Semester 2.2 Directe Instructiemodel Tamsin O’Shea Studentennummer: 500607022 Coach: M. van Schaik Stagementor: C. Jaakke Hogeschool van Amsterdam Pabo 2011 Inhoudsopgave INLEIDING ........................................................................................................................................................... 3 OPZET ................................................................................................................................................................... 3 DE ONTWIKKELDOELEN/-OPDRACHTEN ....................................................................................................................... 3 COMPETENTIES .................................................................................................................................................................. 3 CENTRALE ONDERZOEKSVRAAG ...................................................................................................................................... 3 DEELVRAGEN ...................................................................................................................................................................... 4 DOEL .................................................................................................................................................................................... 4 AFRONDING ......................................................................................................................................................................... 4 VERSLAG DIRECTE INSTRUCTIEMODEL ................................................................................................... 5 INSTRUCTIE ......................................................................................................................................................................... 5 Instructiemodellen............................................................................................................................................................5 HET DIRECTE INSTRUCTIEMODEL ................................................................................................................................... 6 Doelstelling van het directe instructiemodel........................................................................................................6 Inhoud van het directe instructiemodel..................................................................................................................6 De fasen uitgewerkt .........................................................................................................................................................6 Verschuiving van verantwoordelijkheid van leren ............................................................................................7 LEERKRACHTVAARDIGHEDEN EN KENMERKEN ............................................................................................................ 8 De algemene lesvaardigheden ....................................................................................................................................8 Positieve feedback .............................................................................................................................................................8 Kennis en vaardigheden .................................................................................................................................................8 BEHOEFTEN LEERLINGEN ................................................................................................................................................ 9 De drie basisbehoeften ....................................................................................................................................................9 Onderwijsbehoeften .........................................................................................................................................................9 DIFFERENTIËREN............................................................................................................................................................ 10 ANTWOORDEN OP DE DEELVRAGEN............................................................................................................................. 11 Waarom het ADI-model? ............................................................................................................................................ 11 PRAKTIJK .......................................................................................................................................................................... 12 ADVIES .............................................................................................................................................................................. 13 PRESENTATIE ................................................................................................................................................................... 13 EVALUATIE ....................................................................................................................................................................... 13 BRONNEN ......................................................................................................................................................... 14 BIJLAGEN .......................................................................................................................................................... 15 CHECKLIST KINDGEDRAG ADI ........................................................................................................................................ 15 COMPETENTIEPROFIEL ADI-MODEL ........................................................................................................................... 16 2 Inleiding In deze periode participeer ik in een ontwikkelgroep op mijn stageschool, de St. Catharinaschool in Amsterdam. Deze ontwikkelgroep is ontstaan vanuit het Fenom, een onderwijsadviesbureau. De begeleider van deze ontwikkelgroep is Rob Hanse. Hij begeleidt en observeert ons en bespreekt ook in de groep welke bevindingen hij heeft gedaan. Opzet In dit cluster zullen we de volgende punten gaan onderzoeken: Activerende directe instructie Strategieën voor denken en leren Systematisch volgen van vorderingen Afstemmen van instructie en verwerking De ontwikkeldoelen/-opdrachten: Aan het eind van het schooljaar (juni 2011); Zijn de verschillende fasen van directe activerende instructie te onderscheiden tijdens de instructie van de leerkrachten Wordt tijdens de instructies (klassikaal en in groepjes) duidelijk ingespeeld op de leerstrategieën Is er een eenduidig systeem waarin de differentiatie-acties op basis van methodegebonden toetsen wordt weergegeven Worden de instructies dusdanig gefaseerd aangeboden zodat die recht doen aan het niveau van de leerlingen. Competenties: Adaptief onderwijs: ik ga werken aan het activerende directe instructiemodel in mijn stageklas, daarbij rekening houdend met de niveauverschillen van de leerlingen. Didactische vaardigheden: aan het eind van deze periode heb ik meer kennis opgedaan over hoe ik de stof aan moet bieden, hoe ik instructies het best kan geven. Individuele zorg: ik hou rekening met de kinderen die bijvoorbeeld extra hulp nodig hebben. Voorbereiden van onderwijs: ik ga me meer concentreren op de lesvoorbereiding aan de hand van het activerende directe instructiemodel Klassenmanagement: ik weet mijn lessen zo te organiseren aan de hand van het directe instructiemodel zodat alles goed verloopt. Functioneren in een organisatie: ik draag mijn steentje bij in de vergaderingen van de ontwikkelgroep waarin ik participeer. Centrale onderzoeksvraag: 3 Wat is een goede activerende, directe instructie en hoe breng je dit naar de leerlingen? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden heb ik een aantal deelvragen geformuleerd. Deelvragen: 1. Wat zijn de doelstellingen, voordelen, nadelen en randvoorwaarden van het directe instructiemodel? 2. Wat zijn instructiebehoeften, welke zijn er, hoe maak je het zichtbaar in de praktijk? 3. Welke leerkrachtvaardigheden heb je nodig bij het uitvoeren van het directe instructiemodel, daarbij rekening houdend met de verschillende instructiebehoeften van leerlingen? De antwoorden op deze vragen worden beantwoord in dit verslag. Ik heb dit kunnen doen aan de hand van theorie uit verschillende boeken en van internetsites. Daarnaast heb ik conclusies kunnen trekken uit de praktijk en in de bijeenkomsten van onze onderzoeksgroep. Doel: Mijn doel is om meer kennis en inzicht te krijgen over het (activerende) directe instructiemodel in het basisonderwijs. Dit model kan ik dan toe gaan passen in de praktijk. Ik kan daarnaast andere leerkrachten adviseren dit instructiemodel te gebruiken in hun lessen, en verwoorden waarom. Afronding: De afronding zal bestaan uit mijn eigen portfolio, waarbij dus uitgegaan wordt van de observatie in de klas. Daarnaast is er de presentatie die wij met ons onderzoekgroep geven aan de overige groepen en dit verslag waarin ik mijn advies aan andere leerkrachten verwoord. 4 Verslag Directe Instructiemodel De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de samenhang tussen het functioneren van leerkrachten en de prestaties van leerlingen. Een belangrijke conclusie uit onderzoek is dat het directe instructiemodel het meest effectief is. (De Boer & Brouwer, 1997; Huizinga, 1998) Instructie Instructie maakt deel uit van het geheel van lesgeven. Er is sprake van instructie als de leerlingen zich nieuwe leerstof eigen moeten maken of als er problemen uit al behandelde leerstof aan de orde komen (Leenders e.a., 1999, blz. 53). Het is belangrijk dat instructie effectief is; dit valt echter niet mee, omdat er grote verschillen tussen leerlingen zijn. Verschillen tussen leerlingen zijn er bijvoorbeeld op het gebied van intelligentie, woordenschat, interesse, instructiebehoefte, leerstijl etc. (Leenders e.a., 1999, blz. 16). Instructiemodellen Het geven van instructie gaat volgens een instructieprincipe. Er zijn vele instructiemodellen waar een leerkracht gebruik van kan maken. Hier worden een aantal instructiemodellen kort besproken: Model van coöperatief leren; hier gaat het om het samenwerken van de kinderen. De gedachten achter dit model zijn dat samenwerken de prestaties van alle leerlingen verhoogt doordat zij extra uitleg geven of krijgen en dat het verantwoordelijkheidsgevoel groeit doordat de leerlingen afhankelijk zijn van elkaar. Model voor ontdekkend leren: hierbij moeten leerlingen nadenken en problemen zelf oplossen zodat ze zelf betekenissen van begrippen ontdekken. De uitgangspunten bij dit model zijn dat leerlingen kritisch leren denken, eigen mening vormen, betrokken zijn en inzicht krijgen in hun eigen leerproces. Een nadeel van dit model is dat het alleen te gebruiken is bij oudere leerlingen, omdat het een groot beroep doet op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de leerlingen. Model voor aanleren van begrippen: de leerkracht wijst de leerlingen op kenmerken van een begrip en geeft voorbeelden. De leerlingen formuleren hun eigen definitie van een begrip. Probleemgerichte instructiemodel: instructie waarbij ruimte moet zijn voor meerdere antwoorden en strategieën. Het is gericht op een probleem waarbij leerlingen verschillende oplossingsstrategieën ontdekken. Authentieke instructiemodel: de op school opgedane kennis, inzichten, vaardigheden en attituden zullen betekenis moeten hebben binnen de belevingswereld van kinderen. Dit model bevat een vijftal fasen en is een synthese van directe en probleemgerichte instructie. Dit is te zien aan de vijf fasen waaruit het model is opgebouwd: de introductiefase, de fase van het 5 zoeken naar oplossingen, de uitwisselings- en instructiefase, de inoefeningsfase en de verwerkingsfase. Directe instructiemodel: hierbij wordt het onderwijs door de leerkracht gegeven en gestuurd. De leraar zorgt ervoor dat het onderwijs gestructureerd wordt en aansluit bij leerervaringen van leerlingen. (Leender e.a., 1999, blz. 8-9) Mijn onderzoeksgroepje heeft zich gericht op het directe instructiemodel. Het directe instructiemodel Doelstelling van het directe instructiemodel: “Het directe instructiemodel is een veelgebruikt model voor het aanleren van basisvaardigheden”. (van Eijkeren, 2005, blz. 198) Het model benadrukt vooral het belangrijk van hoe en wat onderwezen wordt en lijkt de meest logische manier om kinderen nieuwe kennis, vaardigheden of strategieen te leren. Bij het directe instructiemodel gaat het om leerkrachtgestuurd onderwijs. Directe instructie is gebaseerd op de veronderstelling dat er het meest makkelijk geleerd wordt door een stap-voor-stap-uitleg. Daarnaast gaat men bij directe instructie ervan uit dat nieuwe kennis en vaardigheden gebaseerd moeten zijn op eerder verworven kennis en vaardigheden. Ook krijgen de leerlingen zelf verantwoordelijkheid. Inhoud van het directe instructiemodel Er zijn verschillende modellen bij het activerende directe instructiemodel. Vanuit het Fenom hebben we gewerkt met het model waarin 7 fasen zijn te onderscheiden. Die fasen zijn als volgt: 1. Terugblik 2. Oriëntatie 3. Uitleg 4. Begeleide inoefening 5. Zelfstandige verwerking 6. Evaluatie 7. Terug- en vooruitblik Gedurende al deze fasen vindt feedback plaats, de leerkracht geeft reactie op wat de leerlingen doen. Dit kan een compliment, maar ook een aanwijzing zijn. In de fasen wordt verantwoordelijkheid van het leren verplaatst van de leraar naar de leerling. De fasen uitgewerkt 1. Terugblik: Bij deze fase blik je terug naar wat je vorige keer al behandeld hebt. Zo kun je een samenvatting van de voorgaande stof geven om de leerlingen snel bij het nieuwe gedeelte van de stof te betrekken en ervoor te motiveren. 6 Je kunt het (huis)werk bespreken en nog even stil staan bij eventuele moeilijkheden of veel voorkomende fouten. Je bekijkt met de leerlingen naar wat er al bekend is over het onderwerp. De stof dient aan te sluiten bij de kennis waarover de leerlingen al beschikken. 2. Oriëntatie: Bij de oriëntatie worden de leerdoelen aangegeen. Wanneer leerlingen bewust zijn van het belang en doel van een les, zullen zij meer gemotiveerd zijn. Je geeft een overzicht van de les en legt een relatie tussen de lessen die zijn geweest en nog komen. 3. Uitleg: Bij deze fase speelt de leerkracht een centrale rol. Hierin wordt uitleg gegeven in kleine stapjes, met concrete voorbeelden en regelmatig een samenvattend moment om te kijken of de leerlingen de stof kunnen volgen. Zorg ervoor dat je als leerkracht zelf hardop voordoet hoe het moet. Geef goede voorbeelden. 4. Begeleide inoefening: Bij deze fase oefen je samen met de leerlingen de aan te leren vaardigheid. Je geeft korte en duidelijke opdrachten door veel vragen te stellen en de leerlingen de uitleg te laten herhalen en verwoorden. Je zorgt voor een geleidelijke toenamen van moeilijkheidsgraad en vermindert geleidelijk de ondersteuning totdat de leerlingen de stof beheersen. 5. Zelfstandige verwerking: Dit is de fase waarin de leerlingen zelfstandig aan het werk kunnen gaan. Dit kan individueel, in tweetallen of groepjes (want leerlingen kunnen ook van elkaar leren). De leerkracht loopt rondes om te kijken hoe het gaat, de leerkracht heeft een begeleidende rol. Eventueel kan er aanvullende (klassikale) instructie gegeven worden. 6. Evaluatie: Je laat de leerlingen onder woorden brengen wat goed ging, wat niet goed ging en wat ze de volgende keer anders gaan doen. Hierbij controleer je of en hoe het lesdoel is bereikt. Zo kunnen leerlingen hun eigen leerproces aanpassen. 7. Terug- en vooruitblik: Je herhaalt wat er geleerd is en wat er nog aangeboden gaat worden. Hierbij hoort een les vaak in een lessenserie. (Leenders e.a., 2002, blz. 23-53) Verschuiving van verantwoordelijkheid voor leren In de beginfasen geeft de leraar instructie, er is sprake van leerkrachtgestuurd onderwijs. Daarna volgt de begeleide inoefening, hierbij draagt de leraar de verantwoordelijkheid geleidelijk over aan de leerlingen. Daarna treedt de leerkracht terug en zijn de leerlingen verantwoordelijk, zij gaan de nieuwe kennis of vaardigheid toepassen. (Leenders e.a., 1999, blz. 54). Het overdragen van de verantwoordelijkheid gebeurt pas wanneer de leerkracht ervaren heeft dat de leerlingen de leerinhouden begrepen hebben. Voordat ze zelfstandig kunnen verwerken, hebben ze de hulp en ondersteuning van de leerkracht nodig en daarom is er begeleide inoefening en verlengde instructie. Omdat de leerkracht ook de kinderen moet activeren wordt dit model ook wel het activerende instructiemodel genoemd. 7 Leerkrachtvaardigheden en kenmerken De algemene lesvaardigheden: Het is belangrijk dat begeleiding motiverend en inspirerend werkt. Kinderen leren beter als ze zich veilig voelen. De houding van de leerkracht inspireert, motiveert en geeft kinderen vertrouwen. Een goede interactie tussen leerling, leerkracht en groep schept goede condities waaronder de ontwikkeling van de leerlingen het beste kan plaatsvinden. Positieve feedback Een kind heeft positieve feedback nodig. Je geeft een kind een goed gevoel als je laat merken dat je trots op hem bent. Het zal kinderen stimuleren hun best te (blijven) doen. Vertrouwen hebben en vertrouwen tonen. Dat betekent dat je als leerkracht voor alles een positieve verwachting hebt. Uit onderzoek blijkt dat kinderen van wie veel wordt verwacht, beter presteren. Vertrouwen komt tot uiting in de verantwoordelijkheid die je aan kinderen durft te geven. Kinderen verantwoordelijkheid geven heeft een positieve invloed op hun zelfstandigheid, hun zelfbeeld en hun zelfvertrouwen (Dekker en Zijlstra, 2006). Kennis en vaardigheden Om de onderwijsbehoeften van kinderen te kunnen benoemen moet een leerkracht kennis hebben van: Ontwikkeling in leerprocessen van kinderen Leerlijnen van de vakgebieden lezen, taal en rekenen en de cruciale leermomenten in deze leerlijnen Variaties in instructie, leerstof, werkvormen en methodieken. Daarnaast moet de leerkracht beschikken over de volgende vaardigheden: De ontwikkeling van kinderen kunnen volgen, zowel in cognitief als in sociaalemotioneel opzicht. Relevante gegevens over leerlingen kunnen verzamelen door middel van toetsen, observaties, analyses van het werk en gesprekken met kinderen en ouders De verzamelde gegevens kunnen vertalen in onderwijsbehoeften van een kind Kunnen reflecteren op de effecten en resultaten van het eigen aanbod en handelen 8 Behoeften leerlingen De drie basisbehoeften Kinderen hebben behoefte aan ontdekken, onderzoeken, experimenteren en spelen. Een kind zal zich pas goed kunnen ontwikkelen als aan al zijn basisbehoeften is voldaan. Er zijn drie basisbehoeften die belangrijk voor een kind zijn voor een optimale ontwikkeling: 1. Competentie (capaciteiten) Kinderen ontwikkelen zich optimaal als ze geloof hebben in eigen kunnen. Laat het kind succeservaringen opdoen. Laat het kind ook merken dat hij wat kan, dat hij ergens goed in is. Geef een kind bijvoorbeeld bij groepswerk een eigen taak (coöperatief werken), waardoor zijn eigen kunnen bevorderd wordt. 2. Autonomie (onafhankelijk) Kinderen ontwikkelen zich optimaal als ze zelf verantwoordelijkheid kunnen en mogen dragen voor hun werk. Laat kinderen zelf naar oplossingen zoeken als ze tegen een probleem aanlopen en laat ze zelf beslissingen nemen m.b.t. bepaalde taken. Op deze manier leren de kinderen keuzes en beslissingen maken. 3. Relatie (welkom zijn) Het is belangrijk dat een kind in een veilige omgeving opgroeit. Kinderen ontwikkelen zich optimaal als ze merken dat ze ergens bijhoren, dat ze mee mogen doen en dat anderen met hem willen werken/spelen. (http://klas.jouwweb.nl/pedagogisch/basisbehoeften) Onderwijsbehoeften Onderwijsbehoeften zijn gericht op de ontwikkelingsmogelijkheden en kansen voor het kind. Ze bevatten concrete aanwijzingen ten aanzien van de doelen die je nastreeft voor een leerling en wat je (samen met deze leerling) moet doen om deze doelen te bereiken. Door het benoemen van onderwijsbehoeften stelt de leerkracht vast hoe het onderwijs op het kind afgestemd kan worden, opdat het kind optimaal kan leren. Bij het benoemen van de onderwijsbehoeften van een leerling zegt de leerkracht iets over de doelen die hij voor dit kind de komende periode nastreeft en wat dit kind (extra) nodig heeft om deze doelen te bereiken. Bij het stellen van doelen maakt de leerkracht gebruik van de leerlijnen die er voor de vakgebieden in de school zijn. De doelen worden in concrete en meetbare termen beschreven. De doelen moeten met het kind besproken worden. Instructie is heel belangrijk bij deze doelen. Leerlingen hebben regelmatig (verlengde) instructie nodig. Daarnaast hebben leerlingen meer tijd nodig om bepaalde vaardigheden te leren. Ook kunnen extra hulpmiddelen en materialen belangrijk zijn. Er valt een onderscheid te maken tussen instructiebehoeften en pedagogische behoeften. Bij pedagogische onderwijsbehoeften geeft de leraar aan welke doelen zij m.b.t. de sociale competentie, de sociaal-emotionele ontwikkeling het gedrag, de 9 zelfstandigheid en/of de algemene werkhouding, taakaanpak, motivatie de komende periode voor dit kind nastreeft. Vervolgens bepaalde de leerkracht welke pedagogische aanpak dit kind (extra) nodig heeft om deze doelen te bereiken. Differentiëren Kinderen verschillen van elkaar in elk opzicht. In de klas kan een leerkracht rekening houden met deze verschillen, oftewel differentiatie. “Differentiatie in het onderwijs is de manier waarop een leerkracht omgaat met de verschillen tussen leerlingen in de klas. De twee belangrijkste manieren van differentiatie zijn convergente en divergente differentiatie.” (www.wikipedia.nl) Bij convergente differentiatie wordt er een minimumdoel voor de groep als geheel gesteld. Alle kinderen doen mee aan de groepsinstructie, daarna gaat de groep de leerstof zelfstandig verwerken, waardoor de leerkracht tijd heeft om de risicoleerlingen extra instructie te geven (verlengde instructie). Voor de kinderen met een voorsprong is er verdiepingsstof die aansluit op het leerdoel van de les. Bij divergente differentiatie wordt er zoveel mogelijk aangesloten op de individuele leerbehoeftes en –niveaus van de leerlingen in de groep. De leerkracht heeft de rol als begeleider van het leerproces van de leerlingen. Deze manier van differentiëren zorgt echter voor een groter verschil tussen zwakkere en sterkere leerlingen. (www.wikipedia.nl) 10 Antwoorden op de deelvragen 1. Wat zijn de doelstellingen, voordelen, nadelen en randvoorwaarden van het directe instructiemodel? Het directe instructiemodel gaat uit van het belang van hoe en wat onderwezen wordt. Het is leerkracht gestuurd, dus de leerkracht heeft veel invloed op hoe het directe instructiemodel vormgegeven wordt en hoe het uitgevoerd wordt. Stap voor stap uitleggen, laten aansluiten bij aanwezige kennis, leerlingen zelf steeds meer verantwoordelijkheid geven en hen activeren zijn belangrijke voorwaarden. 2. Wat zijn instructiebehoeften, welke zijn er, hoe maak je het zichtbaar in de praktijk? Instructiebehoeften zijn gericht op ontwikkelingsmogelijkheden en kansen voor een kind. Het lijkt logisch dat de kansen en mogelijkheden vergroot worden wanneer je aansluit bij de behoeften van het kind. De leerkracht stelt doelen met en voor het kind. 3. Welke leerkrachtvaardigheden heb je nodig bij het uitvoeren van het directe instructiemodel, daarbij rekeninghoudend met de verschillende instructiebehoeften van leerlingen? De leerkracht zorgt voor de drie basisbehoeften van leerlingen (relatie, competentie en autonomie). De leerkracht moet een kind vertrouwen geven door het kind eigen verantwoordelijkheid te geven, zo weet een kind dat hij/zij vertrouwd wordt en kan het kind verder groeien. Daarbij veel complimenten geven, veel interactie tijdens de lessen, veel ruimte voor positieve feedback en verantwoordelijkheid geven. De theorie zegt dat feedback positief geformuleerd moet zijn zodat een kind zijn best blijft doen. Tijdens het directe instructiemodel is er veel ruimte voor het geven van feedback, tijdens alle fasen. Werken met behoeften vraagt een positieve houding van de leerkracht. De leerkracht heeft de volgende vaardigheden nodig: veel kennis, volgen van leerlingen, gegevens verzamelen, deze gegevens omzetten in behoeften, kritisch zijn en reflecteren op eigen handelen. De leerkracht moet dus bereid zijn eigen handelen te veranderen wanneer blijkt dat de gekozen manier niet werkt bij een kind. Leg de fout bij jezelf, niet bij het kind. Waarom het ADI-model? Een instructie geven volgens de uitgangspunten van het Activerende Directe Instructiemodel gaat uit van interactie en het gericht activeren van leerlingen, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende onderwijsbehoeften in de groep. Een leerkracht die zijn kinderen goed kent, heeft een grotere kans op een effectieve les die de leeropbrengsten verhoogt. Daarnaast is kennis van leerlijnen voor de verschillende vakgebieden van belang en dient de leerkracht over vaardigheden te beschikken om de verschillende fasen samen met de leerlingen te doorlopen. Het effect van deze wijze van lesgeven is uiteindelijk af te lezen aan het vertoond leerling-gedrag. Hiervoor heeft het Fenom een kijkwijzer ontwikkeld die gebruikt wordt tijdens de les en die uitgaat van het ADI-model (www.fenom.nl, zie bijlagen). 11 Praktijk In de praktijk ben ik uiteraard het directe instructiemodel gaan gebruiken in mijn lessen. Tijdens het eerste klassenboek van Rob Hanse, zijn de volgende punten eruit gekomen: Het klassenmanagement hanteer ik. Daarnaast ben ik niet bang om fouten te maken en sta ik gemakkelijk voor de klas. Complimenten maken moet heel groot gebeuren, correcties moet je klein houden. Dit vind ik soms nog wat lastig. Heel belangrijk is het om de feedback groot te maken, zeker bij deze leeftijdsgroep (groep 3). De les die ik gaf bevatte een taalregel die al bekend was onder de leerlingen, maar alsnog moet deze regel goed benadrukt worden en nog een keer uitgelegd. Door een startronde en vervolgronde in te schakelen houd ik meer contact met de groep. In deze les begon ik gelijk met een individuele verlengde instructie. Tijdens de ronde kan ik duidelijk zien dat sommigen al klaar zijn, sommigen vinden de opdracht moeilijk. Dit is het moment om de kinderen met hetzelfde probleem te clusteren en een extra instructie te geven. Ook kan ik feedback geven op wat ik tijdens mijn ronde heb gezien. Met deze punten kon ik uiteraard verder gaan met het verbeteren van mijn instructie aan de hand van het directe instructiemodel. In de tweede les zijn deze punten mij opgevallen: Deze les waren de kinderen drukker dan normaal; de concentratie was laag, het programma was anders dan normaal en het was maar een klein groepje waardoor ik sneller af wijk van de structuur. De lesopbouw was onduidelijk; de instructie en verwerking liep door elkaar heen. Bij het directe instructiemodel is het belangrijk om deze goed gescheiden te houden. Bij het voorlezen van de tekst lag het tempo erg hoor, waardoor kinderen afhaakten. Achteraf vertelde ik eigenlijk pas het doel van deze les, tijdens de evaluatie. Ook voordat de leerlingen zelfstandig gaan werken moet duidelijk zijn wat het lesdoel is. In de ‘ZON-groep’ (het hogere groepje bij de methode Veilig Leren Lezen) is de motivatie erg laag. De kinderen doen plagerig naar elkaar. Een oplossing hiervoor is om de kinderen eerst aan hun eigen plek te laten werken, een startronde te lopen en vervolgens pas deze leerlingen aan de instructietafel te laten zitten. 12 Advies Het advies is gericht op alle leerkrachten. Ik raad leerkrachten aan om het directe instructiemodel te hanteren. Een belangrijke conclusie uit onderzoek is dat het directe instructiemodel het meest effectief is (De Boer & Brouwer, 1997; Huizinga, 1998). Het is belangrijk dat instructie effectief is; dit valt echter niet mee, omdat er grote verschillen tussen leerlingen zijn, bijvoorbeeld op het gebied van intelligentie, woordenschat, interesse, instructiebehoefte, leerstijl etc. (Leender e.a., 1999, blz. 16). Daarnaast is het van belang dat de leerkracht de onderwijsbehoeften van leerlingen in kaart brengt. Een onderdeel van de onderwijsbehoeften zijn de instructiebehoeften. Presentatie Aan de overige leerkrachten die niet in ons onderzoeksgroepje zaten hebben wij het activerende directe instructiemodel gepresenteerd aan de hand van een PowerPoint presentatie. Hiermee hebben we ze willen overtuigen dat dit instructiemodel het meest effectief is, zodat vanaf volgend schooljaar zij er ook mee kunnen experimenteren. De reacties erop waren zeer positief. Er kwamen veel vragen vanuit de andere onderzoeksgroepjes over onze ervaringen. Evaluatie Ik heb deze leertaak als zeer leerzaam ervaren. Ik had al enige theoretische kennis over het directe instructiemodel, maar via deze leertaak ben ik er veel dieper op in gegaan, heb ik er over kunnen discussiëren en ben ik beoordeeld door een professional op dit gebied. Ik heb ook gemerkt dat ik nog heel veel kan leren en dat zelfs leerkrachten die al jaren voor de klas staan het nog lastig kunnen vinden. Zo merk ik dat een leerkracht ook nooit is uitgeleerd. Het belangrijkst dat ik meeneem is dat het nuttig is om gebruik te maken van onderwijsbehoeften tijdens het geven van een les waarbij het directe instructiemodel gebruikt wordt, omdat de leerlingen op deze manier meer betrokken zijn. Dit kan en zal ik gebruiken in mijn toekomstige loopbaan. Ik heb via het Fenom handige checklists kunnen bemachtigen om te kijken hoe kindgedrag is bij het ADI-model, en een checklist voor leerkrachten. Ik zou hierna dus meer kunnen gaan observeren bij andere leerkrachten of zij bij mij aan de hand van dit model. Dit verslag heb ik zo kort mogelijk gehouden, zodat ik makkelijk kan terugblikken op mijn bevindingen en geen lappen tekst hoef te lezen erover. Ik denk dat ik het dan sneller erbij pak. Ook heb ik in de bijeenkomsten en in de observaties veel geleerd. Het terugblikken op je eigen lessen is heel erg belangrijk hierbij. 13 Bronnen Boeken Eikeren, M. van (2005), Pedagogisch – didactisch begeleiden, Baarn: HBuitgevers Leenders, Y., Meyer, P. & Sanders, M. (1999), Effectieve instructie: leren onderwijzen met behulp van het Directe-Instructiemodel, Hoevelaken: CPS Leenders, Y., Naafs, F. & Oord, I. van den (2002), Effectieve instructie: leren lesgeven met het activerende directe instructiemodel, Amersfoort: CPS Sites http://klas.jouwweb.nl/pedagogisch/basisbehoeften www.wikipedia.nl www.fenom.nl http://www.ontwerpatelier.nl/etalage/pages/ActiefLeren/Leomonasa/effectiefleren/effectievei nstructie.htm Personen Daarnaast wil ik deze personen bedanken voor hun hulp: Cassandra Jaakke, mijn stagementor, voor het begeleiden van mij in de stagegroep en bij deze onderzoeksgroep en voor het openstaan van de lessen waarbij ik het directe instructiemodel ben gaan gebruiken. De overige leerkrachten uit het onderzoeksgroepje (Annelies Sinke, Conny Braakman, Jan Roomer, Khalifa Maessen en Pieter Schouten) voor het laten participeren. Rob Hanse, van het Fenom, voor zijn hulp in de onderzoeksgroep en het helpen maken van mijn eigen portfolio. Alle overige leerkrachten van de St. Catharinaschool, voor het openstaan van mijn inbreng tijdens deze periode. 14 Bijlagen 15 16 17 18