Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) T.a.v. dr. M. Bussemaker Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Den Haag: 14 januari 2010 Kenmerk: MD/PC/2010/05721 Betreft: Advies Commissie Doek Geachte Bussemaker, Een eerste belangrijke stap voorwaarts. Dit was onze eerste gedachte bij het doorlezen van het Advies medisch-wetenschappelijk onderzoek met kinderen van de commissie Doek. Vanuit de innoverende farmaceutische industrie zijn wij zeer verheugd over de aanbevelingen en conclusies van dit rapport. Wij pleiten voor overname van de aanbevelingen, zodat de Nederlandse klinische centra en industrie betere mogelijkheden krijgen om te investeren in medisch wetenschappelijk onderzoek met kinderen. Daarbij dringen wij aan op een verbreding van discussies naar andere aandoeningen naast de zeldzame en ernstige aandoeningen waarover in het rapport wordt gesproken. Kinderen verdienen dit ook. Op dit moment vindt veel wetenschappelijk onderzoek plaats naar geneesmiddelen specifiek voor kinderen. Uit een recent rapport van onze Amerikaanse zusterorganisatie PhRMA blijkt dat alleen al in de Verenigde Staten meer dan 200 geneesmiddelen specifiek in ontwikkeling zijn voor de behandeling van verschillende ziekten bij kinderen. Geneesmiddelenonderzoek bij kinderen is noodzakelijk. Allereerst is hier een medische noodzaak voor. Veel ziekten komen alleen bij kinderen voor en/of hebben op de kinderleeftijd een minder gunstige prognose. Daarnaast zijn kinderen niet eenvoudig als ‘kleine volwassenen’ te beschouwen. Verschillen in metabolisme, verdeling en afbraak van een ingenomen geneesmiddel en effecten van het geneesmiddel op bijvoorbeeld groei en ontwikkeling zijn niet makkelijk te extrapoleren. Het belang van geneesmiddelenonderzoek bij kinderen is ook erkend door de Europese autoriteiten en heeft geleid tot specifieke regelgeving waaraan bedrijven moeten voldoen bij het introduceren van nieuwe geneesmiddelen voor kinderen (het zogeheten Paediatric Investigation Plan). In dit kader is het verontrustend en onacceptabel dat de te strenge implementatie van de Europese richtlijn voor klinisch onderzoek ertoe leidt dat (Nederlandse) bedrijven die geneesmiddelen voor aandoeningen bij kinderen ontwikkelen hun klinische onderzoeken in het buitenland moeten uitvoeren. Hierdoor worden Nederlandse patiënten en onderzoekers buiten spel gezet en hebben ze geen toegang tot deze innovatieve middelen. Dit is ongewenst, zeker omdat Nederlandse patiëntorganisaties de ontwikkeling van de nieuwe middelen (financieel) ondersteunen. Het niet participeren aan klinisch onderzoek heeft ook tot gevolg dat zorgverleners en patiënten pas op een later tijdstip over deze nieuwe, innovatieve middelen kunnen beschikken en ook pas later de benodigde kennis over de middelen kunnen opdoen. De huidige Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek bij Mensen (WMO) bevat regels om het individuele kind te beschermen. Deze zijn echter strijdig met de behoefte van kinderen aan nieuwe en goed geteste geneesmiddelen. Ook wij erkennen dat juist kinderen erg kwetsbaar zijn en adequate bescherming verdienen. Een juiste bescherming is in onze ogen echter ook mogelijk met een eenvoudigere wetgeving, zoals ook de commissie Doek aangeeft in haar rapport. Ook is dan meer ruimte mogelijk voor persoonlijke afwegingen en keuzes van kinderen. Tevens onderschrijven wij ook de conclusie om extra aandacht te vragen voor professionalisering van de zorgverlener bij het uitvoeren van onderzoek bij kinderen. Meer aandacht hiervoor in de opleidingen, het stimuleren van uitwisseling van ervaring en het streven naar maximale kwaliteit zullen zeker het geneesmiddelen onderzoek in Nederland verbeteren. Overname van de aanbevelingen uit het rapport van de commissie Doek geeft daarnaast ook een belangrijke impuls aan de innovatie binnen de Nederlandse life sciencesindustrie. Een snelle implementatie van de aanbevelingen geeft een positief signaal af richting de hoofdkwartieren van de in ons land gevestigde innovatieve farmaceutische bedrijven en maakt Nederland aantrekkelijker voor klinisch onderzoek. Meer onderzoek in Nederland betekent ook meer kennis bij zorgverleners en een stimulering voor het wetenschappelijk niveau. Binnen het klinisch onderzoek is een aparte positie voor het zogeheten fase I onderzoek, waarmee wetenschappers veel fundamenteel wetenschappelijke kennis over behandeling bij kinderen opdoen. Met de huidige regelgeving is fase I onderzoek in de praktijk niet mogelijk. Overname van het huidige advies vergroot de kans dat ook deze fase van onderzoek in Nederland kan plaatsvinden. Dit werkt op zijn beurt stimulerend op de mogelijkheden dat de vervolgonderzoeken, de fases II tot en met IV eveneens in Nederland zullen plaatsvinden. Vanwege het grote belang van een snelle implementatie van de aanbevelingen voor patiënten en onze nationale kenniseconomie verzoeken we u om gezamenlijk met de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk tot besluitvorming en aanpassing van de wet te komen. Mocht u behoefte hebben aan kennis en ervaringen van bedrijven in andere Europese landen, dan zijn wij natuurlijk graag bereid deze met u te delen Met vriendelijke groet, Dr. Michel A. Dutrée Algemeen directeur CC: Tweede Kamer / vaste kamercommissie VWS Commissie Doek Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) College voor zorgverzekeringen (CVZ) College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) Nederlandse Federatie Universitair Medisch Centra (NFU) Nederlandse Vereniging van Medisch-Ethische Toetsingscommissies (NVMETC) Academisch Pediatrisch Overleg (APO) BioFarmind Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ)/Samenwerkende Topklinische Ziekenhuizen (STZ) Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde(NVK) Vereniging Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties (VSOP) Medicines for Children Research Network (MCRN)