19 nov. 2015 Rotterdam geboorte Abram & sterfjaar Noach creatie Adam 1 500 1000 1500 2000 • Verwekkingsleeftijden van alle aartsvaders bij elkaar opgeteld min een half jaar, want: • Telling is inclusief: Adam was in zijn 130-ste jaar toen hij Seth verwekte (hij was dus 129,x jaar); • We rekenen voor het gemiddelde: halverwege het jaar. van Adam tot geboorte Abram geboorte Abram, 2000 geboorte Izaak, 2100 uittocht, 2500 400 jaar; Gen.15:13 2000 2100 2200 2300 2400 de uittocht uit het slavenhuis van Egypte in 2500: het vijftigste jubeljaar (50x50) sinds Adam van Abram tot de uittocht 2500 geboorte Abram, 2000 2000 2100 2200 2300 2400 2500 430 jaar; Gal.3:17; Ex.12:40 LXX belofte aan Abram, 2070 van Abram tot de uittocht wetgeving Sinaï, 2500 geboorte Izaak, 2100 uittocht Egypte, 2100 40 400 2100 2200 2300 2400 450 jaren; 2500 10 2600 Hand.13:20 verdeling land, 2550 uittocht Egypte, 2500 start bouw van de tempel, 2980 480 jaar, 2500 2600 2700 1Kon.6:1 2800 2900 3000 uittocht Egypte, 2500 tempel en paleis gereed, 3000 2Kron.8:1 start bouw van de tempel, 2980 2500 2600 2700 2800 500 jaar 2900 3000 2e verschijning van de HERE aan Salomo; 3000 3000 3100 verwoesting stad & tempel, 3430 3200 3300 3400 430 jaar • De regeringsjaren van de twintig koningen van Juda zijn volle jaren, en opgeteld 410 jaar (gerekend vanaf voltooiing tempel en paleis); • niet meegerekend zijn de twintig jaren van troonwisseling. Totaal dus: 410 + 20 = 430 jaar. 3500 2e verschijning van de HERE aan Salomo; 3000 verwoesting stad & tempel, 3430 3000 3100 3200 3300 3400 390 & 40 jaar Ezech.4:5,6 3500 2e verschijning van de HERE aan Salomo verwoesting stad & tempel, 3430 430 jaar 3000 3100 3200 3300 3400 3500 70 jaar 2Kron.36:21 500 jaar • Zeventig jaren waren een vergoeding van sabbatsjaren – gedurende vijfhonderd jaar zou men zeventig sabbatsjaren vieren. • Het zeventigste jaar (3500 AH) was tevens het zeventigste jubeljaar (70 x 50) sinds Adam. 2Kronieken 36 Hij (= de HERE) deed de koning der Chaldeeen tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht. 17 2Kronieken 36 Al het gerei van het huis Gods, het grote en het kleine, de schatten van het huis des HEREN en de schatten van de koning en van zijn vorsten, alles bracht hij naar Babel. 18 2Kronieken 36 Zij verbrandden het huis Gods en braken de muur van Jeruzalem af; al zijn paleizen verbrandden zij met vuur en alle kostbaarheden vernietigden zij. 19 2Kronieken 36 Ook voerde hij hen die aan het zwaard ontkomen waren, naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, totdat het koninkrijk van Perzie de heerschappij verkreeg; 20 2Kronieken 36 om het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken. 21 2Kronieken 36 Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzie, wekte de HERE, opdat het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzie, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 22 = het eerste jaar dat hij heerser werd te Babel 2Kronieken 36 Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzie, wekte de HERE, opdat het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzie, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 22 > door de voorzeggingen die over hem gedaan waren 2Kronieken 36 Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzie, wekte de HERE, opdat het woord des HEREN, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzie, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: 22 2Kronieken 36 Zo zegt Kores, de koning van Perzie: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de HERE, zijn God, zij met hem, hij trekke op. 23 een heidense koning... vanwaar deze erkenning? hoezo "opgedragen"? 2Kronieken 36 Zo zegt Kores, de koning van Perzie: alle koninkrijken der aarde heeft de HERE, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de HERE, zijn God, zij met hem, hij trekke op. 23 Jesaja profeteerde ten tijde van de koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hiskia (Jes.1:1) = tussen de (±) 180 en 116 jaar vóór de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar. Jesaja 44 Zo zegt de HERE, uw Verlosser, en uw Formeerder van de moederschoot aan: Ik ben de HERE, die alles gemaakt heb; die de hemel heb uitgespannen, Ik alleen; die de aarde uitgebreid heb door eigen kracht; 24 Jesaja 44 die de tekenen der leugenprofeten tenietdoe en de waarzeggers als dwazen aan de kaak stel; die de wijzen doe terugwijken en hun kennis tot dwaasheid maak; 25 Jesaja 44 die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; 26 De ware GOD legitimeert zich door te voorzeggen let op de tegenstelling met de voorspellers uit het voorgaande vers! Jesaja 44 die het woord van mijn knecht gestand doe en de aankondiging mijner boden volvoer; die tot Jeruzalem zeg: Het worde bewoond; tot de steden van Juda: Laten zij herbouwd worden, haar puinhopen richt Ik weer op; 26 voorzegd ± anderhalve eeuw voor de verwoesting van Jeruzalem en Juda's steden... Jesaja 44 die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; 28 die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. 27 Honderden jaren tevoren wordt de herbouwer reeds bij name genoemd! Kores = herder Jesaja 44 die tot de diepte zeg: Verdroog, uw rivieren doe Ik opdrogen; 28 die tot Kores zeg: Mijn herder, hij zal al mijn welbehagen volvoeren door tot Jeruzalem te zeggen: Het worde herbouwd en de tempel worde gegrondvest. 27 Kores zou niet alleen opdracht geven tot herbouw van de tempel maar ook van de stad Jeruzalem! Jesaja 45 Zo zegt de HERE tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten. 1 gezalfde > Hebr. messias Jesaja 45 Zo zegt de HERE tot zijn gezalfde, tot Kores, wiens rechterhand Ik gevat heb om volken voor hem neer te werpen: de lendenen van koningen ontgord Ik; om deuren voor hem te openen, geen poorten blijven gesloten. 1 Kores vestigt het Perzische rijk... Jesaja 45 (...) 3 En Ik zal u geven de schatten der duisternis en de rijkdommen der verborgen plaatsen, opdat gij weet, dat Ik, de HERE, het ben, die u bij uw naam riep, de God van Israel. zijn naam wordt voorzegd, opdat hij de HERE zou erkennen Jesaja 45 Ter wille van mijn knecht Jakob en van Israel, mijn uitverkorene, riep Ik u bij uw naam, gaf u een erenaam, hoewel gij Mij niet kendet. 4 Kores zou het bekeerde volk (Jakob-Israël) doen terugkeren... Jesaja 45 Ik ben de HERE en er is geen ander; buiten Mij is er geen God. Ik gordde u, hoewel gij Mij niet kendet, 5 Jesaja 45 opdat men het wete waar de zon opgaat en waar zij ondergaat, dat er buiten Mij niemand is; Ik ben de HERE, en er is geen ander, 6 Jesaja 45 die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de HERE, doe dit alles. 7 lett. die de vrede maakt en het kwade schept <=> de Perzische leer van Zarathustra met een god van het goede en een god van het kwade... Jesaja 45 (...) 11 Zo zegt de HERE, de Heilige Israels, en zijn Formeerder: Vraagt Mij naar de toekomstige dingen, vertrouwt Mij mijn zonen en het werk mijner handen toe. voorzegging is Gods legitimatiebewijs! Jesaja 45 (...) 13 Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de Here der heerscharen. > door Kores te verwekken deed God recht aan zijn woord. Jesaja 45 (...) 13 Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen. Jesaja 45 (...) 13 Ik ben het, die hem verwekt heb in gerechtigheid, en al zijn wegen zal Ik effen maken; hij is het, die mijn stad herbouwen zal en mijn ballingen vrijlaten, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de HERE der heerscharen. de ballingen werden vrijgelaten met ondersteuning van goud en zilver, have en vee, enz. (Ezr.1:4) Daniël gedeporteerd naar Babel in het derde jaar van Jojakim (Dan.1:1; ong. 20 jaar voor de verwoesting van Jeruzalem). Aan het einde van de zeventig jaar dus reeds hoogbejaard... Daniël 9 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeen; 1 Kores was de Perzische koning over het hele rijk en Darius de Meder (vergl. 11:1 en 6:28; Kores' schoonvader?) werd bij de verovering van Babel tot koning gemaakt over het gewest Babel. Dit was dus ook het eerste jaar van Kores... (1Kron.36:22; Ezr.1:1) en daarmee het zeventigste jaar van de verwoesting! Daniël 9 In het eerste jaar van Darius, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeen; 1 lett. tot koning gemaakt Daniël 9 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. 2 Daniel had een hoge positie ook in dat rijk! Dan.6:29 > Daniël 6 En deze Daniel stond in hoog aanzien onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Kores, de Pers. 29 Daniël 9 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. 2 Nl. Jeremia + Leviticus (over de sabbatsjaren/ jaarweken) Daniël 9 in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. 2 dit getal wordt tot vijf keer toe genoemd Jer.25:12; 29:10; 2Kron.36:22; Zach.1:12 Daniël 9 En ik richtte mijn aangezicht tot de HERE God om te bidden en te smeken, in vasten en in zak en as. 3 zie Lev.26:38-42 Leviticus 26 En gij zult onder de volken te gronde gaan, en het land uwer vijanden zal u verteren. 39 En wie van u overgebleven zijn, zullen in de landen hunner vijanden wegkwijnen vanwege hun ongerechtigheid (...) 40 Maar belijden zij hun ongerechtigheid en die hunner vaderen (...) 42 DAN zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het land gedenken. 38 Daniël 9 En ik bad tot de HERE, mijn God, en deed schuldbelijdenis en zeide: Ach HERE, Gij grote en geduchte God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid jegens hen die U liefhebben en uw geboden bewaren; 4 Daniël 9 wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen, 5 Daniël 9 en wij hebben niet geluisterd naar uw knechten, de profeten, die in uw naam gesproken hebben tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot het ganse volk des lands. 6 Daniël 9 Bij U, HERE, is de gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat, gelijk heden ten dage, bij de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem en bij geheel Israel, bij hen die dichtbij en die veraf wonen in al de landen waarheen Gij hen hebt verstoten om de ontrouw die zij jegens U hebben gepleegd. 7 Daniël 9 HERE, bij ons is een beschaamd gelaat, bij onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, want wij hebben tegen U gezondigd. 8 Daniël 9 Bij de HERE, onze God, is barmhartigheid en vergeving, hoewel wij tegen Hem wederspannig zijn geweest, 9 Daniël 9 niet geluisterd hebben naar de stem van de HERE, onze God, en niet gewandeld hebben naar de wetten die Hij ons gegeven heeft door de dienst van zijn knechten, de profeten. 10 Daniël 9 Ja, geheel Israel heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd. 11 o.a. in Leviticus 26 Daniël 9 En Hij heeft de woorden bevestigd, die Hij gesproken had over ons en over onze regeerders, die ons bestuurden, door zulk een groot onheil over ons te brengen, als er nergens geweest is onder de ganse hemel, behalve in Jeruzalem. 12 > de zeventig jarige verwoesting van stad en tempel Daniël 9 Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, en wij hebben de HERE, onze God, niet vermurwd door ons te bekeren van onze ongerechtigheden en acht te slaan op uw waarheid. 13 Daniël 9 Daarom was de HERE wakker om het onheil over ons te brengen; want de HERE, onze God, is rechtvaardig in al de werken die Hij doet, maar wij hebben niet geluisterd naar zijn stem. 14 = Hij doet wat Hij belooft en aanzegt Daniël 9 Nu dan, HERE, onze God, die uw volk uit het land Egypte hebt geleid met een sterke hand en U een naam hebt gemaakt, gelijk heden ten dage; wij hebben gezondigd, wij hebben goddeloos gehandeld. 15 Precies duizend jaar geleden: in 2500 AH! Daniël 9 HERE, mogen naar al uw gerechtigheid uw toorn en uw grimmigheid zich toch afwenden van uw stad Jeruzalem, uw heilige berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen. 16 Daniël 9 Nu dan, hoor, o onze God, naar het gebed van uw knecht en naar zijn smeking en doe uw aangezicht lichten over uw verwoest heiligdom, om des HEREN wil. 17 Daniël 9 Neig, mijn God, uw oor en hoor; open uw ogen en zie onze verwoestingen en de stad waarover uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van uw grote barmhartigheden. 18 Daniël 9 O HERE, hoor! o HERE, vergeef! O HERE, merk op! Treed handelend op; toef niet om uwszelfswil, mijn God, want uw naam is uitgeroepen over uw stad en over uw volk. 19 opdat U betrouwbaar blijke! Daniël 9 Terwijl ik nog sprak en bad en mijn zonde en de zonde van mijn volk Israel beleed, en mijn smeking over de heilige berg mijns Gods uitstortte voor de HERE, mijn God, 20 Daniël 9 terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriel, die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. 21 > 8:16, zie ook 10:16 Daniël 9 En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniel, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. 22 Daniël 9 Bij het begin van uw smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen, want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht. 23 nl. om stad en tempel te herbouwen! vergl. 9:25