VIERING 145 JAAR VOLKSVERTEGENWOORDIGING IN SURINAME SPEECH UITGESPROKEN OP 6 MEI 2011 IN DE NATIONALE ASSEMBLEE DOOR Z.E. DESIRE DELANO BOUTERSE, PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME De Voorzitter van De Nationale Assemblee, Mevr. Jennifer Geerlings-­‐Simons, Firstlady van de Republiek Suriname, Mevr. Ingrid Bouterse-­‐Waldring Vice-­‐President van de Republiek Suriname, dhr. R. Ameerali, Leden van de Raad van Ministers, Leden van De Nationale Assemblée, Gewezen Presidenten van de Republiek Suriname, De Voorzitter van de Staten van Curacao, dhr. Ivar Asjes, Leden van het Korps Diplomatiek, De Assistent Secretaris Generaal van de Organisatie van Amerikaanse Staten, dhr. Albert Ramdien, Vertegenwoordigers van Internationale Organisaties, Overige leden van Hoge Colleges van Staat, Overige Hoogwaardigheidsbekleders, Dames en Heren, Namens de regering is het mij een voordeel U hierbij van harte geluk te wensen met de 145ste verjaardag van de nationale volksvertegenwoordiging in Suriname. Het is immers een bijzondere gebeurtenis geweest, toen op 8 mei 1866 door Gouverneur Reinhart Frans van Landsberge de opening werd verricht van de Koloniale Staten van Suriname. De ons uit de jeugdjaren bekende Staten van Suriname werd in 1936 de opvolger van dit college. In 1975 werd de naam Parlement ingevoerd, een college dat helaas minder pregnant werd vernoemd naar de algemene term ter aanduiding van nationale 1 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging volksvertegenwoordigingen. In de praktijk heeft dat college een betrekkelijk negatieve impact op onze parlementaire ontwikkeling gevormd. Sedert januari 1988 is grondens de Grondwet van 1987 Uw college’ De Nationale Assemblée, de nationale volksvertegenwoordiging, met de taak om de arbeid van de voorgenoemde colleges voort te zetten en te vervolmaken. Er is een traditie, waarop de huidige viering van 145 jaar nationale volksvertegenwoordiging teruggaat, hoewel strikt historisch er geen reden bestaat om ervan uit te gaan, dat in dit land niet eerder een nationale volksvertegenwoordiging heeft gefunctioneerd. Integendeel mag worden gesteld dat reeds toen bij giftbrief van 2 Juni 1662 door Koning Karel II van Engeland aan Lord Willoughby en Laurens Hide en hunne nakomelingen of rechtverkrijgenden de volle eigendom der landen en kusten van Suriname werd geschonken, voor deze kolonie de eerste bestuursregeling tot stand kwam. Onder het opperbestuur van Lord Willoughby werd het bestuur uitgeoefend door een Gouverneur, de raad en gemeente. Toen reeds werd door de ingezetenen, kolonisten, invloed op de gang van het bestuur uitgeoefend. De reden waarom de traditie start met 1866 heeft ermede te maken, dat in de voorafgaande circa 50 jaren een dergelijk college niet heeft gefunctioneerd. Nadat in 1667 deze kolonie was veroverd door de Zeeuwen en in 1682 overgegaan in handen van de West-­‐Indische compagnie, gold voor Suriname het Octrooi van 1682. Hierbij was de leiding van het plaatselijk bestuur onder oppertoezicht van de West-­‐Indische compagnie opgedragen aan een Gouverneur, die aangesteld door de compagnie, zijn commissie verkreeg van de Staten-­‐Generaal en de Prins van Oranje. Het bestuur werd door hem uitgeoefend gezamenlijk met de Politycke Raad. De leden van de Raad werden gekozen voor het leven uit de „aansienlyckste, verstandighste, en moderaetste onder de Coloniers", doch in dien zin, dat door alle kolonisten dubbeltallen zouden worden gevormd, waaruit de Gouverneur telkens een lid koos. Indien echter door een aanzienlijke vermeerdering der bevolking een verkiezing door alle inwoners 2 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging ondoenlijk zou zijn, kon de verkiezing van nieuwe leden door de overige raadsleden geschieden. Dit schijnt te zijn geschied in het midden der 18e eeuw. Het gevolg was, dat het officiele element de Raad begon te beheersen en dit deed natuurlijk veel afbreuk aan de onafhankelijkheid van de Raad. Deze regeling bleef bestaan tot 1828, toen door de Commissaris-­‐Generaal J. van den Bosch het Hof van politie en crimineele justitie werd afgeschaft en vervangen door een Hoogen Raad der West-­‐Indische Bezittingen, die vrij van elke volksinvloed bestond uit de Gouverneur-­‐Generaal als voorzitter en als leden de Procureur-­‐Generaal, de Controleur-­‐ Generaal van Financiën, de Raad Commissaris der Inlandsche bevolking en de Commissaris van 's Rijks Domeinen. De kolonisten waren dus in het geheel niet vertegenwoordigd. Bovendien was ingevoerd een z.g. gemeentebestuur voor de gehele kolonie, dat tot taak had het behartigen van de huishoudelijks aangelegenheden van de kolonie. De leden werden allen benoemd. Deze regeling, waarbij van enig politiek leven in de kolonie geen sprake was, werd in 1832 vervangen door een nieuwe bestuursregeling. Volgens deze regeling werd aan de Gouverneur-­‐Generaal een Koloniale Raad toegevoegd, in plaats van de Hoogen Raad. Die Raad bestond uit de Gouverneur-­‐Generaal als voorzitter en als leden de Procureur-­‐Generaal, de Administrateur van Financiën en zes van de aanzienlijkste ingezetenen, zijnde gedeeltelijk grond eigenaren in de kolonie woonachtig en gedeeltelijk vertegenwoordigers van afwezige grondbezitters. De leden werden gekozen uit een voordracht van drietallen opgemaakt door de Raad. De leden van dit wetgevend lichaam waren, tengevolge van de inwendige toestand van de kolonie, agenten van eigenaren of van hypotheek-­‐ of fondshouders in het moederland gevestigd. Deze regeling heeft geduurd tot 1 Januari 1866, het tijdstip van inwerkingtreding van het bovengenoemde Regeringsreglement, zodat dus feitelijk van 1816 tot 1866 politieke vrijheid in de kolonie niet heeft bestaan. 3 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging Wanneer men deze rudimentaire vormen van betrokkenheid van de inwoners bij het national bestuur ervaart als voorlopers van een parlementair bestuurssysteem, is het noodzakelijk dat aan drie voorwaarden moet zijn voldaan. In de eerste plaats dienen degenen die zitting in een dergelijk college hebben, rechtstreekse afgezanten zijn van de gebieden, waarover de heerser leiding geeft. Verder moeten zij in overwegende mate zijn aangewezen door de overheersende lagen van de bevolking en dienen te zijn opgeroepen door de hoogste leidinggevende functionaris van de Staat. Ten slotte dienen de zaken waarom het gaat gewichtige kwesties te betreffen van zowel politieke als economische aard, die alle onderdanen aangaan. Reeds in de late middeleeuwen zijn dergelijke bestuursfiguren in Europa te vinden geweest en men kan niet spreken van een parlementair rudiment wanneer een van deze bovenvermelde factoren afwezig is. Dit vormt derhalve de theoretische achtergrond om pas in 1866 de instelling van de Koloniale Staten als de start van een parlement in Suriname te beschouwen. Daarmede wordt tevens een element in actie gebracht, namelijk van deliberatie omtrent de publieke zaken, die in de colleges van voor 1866 in ontoereikende mate aanwezig of transparant was. In feite kan men de komst van de Koloniale Staten en het vervolg ervan in de naamsverandering Staten van Suriname beschouwen als een vormgeving van de Surinaamse samenleving, die sedert de afschaffing van de slavenhandel in 1806 in gang werd gezet. De dynamiek die ermede gepaard zou gaan werd onder controle gebracht, door tussen 1806 en 1866 niet een vorm van parlementarisme te hanteren. Het is de verdienste geweest van Gouverneur Reinhart Frans van Landsberge, die in 1859 tot landvoogd werd benoemd, om te pleiten voor de instelling van dit college. Hij had immers al de confrontaties moeten beheersen, die na de economische revolutie die de formele afschaffing van de slavernij drie jaren eerder teweeg had gebracht. Van Landsberge 4 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging realiseerde zich dat de dynamiek van een volksvertegenwoordiging in de vorm van een parlement, een noodzakelijke catalysator was om de samenleving bestuurbaar te houden. Het komt ons als burgers levende in de 21ste eeuw vreemd voor om een volksvertegenwoordiging, die nauwelijks 5% van de inwoners bij haar samenstelling betrekt, historisch een zo voorname rol toe te kennen. Maar bij de maximen van de Staat die toen operationeel waren, werd met de besturing van de kolonie in de benadering van Van Landsberge een wezenlijke stap vooruit gemaakt. Artikel 68 van het Regeringsreglement schreef voor: „Vier leden der Koloniale Staten worden jaarlijks vóór „1 Mei door den Gouverneur benoemd. „De overige leden worden door de kiezers rechtstreeks gekozen in verhouding van één op de twee honderd kiezers, „doch nimmer in minderen getale dan negen". De bepaling, dat er benoemde leden in de Staten zouden zitten, had geenszins de bedoeling om door deze leden de vrij geworden slaven te doen vertegenwoordigen. Het was meer om de macht van de Staten niet te groot te doen zijn, daar men meende, dat de door de Gouverneur benoemde leden wel altijd diens voorstellen zouden steunen. In de praktijk is echter niets minder waar gebleken. De leden die benoemd werden, waren niet, zoals minister Fransen van de Putte had verwacht, de leden van de Raad van Bestuur, tevens hoofden van de departementen, maar meestal rechterlijke ambtenaren, gepensioneerde ambtenaren, kooplieden en grondeigenaren. Misschien uit vrees voor partijdig te worden aangezien, dan wel om andere redenen, stemden deze leden meestal tegen de voorstellen van de Gouverneur, zodat het beoogde doel niet werd bereikt. In 1901 werd dan ook dit artikel gewijzigd en kwam daarvoor in de plaats de formulering: „De leden van de Koloniale Staten worden door de kiezers rechtstreeks gekozen in verhouding van één op tweehonderd „kiezers, doch nimmer minder dan dertien of meer dan vijf en twintig." 5 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging Omtrent de werking van de Koloniale Staten staat in de memorie van toelichting op het ontwerp van 1899 vermeld: „De wetgever van 1865 bedoelde naast de Gouverneur, die als vertegenwoordiger des Konings de kolonie bestuurt, „als vertegenwoordigend lichaam te stellen de Koloniale „Staten, die met den Gouverneur de Wetgevende Macht zouden „uitoefenen, voor zover zij niet volgens de grondwet aan „de Wetgevende Macht van den Staat of aan de Koning „behoort. Hen werd daarbij gegeven recht van amendement en van initiatief; tevens werd hen toegekend: het recht van petitie en van interpellatie. Hun medewerking werd vereist tot voorlopige vaststelling – die buiten bepaalde gevallen als definitieve geldt – van de jaarlijkse huishoudelijke begroting; geenszins werd bedoeld aan de Staten toe te kennen een zelfstandige macht; allerminst hen te stellen tegenover of boven de Gouverneur. Tot medewerking “in de aangegeven zin werden zij geroepen.” Dat deze medewerking meermalen een tegenwerking is geweest, moge blijken uit het feit dat een ruim gebruik is gemaakt van het recht van de Kroon om een verordening te vernietigen. Dit behoeft geen verwondering te verwekken, indien men nagaat op welke wijze dit Vertegenwoordigend lichaam de bevolking vertegenwoordigde. Daar de gehele kolonie slechts één kiesdistrict vormde, zouden dus alleen de Inboorlingen een vertegenwoordiging in de Staten vinden. Daar echter door hun opleiding de Europeanen meer geschikt werden geacht om in een vertegenwoordigend lichaam zitting te nemen, zijn ook deze daarin vertegenwoordigd, doch dit kon alleen, omdat de inboorlingen hen daarin verkozen. Mede als gevolg van de woelige crisisjaren werd in 1936 een nieuw regeringsreglement vastgesteld, waarbij de naam van de nationale volksvertegenwoordiging werd gewijzigd in die van Staten van Suriname. Het is aan dat college te danken dat wij Surinamers een diep 6 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging geworteld besef hebben verkregen van onze politieke rechten en het belang van alle burgers bij deelneming aan de publieke deliberatie die in dat college plaatsvinden. Suriname werd in 1940 bestuurd door een gouverneur, J.C. Kielstra, die werd bijgestaan door een Raad van Bestuur. Daarnaast was er de bovenvermelde volksvertegenwoordiging, maar die viel op een participatiegraad terug van nog geen vier procent van de bevolking. Na het bekend worden van de Duitse inval in Nederland kondigde Kielstra de staat van beleg af, plaatste de pers onder censuur en nam tal van noodmaatregelen, zoals het interneren van alle in de kolonie woonachtige Duitsers. Omdat er een serieus gevaar bestond dat de bauxietmijnen zouden worden aangevallen, werd het leger (de Schutterij) uitgebreid. De Surinaamse landmacht bracht ongeveer vijfduizend man op de been, bestaande uit vooral Creolen en Hindoestanen. Zij werden gelegerd in en rond Paramaribo, bij de bauxietmijnen van Moengo en Paranam. Ook zorgde de Surinaamse Schutterij voor de kustbewaking. Onder de staat van beleg was de macht van de gouverneur toegenomen, terwijl het streven naar meer politieke en bestuurlijke macht in de Staten juist toenam. Dit streven werd onbedoeld gestimuleerd door een radiotoespraak van koningin Wilhelmina in december 1942, waarin zij de kolonie na de oorlog meer zelfbestuur beloofde. Met haar rede probeerde de vorstin onder meer tegemoet te komen aan het antikoloniale beleid van de Amerikaanse president Roosevelt. Het Surinaams nationalisme werd bovendien gestimuleerd door de autocratische gouverneur Kielstra, die zijn tegenstanders op allerlei manieren buiten spel zette. Bij benoemingen gaf hij de voorkeur aan ambtenaren uit Nederlands-­‐Indië en liet zich denigrerend uit over Creoolse. In mei 1940 had de gouverneur behalve de Duitsers ook leden van de oppositie als ‘staatsgevaarlijke personen’ laten interneren. Met de arrestatie van het statenlid B.H.W. Bos Verschuur. Deze had in juli 1943 bij Wilhelmina een verzoek ingediend om Kielstra uit zijn ambt te verwijderen, waarop deze hem gevangen had laten zetten. Nadat de gouverneur geweigerd had zich in de Staten over zijn handelwijze te verantwoorden, stapten zeven leden op en ontstonden er grote politieke spanningen die 7 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging in januari 1944 leidden tot Kielstra’s ontslag. Diens opvolger stelde Bos Verschuur op vrije voeten, onder voorwaarde dat deze zich zou onthouden van politieke activiteiten. Vanaf mei 1949 heeft de samenstelling van de Staten van Suriname plaats gevonden op basis van algemene, vrije en geheime verkiezingen. Het is een doorbraak geweest van onvoorstelbare economische, politieke, sociologische en culturele fenomenen., Tot vandaag de dag zijn wij daarmede bezig. Op grond van die ontwikkelingen trachten wij ons voortbestaan als samenleving, natie en Staat vorm te geven. Het aantal hoogtepunten van politieke groeiprocessen, dat zich binnen de muren van de Staten van Suriname heeft afgespeeld is dermate groot, fascinerend en van vergaande formatieve waarde. Wij krijgen er nooit genoeg om over die periode van onze recente geschiedenis te praten en te lezen. Groot is het aantal voorbeeldfiguren, die in die Staten van Suriname hun liefde voor het land en hun passie voor politiek ten toon hebben gesteld. Het zou te ver voeren de namen te gaan noemen. Maar vaststaat dat het van grote betekenis is om het fraaie testament van de Staten van Suriname in ere te houden en door te geven op de huidige en toekomstige generaties. Sedert de verkiezingen van 19 november 1987 hebben wij De Nationale Assemblée, de nieuwste naamgeving voor onze nationale volksvertegenwoordiging. De Grondwet, die de basis vormt voor het huidig systeem, werd in 1987 na intensieve deliberaties met vrijwel alle relevante groepen geconcipieerd. Het was de bedoeling dat deze grondwet voor en periode van circa 15 jaren zou dienen als grondslag voor een staatsordening, die met de toenmalige politieke en economische machtsverhoudingen in overeenstemming zou zijn. In de praktijk zijn wij nu al meer dan 20 jaren met die opzet bezig. Het kan niet worden volgehouden, dat de resultaten bevredigend zijn. Het zou best wel nostalgie kunnen zijn, doch wij hebben niet de indruk, dat het huidige parlement de kwaliteiten van deliberatie vertoont, die wij ervan hadden verwacht. De zeer scherpe polarisatie die wij bij voortduring beleven, stemt ons minder vreugdevol, dan uit een zo weloverwogen, rationele samenstelling kon worden verwacht. 8 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging Niettemin mogen wij blij zijn, dat we erin slagen een redelijk bestuur van de grond te krijgen en koesteren wij de hoop dat het niet zo lang zal duren, dat het algemeen besef ontstaat, dat wij geen andere keus hebben dan de handen in elkaar te slaan en gezamenlijk de kar te trekken, die nodig is om onze samenleving te ontwikkelen naar het niveau, dat de ambities van ons volk verlangt. Moge de Schepper van ons allen ons daartoe begeleiden en ons de vereiste vrede en zegen schenken. 9 6 m ei 2 011 Speech Z .E. P resident B outerse – 1 45 j aar v olksvertegenwoordiging