ANTWOORDEN

advertisement
in
ld
-
-
a
a
T l
bee
extra
d
Wat ga je doen?
ANTWOORDEN
Je leert hoe je de persoonsvorm kunt vinden.
Uitleg
illustraties: Fleur van der Weel, Ingrid van der Sleen
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden:
1. Je maakt de zin vragend. Hij moest huilen. o Moest hij huilen?
Het eerste woord in de vragende zin is de persoonsvorm.
2. Je zet de zin in een andere tijd. Vandaag lach ik. o Gisteren lachte ik.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
3. Je zet de zin in het meervoud. Ik eet ijs. o Wij eten ijs.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
Het onderwerp staat
bijna altijd
naast de persoonsvorm.
Het gezegde bestaat uit alle
werkwoorden in een zin. De
persoonsvorm is alleen het werkwoord
dat kan veranderen.
Aan de slag
1
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden.
Wat is geen goede manier? Kruis aan.
Q Je maakt de zin vragend. Het eerste woord in de vragende zin is de persoonsvorm.
Q Je zet de zin in het meervoud. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
Q Je zet de zin in een andere tijd. Het woord dat verandert is de persoonsvorm.
✘ Je zet het woordje niet in de zin. Het woord dat voor niet komt is de persoonsvorm.
Q
2
Maak de volgende zinnen vragend.
a.
b.
c.
d.
e.
f. g.
Japan wordt in 2011 getroffen door een zware aardbeving.
Het is de ergste aardbeving sinds 140 jaar.
De aardbeving vindt niet alleen op het land, maar ook in de zee plaats.
De zeebeving of tsunami veroorzaakt grote overstromingen.
Hele dorpen en steden worden verwoest.
Vele doden en gewonden zijn het gevolg.
Veel landen helpen Japan de schade te herstellen.
a. Wordt Japan in 2011 getroffen door een zware aardbeving?
b. Is het de ergste aardbeving sinds 140 jaar?
c. Vindt de aardbeving niet alleen op het land, maar ook in de zee plaats?
d. Veroorzaakt de zeebeving of tsunami grote overstromingen?
e. Worden hele dorpen en steden verwoest?
f. Zijn vele doden en gewonden het gevolg?
g. Helpen veel landen Japan de schade te herstellen?
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
jaargroep 7 blok 1 les 7
blad
1
van 2
in
ld
-
-
Taal
bee
extra
ANTWOORDEN
d
Aan de slag
3
Zet in de vraagzinnen van opdracht 2 een golflijn onder het onderwerp.
Zet een streep onder het gezegde.
Zet een dubbele streep onder de persoonsvorm.
4
Streep door wat fout is.
In de vraagzinnen van opdracht 2 staat het onderwerp steeds wel/niet naast de persoonsvorm.
5
Schrijf de zinnen uit opdracht 2 in de verleden tijd.
a. Japan werd in 2011 getroffen door een zware aardbeving.
b. Het was de ergste aardbeving sinds 140 jaar.
c. De aardbeving vond niet alleen op het land, maar ook in de zee plaats.
d. De zeebeving of tsunami veroorzaakte grote overstromingen.
e. Hele dorpen en steden werden verwoest.
f. Vele doden en gewonden waren het gevolg.
6
Zet in de zinnen van opdracht 5 een streep onder het woord dat veranderd is. Maak daarna de zin hieronder af.
Dit veranderde woord is de persoonsvorm
7
.
Zet de volgende zinnen in het meervoud.
a. Op vrijdag 11 maart begon de aardbeving.
b. De vloedgolf was wel 10 meter hoog.
c. De vloedgolf sleurt alles mee: huizen, auto’s, hele dorpen.
d. Door kortsluitingen breekt ook overal brand uit.
e. Een naschok veroorzaakt veel last.
f. Ook een kerncentrale loopt schade op.
a. Op vrijdag 11 maart begonnen de aardbevingen.
b. De vloedgolven waren wel 10 meter hoog.
c. De vloedgolven sleuren alles mee: huizen, auto’s, hele dorpen.
d. Door kortsluitingen breken ook overal branden uit.
e. Naschokken veroorzaken veel last.
f. Ook kerncentrales lopen schade op.
8
Zet in de zinnen van opdracht 7 een streep onder het werkwoord dat veranderd is. Vul daarna de zin aan en
streep door wat niet juist is.
Dit veranderde werkwoord is de persoonsvorm
.
In de zinnen hierboven staat het onderwerp wel / niet naast de persoonsvorm.
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
jaargroep 7 blok 1 les 7
blad
2
van 2
Download