File

advertisement
HC menstruatiecyclus.






Folliculaire fase, proliferatie fase.
Luteale fase, secretie fase.
 De fase tussen de eisprong en de menstruatie.
Menstruatie.
 Bloeding als daar een ovulatie aan vooraf is gegaan.
 Bij de pil is er geen eisprong, dit is niet menstrueren maar een
onttrekkingbloeding.
Menarche (gemiddeld 12 jr.).
 Eerste menstruatie
Menopauze (gemiddeld 53 jr.).
 Laatste menstruatie.
Post-menopauze.
 De periode na de laatste menstruatie.
GNRH = Gonadotrophine Releasing Hormoon
 Afgifte door hypothalamus in de hersenen.
 Zet hypofysevoorkwab aan tot LH (Luteiniserend Hormoon) en FSH (Follikel
Stimulerend Hormoon) afgifte.
Cyclusduur
 Folliculaire fase is variabel, luteale fase 12-14 dagen.
 Bij cyclus 28 dagen ovulatie op dag 14.
 Bij cyclus 35 dagen ovulatie op dag 21.
 Cyclusduur betrekken in berekening a terme datum
EDLM (eerste dag laatste menstruatie)  9maanden + 1 week later is AD.
Een niet al te nauwkeurige methode om AD te berekenen uitgaande van een cyclus 28
dagen. Bij een cyclus van 35 dagen ben je een week later uitgerekend. I.p.v. 24 weken
zwanger ben je bijvoorbeeld pas 23 weken zwanger.
Follikelvoorraad
 20e zwangerschapsweek: 5-7 miljoen.
 Geboorte: 2 miljoen.
 Menarche: 400.000 primordiaalfollikels.
 Menopauze: voorraad uitgeput.
 Relatie tussen vruchtbaarheid en follikelvoorraad.
Follikels
 1000 follikels per maand (ongeveer 500 per ovarium) komen tot rijping (FSH
onafhankelijke groei) = initiële recrutering.
 40 (2x 20) per maand FSH afhankelijke groei = cyclische recrutering.
 1 follikel per maand komen tot ovulatie = 400 tijdens reproductieve leven.
 Een follikel rijpt door zo’n 3 cycli heen. In de derde fase zijn er nog zo’n 40 follikels
over waarvan o.i.v. FSH er 1 rijpt en geschikt is voor eisprong.
Vroeg-follikulaire fase
 FSH boven drempel voor stimulering ovarium activatie.
 40 (2x 20) follikels gerecruteerd.
 Follikels groeien en gaan hormonen produceren.
 Inhibine B productie stijgt.
 E2 (oestron/oestrogeen) en Inhibine A productie stijgt.




Negatieve terugkoppeling naar hypothalamus: GNRH geremd 
FSH daalt 
Selectie van 1 dominant follikel.
Atresie (verdwijnen in lichaam) van overige follikels.

Geselecteerde follikels blijven gevoelig voor FSH.
Mid-follikulaire fase
 Dominant follikel groeit 2mm/dag.
 E2 productie door groeiend follikel. 
 Serum E2 spiegel stijgt (tot kort voor ovulatie).
Laat-follikulaire fase
 Hoge E2 spiegels overschrijden drempel! 
 Negatieve terugkoppeling op hypothalamus/hypofyse wordt positief
teruggekoppeld! 
o LH piek. (Ongeveer 36uur na deze piek vind de ovulatie plaats).
o FSH piekje.
Luteale fase
 Gevolg LH piek: verdere oocyt rijping, ovulatie en vorming corpus luteum.
 Gevolg ovulatie: snelle daling E2 spiegels, stijging progesteron productie.
 LH en FSH spiegels laag.
 LH houdt wel corpus luteum periode in stand.
 Indien geen zwangerschap: na 7 dagen regressie van corpus luteum. 
 Oestrogeen, progesteron en inhibine A dalen.
Luteo-follikulaire overgang
 Positieve terugkoppeling hypothalamus: GNRH stijgt. 
 Enkele dagen voor menstruatie stijging van FSH.
Menstruele fase
Indien wel zwangerschap
 Na ongeveer 8 dagen na ovulati is het HCG-niveau, geproduceerd door trofoblast
(allereerste beginsel van de placenta), meetbaar.
 HCG (Humaan Chorio Gonadotrofine) neemt functie van LH over.
 Corpus luteum blijft intact tot 10-12 weken.
 Progesteron en E2 productie houdt zwangerschap in stand.
Effect oestrogeen en progesteron op endometrium
 Oestrogeen in proliferatie fase: opbouw van klierbuizen en stroma, uitgroeien van
vaten.
 Toename van endometrium dikte.
 Progesteron in secretie fase:
 Slijmproductie door epitheel klierbuizen, glycogeenstapeling in stroma
(steunweefsel).
Endometrium
 Endometrium bestaat uit twee lagen, basale en functionele laag. Tijdens de
menstruatie wordt de functionele laag afgestoten en vervolgens weer opnieuw
opgebouwd.
 Aanwezig zijn in functionele laag; erg veel bloedvaatjes, slijmklieren en
steunweefsels.
 Het myometrium is de spierlaag van de baarmoeder.
Hormonale effecten op andere organen
 Oestrogeen heeft invloed op groei vagina epitheel, cervix slijm.
 Effect op temperatuur.
 Vochtretentie.
 Psychische effecten.
Kort voor de ovulatie een glazig en draderig slijm onder invloed van oestrogeen, na
de ovulatie papperig slijm en geen draden door invloed van progesteron.
Effect pilgebruik op cyclus
 GNRH productie wordt geremd door spiegel oestrogeen en progesteron.
De FSH en LH spiegels blijven relatief laag. Dit heeft een ovulatie remmend effect.
 Oestrogeen en progesteron vallen weg (tijdens stopweek), endometrium (wat
overigens minder ontwikkeld is) wordt afgestoten.
 Het cervixslijm wordt dikker (papperiger) en wordt ondoordringbaar voor
spermatozoön.
Invloed leeftijd op cyclusduur
 Op latere leeftijd wordt cyclus korter t.g.v. 
 Hogere FSH spiegel, gerelateerd aan geringere follikelvoorraad.
Menarche
 Kinderleeftijd: GnRh sterk geremd (ondanks lage oestrogeenspiegels).
 Vanaf 8 jr. Begint GnRh pulsgenerator op gang te komen.
 Daardoor stijging FSH, LH en oestrogeen.
 Menarche is geen ‘’echte’’ menstruatie.
 Eerste jaren cycli onregelmatig, anovulatoir (menstruatie overslaan).
Praktijk
 Zwangerschapstest positief vanaf 4 dagen voor menstruatie  HCG meting.


Van de ongeveer 100 bevruchtingen, overleven er 30 doordat er in de eerste
periode (nog voordat je gemenstrueerd hebt) al een vroege miskraam is
geweest.
Ovulatietest  LH meting.
Bestudeer:
Heineman (blz. 561).
Praktische verloskunde (blz. 37 & 77).
Download