Fysieke activiteit

advertisement
Werkgroep 3 – Fysieke activiteit
Identificatie en situering van de problematiek:
Er kan algemeen vastgesteld worden dat de Belgische bevolking te weinig fysiek actief is. Dit geldt
voor minstens de helft van de bevolking. De Belgen scoren niet goed in vergelijking met de Europese
landen. België behoort tot de top van de meest sedentaire landen, zelfs indien “fysieke activiteit” ruim
wordt geïnterpreteerd. De inactiviteit neemt toe met toenemende leeftijd. Meisjes en vrouwen zijn
minder actief dan jongens en mannen. Mensen met een lager opleidingsniveau doen minder aan
beweging dan mensen met een hoger opleidingsniveau. Ook een groot percentage jongeren in België
zijn te weinig fysiek actief. Tijdens de adolescentieperiode vindt de grootste daling in fysieke activiteit
plaats. Bovendien is er een grote kans dat inactieve jongeren een blijvende fysieke inactieve leefstijl
ontwikkelen (inactieve personen blijven namelijk inactief).
Anderzijds loopt de bevolking meer risico’s op chronische ziekten verbonden aan voeding en aan het
gebrek aan fysieke activiteit. Op het gebied van de volksgezondheid is het dus een prioriteit om
mensen aan te sporen tot regelmatige lichaamsbeweging. Het huidige gebrek aan fysieke activiteit in
België vormt een ernstig probleem voor de volksgezondheid. Een dergelijke gedragsaanpassing is
zeker niet gemakkelijk te realiseren. Toch is het belangrijk om hieromtrent doelstellingen te formuleren.
Het zou vooral nuttig zijn zich te concentreren op de matige, dagelijkse lichaamsbeweging in plaats van
op de intensieve activiteiten gedurende de vrije tijd.
Identificatie van de belangrijkste causale factoren:
Demografische en biologische factoren: opleiding, geslacht, inkomen/sociaal-economische status,
regio
Individuele factoren : Kennisniveau van gezondheid en beweging, te weinig tijd, geen plezier, stress
Sociale en culturele factoren: sociale druk van vrienden/partner/het ‘liefje’/familie/collega’s/leraars
Omgevingsfactoren: Toegang tot faciliteiten: huidige toestand – opinie van gebruikers
Objectieven in het kader van het voedings- en gezondheidsprogramma:
Algemeen objectief: stimuleren van fysieke activiteit en sport, die deel uitmaakt van de
levensstijl en die aangepast is aan een evenwichtige voeding, door de volgende maatregelingen
te treffen:
1. Verhogen van het niveau van fysieke activiteit in de algemene bevolking, maar voornamelijk bij de
jongeren (adolescenten) en vrouwen.
2. Aanmoedigen van een regelmatige fysieke activiteit en sportbeoefening door te werken aan zowel
de problemen die verbonden zijn met omgevingsfactoren (verkeer, onveiligheid, infrastructuur,…)
en sociale factoren (sociaal-economische ongelijkheid) als aan de factoren die verbonden zijn met
de sedentaire levenswijze (computer, spelletjes, TV,…)
Aanbevelingen om deze objectieven te bereiken:
1. Eerste objectief: het niveau van fysieke activiteit in de algemene bevolking verhogen en vooral bij
de jongeren (adolescenten) en vrouwen
 De huidige norm, namelijk het doen van 30 minuten matige intense fysieke activiteit elke dag (60
minuten bij kinderen en jongeren) moet bekend gemaakt worden aan de bevolking. Dit zodat de
misvatting dat men vooral intense sporten moet doen om effecten op gezondheid te hebben, uit
ons land verdwijnt, het moet in deze context duidelijk zijn dat alle soorten fysieke activiteit goed
1
Belangrijk:
De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de
werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten
afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren.
Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en
Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de
verschillende maatschappelijke actoren.
Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische
Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de
maatschappelijke actoren voor een brede consultatie.


zijn, zoals wandelen, fietsen, trappen lopen, enz… en naarmate men meer en intense activiteiten
doet, dit een additioneel en voordelig effect zal hebben op de gezondheid.
Specifieke aandacht moet worden besteed aan adolescenten, aangezien in deze periode de
grootste daling in fysieke activiteit plaatsvindt, aan meisjes en vrouwen, aangezien zij vanaf 10 jaar
een belangrijke risicogroep zijn, en aan lager opgeleiden.
Het verhogen van de gepercipieerde competentie of zelfvermogen om fysiek actief te zijn en te
blijven, door middel van zelfmotivatie en op basis van realistische en concrete doelstellingen die
men zichzelf met betrekking tot fysieke activiteit stelt.
2
Belangrijk:
De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de
werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten
afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren.
Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en
Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de
verschillende maatschappelijke actoren.
Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische
Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de
maatschappelijke actoren voor een brede consultatie.
2.




Tweede objectief: aanmoedigen van fysieke activiteit en sportbeoefening door te werken aan de
problemen die zowel verbonden zijn met omgeving en sociaal-economische factoren als aan de
sedentaire manier van leven.
het verhogen van gepercipieerde voordelen gerelateerd aan fysieke activiteit, in het bijzonder
plezier, sociale contacten en gezondheidsvoordelen en het verminderen van gepercipieerde
hindernissen, waarbij ‘gebrek aan tijd’ en ‘ik ben niet het sportieve type’ en ‘ik heb te veel
psychische en / of gezondheidsproblemen en ik ben te oud om aan beweging te doen’ kan
aangepakt worden door een actieve levensstijl te promoten en deze activiteiten in te passen in het
dagelijks leven;
het verhogen van de sociale ondersteuning ten aanzien van fysieke activiteit, waarbij het bij jonge
kinderen vooral de ouders zijn die hiervoor moeten aangemoedigd worden, en naarmate kinderen
ouder worden vrienden, broers en zussen, het ‘liefje’, de partner, en de collega’s een belangrijke
ondersteunende rol krijgen
het aanmoedigen om een sport- of activiteitspartner te zoeken om samen fysiek actief te zijn,
aangezien gebleken is dat een dergelijke partner een heel sterke vorm van sociale ondersteuning
vormt
Recente studies tonen aan dat omgevingsfactoren ook een belangrijke rol spelen in het verklaren
van fysieke activiteit van lage en matige intensiteit. Wandelen en fietsen als transport of in de vrije
tijd worden ten dele bepaald door het uitnodigend karakter van de omgeving voor
voetgangers/wandelaars, in het engels uitgedrukt als ‘walkability’. Een omgeving met een hoge
bevolkingsdichtheid, kleinere afstand naar winkels en voorzieningen, beschikbaarheid van
voetpaden en fietspaden, veiligheid, aantrekkelijkheid, verkeersdrukte, … zal mensen meer
aanzetten tot wandelen en fietsen. Bij het bouwen van wegen, buurten, huizen, scholen, … moet
met deze factoren rekening gehouden worden zodat op die manier beweging kan toenemen met
grote groepen mensen.
Als besluit kan men stellen dat bij alle acties die op het touw gezet worden in het domein van
‘sociale acties, onderwijs, urbanisatie, jongeren en vrije tijd’ op verschillende niveaus (Regio’s,
Gemeenschappen, Gewesten, Provincies, gemeenten,…) men bovenstaande logica in rekening
moet brengen. Bij voorlichting van de bevolking moet voldoende belang gehecht worden
fysieke activiteit en een positieve, aanmoedigende communicatie hieromtrent moet
onlosmakelijk deel uitmaken van alle genomen acties.
Deelnemende actoren (stakeholders)
Observatoire de la Santé Luxembourg, Ecole Santé Publique Ulg, VIG, Choprabisco, Subel,
Onafhankelijke Ziekenfondsen, Observatoire de la Santé du Hainaut, Communauté. Française. DG
Santé, FOD Volksgezondheid, veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, COIB
Referenties:
 U.S. Department of Health and Human Services. Physical Activity and Health. A Report of the
Surgeon General, Atlanta, Georgie, U.S. Department of Health and Human Services, Centers for
Disease Control and Prevention, National Center for Chronic Disease Prevention and Health
Promotion, 1998.

Eurodiet. Nutrition & Diet for Healthy Lifestyles in Europe : the EURODIET Evidence. Public Health
Nutrition Vol 4. 2(A) and 2(B).2001
3
Belangrijk:
De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de
werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten
afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren.
Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en
Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de
verschillende maatschappelijke actoren.
Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische
Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de
maatschappelijke actoren voor een brede consultatie.

Serétariat au loisir et au sport, Ministère de la Santé et des Services Sociaux. Quantité d’activité
physique requise pour en retirer des bénéfices pour la santé. Avis du Comité scientifique KinoQuebec. 1999.

Rapport sur la santé dans le monde, 2002 – Réduire les risques et promouvoir une vie saine.
Genève, Organisation Mondiale de la Santé, 2002.
4
Belangrijk:
De in deze fiches opgenomen conclusies en aanbevelingen zijn het resultaat van de discussies die gehouden zijn in het kader van de
werkzaamheden van de verschillende werkgroepen. Ze geven de consensus weer die werd bereikt binnen de werkgroepen door experten
afgevaardigd door de verschillende maatschappelijke actoren.
Met deze conclusies en aanbevelingen zal worden rekening gehouden bij het opstellen van de tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en
Gezondheidsprogramma om te komen tot een coherent beleid. Ze bepalen het draagvlak dat gesteund is op het engagement van de
verschillende maatschappelijke actoren.
Deze conclusies en aanbevelingen mogen dus niet gezien worden als concrete aanbevelingen voor het nutritioneel beleid van de Belgische
Overheid. De tekst van het Belgisch Nationaal Voedings- en Gezondheidsprogramma zal in Oktober worden voorgelegd aan de
maatschappelijke actoren voor een brede consultatie.
Download