Finaal verslag Werkgroep 9 Horeca – restauratie – collectiviteiten Woensdag .1 juni Brussel Identificatie en situatie van de problematiek Gezien het verbruik van de vetten in België te hoog is in vergelijking met de aanbevelingen voorgesteld door de Nationale Voedingsraad, is een belangrijke doestelling de kwantiteit en de kwaliteit van de vetten in de voeding te verberen. Om dit te bereiken gelden volgende aanbevelingen: Beperking van de aanvoer van vetstoffen (in de richting van minder dan 35 % van de totale energieaanvoer) Verbetering van de samenstelling van de aangevoerde vetten Ook de aanbevelingen in verband met het verbruik van de vezels worden door de doorsnee consument niet gehaald. Om het verbruik van vezels te bevorderen wordt aangeraden het verbruik van groenten en fruit te stimuleren. In het koolhydratengebruik moet onderscheid gemaakt worden tussen complexe en enkelvoudige suikers. Het verbruik van de complexe koolhydraten verdient de voorkeur boven de geraffineerde suikers. Aanbevelingen hieromtrent zijn : Verhoging bij de bevolking van het verbruik van fruit en groeten om minstens 400 g per dag te bereiken. Vermindering van het aantal kleine eters, vooral bij de jongeren (scholieren en adolescenten) Bevordering van het verbruik van complexe koolhydraten (streven naar een minimum van 50 % van de totale energieinname) met de voorkeur voor niet of weinig geraffineerde voedingsmiddelen (complete graansoorten, peulvruchten…) Vermindering van het verbruik van toegevoegde eenvoudige koolhydraten. Een gezonde voeding is een gevarieerde voeding. Een goed instrument om een evenwichtige voeding samen te stellen is gebruik te maken van de ‘Voedingsdriehoek’. België lijdt nog steeds aan een matig tekort aan jodium en er zijn nog steeds geen maatregelen getroffen voor de volksgezondheid ondanks herhaalde vragen van verschillende groepen experts. Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie. Het is de bedoeling informatie te verspreiden bij de geneeskundigen en de doelgroepen, voornamelijk fertiele vrouwen. Er moet correcte informatie worden verspreid om te wijzen op de noodzaak van voldoende jodiuminname. Dit gebeurt hoofdzakelijk via het eten van schelp- en schaaldieren maar ook – en vooral – via een campagne om jodium toe te voegen aan het voedingszout. Die campagne moet geregeld tegen het licht worden gehouden om eventuele aanpassingen te doen. Er moet worden overwogen tafelzout dat voldoende is aangerijkt met jodium tegen een concurrerende prijs ten opzichte van niet-gejodeerd zout ter beschikking te stellen. Zwangere en zogende vrouwen moeten over voedingssupplementen met voldoende jodium kunnen beschikken. Verder moet er bij voedselproducenten worden op aangedrongen om bij het samenstellen van hun producten zoveel mogelijk gejodeerd zout te gebruiken. Identificatie van de belangrijkste causale factoren De werkgroep vindt dat volgende factoren mede verantwoordelijk zijn voor de aangehaalde problematiek - Gebrek aan informatie, kennis en opvoeding van zowel van de doelgroepen van eetdeelnemers in de gemeenschapsrestauratie en de horeca als van het personeel werkzaam in deze sector. - Het multifactorieel aspect van de onevenwichtige voeding, hierbij denken we aan volgende aspecten : psychologie, sociologie, familiaal, economie, politiek, medisch, voedingstechnologie, voedingsindustrie, marketing, …) - De bedoelde consumenten kunnen niet altijd of in niet alle omstandigheden beschikken over gezonde voeding. In sommige gevallen is de voeding door de omstandigheden opgelegd (internaten, gevangenis, kloosters, verzorgingsinstellingen, bejaardentehuizen, …) - Er wordt niet altijd een gezond alternatief aangeboden voor het klassiek (gastronomisch) aanbod. Zo kan rijst kan in plaats van of naast frieten aangeboden worden, groenten naast zoute versnaperingen; fruit naast zoetigheden; water naast koffie) Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie. Objectieven in het kader van het Voedingsplan 1. Kwaliteit en kwantiteit van de vetten verbeteren 2. Verbruik van vezels stimuleren 3. Verscheidenheid, afwisseling in het menuaanbod brengen 4. Keukenzout (NaCl) vervangen door vervangzout (jodiumzout) Aanbevelingen om de doelstellingen te bereiken Kwaliteit en kwantiteit van de vetten verbeteren Zeker een temperatuurbestendig frituurvet/olie gebruiken, die bestand is tegen een temperatuur van 180°C. Het gebruikte vet/olie is bij voorkeur van plantaardige oorsprong. Producenten en leveranciers stimuleren om duidelijke productinformatie via etiket of bijsluiter op te stellen Algemeen : het geheel van de aangehaalde aanbevelingen is niet limitatief gelet op het feit dat bepaalde aspecten behoren tot het domein van de andere groepen (onderwijs, wetenschappelijk toezicht, gezondheidclaims, reclame). Voor de bereiding van gerechten de juiste vetkeuze maken, of beter nog stimuleren om bereidingstechnieken te gebruiken waarbij geen of weinig vet nodig is. Frequentie van vette bereidingen beperken in het menuaanbod. Keuze aanbieden : mogelijkheid om vetarme gerechten te kiezen wanneer vetrijkere gerechten op het menu staan. Alternatieven voorzien (bijvoorbeeld bij friet, brood, gekookte aardappelen voorzien). Gebruik van vetarme (bij voorkeur grondstoffen met de helft minder vet aanbevelen (halfvolle room, halfvolle melk, magere en halfvette kaassoorten, …). Bak- en braadvetten kiezen die geen of zo weinig mogelijk transvetzuren bevatten. In de gerechten waar vetten in verwerkt zijn (verborgen vet) is het wenselijk de portiegrootte te beperken. 4. 2. Verbruik van vezels stimuleren. Stimuleren van vezelinname kan gebeuren door diverse vezelrijke grondstoffen te gebruiken : groenten en fruit, volkoren graanproducten, peulvruchten, …. Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie. Groenten en fruit o Keuzemogelijkheden in groenten en fruit aanbieden in het restaurant. o Minimale portiegrootte groenten, exclusief aardappelen, voorzien (min 80 g per maaltijd). o Gebruik van vers fruit aanmoedigen. o Groentesoep (bereid met minimaal 40-50 g groenten) is ook een goed alternatief als bron van groenten. o Een evenwicht brengen tussen ‘cuidité en crudité’ ‘gekookt en rauw’. o Het verbruik van groenten kan gestimuleerd worden door aandacht te besteden aan de versnijding en het op smaak brengen van de rauwe groenten. Volkoren graanproducten o Diversiteit aan (bruin)brood ook aanbieden. o Volle deegwaren, rijst, … ook aanbieden. Peulvruchten o Het gebruik van peulvruchten stimuleren bijvoorbeeld in soepbereidingen, salades, warme bereidingen. 4. 3. Verscheidenheid, afwisseling in het menuaanbod en producten brengen : Zoveel als mogelijk seizoenproducten inschakelen. Bij ontstentenis diepvriesproducten gebruiken (zijn van goede kwaliteit en constante prijs). Bij het tienuurtje, vieruurtje of andere tussendoortjes : zetmeelproducten (brood, graanproducten, droge koeken), fruit, zuivelproducten, niet gesuikerde warme en koude dranken, … inschakelen Tweede hoofdmaaltijd : verschillende soorten brood, soep, groenten, magere eiwitbronnen (ei, vis, vlees, …) diverse niet gesuikerde dranken. Voorstel om bij iedere maaltijd rauwkost of vers fruit aan te bieden (aanbod moet aangepast zijn aan de specifieke eisen van de eetdeelnemer (kinderen, bejaarden) en moet culinair correct zijn (rauwe koolsoorten mijden). Een soep (gebonden of niet gebonden) is een mogelijk alternatief om portie groenten aan te vullen. Keuzemogelijkheden voorzien (bij frieten ook brood of gekookte aardappelen of deegwaren aanbieden) Alternatieven voor dierlijke eiwitten (vlees, vis, eieren, gevogelte, …) voorzien bedoeld voor vegetarische eetdeelnemers Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie. Voldoende aandacht besteden aan het gebruik van vette vis (éénmaal per week) omwille van bron aan omega-3 vetzuren In geval met een vaste menucyclus gewerkt wordt : voldoende afwisseling voorzien Specifieke aanbevelingen voor de gemeenschapsrestauratie (gehele voeding = daar waar drie maaltijden per dag geserveerd worden) : een evenwichtige voeding samenstellen door afwisselend gebruik te maken van vette vis, magere vis, mager vlees, peulvruchten, gevogelte, andere vleessoorten. Zetmeelproducten (aardappelen, deegwaren (volle, witte), rijst (witte, volle), graanproducten (tarwe, couscous, polenta, maïs, …) Groenten (zowel rauw als gekookt) Fruit (zowel vers als bereid) Peulvruchten (verwerkt in soep, salade, quiche, deegwaren, …) Gedroogd fruit (noten en andere) verwerkt in salades e/o nagerechten Melkproducten (kaas, nagerechten), bij voorkeur kiezen op basis van half volle melk, of producten met verlaagd vetgehalte Dranken : kiezen voor fruitsappen zonder toegevoegde suikers. Altijd en overal het drinken van minimaal anderhalve liter vocht (bij voorkeur water) per dag sterk aanbevelen. Aanbevolen portiegrootte : o eiwitportie : 125 g o zetmeelproduct : 200 g o groenten, gekookt : 250 g of rauw : 150 g Opmerking 1 Wellicht is het opportuun bij het formuleren van aanbevelingen rekening te houden met de aard van de gemeenschapsrestauratie. Gedacht wordt een onderscheid te moeten maken tussen enerzijds restauratieve diensten waar slechts 5 maaltijden per week worden geserveerd (bedrijfsrestauratie, scholen in externaat, horecazaken die een ‘dagschotel’ aanbieden, …) en restauratieve diensten waar 21 maaltijden per week worden geserveerd (rust en verzorgingsinstelling, bejaardentehuis, universiteitsrestaurant, gevangenis, klooster, legerkeuken, …). In deze instellingen (21x/w) is het nutritioneel aspect van de totaal aangeboden voeding veel belangrijker in vergelijking met de partieel aangeboden voeding (5x/w) waar de eetdeelnemer zijn/haar voeding door andere, eigen gekozen maaltijden en voedingsmiddelen kan aanvullen. Anderzijds zijn er de HORECA-zaken (inclusief snack-, sandwichbar, themarestaurants, ….) waar in functie van de aard van het restaurant de aangeboden maaltijden zeer divers of juist zeer beperkt (sandwichbar) kunnen Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie. zijn. Opmerking 2 Om de door de werkgroep geformuleerde aanbevelingen te realiseren is het belangrijk dat keukenmedewerkers degelijk geïnformeerd worden, bijvoorbeeld via beroepspers, voortgezette opleiding, schoolopleiding, … Een rode draad doorheen alle hier aangehaalde aanbevelingen is dat ‘gezond eten ook kan lekker zijn en om een succes te zijn moet het ook lekker zijn’ Opmerking 3 Horeca zoals omschreven in de definitie van het K.B. omtrent de financiering van het FAVV. 4. Keukenzout (NaCl) vervangen door vervangzout (jodiumzout) Onze aanbeveling is bij de bereiding van het voedsel en wanneer zout door de eetdeelnemer wordt toegevoegd het keukenzout te vervangen door jodiumzout. Betrokken partijen en deelnemers van de werkgroep BEMORA D.G.COMMUNAUTE GERMANOPHONE FED HORECA VLAANDEREN FED BRUSSEL FED WALLONIE TEST AANKOOP UBC UPDLF VGRB VIG VVVD Dirk Lemaître Verslaggever Belangrijk: De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren. Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de verschillende maatschappelijke actoren. Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de maatschappelijke actoren voor een brede consultatie.