Huiswerk voor 19 december 2014 Beste Manu, De komende les zal een beetje anders worden dan de voorgaande lessen. Omdat zowel juf Joline als Marijn al naar Nederland vertrokken is, hebben we eenmalig een combinatieklas van groep 8, middelbaar 3 en middelbaar 4. Met andere woorden, lief zijn voor je zus aanstaande vrijdag! Zoals je ongetwijfeld hebt gemerkt, was ik afgelopen vrijdag niet heel erg tevreden over je inzet. Ook schrok ik een beetje van de moeite die je nog steeds hebt met bepaalde basisvaardigheden grammatica. Daarom wil ik je voor komende les nog wat extra oefenstof opgeven zodat je hiermee aan de slag kunt. Ik heb 12 zinnetjes voor je gemaakt en voor ieder van die zinnetjes volg je onderstaand stappenplan. Het gaat erom dat je de zinnen op een juiste manier ontleedt en dat je de juiste persoonsvorm, gezegde, onderwerp en evt. lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vindt. Stap 1. Zin ontleden: Probeer de zin te herschrijven door de woordvolgorde te veranderen. De makkelijkste manier waarop dit kan, is door er een vraagzin te maken. Tussen alle woorden waarbij je de zin kunt breken en herschrijven kun je vervolgens een streepje zetten. Dit is dat een zinsdeel. Let op: vaak kun je de zin om meerdere manieren breken. Het veranderen van de zin in een vraagzin is dus in de meeste gevallen niet voldoende om de zinsdelen te vinden. Stap 2. Zoek de persoonsvorm: De persoonsvorm is het woord dat verandert als je de zin in een andere tijd zet. Dit is altijd een werkwoord. Stap 3. Bepaal het gezegde: Dit is de persoonsvorm plus alle andere werkwoorden in de zin. Stap 4. Bepaal het onderwerp. Dit doe je door de vragen: " wie of wat [gezegde invullen]" Stap 5. Bepaal het lijdend voorwerp. Hierbij stel je de volgende vraag: "wie of wat [onderwerp + gezegde invullen]" Stap 6. Bepaal het meewerkend voorwerp. Hier stel je de vraag: "aan wie of voor wie [onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp invullen]" Hieronder de 12 zinnetjes. Ik doe de eerste voor: 1. In Antwerpen is een dikke man gearresteerd. Stap 1. Zin ontleden. Eerst maken we er een vraagzin van: Is in Antwerpen een dikke man gearresteerd? Er komt dus een streepje voor en na het woordje "is". Andere zinnen die we kunnen maken zijn: Een dikke man is in Antwerpen gearresteerd. We hebben de zin nu op een aantal plaatsen gebroken. Na "Antwerpen" komt een streepje; na "man" komt een streepje. Het streepje na "is" hadden we al door er een vraagzin van te maken. Een andere zin die we nog kunnen maken: Gearresteerd is een dikke man in Antwerpen. Als je goed kijkt dan zie je dat we geen nieuwe streepjes kunnen zetten. Op alle plekken waar de zin breekt, hadden we al streepjes staan. We krijgen dus: In Antwerpen I is I een dikke man I gearresteerd. Stap 2. Wat is de persoonsvorm? Als we de zin in een andere tijd proberen te zetten dan krijgen we: In Antwerpen was een dikke man gearresteerd. In dit geval is de persoonsvorm "is". Dit woordje verandert als we de zin in een andere tijd zetten. Stap 3. Wat is het gezegde? Dit is de persoonsvorm plus alle werkwoorden. De persoonsvorm hebben we al gevonden, namelijk " is". Het andere werkwoord in de zin is "gearresteerd." Het gezegde is dus: is gearresteerd Stap 4. Het onderwerp. We vragen: wie of wat is gearresteerd? Het antwoord: een dikke man. Dit is het onderwerp van de zin. Stap 5. Het lijdend voorwerp. We vragen: wie of wat is een dikke man gearresteerd? Zoals je ziet, is dit een beetje een gekke vraag. Met andere woorden, er is geen lijdend voorwerp. Stap 6. Het meewerkend voorwerp. We vragen: aan wie of voor wie is een dikke man gearresteerd? Ook een gekke vraag. Dit betekent dat er ook geen meewerkend voorwerp is. Het zinsdeel dat overblijft is " in Antwerpen". Als het goed is weet je inmiddels ook wat dit is want dat hebben we behandeld in het boek. Het is een bepaling van plaats en tijd. Deze geven vaak aan waar of wanneer iets is gebeurd. Mocht je nog zo'n bepaling van plaats en tijd vinden dan mag je deze ook aangeven. Dan de zinnetjes. 2. De man woog ruim 140 kilo. 3. Hij had 375 Euro gestolen uit de kassa van de winkel. 4. Na de diefstal ontdekte hij in de schappen een aantal heerlijke taarten. 5. Op zijn dooie gemakje peuzelde de dief het lekkers op. 6. Door het gesmikkel at de 29-jarige dikkerd zijn buik kogelrond. 7. Bij het verlaten van de winkel raakte de taartendief bekneld in het raam. 8. Na enkele uren arriveerde winkelier Tim Janssen op zijn werk. 9. Die vond op de vloer een hele berg lege taartdozen. 10. Uit het raam van zijn winkel bengelden twee opgezwollen benen. 11. Buiten trof de kruidenier de bovenste helft van de dief aan. 12. Hij gaf de inbraak telefonisch door aan de plaatselijke politie. Veel succes ermee en tot vrijdag! Sander [email protected]