Werk in uitvoering! Ontwikkelingsgericht onderwijs wil letterlijk

advertisement
Werk in uitvoering!
Ontwikkelingsgericht onderwijs wil letterlijk zeggen: zich richten op de
ontwikkeling van kinderen door middel van het onderwijs.
Binnen onze school maken we stevig werk van ontwikkelingsgericht onderwijs in
de onderbouw.
Spel is (vooral bij het jonge kind) de basis voor leren. Vanuit het spel van
kinderen proberen we betekenisvolle activiteiten te ontwerpen. Het is belangrijk
dat een kind uit eigen keuze of door sturing van de leerkracht ( die deze
activiteit wil inzetten om de ontwikkeling van het kind te stimuleren), aan een
activiteit deelneemt en daarbinnen de handelingen uitvoert die hij of zij al
beheerst. Maar ook het zoeken naar nieuwe handelingsmogelijkheden binnen die
activiteit, welke leiden tot oplossing van problemen die daarbinnen ontstaan, is
een voor die activiteit betekenisvolle manier van handelen.
Ieder kind ontwikkelt op zijn eigen niveau. Door te spelen ‘imiteren’ de kinderen
de sociaal- culturele werkelijkheid waarin zij leven en maken ze zich eigen.
Doordat het kind speelt, imiteert het de volwassene, breidt zijn taalschat en
zijn handelingsrepertoire uit en voelt zich zekerder wanneer hij in de reële
situatie moet optreden. Halverwege groep 3 gaan we het spel meer zien als een
onderzoekende activiteit.
Programmagericht onderwijs (klassikaal) richt zich het meest op de gemiddelde
leerling.
Ontwikkelingsgericht onderwijs is uitgaan van verschillen en dat betekent dat
alle leerlingen worden uitgedaagd en ondersteund.
De rol van de leerkracht
Het ontwikkelingsgericht onderwijs heeft een bemiddelende onderwijsopvatting.
Hierbij is het de leerkracht die enerzijds het wenselijk aanbod voor het kind
bepaalt en anderzijds de eigen ontwikkelingsmogelijkheden van het kind zoveel
mogelijk benut.
De leerlingen kunnen ook gestuurd worden door medeleerlingen, maar vooral de
leerkracht. Doelgerichte beïnvloeding en sturing moet er voor zorgen dat een
kind zich verder ontwikkelt in en door die activiteiten. Het is de leerkracht die
stuurt. De sturing is gericht op het uitlokken, stimuleren en optimaliseren van de
ontwikkeling.
Deze sturende functie brengt een aantal taken voor de leerkracht met zich mee:
- leerkrachten ontwerpen en plannen een aanbod dat aansluit bij de
actuele ontwikkeling en bij de motieven van de kinderen (een
thematisch aanbod zorgt voor samenhang en voor een
gemeenschappelijk referentiekader),
- ze betrekken kinderen bij het aanbod en helpen hen keuzen te maken,
initiatieven te nemen en plannen te maken, bij het overzien en
maken van gezamenlijke plannen en bij de uitvoering en reflectie,
- ze nemen deel aan de activiteiten zodat ze, in interactie met
kinderen, de activiteiten zo kunnen begeleiden dat ontwikkeling en
leren geoptimaliseerd worden,
- ze dragen zorg voor een didactische organisatie die het mogelijk
maakt op een interactieve wijze, in klein groepsverband, met
kinderen te spelen en/of te werken.
Ze observeren activiteiten van kinderen en reflecteren daarop, zodat gegevens
voorhanden zijn om de juiste beslissingen te nemen voor de verder invulling van
het aanbod en voor het begeleidend handelen.
Voor het begeleidend handelen maakt de leerkracht gebruik van de
communicatiepiramide.
Pedagogische
Vertrouwen uitstralen, hoge verwachtingen hebben,
basis
aandacht, geduld, respect en waardering
Betekenissen
Interessante betekenisvolle thema’s, uitdagende materialen,
aanboren
activiteiten met een spelkarakter, levensechte activiteiten
Oriënteren
Je individuele begeleiding begint bij de fase van oriënteren.
Oriënteren vindt op de activiteit van het kind plaats d.m.v.:
Volgen:




Dit houdt in dat je als leerkracht het gedrag van de
ander, de signalen die hij uitzendt, de initiatieven die
hij neemt ziet.
Je neemt de ander waar, je hoort en ziet de ander
letterlijk.
De ander waarnemen, betekent dat je niet alleen
kijkt, maar ook de moeite doet iets te zien. En dat je
de ander niet alleen hoort, maar ook echt luistert.
Dit doe je door je toe te wenden met gezicht en
lichaam, waardoor je de ander aan kunt kijken en
horen.
D.m.v. volgen ontstaat nog geen contact!!
Ontvangen:

Door een reactie ontstaat contact
(=ontvangstbevestiging).
Door je reactie merkt de ander dat je hem gevolgd
hebt. Je kunt zowel verbaal als non-verbaal reageren.
Verbaal:



Ja zeggen, instemmende geluiden maken
Door instemmend te benoemen:
- Het handelen van het kind
- Het handelen van jezelf
- Emoties van het kind
- Emoties van jezelf
- Dat wat je wenst
Herhalen of samenvatten wat de ander heeft gezegd
Non-verbaal:
Gezichtsuitdrukkingen (lachen, wenkbrauwen fronsen,
enz.)
 Hoofdbewegingen
 Je kunt als leerkracht het kind pas echt gaan volgen
als je het ontvangt.
Andere leerlingen betrekken bij de activiteit, zodra er een

Verbinden
probleem ontstaat of er vragen zijn. Ook wordt onder
verbinden verstaan dat de lkr. verschillende verhalen van lln.
aan elkaar verbindt!
Verdiepen
Hiermee wordt bedoeld samen reflecteren op de activiteit.
( hoe heb je het gedaan?, wat vond je lastig?, vragen die
zich richten op de kernactiviteiten kunnen gesteld worden,
enz.)
Toevoegen
Nieuwe elementen toevoegen die uit ‘de koker’ van de
leerkracht komen.
Reflecteren
Je eigen handelen onder de loep nemen: wat ben ik te weten
gekomen?, Hoe heb ik laten blijken dat ik het kind volgde en
ontving?, enz.
Binnen OGO gaan we uit van vijf kernactiviteiten:
-
-
-
-
Spelacitiviteiten: manipulerend spel, bewegingsspel en rollenspel
Constructieve en beeldende activiteiten: producten maken met
expressie-, constructie-, bouw- en toevallige materialen en technieken
Gespreksactiviteiten: interacties en gesprekken tussen leerkracht en
kinderen in de kleine en de grote kring en andere kringactiviteiten met
een accent op communicatieve taal en geletterdheid
Lees-schrijfactiviteiten: beginnende geletterdheid in spelactiviteiten,
functionele lees-schrijfactiviteiten met eigen teksten en diverse
middelen om teksten te maken. (Zie voor een uitwerking hieronder)
Reken-wiskundeactiviteiten: wiskundige handelingen in spelactiviteiten,
wiskundige denkhandelingen en mathematiseren. (Zie voor een
uitwerking hieronder)
Onderzoeksactiviteiten
Hoe gaat dat dan precies in zijn werk?
Met de leerlingen brainstormen we over een bepaald thema. Leeft het thema bij
de leerlingen, is het betekenisvol?
Als leerkracht heb je vooral een begeleidende rol. Je geeft steeds weer nieuwe
input. Je stuurt aan op de verbreding van andere kernactiveiten die je aan bod
wil laten komen.
Een thema 'groeit' met de week. Kinderen komen steeds weer met nieuwe ideeën
aan.
En dat is ook de bedoeling!
Download