- Scholieren.com

advertisement
Biologie thema 2 Voortplanting en ontwikkeling.
Het voortplantingsstelsel van een man.
- Teelbal (testes) ligt in balzak (scrotum), produceert zaadcellen (spermacellen).
‘Bevatten zaadkanaaltjes, wandcellen hiervan delen voortdurend en
zaadmoedercellen
ontstaan. Hieruit ontstaan weer zaadcellen.’ = spermatogenese
Kanaaltjes lopen tot de bijballen. Deze slaan de zaadcellen tijdelijk op.
- Zwellichamen bevatten veel holtes, als de slagaders zich verwijden ontstaat er een
erectie. - De eikel is gevoelig voor seksuele prikkels.
- Bij geslachtsgemeenschap (coïtus) -> zaadlozing (ejaculatie) (zaadcellen door
peristaltische beweging in zaadleiders (spermaleiders) voortgestuwd, langs zaadblaasjes
en prostaat (daarna heet het sperma), door de urinebuis) = orgasme.
- Onder de voorhuid zit smegma (smeer). Dat kan stinken en infecties veroorzaken.
Het voortplantingsstelsel van een vrouw.
- eierstokken (ovaria) -> ontwikkeling eicellen (oöcyten). Eicel + andere cellen = follikel
- overgangsjaren/menopauze = rond 50-jarige leeftijd.
- Rijping eicellen = oögenese
Als een follikel rijp is, puilt hij buiten de eierstok uit, die barst open, dit is een ovulatie.
- Het follikelweefsel wat achterblijft = het gele lichaam.
- De eicel wordt opgevangen door het uiteinde van de eileider. Na 12 uur (geen bevruchting)
wordt de eicel afgebroken en de resten worden geresorbeerd door de eileider.
- Als het sperma de vagina (schede) inkomt, beweegt het zich richting de baarmoeder,
bevruchting vindt plaats in de eileider. Zodra de kop van de spermacel is binnengedrongen,
vormt de eicel een bevruchtingsmembraan. De kernen van de ei- en spermacel versmelten
en de bevruchte eicel (zygote) deelt zich een aantal keer.
- Eileiders komen uit in de baarmoeder (uterus), daar vindt de groei plaats. Via de
placenta (moederkoek) (na 3 maanden) krijgt de embryo bloed en voedingsstoffen.
- De vagina is amper gevoelig voor seksuele prikkels, de clitoris (ligt tussen de kleine
schaamlippen, om deze liggen de grote schaamlippen) wel.
- De vagina is bedekt met slijmvlies, dit vormt een plooi die het maagdenvlies heet.
Hormonale regeling van de voortplanting.
- hormoonklieren geven sappen (hormonen bijv. insuline & adrenaline) af aan het bloed.
- secretie: afgifte van stoffen door cellen
- de centrale regelaar van de voortplanting is de hypofyse (bevindt zich onderaan de
hypothalamus (deel vd hersenen). Maakt o.a. 2 geslachtshormonen:
 Follikelstimulerend hormoon (FSH) - stimuleert de vorming van zaadcellen.
Stimuleert rijping follikels & productie oestrogeen.
 Luteïniserend hormoon (LH) - stimuleert de testosteronproductie. Stimuleert
productie oestrogeen, progesteron, de ovulatie & het gele lichaam.
- Testosteron heeft invloed op de verdere ontwikkeling van zaadcellen. De cellen van
leydig (liggen tussen de zaadkanaaltjes), vormen het.
LH en testosteron beïnvloeden elkaars secretie, dit heet terugkoppeling.
- Testosteron zorgt ook voor de secundaire geslachtskenmerken bij een man (zwaardere
beenderen en spieren, zwaardere stem, schaamhaar). Oestrogeen en progesteron (van het
gele lichaam) zorgen hiervoor bij een vrouw (borsten, wijdere bekkens, schaamhaar en een
dikkere onderhuidse vetlaag).
- een keer per 4 weken is een vrouw ongesteld, ze leidt dan aan bloedverlies. Deze
terugkerende ongesteldheid heet de menstruatiecyclus.
Eerste dag van de menstruatie is het begin van de cyclus. De 12e dag produceert de hypofyse
FSH en LH. Onder invloed van het oestrogeen wordt het baarmoederslijmvlies dikker. In de
eierstokken bereikt één van de rijpende follikels een hoogtepunt, en veroorzaakt een
ovulatie (14 dagen na begin menstruatie).
(Geen zwangerschap:) Het baarmoederslijmvlies wordt nog dikker en het opgewekte
progesteron remt FSH en LH af. Hierdoor sterft het gele lichaam (corpus luteum) ongeveer
11 dagen na de ovulatie. Het baarmoederslijmvlies wordt dan gedeeltelijk afgestoten en gaat
het lichaam uit. Dit gebeurt ongeveer 14 dagen na de ovulatie. Daarna begint het allemaal
weer opnieuw.
(Wel zwangerschap:) Eicel blijft na ovulatie 12 uur in leven. Een zaadcel na de zaadlozing 3
dagen. Per 4 weken is het dus ongeveer 3 à 4 dagen mogelijk om zwanger te worden. Na de
bevruchting produceert het gele lichaam nog progesteron onder invloed van HCG (humaan
chorion-gonatropine). Daarna worden HCG en progesteron door de placenta gevormd en
het progesteron zorgt uiteindelijk ook voor het ontwikkelen van de melkklieren.
Embryonale ontwikkeling.
- De zygote deelt zich na de bevruchting een aantal keren maar wordt niet groter (=
klievingsdelingen). Dit klompje cellen komt 5 tot 7 dagen na de ovulatie in de baarmoeder.
Als het in de baarmoeder aankomt, bevat het een holte met vocht. Een deel ven de cellen
vormt het begin van de eigenlijke embryo (embryoblast, embryonaalknop). De buitenste
laag cellen (trofoblast) beschermt de embryoblast en zorgt ook voor de innesteling
(scheiden enzymen af die het baarmoederslijmvlies plaatselijk oplossen, klompje cellen zakt
erin). Het baarmslijmv. groeit over de embryoblast heen.
- Rond het klompje cellen ontstaan holten (in het baarmslv) waar het bloed van de moeder
doorheen stroomt.
- De trofoblast vormt het chorion (buitenste vruchtvlies) en de holte die door de chorion
word omsloten heet de chorionholte. Ook vormt het uitstulpingen die de chorionvlokken zijn
(via deze worden er zuurstof en voedingsstoffen opgenomen, daardoor wordt groei mogelijk)
- In de embryoblast ontstaan 2 holten, de ammionholte (breidt zich snel uit, doordat de
wand vocht aan de holte geeft, komt tegen het chorion aan te liggen en vormt amnion
(binnenste vruchtvlies)) en de dooierzak. Uit de cellen tussen deze holten ontwikkelt de
embryo.
- Beiden vruchtvliezen omgeven de amionholte gevuld met vruchtwater. Beschermt de
embryo tegen schokken en uitdroging.
- Het transport van stoffen wordt versneld doordat er in het embryo hart en bloedvaten
ontwikkelen. De bloedvaten groeien via de hechtsteel tot de chorionvlokken.
- De holten in het slijmvlies vloeien samen met de chorionvlokken samen tot grotere
bloedruimten. De vlokken het bloedruimten zijn het belangrijkste deel van de placenta. De
hechtsteel wordt de navelstreng.
- Het hart pompt bloed door de 2 navelstrengaders naar de placenta. Door 1 navelstrengader
gaat het bloed van de placenta terug. Het bloed van moeder en embryo wordt gescheiden
door dunne vliezen. Hier is uitwisseling van stoffen(tegenstroomprincipe). Door diffusie&actief
transport worden stoffen opgenomen. Ziekteverwekkers&schadelijke stoffen kunnen door
vliezen heen. Ook sommige antistoffen.
- Aan het einde van de 2de maand zijn weefsels gevormd en organen in aanleg. Vanaf de 3de
maand heet het embryo een foetus.
- De eerste 3 maanden produceert het gele lichaam oestrogenen en progesteron. Ook de
placenta gaat meer oestrogenen(vooral oestradiol) en progesteron produceren. Na 3
maanden neemt de placenta de hormoonproductie over. Aan het einde neemt de
hormoonproductie af.
- De productie van enkele hypofysehormonen worden niet meer gestopt prolactine
bijvoorbeeld. Dit stimuleert lactatie melk in de borsten. Of oxytocine  weeën.
- Bij onvoldoende progesteron wordt een deel van het slijmvlies met het embryo/foetus
afgestoten miskraam/(spontane)abortus. Het kan ook komen door een erfelijke
afwijking in het embryo. De meeste miskramen tijdens eerste 3 maanden.
- Soms vind de innesteling buiten de baarmoeder plaats buitenbaarmoederlijke
zwangerschap. De innesteling is dan in een eileider/buikholte/eierstok. Dit veroorzaakt veel
bloedverlies of een ontsteking.
- Soms komen bij een ovulatie 2 eicellen vrij en worden dan allebei bevrucht twee-eiige
tweeling. Een eeneiige tweeling is als het klompje cellen in de eileider/baarmoeder wordt
gesplitst en uitgroeien tot aparte embryo’s.
Nieuwe voortplantingstechnieken.
- verminderde vruchtbaarheid: Als je er binnen 1 jaar niet in slaagt zwanger te worden.
- de laatste vijftig jaar is de hoeveelheid en kwaliteit van het sperma afgenomen. Bij
vrouwen neemt de vruchtbaarheid af omdat ze later moeder willen worden.
- Als een man te weinig of geen gezonde zaadcellen kan produceren kunnen ze de vrouw
sperma van een andere man (donorsperma) inbrengen. Dit is Kunstmatige inseminatie
(KI).
- Als de vrouw verminderd vruchtbaar is (bijv. door verstopte eileiders) kunnen ze een IVF(in-vitrofertilisatie) behandeling krijgen. Er worden hormonen in de eierstokken gebracht
zodat er meerdere eicellen rijpen. Vlak na de ovulatie worden deze weggehaald en bevrucht
met het sperma van de man. Dan worden ze geïmplanteerd in de baarmoeder.
- Omdat de IVF-bevruchtingen vaak niet lukken, worden er meerder eicellen ingebracht.
De geboorte.
- Na ongeveer 9 maanden wordt de baby geboren. Vanaf 24 weken kan een foetus buiten de
baarmoeder leven. Als het kind te vroeg geboren is komt het in de couveuse.
- De bevalling is in 3 fases:
 Eerst vinden de weeën om de 15-30 min plaats. Het bovenste deel van de
baarmoederwand trekt zich samen. Het onderste deel en de baarmoederhals trekken
rond het hoofd indaling. Hierna vinden de weeën om de 3-5 min plaats. De
slijmprop in de baarmoederhals wordt uitgestoten en de opening wordt groter 
ontsluiting. De vruchtvliezen breken. Bij ontsluiting van 10 cm kan het hoofd er
doorheen.
 Uitdrijving: de spieren in de buikwand trekken ook samen: persweeën. Door de
samentrekkingen wordt het hoofdje van de foetus eruit geduwd. Bij stuitligging komt
eerst de kont of voet naar buiten. Bij dwarsligging komt er een keizersnede.
 Nageboorte: Het kind wordt geboren met een laagje huidsmeer. Deze geeft
bescherming tegen ziekteverwekkers. Eerst verwijderen ze het slijm uit mond en neus
en longen. De navelstreng wordt doorgeknipt, waardoor de baby zelf ademt. De
placenta en alle resten komen later uit de baarmoeder nageboorte.
- De baby kan gevoed worden door borstvoeding. Prolactine stimuleert de melk in de borsten.
Oxytocine laat spiertjes in de wand aantrekken waardoor de melk naar buiten wordt geperst.
- In de poortader en de onderste holle ader van de foetus is er vermenging van zuurstofrijk
bloed en voedingsstoffen en zuurstofarm bloed en voedingsstoffen. De longen werken nog
niet.
- Tussen de rechter en linkerboezem is een opening: ovale venster. Het bloed stroomt van
rechter naar linkerboezem, dit bloed wordt van linkerkamer naar aorta geperst. De ductus
arteriosis(ductus Botalli) is de verbinding tussen longslagader en aorta.
- Als het kind zelf begint te ademen, neemt de weerstand in longhaarvaten af. Het bloed
stroomt dan makkelijker door de longen. De bloeddruk in rechterdeel van het hart daalt, en in
het linkerdeel stijgt het ovale venster sluit door klep vergroeit met harttussenwand.
- Door samentrekking van spieren wordt de ductus arteriosis nauwer en verdwijnt, ook de
navelstrengslagaders/aders.
De levenscyclus van de mens.
- Alle organismen hebben een levenscyclus. De lichamelijke groei stopt ongeveer op 18 jaar.
De geestelijke groei gaat langer door. Er zijn verschillende levensfasen: baby, peuter,
kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, bejaarde.
- Het leren bewegen met het hele lichaam = grove motorische ontwikkeling. Kleine
bewegingen leren maken = fijne motorische ontwikkeling. Contact leren maken = sociale
ontwikkeling.
- Levensomstandigheden zijn beter door goede voedselvoorziening, huisvesting, hygiëne en
gezondheidszorg. In landen met dit is er daarom ook vergrijzing.
- Veroudering = dat cellen minder goed gaan functioneren, door het afnemen van cellen. Dit
kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gebreken zoals: hart en vaatziekten, kanker en
dementie. Er kan euthanasie worden toegepast. Actieve euthanasie: handelingen om het
leven van de patiënt verkorten/beëindigen(met bijv. Dodelijk middel). Passieve euthanasie:
stoppen van handelingen die leven kunstmatig verlengen.
Download