ruptuur van de vliezen.[8]
7
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Figuur 2. Final common pathway van à terme geboorte en vroeggeboorte.[8]
De verschillende pathways die kunnen resulteren in preterme geboorte worden weergegeven in figuur 3.
Deze pathways verschillen in hun initiërende factoren maar resulteren uiteindelijk in dezelfde final
common pathway die leidt tot vroeggeboorte.[5]
Figuur 3. De vier pathways die kunnen leiden tot preterme geboorte.[5]
8
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
1. Infectie/ inflammatie
Infecties zijn sterk gerelateerd aan vroege preterme geboorte (gedefinieerd als geboorte tussen 24 en
32 weken zwangerschap), zowel intra-uteriene infecties (latent of klinisch), infecties van de lage
urogenitale tractus (bv. bacteriële vaginose) als systemische maternele infecties (bv. malaria, syfillis
en periodontitis) vormen een risico.[5]
Intra-uteriene infecties worden als één van de meest frequente én potentieel voorkombare oorzaken
van preterme geboorte beschouwd. Als gevolg van ontstekingsreacties worden pro-inflammatoire
cytokines en immunomodulatoire eiwitten geproduceerd door de macrofagen, de deciduacellen en de
foetale membranen. Deze cytokines (oa. Tumor Necrosis Factor alpha en Interleukine-1,-6,-8)
stimuleren de prostaglandinesecretie en de aanmaak van matrixmetalloproteinasen (MMP’s). De
prostaglandines zorgen door collageenafbraak voor verweking van de cervix en stimuleren de
contractiliteit van de uterus, terwijl de MMP’s de degradatie van de extracellulaire matrix van de
foetale membranen initiëren en daarmee zorgen voor ruptuur van de vliezen.[7]
Ook de foetus zelf speelt een rol in dit pathofysiologische mechanisme. Intra-uteriene inflammatie
kan geassocieerd zijn met microbiële invasie van de foetus. Wanneer de foetus geïnfecteerd is, is er
een activatie van de foetale hypothalame-hypofysaire-bijnieras, waarbij er secretie is van het
corticotropine-releasing hormone (CRH). CRH speelt een belangrijke rol bij de intiatie van de
arbeid.[5, 8]
Ook à terme geboorte is geassocieerd met een gelokaliseerd inflammatoir proces, maar de ernst van
het inflammatoir proces is veel groter in de context van een intra-uteriene infectie bij preterme
arbeid.[8]
2. Maternele of foetale HPA activatie: stress
CRH wordt niet enkel geproduceerd door de hypothalamus maar ook door de placenta. Zowel bij à
terme als preterme geboorte is er naarmate de arbeid nadert een stijging van de concentratie van
CRH. Het exacte mechanisme dat de CRH secretie reguleert is nog niet gekend, wel konden in vitro
studies met humane placentacellen aantonen dat CRH vrijgesteld wordt in respons op biologische
effectoren van stress zoals cortisol, IL-1, oxytocine en catecholamines. Ook in vivo studies konden
een significante correlatie aantonen tussen maternele psychosociale stress en de concentratie CRH in
het maternele plasma. Progesteron en oestrogeen daarentegen inhiberen de CRH-secretie [5, 9]
Het placentair CRH stimuleert de foetale hypofyse tot de aanmaak van het adrenocorticotroop
hormoon (ACTH). ACTH en CRH werken in op de foetale bijnieren waardoor de cortisol en
dehydroepiandrosteronsulfaat (DHEA-S) secretie stijgt. Foetaal cortisol stimuleert de longen tot de
productie van surfactant proteine A, dit proteine is verantwoordelijk voor de longmaturatie. Cortisol
9
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
zal bovendien de productie van prostaglandine door de placenta en foetale membranen verhogen door
het opreguleren van de cyclo-oxygenase 2 (COX-2) expressie en zo de cervixrijping en uteriene
contracties bevorderen.[10]
DHEA-S wordt ter hoogte van de placenta gemetaboliseerd tot oestrogeen. Oestrogenen zullen de
expressie van ondermeer oxytocinereceptoren, contractie geassocieerde eiwitten en COX-2
bevorderen, wat de myometriale contracties faciliteert.[5, 9, 11]
Daarnaast beïnvloedt CRH op een directe manier de myometriale cellen via binding aan de CRHreceptor waardoor ze ontvankelijk worden voor contracties, ook zou CRH leiden tot een verhoogde
gevoeligheid van de uterus voor prostaglandines en oxytocine en zo het begin van de arbeid
moduleren.[10, 11]
Doordat cortisol de placentaire secretie van CRH stimuleert, ontstaat er een positieve feedback lus
met een enorme stijging van CRH gedurende de zwangerschap met een piek op het moment van de
partus.[11]
Figuur 4. Rol van CRH in de regulatie van de zwangerschap en partus.[11]
Zowel maternele als foetale stress, endogeen of exogeen, kunnen verantwoordelijk zijn voor
voornamelijk late vroeggeboorte (gedefinieerd als geboorte tussen 32 en 36 weken) door vroegtijdige
activatie van de maternele of foetale HPA-as. De stressvolle gebeurtenis kan plaatsvinden gedurende
de zwangerschap of in de preconceptionele periode, zo tonen studies bij schapen dat extreme
vermagering voor de zwangerschap kan leiden tot spontane preterme geboorte.[12]
10
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
3. Deciduale bloeding/ uteroplacentaire trombose
Vasculaire lesies van de placenta zoals maternele of foetale arteriële trombosen, het falen van
spiraalarteriolen van de baarmoeder om zich om te vormen tot breed openstaande uteroplacentaire
vaten (bv. bij preëclampsie) of atherosclerose worden frequent geassocieerd met zowel vroege als
late preterme geboorte. Ook abnormale placentatie zoals placenta praevia en solutio placenta zijn
mogelijkse etiologische factoren van vroeggeboorte. Het juiste pathofysiologische mechanisme blijft
onduidelijk, maar uteroplacentaire ischemie en trombine spelen een centrale rol. Naast zijn cruciale
werking in de coagulatie, stimuleert trombine ook een verhoging van de basale tonus en contracties
van de myometriale spiercellen. Bovendien doet trombine de concentratie matrixmetalloproteinases
stijgen. Het feit dat trombine een belangrijke rol speelt in de contractiliteit en afbraak van de foetale
membranen kan een verklaring zijn voor de associatie tussen vaginale bloedingen, retroplacentaire
hematomen en preterme geboorte.[5]
4. Uteriene overrekking.
Uteriene overdistentie speelt een belangrijke rol bij het begin van de preterme arbeid bij vrouwen met
een meerlingenzwangerschap, polyhydramnion of macrosomie. Het exacte mechanisme waardoor
deze overdistentie aanleiding geeft tot vroeggeboorte is nog niet gekend. Gedurende de
zwangerschap blijft de intra-uteriene druk relatief constant ongeacht de foetale groei. Dit is een
gevolg van de myometriale relaxatie door progesteron en andere endogene relaxerende stoffen zoals
NO. Uteriene stretch induceert de transcriptie van contractie geassocieerde eiwitten. Deze eiwitten,
waaronder gap junction eiwitten (bv. connexine-43), oxytocinereceptoren en cyclo-oxygenase,
karakteriseren een geactiveerd myometrium.[12-14]
Bovendien zal stretching van het onderste uterussegment aanleiding geven tot een toename van de
secretie van IL-8 en collagenase, waardoor cervixrijping wordt geïnduceerd.[5]
4.1.4 gevolgen van preterme geboorte.
Vroeggeboorte is geassocieerd met een hoge mortaliteit. Terwijl vroeggeboortes proportioneel maar een
klein deel uitmaken van het totaal aantal geboortes, is vroeggeboorte en een te laag geboortegewicht
verantwoordelijk voor driekwart van de perinatale sterfte. De perinatale sterfte omvat zowel de foetale
sterfte (i.e. ieder doodgeboren kind van ≥ 500 gram) als de vroeg-neonatale sterfte (i.e. overlijden van een
levend geboren kind van ≥ 500 gram, voor de 8ste dag na de geboorte). In 2010 bedroeg de algemene
11
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
perinatale sterfte volgens de SPE- registratie 0,6 %, bij baby’s jonger dan 28 weken bedroeg het 51,7 %,
zodra een zwangerschapsduur van 28 weken bereikt wordt, daalt de perinataal sterfte sterk. [2]
Tabel 3. Perinataal sterftecijfer volgens zwangerschapsduur (2010) ) [2]
Zwangerschapsduur (weken)
Perinatale sterfte (%)
< 28weken
51,7 %
28-31 weken
10 %
32-36 weken
1,8%
≥ 37 weken
0,17%
Door de grote vooruitgang die geboekt is in de medische technologie en perinatale zorg, is de overleving
van prematuren in de geïndustrialiseerde landen enorm verbeterd. Deze daling in neonatale mortaliteit
heeft echter wel geleid tot een stijging van de morbiditeit.[15]
Het risico op complicaties stijgt proportioneel met een daling van geboortegewicht en gestationele leeftijd,
wat een logisch gevolg is van de immaturiteit van het orgaanstelsel.[5]
De immature orgaansystemen zijn nog niet volledig ontwikkeld om te kunnen leven buiten de uterus, dit
heeft zowel gevolgen op korte en lange termijn gezondheid.[16]
Vooral de immature longontwikkeling brengt significante gezondheidsproblemen met zich mee zoals het
respiratoire distress syndroom: door een deficiëntie van surfactant is er een collaps van de alveolen. Het
toedienen van glucocorticoïden aan de moeder met dreigende vroeggeboorte stimuleert de productie van
surfactant en bevordert zo de longrijping.[5]
Andere
frequent
gerapporteerde
gezondheidsproblemen
zijn
intraventriculaire
bloedingen,
bronchopulmonale dysplasie, periventriculaire leukomalacie, infectieuze morbiditeit, retinopathie en
necrotiserende enterocolitis.[3]
Prematuriteit was in 2010 in België de frequenste reden voor opname op de dienst intensieve zorgen
neonatologie.[2]
Op lange termijn kunnen leermoeilijkheden en gedragsmoeilijkheden optreden.[4]
12
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4.1.5 voorspellers en risicofactoren van vroeggeboorte.
Het identificeren van risicofactoren is noodzakelijk om vrouwen met een verhoogd risico te kunnen
detecteren en behandelen.
Het zoeken naar risicofactoren heeft ook nog andere voordelen: men kan zo een populatie creëren die
nuttig kan zijn voor het bestuderen van specifieke interventies en bovendien kan men een beter inzicht
krijgen in het mechanisme van vroeggeboorte.[5, 7]
Er werd de voorbije jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar voorspellers van preterme geboorte.
Tot op heden is er nog altijd geen test beschikbaar met een optimale sensitiviteit en predictief
voorspellende waarde. De combinatie van verschillende voorspellers zou kunnen leiden tot een hogere
sensitiviteit.[5]
1. klinische voorspellers/ voorgeschiedenis.
Vrouwen die in de voorgeschiedenis een vroeggeboorte hebben gehad, hebben een herhalingsrisico
van 15% tot meer dan 50% afhankelijk van het aantal eerdere vroeggeboortes en de zwangersduur bij
eerdere vroeggeboorte(s). De reden voor dit gestegen risico is niet altijd duidelijk, maar persisterende
en recurrente infecties kunnen een verklaring zijn, alsook de onderliggende aandoening zoals
diabetes, hypertensie of obesitas die blijft bestaan.[7]
Vaginaal bloedverlies ten gevolge van placenta solutio of placenta praevia zijn eveneens
geassocieerd met een sterk verhoogd risico van preterme arbeid. Ook vaginale bloedingen niet
gerelateerd aan placenta praevia of placenta solutio kunnen leiden tot vroeggeboorte.[7]
Meerlingzwangerschap is een andere gekende risicofactor. Tweelingen worden tien keer vaker te
vroeg geboren.[2]
Andere klinische risicofactoren zijn ondermeer: ondergewicht, leeftijd (jonger dan 18 jaar of ouder
dan 40 jaar), congenitale afwijkingen van de uterus, specifieke infecties van de urogenitale tractus,
anemie, roken, ethniciteit (zwarte ras) en blootstelling aan diethylstilbestrol in utero.[17]
De lijst van mogelijkse factoren die geassocieerd zijn met vroeggeboorte wordt steeds langer, dit
weerspiegelt de complexiteit in de pathofysiologie.
2. Cervixonderzoek
Cervixinsufficiëntie kan congenitaal zijn of veroorzaakt worden door chirurgie of trauma. Het kan
leiden tot vroege vroeggeboorte. Gedurende de zwangerschap stijgt de spanning in de uterus door
groei van het embryo, bij cervixinsufficiëntie is de cervix omwille van beschadiging van het
collagene bindweefsel niet in staat voldoende weerstand hiertegen te bieden. De afsluitfunctie van de
13
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
cervix is onvoldoende en wanneer de cervix te vroeg verstrijkt en dilateert kunnen de vliezen
uitpuilen in de vagina en breken.[5]
De cervixlengte bepaalt via transvaginale echografie is een goede predictor van preterme geboorte.
De cervixlengte is normaal verdeeld in de populatie en het risico op vroeggeboorte stijgt bij een
afname van de cervixlengte (zie figuur 5). Men neemt een cervixlengte van ≤25 mm (10e percentiel)
bij vrouwen in de 24ste week van hun zwangerschap als threshold voor de identificatie van een
gestegen risico. Het relatieve risico op vroeggeboorte voor 35 weken is 6,2 keer hoger bij deze
vrouwen in vergelijking met vrouwen met een cervixlengte ≥40 mm (75e percentiel). Deze klinische
voorspeller heeft een specificiteit van 92,2% en een sensitiviteit van 37,3%.[17-19]
Door deze lage sensitiviteit wordt het routinematig screenen van de cervixlengte in
ongecompliceerde zwangerschappen niet aanbevolen.[20] Nochtans toont een recente economische
evaluatie aan dat een eenmalige meting van de cervixlengte bij alle laag-risico zwangerschappen en
behandeling met vaginaal toegediend progesteron bij een verkorte cervixlengte, kosteneffectief
is.[21] Voorlopig is het nog wachten op de resultaten van de Triple P studie uit Nederland die
onderzoekt of het meten van de cervixlengte tussen 18 en 22 weken zwangerschap en
daaropvolgende progesteronbehandeling bij een cervixlengte ≤30mm effectief is bij laag-risico
vrouwen.[22]
Figuur 5. Distributie van de cervixlengte gemeten in de 24ste week van de zwangerschap (zwarte
lijn) en het relatieve risico op vroeggeboorte voor 35 weken in overeenstemming met de
percentielen voor de cervixlengte (staven). De risico’s bij vrouwen met waarden op of onder het
1e, 5e, 10e, 25e, 50e, 75e percentiel voor de cervixlengte worden vergeleken met het risico bij
vrouwen boven het 75e percentiel.[19]
14
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
3. Foetaal fibronectine
De sterkste biochemische predictor is foetaal fibronectine (fFN), een glycoproteine dat deel uitmaakt
van de chorio-amniotische extracellulaire matrix. Dit eiwit is een soort biologische lijm die zorgt
voor de verbinding tussen de foetale membranen en de decidua. Normaal kan dit eiwit gedetecteerd
worden in het cervicovaginaal secreet tot 20 weken en voorafgaand aan de arbeid, waarschijnlijk als
gevolg van de foetale membranen die zich scheiden van de decidua. De aanwezigheid van fFN tussen
24 en 34 weken zwangerschap suggereert een lekkage van fibronectine door inflammatie of uteriene
activiteit en is geassocieerd met een verhoogd risico op preterme geboorte.[19]
De grootste sterkte van deze test is zijn hoge negatief voorspellende waarde voor dreigende geboorte:
99% van de patiënten met een negatieve fibronectinetest zullen niet bevallen gedurende de eerste
zeven dagen, dit voorkomt onnodige hospitalisatie en medische interventies.[23]
Het grote nadeel van deze test is de lage positief voorspellende waarde: een positieve fibronectinetest
bij een zwangerschapsduur tussen 22 en 24 weken heeft een positief voorspellende waarde voor
preterme geboorte <28 weken van slechts 13% en voor preterme geboorte <37 weken van 36%.[23]
Wegens het gebrek aan evidentie betreffende het nut van interventies bij patiënten met een positieve
test is de rationale van routinematig screenen onduidelijk.[17]
4. Andere biochemische merkers.
Infectie en inflammatie zijn belangrijke etiologische factoren van preterme geboorte. Nieuwe
screeningsmethoden die gebruik maken van moleculaire biologische technieken zijn ontwikkeld voor
de identificatie van micro-organismen (bv. Streptococcen groep B) in het amnionvocht of vaginale
flora.[24] Ook kan er screening verricht worden naar gestegen concentraties van inflammatoire
merkers (bv. IL-6, IL-8) in het amnionvocht of genitale tractus, maar dit heeft een beperkte
predictieve waarde.[17]
4.1.6 Preventie van vroeggeboorte.
Gedurende lange tijd focuste men zich eerder op een verbetering van de gevolgen van prematuriteit dan op
de preventie van vroeggeboorte zelf. De huidige obstretische en neonatale strategieën hebben geleid tot
een verbetering van de neonatale overleving en ook de grens van de levensvatbaarheid is de voorbije jaren
gedaald, de incidentie van het aantal vroeggeboortes is daarentegen niet gedaald.[20]
Preventie van preterme geboorte heeft als uiteindelijk doel de risico’s op neonatale complicaties en sterfte
te elimineren, vaak worden in studies surrogaateindpunten zoals zwangerschapsverlenging gebruikt.[20]
15
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
De interventies die tot doel hebben de neonatale morbiditeit en mortaliteit te laten dalen kunnen ingedeeld
worden in primaire, secundaire en tertiare preventie. Primaire preventie is gericht naar alle zwangere
vrouwen, secundaire preventie heeft als opzet de risicofactoren bij vrouwen met een verhoogd risico op
preterme geboorte te reduceren, bij tertiaire preventie daarentegen wil men de reeds begonnen arbeid
inhiberen en de neonatale outcome verbeteren.[20]
Primaire preventie is niet eenvoudig aangezien preterme geboorte een syndroom is dat geïnitieerd kan
worden door verscheidene mechanismen. Bovendien is het niet enkel een medisch probleem maar ook een
sociaal
probleem
en
vaak
is
er
een
gebrek
aan
voldoende
kennis
bij
de
vrouw.
Primaire preventie zou nuttig zijn aangezien preterme geboorte ongeveer in 50% van de gevallen
plaatsvindt bij vrouwen die geen gekende risicofactoren hebben, en waarbij secundaire preventie dus niet
toegepast zal worden.[25]
Preconceptionele primaire preventie die aangeraden wordt is ondermeer stoppen met roken.[20, 26] Roken
is een gekende risicofactor voor intra-uteriene groeirestrictie en vroeggeboorte. Stoppen met roken zou het
aantal vroeggeboorten doen dalen en het geboortegewicht significant laten toenemen.[27]
Ook optimale voeding en een gezond BMI behoren tot de primaire preventie.[25]
Lage serumconcentraties van foliumzuur zouden geassocieerd zijn met preterme geboorte en
doodgeboorte. Aan vrouwen die overwegen om zwanger te worden, wordt aangeraden om vitaminen zoals
foliumzuursupplementen in te nemen. Aangezien weinig vrouwen preconceptioneel advies inwinnen,
hebben deze aanbevelingen weinig impact.[25]
Tot de primaire preventie gedurende de zwangerschap behoort oa. screening naar asymptomatische
bacteriurie. Behandeling met antibiotica zal de incidentie van pyelonefritis doen verminderen, of er ook
een daling van vroeggeboorte kan bekomen worden is nog niet bewezen. Het routinematig screenen naar
en behandelen van asymptomatische bacteriële vaginose en andere vaginale infecties zal het aantal
vroeggeboortes niet doen dalen bij laag-risico vrouwen en wordt dan ook niet aanbevolen.[20]
Bij secundaire preventie richt men zich tot vrouwen die op basis van de obstretische voorgeschiedenis (bv.
congenitale afwijking van de uterus of eerdere vroeggeboorte) of huidige zwangerschapskenmerken (bv.
meerlingzwangerschap) een verhoogd risico hebben. De evidentie van progesteron wordt verderop
toegelicht. Twee andere frequent bestudeerde interventies ter secundaire preventie zijn cervixcerclage en
profylactische antibioticatherapie. Cervixcerclage kan zowel preventief als therapeutisch worden
toegepast bij vrouwen in de tweede en derde trimester van de zwangerschap waarbij cervixinsufficiëntie
wordt vastgesteld. Er zijn geen aanbevolen richtlijnen voor het gebruik van cerclage en de beslissing
16
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
wordt meestal gemaakt op basis van het klinische oordeel van een ervaren gynaecoloog. Er is nog geen
eenduidige informatie over de effectiviteit van deze strategie. [28]
Aangezien infectie en inflammatie een rol spelen bij de pathogenese van preterme geboorte werd
profylactische toediening van antibiotica bij bijvoorbeeld bacteriële vaginose en een voorgeschiedenis van
vroeggeboorte reeds verscheidene jaren bestudeerd. De beschikbare literatuur is tegenstrijdig omtrent de
effectiviteit van deze strategie.[28]
Het profylactisch toedienen van tocolytica bij vrouwen met een voorgeschiedenis van vroeggeboorte heeft
geen bewezen nut.[28, 29]
Bedrust en coïtusverbod worden ook frequent aangeraden, toch is hiervoor geen bewezen evidentie.[20]
De tertiaire preventie richt zich tot vrouwen waarbij de diagnose van dreigende vroeggeboorte gesteld
wordt. Tocolytica worden gebruikt om de bevalling 48 uur uit te stellen, wat toelaat corticosteroïden toe te
dienen ter bevordering van de longrijping en de patiënte te transfereren naar een tertiair centrum dat
beschikt over een neonatale intensieve zorgen, waardoor de neonatale uitkomst verbetert. Het preventief
toedienen van antibiotica bij vrouwen met preterme premature ruptuur van de foetale membranen zou
leiden tot een verlenging van de zwangerschap, een afname van chorioamnionitis en een verbeterde
neonatale outcome. Ook het intrapartum toedienen van antibiotica bij vrouwen die draagster zijn van
groep B streptococcus (GBS) zorgt voor een reductie van vroeg-neonatale GBS-infecties en is een nuttige
interventie.[20]
17
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4.2 Progesteron
4.2.1 Werkingsmechanisme
Progesteron is een steroïdhormoon dat een cruciale rol speelt gedurende de zwangerschap. Wanneer er
conceptie is opgetreden, zorgt het corpus luteum voor de aanmaak van progesteron. Tot zeven weken is
het corpus luteum van essentieel belang voor het behoud van de zwangerschap. De placenta vormt
eveneens progesteron en omstreeks een zwangerschapsduur van negen weken overtreft deze productie die
van het corpus luteum, de zogenaamde luteoplacentaire shift. De productie neemt toe gedurende de gehele
zwangerschap tot de laatste weken. Op het einde van de zwangerschap produceert de placenta ongeveer
250mg progesteron per dag.[10, 30]
Er werden reeds verschillende studies gepubliceerd over het mechanisme van het op gang komen van de
baring bij een à terme zwangerschap. Het exacte mechanisme is nog niet gekend maar één van de recente
theorieën is de functionele progesteron withdrawal en oestrogeenactivatie. Progesteron zorgt voor het
behoud van de zwangerschap en houdt de uterus in een rusttoestand door ondermeer het verhinderen van
de vorming van gap junctions in het myometrium en het stimuleren van het mechanisme (oa.
stikstofoxide) dat leidt tot myometriale relaxatie. Oestrogeen daarentegen stimuleert de arbeid.
Voorafgaand aan de partus ziet men bij de meeste diersoorten een daling van de maternele
progesteronspiegels (progesteron withdrawal) en een stijging van de oestrogeenspiegels. Bij de mens ziet
men echter dat de concentratie van progesteron hoog blijft tot na de bevalling. Dit leidde tot het concept
van “functionele” progesteron withdrawal.
Progesteron werkt op een genomische en niet-genomische manier. De klassieke genomische manier
gebeurt door de binding op een cytoplasmatische progesteronreceptor (PR), dit progesteron-PR complex
verplaatst zich vervolgens naar de kern waar het werkt als transcriptiefactor en zo specifieke targetgenen
tot expressie brengt.[31]
Tijdens de zwangerschap zijn er twee isoformen van cytoplasmatische progesteronreceptoren aantoonbaar
in het myometrium: PR-A en PR-B. PR-B is een activator van progesteron-responsieve genen, PR-A
blokkeert de werking van PR-B. De functionele progesteron withdrawal voorafgaand aan de arbeid zou
gemediëerd worden doordat de PR-A receptoren de overhand krijgen. Hierdoor is er een daling van de
gevoeligheid van het myometrium voor progesteron en de onderdrukking van de contracties wordt
opgeheven.[5] Welk mechanisme precies verantwoordelijk is voor deze shift van isoformen is niet exact
gekend, maar oa. prostaglandines en inflammatoire cytokines zouden verantwoordelijk zijn.[10]
18
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Een daling van de co-activatoren van het progesteron-PR complex die de transcriptie van de genen
faciliteren is een andere mogelijke verklaring voor de functionele withdrawal. Door een gedaalde
transcriptie van deze genen wordt de uterus gevoeliger voor contracties.[10]
In samenhang met de functionele progesteron withdrawal is er tegelijkertijd een functionele
oestrogeenactivatie. Gedurende de zwangerschap inhibeert progesteron de oestrogeenreceptor-α expressie.
Wanneer de functionele progesteron withdrawal optreedt, wordt de suppressie van de expressie van de
receptoren teniet gedaan en stijgt bijgevolg de responsiviteit van het myometrium voor oestrogeen.
Oestrogenen bevorderen de prikkelgeleiding tussen de myometriumcellen door de vorming van gap
junctions waardoor het myometrium ontvankelijk wordt voor contracties.[10]
In tegenstelling tot bij dieren wordt de progesteron withdrawal en oestrogeenactivatie dus niet veroorzaakt
door veranderingen in de serumconcentraties maar wel door veranderingen in de gevoeligheid van het
myometrium voor progesteron en oestrogeen door wijzigingen in de expressie van de receptoren.[5, 9, 32,
33]
Figuur 6. Rol van progesteron en oestrogeen in de regulatie van de zwangerschap en de
partus.[9]
Naast dit genomische trage mechanisme is er ook de snellere niet-genomische manier, de niet-genomische
effecten van progesteron zouden tot stand komen via binding van bepaalde progesteronmetabolieten aan
receptoren in de celmembraan om zo intracellulaire signaaltransductie pathways te moduleren.[10]
Hoe progesteron in staat is om preterme geboorte te voorkomen bij sommige hoog-risico vrouwen is nog
niet volledig opgehelderd maar er werden reeds verscheidene mogelijke mechanismen voorgesteld:
1. Progesteron als anti-inflammatoire mediator.
Zowel à terme als preterme geboorte gaan gepaard met een activatie van een inflammatoir proces
ter hoogte van de uterus en cervix. De voornaamste inflammatoire mediatoren zijn cytokines en
prostaglandines. Prostaglandinesecretie wordt voornamelijk gestimuleerd via het enzym cyclooxygenase 2 (COX-2). Nuclear factor-kappa B (NF-kappa B) is een transcriptiefactor die betrokken
19
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
is in de expressie van COX-2. Progesteron zou NF-kappa B kunnen inhiberen en zo kunnen leiden
tot een daling van de prostaglandineconcentratie. Progesteron zorgt bovendien voor een opregulatie
van de endogene inhibitor van fosfolipase A2, een enzym dat in hoge concentraties aanwezig is in
het amnionvocht en belangrijk is in de synthese van prostaglandines. Door een suppressie van
prostaglandines zorgt progesteron dus voor de relaxatie van het myometrium.[10]
Progesteron verhindert eveneens apoptose van de foetale membranen die geïnduceerd wordt door de
pro-inflammatoire cytokines en zou zo premature ruptuur van de vliezen kunnen voorkomen.[34]
Ook studies bij muizen waarbij intra-uteriene inflammatie geïnduceerd werd door de injectie van
lipopolysaccharide konden aantonen dat het vooraf behandelen met progesteron geassocieerd was
met een supressie van de activatie van contractie geassocieerde genen en inflammatoire mediatoren,
alook de cervixrijping in respons op de inflammatie werd verhinderd.[4]
2. Progesteron zorgt voor relaxatie van het myometrium.
Progesteronmetabolieten kunnen hun actie uitoefenen via binding op de membraanreceptoren van
de myometriumcellen. Zo zou 5-dihydroprogesteron een binding kunnen aangaan met de
oxytocinereceptor en de binding en werking van oxytocine inhiberen. Via dit mechanisme is
progesteron in staat de oxytocine-geïnduceerde myometriumcontractiliteit te laten dalen.[10]
Naast deze niet-genomische werking kan progesteron ook de myometriale activiteit inhiberen op
een genomische manier door de suppressie van een aantal genen dat essentieel zijn voor de
contracties, zoals genen die coderen voor gap junction eiwitten of voor oxytocinereceptoren.
Bovendien zorgt progesteron voor een opregulatie van relaxerende factoren zoals cAMP en GMP
en verhindert het de werking van oestrogeen dat het contraherend vermogen van het myometrium
stimuleert.[31]
3. Progesteron verhindert rijping van cervix.
Cervixrijping is een actief biochemisch proces waarbij het collageen een sterke reorganisatie
ondergaat. Het is een inflammatie-achtige reactie met infiltratie van leukocyten, een stijging van
cytokines en een stijging van metalloproteinasen. Aangezien anti-progestativa een rijping induceren
zou progesteron ook een rol moeten spelen in deze cascade van cervixrijping.[35] De invloed van
progesteron op de cervixrijping sluit aan bij de anti-inflammatoire werking zoals hogerop
beschreven. Progesteron zorgt voor een daling van de pro-inflammatoire cytokines en
prostaglandines in de cervix en inhibeert zo de rijping van de cervix. Prostaglandines en andere
inflammatoire cellen zorgen immers voor afbraak van collageen en het weker worden van de
cervix.[31]
20
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4. Progesteron interfereert met regulatie van placentaire CRH-gen expressie
Cortisol is in staat de placentaire expressie van het CRH-gen te stimuleren.[36] Naarmate de arbeid
nadert stijgt de productie van cortisol door de foetale bijnieren en is er bijgevolg een toename van
de placentaire CRH biosynthese waardoor er een endocriene cascade opgang komt die de timing
van de geboorte reguleert. Een aantal weken voorafgaand aan spontane arbeid zien wel zowel bij à
terme als preterme geboorte een stijging van de concentratie CRH in het maternele serum.[10]
Progesteron kan een rol spelen in de regulatie van de placentaire CRH-gen expressie: in hoge
concentraties is progesteron in staat in competitie te treden met cortisol ter hoogte van de placenta
en inhibeert het de CRH-gen expressie.[10]
4.2.2 Types progestagenen en toedieningswegen.
Van alle behandelingen voor de preventie van spontane vroeggeboorte zijn de progesteronafgeleiden de
meest belovende. Het gebruik van progesteron wordt al gedurende vijftig jaar bestudeerd.[17] Bovendien
is er ook veel geweten over de farmacokinetiek van progesteron door de jarenlange ervaring met
progesteron bij geassisteerde reproductie, menopauzale en postmenopauzale vrouwen en vrouwen met een
endometriumcarcinoom.[4]
Progestagenen zijn ofwel van natuurlijke oorsprong ofwel synthetische derivaten en kunnen toegediend
worden via 3 routes: oraal, intramusculair of vaginaal (in de vorm van gel of suppositorium). Verschillen
in de manier van toediening zouden leiden tot verschillen in bijwerkingen en effectiviteit.[23]
Het natuurlijk progesteron is een exact duplicaat van het progesteron dat gevormd wordt door het corpus
luteum en door de placenta. Het wordt daardoor gemakkelijk door het lichaam gemetaboliseerd en is
geassocieerd met een minimaal aantal bijwerkingen. De plasmaconcentraties die bereikt worden zijn
afhankelijk van de dosis en de wijze van toediening.[37]
Omdat progesteron slecht geresorbeerd wordt in de darm, is het niet actief wanneer het langs orale weg
toegediend wordt. Wanneer de gemicroniseerde vorm wordt gebruikt, wordt wel een goede resorptie
bereikt. Het grote voordeel van orale toediening is dat het niet-invasief is en hierdoor de compliance
verhoogd wordt. Er zijn echter wel grote interindividuele variaties in de plasmaconcentraties die bereikt
worden door het verschil in absorptie en bovendien is het onderhevig aan versnelde metabolisatie door het
first-pass metabolisme in de lever. Onder orale toediening kunnen er een breed spectrum van bijwerkingen
optreden zoals intrahepatische cholestatis, nausea, hoofpijn en somnolentie.[6, 31, 38]
21
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Transvaginale toediening voorkomt het first-pass metabolisme, er is een snelle absorptie en er worden
hogere uteriene en endometriale concentraties bereikt, dit staat gekend als het ‘first uterine pass
effect’.[39] Transvaginale toediening is effectief in de preventie van vroeggeboorte bij hoog-risico
zwangerschappen en de enige bijwerking die gerapporteerd werd is de toename van vaginale fluor.[31, 39]
Theoretisch gezien zou het natuurlijke progesteron ook intra-musculair kunnen toegediend worden, maar
omwille van zijn korte halfwaardetijd zou een dagelijkse injectie nodig zijn en wordt deze
toedieningsvorm voor natuurlijk progesteron niet gebruikt.[30]
Gemicroniseerd progesteron kan dus zowel oraal als transvaginaal toegediend worden, preferentieel wordt
het transvaginaal toegediend omwille van de betere biologische beschikbaarheid en de geringere
bijwerkingen.[6]
De synthetische, chemische progestagenen zijn derivaten van progesteron. Het meeste gebruikte
synthetisch progestageen is 17α-hydroxyprogesteroncaproaat (17-OHPC), een caproaatester van het
natuurlijke 17-hydroxyprogesteron dat gedurende de zwangerschap in lagere concentraties dan
progesteron geproduceerd wordt.[31]
Dat 17-OHPC fysiologisch dezelfde werking zou hebben dan progesteron is niet volledig correct,
verscheidene studies hebben aangetoond dat 17-OHPC, in tegenstelling tot progesteron, geen invloed
heeft op de myometriale contractiliteit.[31]
Synthetische progestagenen worden geassocieerd met een groter aantal bijwerkingen dan de natuurlijke
progestagenen, de lijst van mogelijke bijwerkingen is lang, oa. hoofdpijn, buikpijn, depressie,
slapeloosheid en pijn in de borst werden vermeld.[37]
17-OHPC is inactief wanneer het oraal toegediend wordt, maar langwerkend wanneer het intramusculair
toegediend wordt. De halfwaardetijd bedraagt 7 à 8 dagen, door deze lange halfwaardetijd volstaat het één
keer in de week een injectie toe te dienen. Intramusculaire injectie resulteert in een continue optimale
plasmaconcentratie, wel kan het bijwerkingen zoals pijn, zwelling en jeuk ter hoogte van de injectieplaats
tot gevolg hebben.[39, 40]
4.2.3 Veiligheid van progesteron
Natuurlijk progesteron zou veilig zijn wanneer het in fysiologische dosissen toegediend wordt tijdens de
zwangerschap. Deze informatie kan men ondermeer halen uit het feit dat al gedurende verscheidene jaren
natuurlijk progesteron wordt gebruikt in de reproductieve geneeskunde, ook verscheidene studies die
natuurlijk progesteron gebruikten ter preventie van preterme geboorte konden deze bevinding
bevestigen.[41]
22
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Over de veiligheid van het synthetische 17-OHPC in de zwangerschap is er onzekerheid. Verscheidene
studies bevestigen dat 17-OHPC niet teratogeen zou zijn, er geen toename is van het aantal congenitale
anomalieën en er geen masculinisatie van de vrouwelijke foetus optreedt. Sommige studies, zowel bij
dieren als bij mensen, rapporteren daarentegen wel een stijging van het aantal miskramen en
doodgeboortes. Zo toonden toxicologische studies met 17-OHPC bij ratten een stijging van het aantal
miskramen aan en bij zwangere rhesusaapjes was er totale embryolethaliteit (bij cynomolgusaapjes werd
dit evenwel niet aangetoond).[41]
Ook verscheidene klinische studies vonden een niet-significante stijging van de foetale sterfte bij vrouwen
in de 17-OHPC-groep en stelden de veiligheid van 17-OHPC in vraag.[42-44]
Toch zijn er ook klinische studies die deze bevindingen niet bevestigen en 17-OHPC als veilig
beschouwen.[14]
Omtrent het voorkomen van zwangerschapsdiabetes zijn er tegenstrijdige resultaten, er verschenen reeds 2
studies die een stijging van het risico op zwangerschapsdiabetes aantonen, maar een recente secundaire
analyse
toont
geen
associatie
tussen
de
wekelijkse
toediening
van
17-OHPC
en
zwangerschapsdiabetes.[45-47]
Er zijn ook speculaties betreffende de veiligheid van castorolie als oplosmiddel voor 17-OHPC in de
intramusculaire injecties, castorolie zou in staat zijn de secretie van prostaglandines te verhogen en zo
arbeid kunnen induceren. [31]
Men kan dus stellen dat er uit de bestaande data over de veiligheid van 17-OHPC geen eenduidige
conclusie gemaakt kan worden omtrent het gebruik van 17-OHPC tijdens de zwangerschap, verder
onderzoek en lange termijn opvolging is nodig.[41]
23
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4.3 Effectiviteit van progesteron
Deze systematische review is gebaseerd op randomised controlled trials (RCT’s) omdat deze de minste
kans op vertekening geven. Via Pubmed werd op zoek gegaan naar RCT’s die het effect van progesteron
in de preventie van preterme geboorte nagaan bij zwangere vrouwen.
De voornaamste karakteristieken en resultaten van de studies werden gebundeld in tabellen, afzonderlijk
voor eenling- en tweelingzwangerschappen.(zie Bijlage)
Naast deze kwalitatieve samenvatting van de studies werd er ook een kwantitatieve samenvatting gemaakt
door statistische pooling van de gegevens uit de verschillende studies, hiervoor werd het
computerprogramma Comprehensive Meta-Analysis (versie 2) gebruikt. Hierbij dient wel opgemerkt te
worden dat de inclusie- en exclusiecriteria verschillen tussen de studies, bovendien zijn de
toedieningswijze en dosis van progesteron verschillend wat zorgt voor enige heterogeniteit tussen de
studies. Met deze heterogeniteit dient rekening gehouden te worden bij de interpretatie van deze geschatte
waarden.
4.3.1 Studies bij eenlingzwangerschap
1. Effect van progesteron op preterme geboorte.
Yemini et al. publiceerden in 1985 een RCT waarbij tachtig vrouwen die een voorgeschiedenis hadden
van tenminste twee vroeggeboortes of twee miskramen of een combinatie van beiden, gerandomiseerd
werden in wekelijkse injectie met 250mg 17-OHPC of placebo. Er werd een significant lager aantal
preterme geboortes (gedefinieerd als geboorte voor 36 weken zwangerschap en een geboortegewicht
≤2500mg) gevonden in de behandelde groep (p<0.05).[48]
In 2003 werd door da Fonseca et al. een RCT gepubliceerd waarbij aangetoond werd dat 100mg natuurlijk
progesteron vaginaal toegediend effectiever is dan placebo in de preventie van preterme geboorte voor 34
weken (p=0.002) en 37 weken (p=0.03) zwangerschap. Deze studie werd uitgevoerd bij vrouwen die een
verhoogd risico hebben op een preterme geboorte, met name vrouwen die een voorgeschiedenis hebben
van tenminste één preterme geboorte of een profylactische cervixcerclage geplaatst kregen of een uteriene
malformatie hadden. Alle patiënten werden tussen de 28ste en 34ste week van de zwangerschap wekelijks
60 minuten onderworpen aan een externe tocografie. Het gemiddelde aantal contracties bleek elke week
groter in de placebogroep, wat er dus op zou wijzen dat natuurlijk progesteron geassocieerd is met een
daling van de frequentie van het aantal uteriene contracties.[26]
In dezelfde periode verscheen een RCT gepubliceerd door Meis et al. die een significante daling
aantoonde van vroeggeboorte voor 37 weken (p<0.001), 35 weken (p=0.02) en 32 weken (p=0.02)
24
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
zwangerschap door de wekelijkse injectie van 17-OHPC bij vrouwen die een voorgeschiedenis hadden
van preterme geboorte.
In voorgaande RCT’s werd het effect van progesteron voornamelijk nagegaan bij vrouwen die een
voorgeschiedenis hadden van preterme geboorte, maar slechts een minderheid van de vroeggeboortes
vindt plaats in deze specifieke patiëntenpopulatie. Het vinden van andere methodes die een verhoogd
risico identificeren zou daarom nuttig zijn. Een mogelijke indicator voor een verhoogd risico is een
verkorte cervixlengte. Fonseca et al. publiceerden daarom in 2007 een studie die het effect van
progesteron naging bij vrouwen met deze risicofactor. Vrouwen die 20 tot 25 weken zwanger waren en
een cervixlengte ≤15mm hadden werden gerandomiseerd tot dagelijks 200mg vaginaal toegediend
progesteron of placebo. Er werd een significante daling van het aantal spontane vroeggeboortes voor 34
weken zwangerschap aangetoond (p=0.007). Bovendien vond men bij de subgroep vrouwen met een
verkorte cervixlengte die géén voorgeschiedenis hadden van preterme geboorte ook een significante
daling van de spontane preterme geboorte (p=0.03). Deze bevinding is interessant, het routinematig
echografisch meten van de cervixlengte bij asymptomatische vrouwen die 20 tot 25 weken zwanger zijn
zou dus een aanvullende methode kunnen zijn om hoog-risico vrouwen te detecteren.[6]
In 2007 werd de studie van O’Brien et al. gepubliceerd die geen significante daling in de primaire
outcome, preterme geboorte ≤32 weken, kon aantonen bij vrouwen met een voorgeschiedenis van
preterme geboorte door het dagelijkse gebruik van 90mg vaginaal toegediend natuurlijk progesteron. Ook
voor vroeggeboorte <37, ≤35 en ≤28 weken zwangerschapsduur werd er geen significante reductie
gevonden. O’Brien et al. formuleerden een aantal verklaringen voor de discrepantie tussen deze resultaten
en de resultaten uit de studie van Meis et al. (beide studies focusten op dezelfde patiëntenpopulatie:
vrouwen met een voorgeschiedenis van preterme geboorte). Een eerste verklaring zou zijn dat Meis et al.
17-OHPC gebruikten en niet het natuurlijke progesteron. Toch is deze verklaring niet afdoende aangezien
da Fonseca et al. ook natuurlijk progesteron gebruikten en wél een significante daling vonden. Een andere
mogelijke reden is dat de totale wekelijkse vaginaal toegediende dosis van 630mg minder effectief kan
zijn dan de wekelijkse intramusculaire toegediende dosis van 250mg. Maar ook deze reden wordt sterk in
twijfel getrokken aangezien da Fonseca et al. een dosis van 700mg toedienden en wel een gunstig resultaat
vonden. De meest waarschijnlijke verklaring is het feit dat patiënten met een voorgeschiedenis van
preterme geboorte een heterogene groep vormen en dat een deel van deze groep voordeel heeft van
progesteron (responders) terwijl een ander deel geen voordeel heeft (non-responders). Het is mogelijk dat
de studie van Meis et al. een groter aantal responders had dan de studie van O’Brien et al.[49]
In 2007 verscheen een secundaire analyse op de studie van O’Brien et al. om na te gaan of dagelijkse
vaginale toediening van progesteron vroege preterme geboorte voorkomt bij vrouwen met een korte cervix
(cervixlengte <28mm gemeten tussen 18 en 23 weken zwangerschap). Waar er op basis van
25
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
voorgeschiedenis alleen door O’Brien et al. geen significante reductie gevonden werd, werd in deze
secundaire analyse bij deze vrouwen die bijkomend aan hun voorgeschiedenis ook een verkorte cervix
hadden wél een significante reductie van preterme geboorte gevonden. Door de combinatie van deze twee
risicofactoren namelijk obstetrische voorgeschiedenis en een verkorte cervixlengte, werd het nu wel
mogelijk een patiëntenpopulatie te selecteren die reageert op de therapie.[50]
Rai et al. toonden een significante daling van het aantal vroeggeboortes voor de 37 ste zwangerschapsweek
aan door 100mg gemicroniseerd progesteron tweemaal daags oraal toe te dienen bij vrouwen met een
voorgeschiedenis van preterme geboorte (p=0.002).[51]
Majhi et al. publiceerden in 2009 een RCT waarbij vrouwen met een eerdere vroeggeboorte
gerandomiseerd werden tot dagelijkse vaginale toediening van 100mg natuurlijk progesteron of placebo.
Er werd een significant lager aantal vroeggeboortes voor 37 weken vastgesteld (p=0.002), het aantal
vroeggeboortes voor 34 weken was echter niet significant verschillend tussen de twee groepen. Waarom
progesteron niet helpt in het voorkomen van de vroege vroeggeboortes zou het gevolg van nog ongekende
factoren kunnen zijn die het antwoord op progesteron beïnvloeden.[39]
Berghella et al. voerden een secundaire analyse uit op een RCT die naging of cerclage een gunstig effect
had op vroeggeboorte bij vrouwen met een voorgeschiedenis van spontane preterme geboorte en waarbij
in de huidige zwangerschap een korte cervixlengte (<25 mm gemeten tussen 16 en 23 weken
zwangerschap) vastgesteld werd. De bedoeling van de secundaire analyse is na te gaan of 250mg
intramusculair toegediend 17-OHPC een bijkomend gunstig effect heeft.
Het percentage vroeggeboortes voor 35 weken bedroeg bij vrouwen zonder cerclage en zonder toediening
van 17-OHPC 44%, bij vrouwen die enkel cerclage aangelegd kregen 34%, bij vrouwen die enkel
progesteron toegediend kregen 39%, en bij vrouwen die beide interventies hadden ondergaan 30%. Dit
suggereert dus een mogelijks voordeel voor het gelijktijdig toepassen van beide interventies, toch werd er
geen statisch significant additioneel voordeel voor 17-OHPC bij vrouwen met een voorgeschiedenis van
preterme geboorte en een behandeling met cerclage omwille van een korte cervixlengte aangetoond. Een
mogelijke verklaring zou een te kleine studiepopulatie zijn. Er zijn nog heel wat onduidelijkheden
betreffende de indicaties wanneer men het beste cerclage uitvoert of progesteron toedient in de preventie
van vroeggeboorte, beter inzicht in de werking in deze twee interventies moet duidelijker maken wanneer
wat toe te passen. Het feit dat cerclage eerder een mechanisch effect heeft en progesteron eerder werkt
door zijn anti-inflammatoire component doet veronderstellen dat er een cumulatief effect zou kunnen
zijn.[52]
26
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
De studies die als primaire of secundaire outcome preterme geboorte <37 weken zwangerschap hadden en
gericht waren tot vrouwen met een voorgeschiedenis van preterme geboorte, werden opgenomen in de
meta-analyse (zie figuur 7). De risk ratio bedraagt 0,779 en het 95%-betrouwbaarheidsinterval is [0,6880,884]. Daar het betrouwbaarheidsinterval de neutrale waarde 1 niet bevat, blijkt progesteron volgens deze
meta-analyse effectiever dan placebo.
Figuur 7. Effect van progesteron op preterme geboorte <37 weken zwangerschap bij vrouwen met
een eenlingzwangerschap en een voorgeschiedenis van preterme geboorte.
(Comprehensive Meta-analysis)
Er werden in deze literatuurstudie slechts 3 RCT’s opgenomen die het effect van progesteron nagingen bij
vrouwen met een eenlingzwangerschap en een verkorte cervixlengte. Daar deze studies verschillen in
primaire outcome (zwangerschapsduur <35 weken (Berghella et al.), <34 weken (Fonseca et al.), ≤32
weken (DeFranco et al.) was het niet mogelijk een meta-analyse uit te voeren voor deze specifieke
patiëntenpopulatie. Een recent verschenen meta-analyse includeerde 5 RCT’s en kon aantonen dat
vaginaal toegediend progesteron bij vrouwen met een verkorte cervixlengte geassocieerd is met een
significante reductie van het risico op preterme geboorte <32 weken, <34 weken, <35 weken, <30 weken
en <28 weken zwangerschap.[53]
27
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
2. Effect van progesteron op neonatale outcome
Het effect van progesteron op de neonatale outcome werd nagegaan en de resultaten werden vergeleken
tussen de verschillende studies. Betreffende de neonatale outcome is er heel wat onduidelijkheid, sommige
studies (oa. Rai et al.) konden wel een significante daling aantonen in neonatale morbiditeit en mortaliteit,
andere studies (oa. O’Brien en Fonseca et al.) konden geen significante verbetering aantonen in neonatale
morbiditeit en mortaliteit, en nog andere studies (oa. Meis et al. en Majhi et al.) vonden voor bepaalde
maar niet alle aan prematuriteit gebonden aandoeningen een significante daling.
Een aantal van deze resultaten werden statisch gepooled om tot een schatting van het bestudeerde effect te
komen.
Geen enkele studie die het effect naging van progesteron op enterocolitis kon een significant verschil
aantonen in vergelijking met placebo. Combinatie van de resultaten toont een niet-significante reductie
van het risico op enterocolitis. De risk ratio bedraagt 0,373 (95%- BI [0,131- 1,1064]).
Figuur 8. Effect van progesteron op enterocolitis
Geen enkele studie toonde aan dat progesteron een significante reductie van het risico op ‘respiratoir
distress syndrome’ gaf tegenover placebo. Wanneer we een meta-analyse uitvoeren waarbij we de
resultaten van elke individuele studie poolen, vinden we echter wel dat progesteron effectiever is dan
placebo. De risk ratio bedraagt 0,717 ( 95%-betrouwbaarheidsinterval [0,535-0,963]).
28
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Figuur 9. Effect van progesteron op respiratoir distress syndroom
Rai et al. en DeFranco et al. konden in hun studie aantonen dat er een significant verschil is voor de
neonatale outcome ‘opname op de neonatale intensieve zorgen’. Dit significant verschil ten voordele van
progesteron kon echter niet bevestigd worden door Majhi et al., O’Brien et al. en Fonseca et al.
Bij pooling van de individuele resultaten blijkt progesteron effectiever te zijn dan placebo: de risk ratio
bedraagt 0,658 (95%-BI [0,526-0,825]).
Figuur 10. Effect van progesteron op opname op neonatale
intensieve zorgen.
29
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Neonatale sepsis komt eveneens frequent voor bij prematuren. Er kan een significante invloed van
progesteron op de neonatale sepsis aangetoond worden wanneer we de resultaten uit de verschillende
studies bijeenbrengen, de risk ratio bedraagt 0,383 ( 95%-BI [0,178-0,825]).
Figuur 11. Effect van progesteron op neonatale sepsis
Bij pooling van de resultaten voor neonatale sterfte vindt men een significante reductie in neonatale sterfte
in de progesterongroep. De risk ratio bedraagt 0,498 (95%-BI[0,282-0,878]).
Figuur 12. Effect van progesteron op neonatale sterfte
30
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
4.3.2 Studies bij meerlingzwangerschappen.
1. Effect van progesteron op preterme geboorte
Rouse et al.publiceerden in 2007 een RCT waarbij wekelijkse injectie met 17-OHPC vergeleken werd met
placebo en met primaire outcome preterme geboorte of foetale sterfte voor 35 weken zwangerschap. Er
werd geen significant verschil gevonden (RR 1.1, 95%-BI[0.9-1.3]). Rouse et al. formuleerden zelf een
paar beperkingen: het is denkbaar dat 250mg een te lage dosis is bij meerlingenzwangerschappen
aangezien
het
plasmavolume
20%
groter
is
bij
tweelingzwangerschappen
dan
bij
eenlingzwangerschappen, mogelijks zou een hogere dosis wel effectief kunnen zijn.[43]
Caritis et al. publiceerden in 2009 een RCT die beperkt werd tot drielingzwangerschappen. Wekelijks
werd er 250mg 17-OHPC intramusculair toegediend aan 71 vrouwen, 63 vrouwen kregen placebo
toegediend. De primaire outcome bij deze studie was eveneens geboorte of foetale sterfte voor 35 weken
zwangerschap. Caritis et al. stelden de hypothese dat 17-OHPC een impact zou kunnen hebben op de
preterme geboorte bij meerlingzwangerschappen door het effect van progesteron op uteriene
overdistensie. De graad van uteriene stretch is groter bij meerlingzwangerschappen, deze uitrekking zorgt
voor de expressie van verschillende Contraction Associated Proteins, zoals oxytocinereceptoren,
gapjunctions en cycolooxygenase. Progesteron zou de transcriptie van deze eiwitten inhiberen. Vermits
oudere studies aantoonden dat 17-OHPC efficiënter en langer werkend is dan endogeen progesteron,
veronderstelden Caritis et al. dat 17-OHPC zou kunnen leiden tot een daling van preterme geboorte bij
meerlingzwangerschappen. Er werd echter geen significant verschil aangetoond (RR=1, 95%-BI [0.91.1]), ook hier werd als mogelijke verklaring gegeven dat er geen therapeutische concentraties bereikt
worden bij een dosis van 250mg. Een andere mogelijke verklaring is dat 17-OHPC geen invloed heeft op
het overrekken van de uterus, het voornaamste mechanisme dat leidt tot preterme geboorte bij
meerlingzwangerschappen.[14]
De studie uitgevoerd door Briery et al. toonde analoog met de vorige studies geen significante reductie
van het aantal vroeggeboortes <35 weken door de wekelijkse injectie van 17-OHPC. Dezelfde
bedenkingen worden gemaakt omtrent de gebruikte dosis van 250mg 17-OHPC, die identiek is als de
dosis die gebruikt wordt bij eenlingzwangerschappen. Toch dient opgemerkt te worden dat er in het
verleden een gelijkaardig probleem was bij de dosering van corticosteroïden ter bevordering van de
longmaturatie bij eenling- versus tweelingzwangerschappen. Hierbij werd gevonden dat er géén verschil
in dosering is tussen beiden.[54]
Norman et al. konden eveneens géén significante reductie aantonen in de incidentie van preterme geboorte
of intra-uteriene sterfte voor de 34ste zwangerschapsweek door de dagelijkse vaginale toediening van
90mg progesteron. Ook hier wordt het verschillende biologische mechanisme leidend tot preterme
31
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
geboorte bij eenling- versus tweelingzwangerschap, respectievelijk inflammatie en infectie versus
overdistensie van de uterus, aangehaald als mogelijke verklaring waarom progesteron niet effectief is bij
meerlingzwangerschappen.[44]
Durnwald et al. voerden een secundaire analyse uit op een RCT die het effect van progesteron op het
aantal vroeggeboortes naging bij tweelingzwangerschappen. Zoals hierboven aangehaald is het mogelijk
dat progesteron geen invloed heeft op de myometriale stretch, de belangrijkste trigger voor vroeggeboorte
bij meerlingzwangerschappen. Echter, er zijn vrouwen met een tweelingzwangerschap die ook een
verkorte cervix hebben, dit geeft een nog hoger gestegen risico op preterme geboorte. Studies bij
eenlingzwangerschappen konden reeds aantonen dat progesteron een effect heeft op de cervixverkorting
en zo het aantal vroeggeboortes kan laten dalen. Het doel van deze secundaire analyse is het achterhalen
of er een significant verschil is tussen het aantal vroeggeboortes bij de subgroep van vrouwen met een
verkorte cervixlengte die placebo of 17-OHPC toegediend kregen. De resultaten van deze studie toonden
zoals voorspeld aan dat het aantal vroeggeboortes bij vrouwen met een korte cervix significant hoger was
dan bij vrouwen met een normale cervixlengte. In de groep van vrouwen met een korte cervixlengte was
er echter geen significant verschil in preterme geboorte tussen de placebo- en progesterongroep. 17-OHPC
heeft dus geen gunstig effect op het aantal vroeggeboortes bij tweelingenzwangerschappen in combinatie
met een korte cervixlengte. Het is denkbaar dat de combinatie van de risicofactoren leidt tot een te groot
gestegen risico dat niet meer teniet gedaan kan worden door de toediening van 17-OHPC. Een mogelijke
beperking van deze studie is het kleine aantal vrouwen dat deelnam aan de secundaire analyse.[18]
Combs et al. deden een studie met 81 vrouwen die zwanger waren van een drieling, er werd geen
significante verlenging van de zwangerschap vastgesteld bij de progesterongroep. Een beperking is het
groot aantal zwangerschappen dat tot stand kwam door reproductieve technologieën, hierbij wordt er
gedurende het eerste trimester vaak gebruik gemaakt van 17-OHPC of andere progestagenen. Het is dan
ook mogelijk dat deze progestagenen gebruikt in het eerste trimester door de placebogroep een gunstig
effect hebben dat het effect van progestagenen toegediend in het tweede en derde trimester maskeert.
Als mogelijke verklaring voor het niet-significante verschil werd ook hier aangehaald dat het
werkingsmechanisme van 17-OHPC misschien geen invloed heeft op de uteriene stretch, de voornaamste
trigger tot initiatie van de vroeggeboorte bij meerlingzwangerschappen.[42]
32
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Studies die als primaire of secundaire outcome preterme geboorte <35 weken zwangerschap hadden,
werden opgenomen in de meta-analyse. De risk ratio bedraagt 1,042 (95%- BI [0,932-1,165]), progesteron
blijkt uit deze meta-analyse dus niet effectiever dan placebo. Ook hier dient opgemerkt te worden dat er in
de studies niet dezelfde inclusie- en exclusiecriteria gebruikt werden.
De homogeniteit is hier wel groter omdat alle studies opgenomen in deze analyse 250mg 17-OHPC
gebruikten, toch de duur van toediening is niet volledig gelijklopend.
Figuur 13. Effect van progesteron op preterme geboorte <35 weken
zwangerschap
(Comprehensive Meta-analysis)
2. Effect van progesteron op neonatale outcome
Ook voor deze studies werd het effect van progesteron op de neonatale outcome vergeleken. Geen enkele
studie kon aantonen dat progesteron effectiever zou zijn dan placebo. Aangezien progesteron niet leidt tot
een significante daling van het aantal vroeggeboortes bij meerlingzwangerschappen is het feit dat er geen
daling gevonden wordt in neonatale morbiditeit/mortaliteit niet verrassend. Ook hier werden de resultaten
voor verscheidene secundaire outcomes samengebracht door gebruik te maken van Comprehensive Metaanalysis. Voor geen enkele outcome werd een significant resultaat gevonden.
33
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Figuur 14. Effect van progesteron op neonatale sterfte
Figuur 15. Effect van progesteron op respiratoir distress syndroom
Figuur 16. Effect van progesteron op enterocolitis
34
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
Figuur 17. Effect van progesteron op neonatale sepsis
4.3.3 Kosteneffectiviteitsanalyse van progesteron ter profylaxe van preterme geboorte.
De werkzaamheid van progesteron bij bepaalde patiëntenpopulaties in de preventie van vroeggeboorte
werd reeds aangetoond. Vooraleer men een universeel beleid voor het gebruik van progesteron kan
opstellen moet men eerst de kosteneffectiviteit bepalen.
In een economische evaluatie maakt men een vergelijkende analyse tussen verschillende strategieën
waarbij men zowel naar de gezondheidseffecten als naar de kosten van de strategie kijkt. Vervolgens gaat
men na of de investering voor een aanvaardbare winst in de gezondheid zorgt en dus kosteneffectief
is.[55]
In 2006 verscheen een kosteneffectiviteitsanalyse die het gebruik van 17-OHPC vergeleek met placebo in
4 subgroepen: (1) vrouwen met voorgeschiedenis van vroege preterme geboorte (geboorte <32 weken
zwangerschap); (2) vrouwen met voorgeschiedenis van preterme geboorte (tussen 32-37 weken
zwangerschap); (3) vrouwen met voorgeschiedenis van à terme arbeid; (4) vrouwen zonder eerdere
zwangerschap. Strategie 1 en 2 bleken dominant (i.e. goedkoper én doeltreffender in vergelijking met de
placebobehandeling) te zijn.[56]
In een andere kosteneffectiviteitsanalyse gepubliceerd in 2010, werden 4 strategieën in de preventie van
vroeggeboorte bij eenlingzwangerschappen vergeleken: (1) echografische screening van de cervixlengte
bij iedere vrouw bij een zwangerschapsduur tussen 18 weken en 23 weken en behandeling met dagelijks
vaginaal toegediend progesteron indien de cervixlengte ≤15mm bedraagt; (2) screening van de
cervixlengte bij vrouwen met een verhoogd risico op vroeggeboorte (i.e. voorgeschiedenis preterme
geboorte) en behandeling indien een korte cervixlengte; (3) geen screening van de cervixlengte en
behandeling met 17-OHPC indien er een voorgeschiedenis is van vroeggeboorte; (4) geen screening of
35
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Resultaten
behandeling. De eerste strategie bleek het meeste kosteneffectief te zijn en bovendien kostenbesparend.
Bovendien bleken de drie eerste strategieën kosteneffectiever dan de vierde strategie.[57]
Analoog vonden Werner et al. dat het routinematig screenen van de cervixlengte tussen 18 en 24 weken
zwangerschap en behandeling met progesteron indien de cerxixlengte <15mm bedraagt een dominante
strategie is in vergelijking met geen screening.[21]
36
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Discussie
5. DISCUSSIE
De voornaamste vraag van deze literatuurstudie was wat de evidentie van progesteron is in de preventie
van vroeggeboorte. Een eenduidig antwoord geven op deze vraag is moeilijk. Een tekortkoming in de hele
lijst van RCT’s die reeds uitgevoerd werden is het feit dat deze studies heterogeen zijn: vaak worden
andere definities van preterme geboorte gebruikt, andere startmomenten van de behandeling gehanteerd,
alsook de in- en exclusiecriteria, gebruikte dosissen en primaire outcome variëren. Dit gebrek aan
homogeniteit tussen de studies maakt het moeilijk om een conclusie te maken omtrent de evidentie.
Algemeen kan men stellen dat progesteron bij eenlingzwangerschappen met een ‘hoog-risico’ effectief
zou kunnen zijn. Wel is het nog steeds onduidelijk wie behoort tot de ‘hoog-risico’ groep en welke groep
vrouwen het meeste voordeel zou hebben bij de progesteronbehandeling. De frequentst gehanteerde
risicofactor in de studies is een voorgeschiedenis van preterme geboorte. De studies bij deze subgroep
konden bijna allemaal een significante reductie van het aantal vroeggeboortes aantonen in vergelijking
met placebo. Ook de meta-analyse uitgevoerd in deze literatuurstudie toont aan dat progesteron resulteert
in een significante daling van het aantal vroeggeboortes voor 37 weken (RR=0,779; 95%-BI [0,6880,884]).
Een andere belangrijke risicofactor is een verkorte cervixlengte. De resultaten bij vrouwen met
eenlingzwangerschap en een verkorte cervixlengte lijken veelbelovend. Een recent verschenen metaanalyse kon aantonen dat vaginaal toegediend progesteron bij vrouwen met een verkorte cervixlengte, met
of zonder voorgeschiedenis van vroeggeboorte, effectief zou zijn in de preventie van preterme geboorte
<33 weken (primaire outcome) (RR=0,58; 95%-BI [0,42-80]), ook werd er een significante reductie
gevonden voor preterme geboorte <35, <34, <30, <28 weken zwangerschap.[53]
Het routinematig screenen van de cervixlengte bij iedere eenlingzwangerschap zou kunnen helpen om
vrouwen die op basis van de obstetrische voorgeschiedenis alleen tot de laag-risico populatie behoren,
toch te identificeren met een verhoogd risico op preterme geboorte. Kosteneffectiviteitanalyses tonen aan
dat universele screening van de cervixlengte bij laag-risico patiënten gevolgd door het toedienen van
progesteron bij een cervixlengte ≤15 mm kosteneffectief is.[21]
Dat progesteron in staat zou zijn het aantal preterme geboortes te reduceren bij vrouwen met een
eenlingzwangerschap en een voorgeschiedenis van vroeggeboorte of een verkorte cervixlengte mag niet
leiden tot de generalisering dat progesteron effectief zou zijn bij alle hoog-risico zwangerschappen. Het
gebruik van progesteron bij meerlingzwangerschappen, eveneens een risicofactor voor preterme arbeid,
lijkt niet in staat te zijn het aantal vroeggeboortes te laten dalen. Mogelijke verklaringen waarom 17-
37
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Discussie
OHPC niet leidt tot een daling van preterme geboorte bij meerlingenzwangerschappen blijven speculatief
omdat er gebrek blijft aan kennis over het exacte werkingsmechanisme van 17-OHPC. Verder onderzoek
is dan ook nodig.
Deze bevindingen betreffende de evidentie van progesteron komen ongeveer overeen met de
aanbevelingen van het American College of Obsteticians and Gynecologists: progesteronbehandeling bij
vrouwen zwanger van een eenling en een voorgeschiedenis van tenminste één vroeggeboorte moet
aangeboden worden, progesteronbehandeling bij een toevallig vastgestelde verkorte cervix kan overwogen
worden, toch wordt het routinematig meten van de cervixlengte nog niet aanbevolen.[58]
Sinds 2011 keurde de Food And Drug Administration het gebruik van 250mg intramusculair toegediend
17-OHPC (Makena) bij eenlingzwangerschappen en een voorgeschiedenis van tenminste één spontane
vroeggeboorte voor 37 weken goed, te starten tussen 16 en 20 weken zwangerschap tot de 37ste week. Dit
is het eerste geneesmiddel dat FDA goedkeurt ter preventie van vroeggeboorte.[23]
Studies over het gebruik van progesteron bij specifieke andere risicogroepen zoals een positieve
fibronectinetest zijn niet voorhanden, ook is er geen informatie of progesteron, naast zijn rol in de
preventie van vroeggeboorte, effectief zou zijn als behandeling van vroeggeboorte. Verdere studies naar
andere indicaties zijn dan ook aanbevolen.[25]
Er dient opgemerkt te worden dat de RCT’s vaak preterme geboorte als primaire outcome hanteerden, dit
is een surrogaat eindpunt, neonatale mortaliteit en morbiditeit zijn harde eindpunten. De rationale van
progesteron is immers dat preventie van vroeggeboorte leidt tot een verbetering van de neonatale
uitkomst. Verscheidene studies konden wel een significante daling van preterme geboorte aantonen maar
geen daling van de neonatale morbiditeit/mortaliteit. In deze literatuurstudie kon door pooling van de
resultaten uit de verschillende studies bij eenlingzwangerschappen wel een significante reductie
aangetoond worden voor het risico op respiratoir distress syndroom, neonatale sepsis, opname op
neonatale intensieve zorgen en neonatale sterfte. Voor het risico op enterocolitis werd er een nietsignificante reductie aangetoond bij eenlingzwangerschappen.
Ook de recent verschenen meta-analyse bij vrouwen met een verkorte cervixlengte toonde een
significante reductie van de samengestelde neonatale morbiditeit/mortaliteit (respiratoir distress
syndroom, intraventriculaire bloedingen, necrotiserende enterocolitis, sepsis of neonatale sterfte)
(RR=0,57; 95%-BI[0,40-0,81]).[53]
Ondanks het feit dat vele studies een daling aantonen van het aantal vroeggeboortes in specifieke
patiëntenpopulaties, is progesteron nog altijd geen wondermiddel. Het percentage preterme geboortes in
38
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Discussie
deze risicogroepen blijft hoog, zo zou progesteron binnen de subgroep vrouwen met een
eenlingzwangerschap en een voorgeschiedenis van preterme geboorte voor slechts één derde reductie van
het aantal vroeggeboortes kunnen zorgen.[23]
Bovendien treedt het merendeel van de spontane vroeggeboortes op bij zwangere vrouwen zonder vooraf
vastgestelde risicofactoren. Enkel vrouwen behandelen die een verhoogd risico hebben zal dus niet
voldoende zijn.
Indien men het aantal vroeggeboortes verder wil laten dalen zal men onderzoek moeten verrichten om een
beter inzicht te krijgen in het complexe mechanisme van vroeggeboorte en merkers moeten identificeren
die het syndroom in een vroeg stadium kunnen identificeren.
Overigens is het aangewezen op zoek te gaan naar nieuwe behandelingen in de preventie van
vroeggeboorte. Hierbij moet men indachtig zijn dat preterme geboorte gekenmerkt wordt door een
multifactoriële etiologie, door het elimineren van één bepaalde risicofactor zal men niet in staat kunnen
zijn het aantal vroeggeboortes te reduceren. Door de complexiteit van preterme geboorte is het bijna
ondenkbaar dat er één algemene preventiemaatregel zal zijn die effectief is bij elke patiënt.
Ook in de kennis over de farmacokinetiek van progesteron zijn er hiaten. Er is nog onvoldoende kennis
over de therapeutische concentraties van 17-OHPC, het is mogelijk dat bij een dosis van 250mg 17-OHPC
slechts een bepaald percentage vrouwen een effectieve therapeutische spiegel bereiken.
Ook verdere studies zijn noodzakelijk om na te gaan of een bepaalde weg van toediening superieur is
boven de andere.
Aangaande de veiligheid van progesteron is eveneens verder onderzoek noodzakelijk. Uit de huidige
studies kan men niet concluderen of het gebruik van 17-OHPC al dan niet veilig is tijdens zwangerschap.
Indien men de behandeling voorschrijft moet men steeds indachtig zijn voor de mogelijke complicaties.
Vanzelfsprekend is het aantonen van een daling van preterme geboorte door het gebruik van 17-OHPC
niet zinvol wanneer dit effect teniet gedaan zou worden door een stijging van het aantal miskramen en
doodgeborenen.
Een andere bedenking die gemaakt kan worden omtrent de veiligheid: als progesteron vroeggeboorte zou
voorkomen door inwerking op de inflammatie, is het dan wel veilig om de zwangerschap te verlengen in
een potentieel inflammatoir milieu? Verlenging van de zwangerschapsduur zou kunnen betekenen dat er
een toegenomen blootstelling is aan een suboptimale intra-uteriene omgeving.
39
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Discussie
Men kan dus concluderen dat progesteron een aanwinst zou kunnen zijn in de preventie van
vroeggeboorte, dé frequentste pathologie in de verloskunde. Toch dient sterk benadrukt te worden dat
voor iedere individuele patiënt moet overwogen worden of zij inderdaad kandidate is voor de behandeling.
Progesteron zou tot een daling kunnen leiden van de incidentie van preterme geboorte, maar zal het
probleem zeker niet volledig oplossen. Het perfecte middel ter preventie is tot op heden nog niet ter
beschikking en verder inzicht in het proces van vroeggeboorte is hiervoor noodzakelijk
40
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Referenties
6.REFERENTIELIJST
1.
Beck, S., et al., The worldwide incidence of preterm birth: a systematic review of maternal
mortality and morbidity. Bull World Health Organ, 2010. 88(1): p. 31-8.
2.
Perinatale activiteiten in Vlaanderen 2010, 2011, H. Cammu, E. Martens, G. Martens, C. Van
Mol, P. Defoort: Brussel. p. 70.
3.
Lim, A.C., et al., Progesterone for the prevention of preterm birth in women with multiple
pregnancies: the AMPHIA trial. BMC Pregnancy Childbirth, 2007. 7: p. 7.
4.
Dodd, J.M. and C.A. Crowther, The role of progesterone in prevention of preterm birth. Int J
Womens Health, 2010. 1: p. 73-84.
5.
Preterm Birth: Causes, Consequences, and Prevention, ed. R.E. Behrman and A.S. Butler. 2007,
Washington DC: National Academy of Sciences.
6.
Fonseca, E.B., et al., Progesterone and the risk of preterm birth among women with a short
cervix. N Engl J Med, 2007. 357(5): p. 462-9.
7.
Goldenberg, R.L., et al., Epidemiology and causes of preterm birth. Lancet, 2008. 371(9606): p.
75-84.
8.
Gotsch, F., et al., The preterm parturition syndrome and its implications for understanding the
biology, risk assessment, diagnosis, treatment and prevention of preterm birth. J Matern Fetal
Neonatal Med, 2009. 22 Suppl 2: p. 5-23.
9.
Kamel, R.M., The onset of human parturition. Arch Gynecol Obstet, 2010. 281(6): p. 975-82.
10.
Sfakianaki, A.K. and E.R. Norwitz, Mechanisms of progesterone action in inhibiting prematurity.
J Matern Fetal Neonatal Med, 2006. 19(12): p. 763-72.
11.
Vrachnis, N., et al., Immune aspects and myometrial actions of progesterone and CRH in labor.
Clin Dev Immunol, 2012. 2012: p. 937618.
12.
Romero, R., et al., The preterm parturition syndrome. BJOG, 2006. 113 Suppl 3: p. 17-42.
13.
Simmons, L.E., et al., Preventing preterm birth and neonatal mortality: exploring the
epidemiology, causes, and interventions. Semin Perinatol, 2010. 34(6): p. 408-15.
14.
Caritis, S.N., et al., Prevention of preterm birth in triplets using 17 alpha-hydroxyprogesterone
caproate: a randomized controlled trial. Obstet Gynecol, 2009. 113(2 Pt 1): p. 285-92.
15.
Wen, S.W., et al., Epidemiology of preterm birth and neonatal outcome. Semin Fetal Neonatal
Med, 2004. 9(6): p. 429-35.
16.
Lawn, J.E., et al., Global report on preterm birth and stillbirth (1 of 7): definitions, description of
the burden and opportunities to improve data. BMC Pregnancy Childbirth, 2010. 10 Suppl 1: p.
S1.
41
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
17.
Referenties
Chandiramani, M. and A. Shennan, Preterm labour: update on prediction and prevention
strategies. Curr Opin Obstet Gynecol, 2006. 18(6): p. 618-24.
18.
Durnwald, C.P., et al., Second trimester cervical length and risk of preterm birth in women with
twin gestations treated with 17-alpha hydroxyprogesterone caproate. J Matern Fetal Neonatal
Med, 2010. 23(12): p. 1360-4.
19.
Wax, J.R., A. Cartin, and M.G. Pinette, Biophysical and biochemical screening for the risk of
preterm labor. Clin Lab Med, 2010. 30(3): p. 693-707.
20.
Iams, J.D., et al., Primary, secondary, and tertiary interventions to reduce the morbidity and
mortality of preterm birth. Lancet, 2008. 371(9607): p. 164-75.
21.
Werner, E.F., et al., Universal cervical-length screening to prevent preterm birth: a costeffectiveness analysis. Ultrasound Obstet Gynecol, 2011. 38(1): p. 32-7.
22.
van Os, M.A., et al., Preventing preterm birth with progesterone: costs and effects of screening
low risk women with a singleton pregnancy for short cervical length, the Triple P study. BMC
Pregnancy Childbirth, 2011. 11: p. 77.
23.
Norwitz, E.R. and A.B. Caughey, Progesterone supplementation and the prevention of preterm
birth. Rev Obstet Gynecol, 2011. 4(2): p. 60-72.
24.
Muglia, L.J. and M. Katz, The enigma of spontaneous preterm birth. N Engl J Med, 2010. 362(6):
p. 529-35.
25.
Lang, C.T. and J.D. Iams, Goals and strategies for prevention of preterm birth: an obstetric
perspective. Pediatr Clin North Am, 2009. 56(3): p. 537-63, Table of Contents.
26.
da Fonseca, E.B., et al., Prophylactic administration of progesterone by vaginal suppository to
reduce the incidence of spontaneous preterm birth in women at increased risk: a randomized
placebo-controlled double-blind study. Am J Obstet Gynecol, 2003. 188(2): p. 419-24.
27.
Barros, F.C., et al., Global report on preterm birth and stillbirth (3 of 7): evidence for
effectiveness of interventions. BMC Pregnancy Childbirth, 2010. 10 Suppl 1: p. S3.
28.
Flood, K. and F.D. Malone, Prevention of preterm birth. Semin Fetal Neonatal Med, 2012. 17(1):
p. 58-63.
29.
Wisanskoonwong, P., K. Fahy, and C. Hastie, The effectiveness of medical interventions aimed at
preventing preterm birth: a literature review. Women Birth, 2011. 24(4): p. 141-7.
30.
Christian, M.S., R.L. Brent, and P. Calda, Embryo-fetal toxicity signals for 17alphahydroxyprogesterone caproate in high-risk pregnancies: a review of the non-clinical literature for
embryo-fetal toxicity with progestins. J Matern Fetal Neonatal Med, 2007. 20(2): p. 89-112.
31.
Lucovnik, M., et al., Progestin treatment for the prevention of preterm birth. Acta Obstet Gynecol
Scand, 2011.
42
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
33.
Referenties
Mesiano, S., et al., Progesterone withdrawal and estrogen activation in human parturition are
coordinated by progesterone receptor A expression in the myometrium. J Clin Endocrinol Metab,
2002. 87(6): p. 2924-30.
34.
Luo, G., et al., Progesterone inhibits basal and TNF-alpha-induced apoptosis in fetal membranes:
a novel mechanism to explain progesterone-mediated prevention of preterm birth. Reprod Sci,
2010. 17(6): p. 532-9.
35.
Kuon, R.J., et al., Pharmacologic actions of progestins to inhibit cervical ripening and prevent
delivery depend on their properties, the route of administration, and the vehicle. Am J Obstet
Gynecol, 2010. 202(5): p. 455 e1-9.
36.
McLean, M. and R. Smith, Corticotrophin-releasing hormone and human parturition.
Reproduction, 2001. 121(4): p. 493-501.
37.
How, H.Y. and B.M. Sibai, Progesterone for the prevention of preterm birth: indications, when to
initiate, efficacy and safety. Ther Clin Risk Manag, 2009. 5(1): p. 55-64.
38.
Di Renzo, G.C., et al., The changing role of progesterone in preterm labour. BJOG, 2005. 112
Suppl 1: p. 57-60.
39.
Majhi, P., et al., Intravaginal use of natural micronised progesterone to prevent pre-term birth: a
randomised trial in India. J Obstet Gynaecol, 2009. 29(6): p. 493-8.
40.
Jayasooriya, G.S. and R.F. Lamont, The use of progesterone and other progestational agents to
prevent spontaneous preterm labour and preterm birth. Expert Opin Pharmacother, 2009. 10(6):
p. 1007-16.
41.
Calda, P., Safety signals of 17-OHP-C use in pregnancy and efficacy in the prevention of preterm
birth. J Matern Fetal Neonatal Med, 2009. 22(6): p. 540-2.
42.
Combs, C.A., et al., Failure of 17-hydroxyprogesterone to reduce neonatal morbidity or prolong
triplet pregnancy: a double-blind, randomized clinical trial. Am J Obstet Gynecol, 2010. 203(3):
p. 248 e1-9.
43.
Rouse, D.J., et al., A trial of 17 alpha-hydroxyprogesterone caproate to prevent prematurity in
twins. N Engl J Med, 2007. 357(5): p. 454-61.
44.
Norman, J.E., et al., Progesterone for the prevention of preterm birth in twin pregnancy
(STOPPIT): a randomised, double-blind, placebo-controlled study and meta-analysis. Lancet,
2009. 373(9680): p. 2034-40.
45.
Rebarber, A., et al., Increased incidence of gestational diabetes in women receiving prophylactic
17alpha-hydroxyprogesterone caproate for prevention of recurrent preterm delivery. Diabetes
Care, 2007. 30(9): p. 2277-80.
43
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
46.
Referenties
Gyamfi, C., et al., The effect of 17-alpha hydroxyprogesterone caproate on the risk of gestational
diabetes in singleton or twin pregnancies. Am J Obstet Gynecol, 2009. 201(4): p. 392 e1-5.
47.
Waters, T.P., et al., Effect of 17alpha-hydroxyprogesterone caproate on glucose intolerance in
pregnancy. Obstet Gynecol, 2009. 114(1): p. 45-9.
48.
Yemini, M., et al., Prevention of premature labor by 17 alpha-hydroxyprogesterone caproate. Am
J Obstet Gynecol, 1985. 151(5): p. 574-7.
49.
O'Brien, J.M., et al., Progesterone vaginal gel for the reduction of recurrent preterm birth:
primary results from a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Ultrasound Obstet
Gynecol, 2007. 30(5): p. 687-96.
50.
DeFranco, E.A., et al., Vaginal progesterone is associated with a decrease in risk for early
preterm birth and improved neonatal outcome in women with a short cervix: a secondary analysis
from a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Ultrasound Obstet Gynecol, 2007.
30(5): p. 697-705.
51.
Rai, P., et al., Oral micronized progesterone for prevention of preterm birth. Int J Gynaecol
Obstet, 2009. 104(1): p. 40-3.
52.
Berghella, V., et al., 17-alpha-hydroxyprogesterone caproate for the prevention of preterm birth
in women with prior preterm birth and a short cervical length. Am J Obstet Gynecol, 2010.
202(4): p. 351 e1-6.
53.
Romero, R., et al., Vaginal progesterone in women with an asymptomatic sonographic short
cervix in the midtrimester decreases preterm delivery and neonatal morbidity: a systematic review
and metaanalysis of individual patient data. Am J Obstet Gynecol, 2012. 206(2): p. 124 e1-19.
54.
Briery, C.M., et al., Progesterone does not prevent preterm births in women with twins. South
Med J, 2009. 102(9): p. 900-4.
55.
Annemans, L., Gezondheidseconomie voor niet-economen. tweede druk ed. 2007, Gent:
Academia Press
56.
Odibo, A.O., et al., 17alpha-hydroxyprogesterone caproate for the prevention of preterm delivery:
A cost-effectiveness analysis. Obstet Gynecol, 2006. 108(3 Pt 1): p. 492-9.
57.
Cahill, A.G., et al., Universal cervical length screening and treatment with vaginal progesterone
to prevent preterm birth: a decision and economic analysis. Am J Obstet Gynecol, 2010. 202(6):
p. 548 e1-8.
58.
ACOG Committee Opinion. Use of progesterone to reduce preterm birth. Obstet Gynecol, 2003.
102(5 Pt 1): p. 1115-6.
44
2011-2012
Hanne Debunne
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Bijlages
7. BIJLAGES
Tabel 1. RCT’s over progesteron ter profylaxe van vroeggeboorte bij eenlingzwangerschap
studie
Interventie
Inclusiecriteria
Exclusiecriteria
Primaire
outcome
M Yemini
et al.
(1985)
250 mg 17-OHPC
IM Wekelijks;
Vanaf 12e week tot
37ste week
zwangerschap
100 mg progesteron
vaginaal dagelijks;
vanaf 24ste tot 34ste
week zwangerschap
250 mg 17-OHPC
IM wekelijks;
Vanaf 16-20ste tot
36ste week
zwangerschap
200 mg progesteron
vaginaal dagelijks;
Vanaf 24ste tot 34ste
week zwangerschap
Tenminste 2
vroeggeboortes of 2
miskramen of
combinatie in
voorgeschiedenis
voorgeschiedenis van
spontane vroeggeboorte,
uteriene malformatie of
profylactische cerclage
voorgeschiedenis
spontane vroeggeboorte
Meerlingzwangerschappen, diabetes,
chronische nierziekte, chronische
hypertensive
Vroeggeboorte
< 36weken en
geboortegewicht <2500g
Meerlingzwangerschappen en foetale
malformaties.
da Fonseca
et al.
(2003)
Meis et al.
(2003)
Fonseca et
al.
(2007)
O’ Brien et
al.
(2007)
90 mg progesteron,
vaginaal dagelijks;
Vanaf 28-24ste tot
37ste week
zwangerschap
Meerlingzwangerschappen, foetale
anomaliën, gebruik van progesteron of
heparine gedurende de huidige
zwangerschap, cerclage, hypertensie,
convulsies.
Eenling- of
Grote foetale afwijkingen, pijnlijke
meerlingzwangerschap
regelmatige uteriene contracties,
en Cervixlengte ≤15 mm voorgeschiedenis van geruptureerde
(gemeten tussen 20-25
membranen, cerclage
weken zwangerschap)
Voorgeschiedenis
Geplande cerclage, voorgeschiedenis
spontane vroeggeboorte nevenwerkingen progesteron,
behandeling met progesteron tot op
4weken voor aanmelding, convulsies,
psychiatrische ziekte, chronische
hypertensie, voorgeschiedenis van acuut
of chronisch congestief hartfalen,
nierfalen, ongecontroleerde diabetes
mellitus, actieve leverziekte,
%vroeggeboorte
placebo
37,82%
%vroeggeboorte
progesteron
16,1%
P-waarde
Preterme
geboorte <37
weken
28,5%
13,8%
0.03
Preterme
geboorte <37
Weken
54,9%
36%
<0.001
Spontane
preterme
geboorte <34
weken
34,4%
19,2%
0.007
Preterme
geboorte ≤32
weken
11,3%
10%
Niet
significant
<0.05
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Bijlages
HIV met CD4 cellen< 350cellen/mm³ en
inname van verscheidene antivirale
agenitia, placenta praevia,
voorgeschiedenis of vermoeden van
borst- of urogenitale maligniteit,
voorgeschiedenis of vermoeden van
trombo-embolische ziekten,
Mulleriaanse aplasie, grote foetale
afwijkingen of chromosomale
afwijkingen, meerlingzwangerschap
DeFranco
(2007)
(sec.
analyse
O’Brien
2007)
Rai et al
(2008)
P. Majhi et
al
(2009)
V.
Berghella
et al.
(2010)
(sec.
analyse)
90mg progesteron
vaginaal dagelijks;
Vanaf 18-24ste tot
37ste week
zwangerschap
Korte cervixlengte
(<28mm) (gemeten
tussen 18 en 23 weken
zwangerschap)
Analoog exclusiecriteria studie O’Brien
Preterme
geboorte ≤32
weken
29,6%
0
0.014
100 mg
gemicroniseerd
progesteron oraal;
2x daags;
Vanaf 18-24ste tot
36ste week van
zwangerschap
100 mg
gemicroniseerd
Progesteron;
vaginaal dagelijks;
Vanaf 20-24ste tot
36ste week
250 mg 17-OHPC
IM wekelijks;
Vanaf 16de week tot
36ste week van de
zwangerschap
Vrouwen tussen 18 en
35 jaar oud met
voorgeschiedenis van
tenminste één spontane
vroeggeboorte
Bloeding in het eerste trimester,
premature rupture of membranes,
meerlingzwangerschap, foetale
anomaliën, actieve leverziekten
Preterme
geboorte < 37
weken
59,5%
39,2%
0.002
Voorgeschiedenis van
tenminste één spontane
vroeggeboorte van een
eenling >20weken en
<37 weken
zwangerschap
Voorgeschiedenis
spontane vroeggeboorte
en korte cervixlengte
(<25 mm ) (gemeten
tussen week 16-22)
Meerlingzwangerschap, congenitale
malformaties, recente of geplande
cerclage, elke geassocieerde medische
conditie
Preterme
geboorte < 37
weken
38%
12%
0.002
Foetale anomalieën, klinisch significante
maternele-foetale complicaties
Preterme
geboorte < 35
weken
cerclage
34%
cerclage
30%
cerclage
0.64
Geen
cerclage
44%
Geen
cerclage
39%
Geen
cerclage
0.51
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Bijlages
Tabel 2. RCT’s progesterone ter profylaxe van vroeggeboorte bij meerlingenzwangerschap
Studie
(jaar)
Interventie
Inclusiecriteria
Exclusiecriteria
Primaire
Outcome
%vroeggeboorte
placebo
41,5%
%vroeggeboorte
progesteron
37,3%
P -waarde of RR
Rouse et al.
(2007)
250mg 17-OHPC;
IM wekelijks
vanaf 20ste tot 35ste
week zwangerschap
tweelingzwangerschap
Ernstige foetale afwijkingen, spontane
sterfte van een foetus na 12 weken,
vermoeden van mono-amniotische placenta,
vermoeden van twin- to- twin transfusie,
geplande niet-studie progesteron na 16
weken,
cerclage,
ernsitge
uteriene
anomalieën, behandeling met ≥10.000
eenheden ongefractioneerd per dag,
LMWH, ernstige chronische ziekten.
vroeggeboorte/
neonatale sterfte
<35 weken
Caritis et al.
(2009)
250mg 17-OHPC
IM wekelijks
vanaf 16-20ste tot 35ste
week zwangerschap
drielingzwangerschap
Ernstige foetale afwijkingen, ≥2 foetussen
in één amnionzak, vermoeden van twin-totwin transfusie, groeidiscordantie, geplande
therapie met progesteron na 16 weken niet
in kader van de studie, cerclage, ernstige
anomalieën van de uterus, behandeling met
ongefractioneerde heparine >10.000
eenheden/dag, LMWH therapie, ernstige
chronische ziekten,
drielingzwangerschappen die het resultaat
zijn van een foetale reductie van een meer
dan vierlingzwangerschap
Vroeggeboorte/
intrauterine
sterfte <35weken
83,1%
84,1%
RR=1
95%-BI [0.9-1.1]
(NIET
SIGNIFICANT)
M. Briery
et al.
(2009)
250mg 17-OHPC
IM wekelijks;
vanaf 20-30ste week tot
34ste week
zwangerschap
tweelingzwangerschap
Ernstige ziekten zoals sikkelcelanemie,
diabetes mellitus, chronische hypertensieve
aandoening, cervixdilatatie ≥1 cm, intrauteriene groeirestrictie, groeidiscordantie
tussen de tweeling (≥20%), cerclage,
uteriene anomalieën, niet bereid tot
deelname aan het studieprotocol
Vroeggeboorte
<35 weken
79%
44%
0.117
( NIET
SIGNIFICANT)
RR=1.1
95%-BI [0.9-1.3]
(NIET
SIGNIFICANT)
Progesteron ter profylaxe van preterme geboorte: ‘what’s the evidence?’
Norman et
al.(2009)
90mg progesteron gel;
Vaginaal, dagelijks
vanaf 24ste tot 34ste
week zwangerschap
Tweelingzwangerschap
zwangerschap en
chorioniciteit bevestigd
met scan < 20weken
zwangerschap
Durnwald
et al. (2010)
(secundaire
analyse)
250 mg 17 –OHPC
IM wekelijks;
Vanaf 20 tot 35ste
week zwangerschap
Vrouwen die
transvaginale
ultrasound ondergingen
in 16-20ste week,
tweelingzwangerschap
Combs CA
(2010)
250mg 17 OHPC;
IM wekelijks;
vanaf 16-22ste week tot
34ste week
zwangerschap
Trichoriale triamniotische
drielingzwangerschap
Structurele of chromosomale foetale
afwijkingen, contra-indicaties voor
progesteron, geplande cerlclage, geplande
electieve inleiding voor 34ste week
zwangerschap, geplande interventie voor
twin-to-twin transfusie voor 22ste week
zwangerschap, zwangerschap van méér dan
twee baby’s
Monoamniotische tweelingzwangerschap,
twin-to-twin transfusiesyndroom
Vrouwen met symptomatische uteriene
contracties, ruptuur van de foetale
membranen, medische condities die
verergeren door progesteron, medische
condities die leiden tot een verhoogd risico
tot vroeggeboorte,<18j, cerclage
Bijlages
Vroeggeboorte
of intra-uteriene
sterfte <34
weken
24,7%
19,4%
0.16
(NIET
SIGNIFICANT)
Vroeggeboorte
<35 weken
Korte
cervix:
45,8%
Normale
cervixle
ngte:
39%
Korte
cervix:
64,3%
Nomale
cervixlengte
34,4%
0.18 (NIET
SIGNIFICANT)
84%
76%
P= 0.56
(NIET
SIGNIFICANT)
Neonatale
morbiditeit
Vroeggeboorte
<35 weken
0,53
(NIET
SIGNIFICANT)
Download